direct naar inhoud van 2.4 Gemeentelijk beleid
Plan: Bouwinitiatief startblok, Kanaleneneiland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPBOUWINISTARTBLOK-0401

2.4 Gemeentelijk beleid

2.4.1 Structuurvisie Utrecht 2015 - 2030

Voor de stad Utrecht is op 1 juli 2004 de Structuurvisie Utrecht 2015-2030 vastgesteld. In de structuurvisie zijn de gewenste toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen van de stad Utrecht beschreven. Daarbij wordt uitgegaan van drie kernkwaliteiten van de stad, die in de structuurvisie zijn uitgewerkt in drie perspectieven: De Markt, Het Podium en De Binnentuinen.

  • De Markt sluit aan bij de kernkwaliteit: de stad als randstedelijk centrum in een economisch dynamische en hoogstedelijke omgeving.
  • Het Podium sluit aan bij de kernkwaliteit: de stad als ontmoetingsplaats voor winkelen, cultuur, onderwijs en recreatie.
  • De Binnentuin sluit aan bij de kernkwaliteit: de grote stad met kleinschaligheid en sociale cohesie in de wijken.

De perspectieven zijn deels vertaald naar ambities voor de korte en middellange termijn (2015) in het ontwikkelingsbeeld 2015. Van toepassing op het plangebied is het perspectief De Markt, met als doelen het stimuleren van de economische vitaliteit in Utrecht in stedelijke regionale en landelijke context en het vergroten van de herkenbaarheid van de kernkwaliteit door o.a. het ontwikkelen van een (bijbehorend) hoogstedelijk milieu. Het plangebied is daarbij aangewezen voor “Hoogstedelijke ontwikkelingen met het accent op wonen”. Door de situering van het plangebied tussen snelweg en het centrum kan juist hier een hoogstedelijk milieu vorm krijgen met intensievere bebouwing, architectonische vormgeving van de openbare ruimte en nadruk op OV-ontsluiting. Het ontwikkelen van een hoogstedelijk milieu vraagt om intensief grondgebruik, hoogbouw, gebouwde parkeervoorzieningen, wonen boven bedrijven en winkels en een openbare ruimte met een architectonische vormgeving als onderdeel van de ontwerpopgaven in deze gebieden.

Voor een aantal gebieden zijn gebiedsperspectieven 2030 opgesteld. Het betreft onder de Merwedekanaalzone, waar de inzet gericht is op het versterken van de woonfunctie via transformatie en intensivering. Hierdoor zal een sterke menging van functies ontstaan. Voor de periode tot 2015 wordt ingezet op het toevoegen van stedelijke woonmilieus. Intensiveren van huidige extensieve bedrijven en het opwaarderen met arbeidsintensieve werkgelegenheid zal op kleinere schaal plaatsvinden. Daarnaast wordt kleinschalige bedrijvigheid gestimuleerd, bijvoorbeeld in de vorm van woon-werk eenheden.

2.4.2 Hoogbouwvisie 'Waar wel en waar niet hoog bouwen in Utrecht'

De doelstelling van de hoogbouwvisie is het leveren van een toetsingskader voor hoogbouwplannen, door ten eerste na te gaan wat de mogelijke bijdrage is die hoogbouw kan leveren aan de ontwikkeling van Utrecht, en ten tweede door het geven van een visie op de meest (on)wenselijke locaties voor hoogbouw. Voor de hoogbouwvisie is gewerkt met de volgende vaststaande uitgangspunten:

  • hoogbouw wordt altijd in verhouding gezien met de omgeving;
  • behoud van het kleinschalige karakter van stadswijken;
  • de zichtlijnen op de Dom moeten behouden blijven;
  • hoogbouw als middel om om de stad beter zichtbaar en herkenbaar te maken. Utrecht wordt één stad met twee centra: het huidige centrum met stationsgebied en het toekomstige Centrum Leidsche Rijn. De kloof tussen de twee stadsdelen wordt in de toekomst gedicht door de zogeheten Centrale Zone, die ruwweg parallel loopt aan de A2 en het Amsterdam-Rijnkanaal.

In het Wensbeeld 2030 is de stad opgedeeld in een drietal categorieën:

  • a. De Binnentuinen: deze categorie bevat een subcategorie “laag” met een basis van 9 meter en een subcategorie “hoog” met een basis van 15 meter, beiden met de mogelijkheid tot incidentele accenten tot (in principe) het dubbele van de omliggende bebouwingshoogte;
  • b. De Centrale Zone: de basismaat bedraagt in dit gebied 15 of 30 meter. Er zijn accenten tot in het dubbele van de omliggende bebouwingshoogte mogelijk. In een beperkt zoekgebied, kunnen incidentele accenten van 60 tot 80 meter worden geplaatst;
  • c. De Brandpunten: de maximale bebouwingshoogte bedraagt 90 meter, respectievelijk een niet gemaximaliseerde hoogte (Stationsgebied respectievelijk centrum Leidsche Rijn).


Het plangebied valt op grond van het Wensbeeld 2030 in de Centrale Zone. Ter plaatse is een bebouwingshoogte tot 30 meter mogelijk, met incidentele accenten tot 60 m.

2.4.3 De schoonheid van Utrecht - Welstandsnota 2004

In de Welstandsnota Utrecht van juli 2004, getiteld "De schoonheid van Utrecht", is geformuleerd op welke wijze het welstandsbeleid van de gemeente Utrecht uitgevoerd zal worden. Dit betreft vanzelfsprekend de welstandstoetsing van vergunningplichtige bouwwerken en toetsing op basis van de loketcriteria. De nota, die verplicht is om welstandsbeleid te kunnen voeren, kent de volgende doelen:

  • het plaatsen van de welstandsbeoordeling binnen een inhoudelijk, objectief kader waarmee de rechtszekerheid voor de initiatiefnemer wordt gediend;
  • het verhogen van de kwaliteit van de welstandsadvisering;
  • het vastleggen van efficiënte en transparante procedures voor de welstandszorg;
  • het bieden van meer samenhang in het beleid dat zich richt op het uiterlijk van de stad.

Voor vergunningplichtige bouwwerken geldt het volgende:

  • op basis van een gebiedsgerichte analyse per buurt of wijk worden in hoofdlijnen een ruimtelijke karakteristiek gegeven;
  • ambities worden vertaald in beleidsniveaus per gebied; deze beleidsniveaus zijn: Behoud, Respect en Open; de drie niveaus onderscheiden zich onderling in mate van vrijheid in omgaan met de bestaande structuur en architectuur;
  • algemeen geldende beoordelingscriteria verschillen alleen per beleidsniveau en niet per gebied.

Het plangebied is aangeduid met het beleidsniveau 'open'. Dit niveau houdt in dat zowel verandering als handhaving van het bebouwingsbeeld mogelijk zijn, zowel naar structuur als architectuur maar met behoud van landschappelijke waarden. Dit betekent:

  • een vrije en open oriëntatie op het bestaande bebouwingsbeeld;
  • er is ruimte voor vernieuwing;
  • bij gedeeltelijke veranderingen van de structuur wordt aangesloten op de bestaande omgeving.
2.4.4 Woonvisie 2009 - 2019: Wonen in een sterke stad

Op 14 januari 2010 heeft de Utrechtse gemeenteraad de woonvisie 2009 - 2019 vastgesteld. In de Woonvisie geeft de gemeente haar visie op het Utrechtse woonbeleid van de komende tien jaar.

De visie krijgt heeft als titel "Wonen in een sterke stad". Utrecht is een sterke stad omdat veel mensen in Utrecht willen wonen en blijven wonen. Dit hangt samen met de aantrekkelijkheid van de stad en haar omgeving, de ligging binnen Nederland en met de economische kracht van de regio. Hierdoor kent de stad wel een grote druk op de woningmarkt.

De Woonvisie geeft aan hoe vanuit het wonen kan worden bijgedragen aan het behouden en versterken van de kracht van de stad. Dit gebeurt door het vergroten van het woningaanbod in Leidsche Rijn en Rijnenburg en door vernieuwing in de bestaande stad. Daarnaast wordt er veel nadruk gelegd op het in beweging krijgen van de verstopte woningmarkt. In de periode 2010-2019 worden er 26.300 woningen aan de voorraad toegevoegd (= 2.630 woningen per jaar).

Bij het in beweging krijgen van de woningmarkt ligt de sleutel voor een belangrijk deel bij het vergroten van het aanbod voor de zogenaamde middeninkomens. Hierdoor wordt er beter tegemoet gekomen aan de woonwensen van deze groep en kan tegelijkertijd de druk op de voorraad sociale huurwoningen worden verkleind.

De visie wil daarbij een duidelijk verbinding leggen tussen het woonbeleid en "Utrecht stad van kennis en cultuur". Dit betekent enerzijds het maken van woonmilieus waarin de werknemers in de Utrechtse kenniseconomie kunnen en willen wonen, en anderzijds meer mensen kansen te bieden in het onderwijs en op de arbeidsmarkt in combinatie met een gedifferentieerder woningaanbod in de wijken.

2.4.5 Visie Merwedekanaalzone

In augustus 2005 heeft de Utrechtse gemeenteraad de visie Merwedekanaalzone vastgesteld. In de Merwedekanaalzone bevinden zich veel bedrijven, hetgeen het gevolg is van de oorspronkelijke ligging van de zone aan de rand van de stad. Met de bouw van wijken als Oog in Al, Transwijk en Kanaleneiland is de Merwedekanaalzone meer in de stad komen te liggen en met de komst van Leidsche Rijn zelfs centraal in de stad. Ten tijde van vaststelling van de visie is de zone gekarakteriseerd als relatief extensief gebied, dat gezien zijn ligging vraagt om verandering en intensivering. Bovendien vormt de Merwedekanaalzone op veel plekken een barrière in de stad tussen wijken. De opgave is dan ook om de barrièrewerking van de Merwedekanaalzone om te buigen naar verbindingszone tussen wijken en buurten. Om initiatieven, die een bijdrage kunnen leveren aan de gewenste transformatie, te kunnen toetsen is de Visie Merwedekanaalzone opgesteld, die een ruimtelijk functioneel kader moet vormen.

Het plangebied valt binnen het deelgebied Hoogwaardig werken, gelegen tussen De Koningin Wilhelminalaan, Beneluxlaan, Europalaan en het Merwedekanaal. Het gebied is ten tijde van vaststelling van de visie grotendeels ingevuld met (laagwaardige) bedrijven, waarbij doorsteekmogelijkheden ontbreken. Enkele bedrijven behoren tot milieucategorie 4, hetgeen beperkingen aan nieuwe ontwikkelingen oplegt.

In het deelgebied moet beter gebruik worden gemaakt van de ruimtelijke kwaliteit, de goede bereikbaarheid en de centrale ligging van het gebied in de stad. Door intensivering, een hoogwaardige functionele invulling, meer menging van functies en veel aandacht voor de situering, oriëntatie en architectuur van de bebouwing kan de belevingswaarde van het gebied worden verhoogd. De barrièrewerking kan worden weggenomen door meerdere doorsteken te maken, zowel in het gebied als via een brug over het kanaal. Het gebied, met nu vooral extensieve bedrijvigheid (veelal in de categorieën 3 en 4), wordt stapsgewijs omgevormd tot een gebied dat een meer gemengd en hoogwaardig karakter heeft dan dat nu het geval is. Te denken valt aan een menging van functies als hoogwaardige bedrijvigheid (categorie 2), kantoren, kleinschalige bedrijvigheid, voorzieningen en een enkele grootschalige detailhandelsvestiging (de bestaande bouwmarkt), wonen en onderwijs. Met uitzondering van de locatie van het Gemeentelijk Vervoersbedrijf zijn extra kantoren niet mogelijk tot 2015 in verband met beleidsafspraken. De bedrijvigheid in het gebied zal, overeenkomstig het ambitieniveau, op den duur een hoogwaardig karakter moeten krijgen.

2.4.6 Groenstructuurplan Utrecht 'Stad en land verbonden'

Gemeente Utrecht heeft een groenstructuurplan vastgesteld ter behoud en ontwikkeling van de kwaliteiten van het stedelijk groen als onderdeel van een kwalitatief hoogstaand woon- en vestigingsklimaat. Het Groenstructuurplan (2007-2011) van Utrecht geeft in hoofdlijnen de gebruiksfunctie, de bestemming, de beeldende rol, de ecologische betekenis en het onderhoudskarakter van de groenvoorzieningen in de stad aan. Dit kunnen bestaande voorzieningen zijn of voorzieningen die nog ontwikkeld gaan worden.

De visie voor het stedelijk groen gaat uit van de verbetering van de kwaliteit van het huidige stedelijke groenareaal, het realiseren van groene verbindingen naar de omringende landschappen en uitbreiding van het groene areaal om Utrecht. In de visie op de stedelijke groenstructuur Utrecht 2030 is onder andere de ambitie neergelegd voor een groenverbinding langs de oevers van het Amsterdam-Rijnkanaal en het Merwedekanaal. Deze ambitie is daarbij aangeduid als prioriteit tot 2011.

2.4.7 Bomenbeleid Utrecht 2009-2030

Eén van de belangrijkste doelen van het Utrechtse bomenbeleid is een samenhangende bomenstructuur voor de stad te verbeteren en te ontwikkelen, gebaseerd op cultuurhistorische, ruimtelijke en ecologische uitgangspunten en milieu.

Voor 2030 zet de gemeente in op het behoud en de ontwikkeling van de bomenstructuur. Dit zal gebeuren door twee beleidsdoelstellingen:

  • waar mogelijk ontbrekende bomen in de bomenstructuur aanvullen om zo een samenhangende structuur te creëren. Dat betekent bij de ruimtelijke plannen in de komende jaren bezien waar bomen kunnen worden toegevoegd om zo de bomenlanen en pleinen te completeren. Daarnaast bij ingrepen in de huidige structuur op basis van een goed programma van eisen de structuur weer aanvullen;
  • de bomenstructuur verder verbeteren door extra zorg aan beheer en onderhoud te besteden. Dit kan resulteren in extra zorg bij aanplanting van bomen, bij groeiplaatsen van oudere bomen, bij de verzorging van de bomen in de jeugdfase en bij bomenziekten.

De Beneluxlaan is daarbij aangeduid als zijnde 'stadslaan'. Dergelijke lanen hebben een structurerend element, waarbij twee of meer rijen laanbomen essentieel zijn. Langs het Merwedekanaal kennen bomen een sterk lineaire plantwijze. De bomenrij langs de Beneluxlaan blijft daarbij behouden.

2.4.8 Duurzaamheid

Duurzaamheid en klimaat zijn één van de stedelijke ambities. Dit houdt niets meer en minder in dan zorgen dat gebiedsontwikkeling conform het concept van de drie P's (people, planet en profit) tot stand komt. Dat gaat verder dan groen en energiezuinige woningen. De woningen die nu gebouwd worden staan er voor 100 jaar en langer. Centraal in het duurzaam bouwen beleid van de gemeente staat het visiedocument "Duurzaam huisvesten". Daarin verwoordt de bouwinitiatiefnemer zijn visie op de toekomstbestendigheid van de planontwikkeling en de bouwwerken, vast te leggen in een ambitie. Deze visie wordt vertaald naar concrete maatregelen en oplossingen in het ontwerp.

2.4.9 Energie

De gemeente heeft in haar Milieubeleidsplan op energiegebied een duidelijke ambitie vastgelegd "in 2030 CO2 neutraal". Ontwikkel- en herstructureringslocaties moeten een bijdrage leveren om deze ambitie te realiseren.

Programma Utrechtse energie 2011-2014
Duurzaamheid is één van de pijlers van het Utrechts collegeprogramma 2010-2014 'Groen, open en sociaal'. Het collegeprogramma legt drie accenten in het werken aan duurzaamheid:

  • 1. Energie besparen en duurzaam opwekken;
  • 2. Schone lucht door een gezonde mobiliteit;
  • 3. Een aantrekkelijke groene omgeving.


In het ontwerp moet uitwerking worden gegeven aan een bijzonder energieconcept. Dat kan door gebruik te maken van het warmtenet of door een gelijkwaardig alternatief energieconcept. Eventueel met behulp van het toevoegen van stedelijk groen en water om een positieve bijdrage leveren aan klimaatadaptatie.


Gelet op de ligging van de locatie en de beoogde dichtheid moet een bijzondere milieukwaliteit door een gemiddelde ambitiescore van 8 op grond van GPR-gebouw worden behaald.

Met een prestatiegericht instrument als GPR moet het volgende resultaat gehaald worden:

  • voor woningbouw gemiddeld 8,0
  • voor andersoortige bouwwerken gemiddeld 7,5
2.4.10 Utrecht sterke kantorenstad 2009

De gemeente Utrecht voert een stedelijke ontwikkelingsstrategie voor kantorenlocaties in de stad. Om helderheid te scheppen over de stedelijke ontwikkelingsstrategie is het Afsprakenkader Kantoorontwikkelingen 2008-2015 opgesteld. Hierin zijn de hoofdlijnen en bindende afspraken vastgelegd voor de ontwikkeling van kantoren in de stad Utrecht. Het beleid voor nieuwe kantoorlocaties laat zich als volgt samenvatten:

  • Tot 2015 is een gezamenlijke marktruimte van ruim 1.000.000 m2 bruto vloeroppervlak (bvo). Daarvan is 900.000 m2 direct toegewezen aan projecten en blijft 100.000 m2 in portefeuille, met als doel dit later (tegen betaling) toe te wijzen aan projecten die een bijzondere bijdrage kunnen leveren aan het Regionaal Structuurplan.
  • De stad Utrecht heeft tot 2015 622.000 m2 bvo toegewezen gekregen en in de periode na 2015 nog eens 270.000 m2.
  • Restvolumes in oude bestemmingsplannen vallen niet onder het Regionaal Structuurplan.
  • Op grond van de regionale afspraken zou in het Stationsgebied nog 240.000 m2 kantoren ontwikkeld kunnen worden. Omdat het Stadskantoor in het Regionaal Structuurplan niet wordt meegerekend, is er daardoor theoretisch 300.000 m2 ruimte.
  • Het verslepen van een kantorenprogramma van de aangewezen locatie naar een andere is niet toegestaan. Dit kan wel binnen de twee grote nieuwbouwlocaties Leidsche Rijn en Stationsgebied.
  • Bij sloop mag alleen op dezelfde locatie worden teruggebouwd.
  • Kleinschalige kantorenlocaties van minder dan 1.500 m2 bvo maken geen deel uit van de afspraken in het Regionaal Structuurplan.
  • De gemeenten streven naar het zoveel mogelijk beperken van kantoorfuncties op bedrijventerreinen. Daarom mogen kantoorruimtes op deze terreinen niet worden afgesplitst of afgescheiden worden gebruikt.
  • Bij de kantoorontwikkeling wordt prioriteit gegeven aan de grote nieuwbouwlocaties Leidsche Rijn Centrum, Papendorp en Stationsgebied.
  • Voor nieuw uit te geven kantorenlocaties is een voorverhuur of eindgebruikerspercentage vereist van 75 procent.
  • Gemeenten zijn gebonden aan afspraken met betrekking tot mobiliteitseffecten en een mobiliteitstoets.
2.4.11 Toets plan

Voorliggend bestemmingsplan draagt bij aan de gewenste versterking van de woonfunctie, via transformatie en intensivering, in Merwedekanaalzone. Het betreft een uitwerking van de uitgangspunten, die in de Visie Merwedekanaalzone zijn opgenomen. Het plan is hiermee in overeenstemming met het gemeentelijk beleid. Er wordt ruimte geboden aan een stedelijk woonmilieu, waarin eveneens mogelijkheden zijn voor het ontplooien van kleinschalige bedrijvigheid. Er is sterk behoefte aan dit type woonmilieu in de gemeente Utrecht, waarmee wordt ingespeeld op de woningvraag van starters en middeninkomens. Bovendien wordt hiermee bijgedragen aan de gewenste versterking van de Utrechtse kenniseconomie. Het plan is daarnaast in overeenstemming met de hoogbouwvisie. Tot slot wordt aaneengesloten op de welstandsnota, die ruimte biedt voor vernieuwing, waarbij belang wordt gehecht aan aansluiting op de bestaande omgeving. Onderhavig plan is onder andere afgestemd op het naastgelegen gebied, City Campus Max.

Ten slotte is ten aanzien van het doorvertalen van het 'Programma Utrechtse energie 2011-2014', de score voor dit project een 8,5. Dit komt door de aanwezigheid van het stadsverwarmingsnet. Zodoende wordt voldaan aan de beoogde milieukwaliteit.