Plan: | Abrikoosstraat, Ondiep |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0344.BPABRIKOOSSTRAAT-0601 |
Deze paragraaf beschrijft de resultaten van relevante onderzoeken op het gebied van milieu, verkeer of flora en fauna. Voorts wordt per onderdeel beschreven of er noodzaak is tot het treffen van maatregelen. Indien dat het geval is worden de maatregelen beschreven en de gemaakte keuzes verantwoord.
In artikel 5.16 Wet milieubeheer staat een limitatieve opsomming van de bevoegdheden waarbij luchtkwaliteitseisen een directe rol spelen, zoals bij bestemmingsplannen. Luchtkwaliteitseisen spelen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een dergelijke bevoegdheid, indien bijvoorbeeld aannemelijk is gemaakt dat de ontwikkeling die het bestemmingsplan mogelijk maakt – al dan niet per saldo – niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
Het project Abrikoosstraat bestaat uit de sloop van 173 woningen. In totaal worden 169 woningen teruggebouwd. Daarnaast is geen sprake van de realisatie van nieuwe (gevoelige) dan wel uitbreiding van bestaande bestemmingen met bijbehorende verkeersaantrekkende werking die een negatieve beïnvloeding van de luchtkwaliteit tot gevolg hebben. Het is daarom aannemelijk dat de concentratie in de buitenlucht van luchtverontreinigende stoffen als gevolg van de ontwikkeling die het bestemmingsplan mogelijk maakt, per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft.
Conclusie
Op grond van artikel 5.16, lid 1 onder b van de Wet milieubeheer zijn luchtkwaliteitseisen geen belemmering voor de vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan.
Algemeen
De Wet geluidhinder stelt grenzen aan de toegestane geluidsbelasting op woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen ten gevolge van wegverkeer, railverkeer en industrielawaai. Deze grenzen worden bepaald door de voorkeursgrenswaarde en de maximale ontheffingswaarde.
Wegverkeer binnenstedelijk | Railverkeer | Industrielawaai | |
Voorkeursgrenswaarde | 48 dB | 55 dB | 50 dB(A) |
Maximale ontheffingswaarde | 63 dB | 68 dB | 55 dB(A) |
Indien de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden kunnen hogere grenswaarden worden toegestaan mits wordt voldaan aan de vereisten van de gemeentelijke geluidsnota. In dat geval dient dit met een akoestisch onderzoek onderbouwd te worden en dient een hogere grenswaarde procedure (Wet geluidhinder) te worden doorlopen.
Indien er een woning gebouwd wordt met een geluidsbelasting hoger dan de voorkeursgrenswaarde, wordt er in de gemeentelijke geluidsnota een aantal voorwaarden gesteld voor het verlenen van de hogere grenswaarden (maximaal te ontheffen waarden). Er dient hierbij te worden voldaan aan een aantal voorwaarden (zie paragraaf 4.2.3. van de Geluidnota Utrecht), te weten:
Plangebied
Het plangebied bevindt zich binnen de geluidszone van de Laan van Chartroise en ligt binnen de hinder(beoordelings)-zone van de Rioolwaterzuivering aan het Zandpad (RWZI). Het blokje langs het Ondiep ten noorden van de Moerbeistraat en de geprojecteerde woningen aan de zuidoostzijde van de Abrikoosstraat vallen binnen de geluidszone van de RWZI.
RWZI
De Rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) aan het Zandpad valt onder artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (IVB) en is daarmee bestempeld als zogeheten "grote lawaaimaker". Conform de regels van de Wet geluidhinder is er daarom rond het terrein een zone vastgesteld. De RWZI wordt bij vergunningverlening getoetst aan bepaalde grenswaarden buiten de zone en bij de binnen de zone gelegen bestaande en nieuwe (Loevenhoutsedijk) woningen. De zone fungeert verder als aandachtsgebied voor ontwikkelingen met betrekking tot geluidsgevoelige bestemmingen. Deze moeten steeds worden getoetst aan de regels van de Wet geluidhinder.
Uit geluidsberekeningen die door de afdeling Milieu & Duurzaamheid d.d. juli 2010 zijn uitgevoerd blijkt dat de voorkeurswaarde van 50 dB(A) tengevolge van het industrielawaai van het gezoneerde industrieterrein RWZI Zandpad op de nieuwbouwwoningen van het plan Abrikoosstraat niet wordt overschreden. Een hogere waarde procedure is voor dit aspect dan ook niet benodigd.
Wegverkeer
Het plangebied bevindt zich binnen de geluidszone van de Laan van Chartroise en moet worden beoordeeld op de grenswaarden van de Wet geluidhinder. Ook de geluidsbelasting van de 30-km wegen in het plangebied dient voor de ruimtelijke onderbouwing van het bestemmingsplan middels akoestisch onderzoek te worden beoordeeld. Dit is ook relevant in het kader van de toetsing van het bouwplan aan het Bouwbesluit.
In het kader van de voorbereiding van het ontwerpbestemmingsplan heeft er akoestisch onderzoek plaatsgevonden (Rapport R070872aaA3.ka van LBP d.d. 16 augustus 2010). Uit het akoestisch onderzoek volgt dat de bouwlocatie op enkele plaatsen een geluidsbelasting ondervindt van één of meerdere wegen boven de voorkeursgrenswaarde. Voor met name de woningen in hoek Laan van Chartroise – Ondiep dient met de indelingseisen rekening te worden gehouden. Deze woningen zullen door de gekozen situering niet zonder meer beschikken over een geluidsluwe gevel. De geluidsbelasting op de zuid- en westgevel bedraagt respectievelijk 61 en 54 dB. Door de buitenruimten gedeeltelijk gesloten uit te voeren, kan een geluidsluwe gevel ter plaatse van de buitenruimten worden gerealiseerd. Op basis van de definitieve plattegronden zal de exact benodigde afscherming bepaald moeten worden.
Aan de eisen die de Geluidnota Utrecht stelt aan het verlenen van een hogere waarde (luwe gevel, locatie buitenruimte en indeling) zal bij de uitwerking dienen te worden voldaan.
De ontwikkeling van woningen is bij uitwerking zonder voorwaarden mogelijk wanneer de geluidsbelasting lager is dan de voorkeursgrenswaarde. Als de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeursgrenswaarde maar niet hoger is dan de verleende hogere grenswaarde, is realisatie mogelijk onder voorwaarden. Dit stramien wordt in de bouwregels opgenomen. Er is sprake van een dusdanige ruimtelijk milieuhygiënische kwaliteit dat woningbouw, onder voorwaarden, kan worden toegestaan. Voor het plan wordt, conform de procedure van de Wet geluidhinder, ontheffing van de voorkeursgrenswaarde (besluit hogere waarde) verleend.
Wegen binnen het plangebied
Deze wegen binnen het plangebied worden alle ingericht als 30 km-wegen. Hiervoor gelden daarom geen eisen vanuit de Wet geluidhinder. Wel is het vanuit een goede ruimtelijke ordening wenselijk, dat woningen in een 30 km-zone de woningen een geluidsluwe gevel krijgen. Uit het onderzoek blijkt dat alle woningen voldoen aan het gemeentelijke beleid als ware de Wet geluidhinder van toepassing.
Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van wegen welke zijn aangewezen als doorvoerroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) bevat veiligheidsnormen voor bedrijven met gevaarlijke stoffen die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het plangebied bevindt zich niet in het invloedsgebied van Bevi-bedrijven.
Er wordt aangesloten op de stadsverwarming. Hiervoor wordt in het appartementengebouw een warmte distributieruimte gerealiseerd. Door de verschuiving van het profiel van de Druifstraat is het noodzakelijk de daar aanwezige kabels en leiding te rooien en opnieuw te leggen. De Nutspartijen zijn inmiddels op de hoogte en hebben hun plannen reeds ingediend.
De Waterparagraaf is een verplicht onderdeel van een ruimtelijk plan en vormt een wezenlijk element in het gehele watertoetsproces. Het fungeert als een instrument waarin de waterhuishoudkundige gevolgen van een plan inzichtelijk worden gemaakt en het wateradvies van de waterbeheerder en de gemaakte afwegingen expliciet en toetsbaar worden vastgelegd. Door de bestaande (geo)hydrologische situatie en randvoorwaarden, de geplande ontwikkeling en de ruimtelijke consequenties ten aanzien van de waterhuishouding te beschrijven, kan het streven naar een duurzaam en robuust watersysteem vroegtijdig in het ontwerpproces worden geïntegreerd.
Beleidskader
Deze Waterparagraaf sluit aan op het op duurzaam waterbeheer gericht beleid van de waterbeheerders en is ingepast in het kader van de onderstaande beleidsdocumenten:
In het algemeen is het beleid van het rijk, de provincie Utrecht, de gemeente Utrecht en het waterschap HDSR gericht op een duurzaam en robuust waterbeheer waarbij de waterkwaliteitstrits gescheiden inzamelen-gescheiden afvoeren-gescheiden verwerken en de waterkwantiteitstrits water vasthouden-bergen-vertraagd afvoeren gehanteerd wordt bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Bestaande situatie Watersysteem
Oppervlaktewater
Binnen het gebied dat wordt heringericht bevindt zich geen oppervlaktewater. Het meest nabij gelegen oppervlaktewater is de Vecht. Het streefpeil van de Vecht ligt op 0,40 m -NAP. Deze primaire watergang is in eigendom en beheer bij het waterschap Amstel Gooij en Vecht. De oevers van de Vecht zijn een waterkering en in beheer bij Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden (HDSR). Het waterhuishoudingsysteem blijft voor het oppervlaktewaterdeel ongewijzigd.
Grondwater en ontwateringsdiepte
De gemeente heeft voortkomend uit de nieuwe wet verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken de zorgplicht voor het treffen van maatregelen in de openbare ruimte om structurele nadelige gevolgen van een te hoge of lage grondstand te voorkomen of te beperken. Vanuit deze zorgplicht streeft de gemeente naar een grondwaterniveau in openbaar gebied van minimaal 0,70 m beneden maaiveld. De eigenaar van het particuliere terrein is verantwoordelijk voor voldoende ontwateringsdiepte op zijn eigen terrein. Mocht het grondwaterniveau op het eigen terrein structureel hoger staan dan 0,70 m beneden maaiveld, dan mag de eigenaar het overtollige grondwater aanbieden op openbaar terrein.
Het grondwaterpeil in het gebied in de omgeving van de Abrikoosstraat ligt op ongeveer 0,10 tot 0,20 m - NAP. Het maaiveldniveau binnen het plangebied ligt op circa 1.65 m + NAP. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de gestelde drooglegging. Mogelijk dat door slechtdoorlatende lagen in de bovengrond een schijngrondwaterspiegel ontstaat waardoor wateroverlast wordt ervaren.
Verhardingen
De ontwikkellocatie is zowel in de bestaande als in de toekomstige situatie grotendeels verhard. De bebouwingstructuur komt in alle straten op eenzelfde wijze terug. Hier verandert de situatie omtrent de verharding niet. Het verschil met de huidige en toekomstige situatie is dat een deel van de wijk wordt ingericht als park. Het park wordt niet verhard en komt niet versneld tot afvoer. Het verhard oppervlak neemt hierdoor af met ca. 1200 m2.
Bestaande situatie riolering
De bestaande riolering is van het type gemengd, zowel hemelwater als vuilwater wordt door een buis naar de zuivering afgevoerd. Het gebied Abrikoosstraat valt binnen het rioleringsdistrict Zuilen/Ondiep (gebied 19). Middels rioolzinkers onder de Vecht door watert dit rioleringsdistrict onder vrijverval af naar de rwzi.
Toekomstige situatie riolering
Het huidige riool wordt vervangen voor een geoptimaliseerd gescheiden rioolstelsel. Het hemelwater en het huishoudelijk afvalwater wordt gescheiden van elkaar ingezameld en afgevoerd. Het huishoudelijk afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuivering. Het hemelwater wordt via een bestaand zandfilter afgevoerd naar oppervlaktewater, De Vecht.
Al het afstromend regenwater zoals van daken, balkons en wegen, kan aangesloten worden op het hemelwaterriool. Het hemelwaterriool is uitgevoerd met een zandfilter, waardoor eventuele vervuiling uit het water verwijderd wordt. Het toepassen van uitlogende materialen moeten bij voorkeur niet worden toegepast. Aanpak bij de bron prevereert boven "end of pipe" maatregelen.
Sinds april 2002 is de Flora en Faunawet (FF-wet)van kracht. Ten behoeve van de FF-wet moet de initiatiefnemer van een project (vroegtijdig) een natuurinventarisatie (laten) uitvoeren. Indien bij de inventarisatie beschermde planten of diersoorten worden aangetroffen en het leefgebied van deze soorten verkleint of verdwijnt tengevolge van het initiatief dan dient dat gemeld te worden en moet ontheffing worden aangevraagd. Aan ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden: een vaak voorkomende voorwaarde is dat verloren gaande biotoop moet worden gecompenseerd. Een quick-scan in het kader van de FF-wet zal in de bestemmingsplanfase door de gemeente worden uitgevoerd.
Voor het bouwrijp maken van de gronden worden woningen gesloopt. De te slopen gebouwen in het plangebied kunnen een functie hebben als verblijfplaats voor vleermuizen. Deze worden beschermd via de flora- en faunawet en de vogel- en habitatrichtlijn. Bij verwijderen van het leefgebied dienen mitigerende maatregelen te worden getroffen door het creëren van een nieuwe verblijfplaats waardoor het leefgebied van de vleermuis niet wordt aangetast en er geen ontheffingsprocedure nodig is.
Op basis van een quick-scan flora en fauna (Tauw, februari 2009) is de mogelijke aanwezigheid van vleermuizen en broedvogels vastgesteld. Er is nader onderzoek verricht naar de aanwezigheid van vleermuizen en gierzwaluwen in het gebied (Tauw, november 2009). Beide soorten hebben geen verblijfplaatsen in het plangebied. Wel loopt er een vliegroute van de gewone dwergvleermuis tussen de Vecht en de Laan van Chartroise door het plangebied en is een foerageergebied aanwezig in de tuinen tussen de Moerbeistraat en de Laan van Chartroise. Door de werkzaamheden zal de vliegroute niet worden belemmerd, Indien in de periode tussen maart en oktober 's avonds of 's nachts geen felle verlichting wordt toegepast, wordt ook het foerageergebied niet aangetast. De aanwezigheid van de Huismus is niet onderzocht. Deze soort kan in het gebied aanwezig zijn. Sloop dient dan ook plaats te vinden buiten het broedseizoen en het verdient aanbeveling neststenen voor gierzwaluwen die vaak(eerst) door huismussen worden gebruikt in te bouwen in de nieuwbouw.
Nesten van de huismus zijn jaarrond beschermd en voor het slopen van huizen met nesten van de huismus is ontheffing nodig. Ondanks de aanbeveling in het rapport van Tauw is het voorkomen van de huismus voor de sloop niet onderzocht. Zonder onderzoek slopen is mogelijk, maar dan moeten er maatregelen getroffen worden in de nieuwbouw, te weten het inbouwen van mussennestkasten.
Het plangebied ligt binnen de hinder(beoordelings)-zone van de Rioolwaterzuivering aan het Zandpad (RWZI). Door de vergaande milieumaatregelen op de RWZI-Utrecht is de geuremissie aanzienlijk minder en anders van karakter dan bij een "standaard" RWZI. Voor een onderbouwing van de verschillende woningbouw ontwikkellocaties rondom de RWZI zijn snuffelploegmetingen uitgevoerd door Buro Blauw (januari 2008, Bureau Blauw, Wageningen). Aan de hand van de metingen en de in de vigerende milieuvergunning vergunde geuremissie is de contour vastgelegd waarbinnen geen woningbouw kan plaatsvinden. Bij deze contour worden de rechten van de RWZI, verkregen bij de laatste aanvraag en de vigerende vergunning, eerbiedigd. Het plangebied valt buiten deze contour; voor het bouwplan op te stellen bestemmingplan kan worden verwezen naar dit onderzoek. Er zijn ook geen klachten hierover bekend.
Het gemeentelijk bodembeleid gaat uit van de volgende uitgangspunten uit de Wet bodembescherming:
Ter plaatse van het plangebied zijn meerder bodemonderzoeken verricht.
Het plangebied ten zuiden van de Meloenstraat (m.u.v. het blokje bij Meloenstraat 56 t/m 80), is in de door BOOT uitgevoerde onderzoeken betrokken. Het gaat hier om het verkennend bodemonderzoek conform NEN-5740 van 14 januari 2009, nummer M08257-53 (voor de sloop van de opstallen) en het verkennend bodemonderzoek conform NEN-5740 van 7 januari 2010, nummer P09-0117-53 (uitgevoerd na sloop van de opstallen). Uit het onderzoek blijkt dat er sterke verontreinigingen worden aangetroffen van lood in de ondergrond. In de bovengrond zijn alleen lichte tot matige verontreinigingen aangetroffen en in het grondwater geen verontreinigingen. Mogelijk bevindt zich in de laag van 1,0 tot 2,0 meter -mv een geval van ernstige bodemverontreiniging. Dit zal in het kader van een nog in te dienen bouwaanvraag nader onderzocht moeten worden.
Daarnaast is onderzoek uitgevoerd op het deel van het plangebied ten noorden van de Meloenstraat. Het betreft het verkennend en nader bodemonderzoek Fruitbuurt in de wijk Ondiep te Utrecht van Tauw, d.d. 18 november 2009, kenmerk R001-4615114KMU-agv-V01-NL. Uit dit onderzoek blijkt dat de grond licht verontreinigd is met metalen en PAK en plaatselijk matig verontreinigd met lood. De verontreinigingen zijn gerelateerd aan de stedelijke ophooglaag en het voorkomen van bijmengingen. Het grondwater is licht verontreinigd. Dit vormt echter echter geen belemmering voor de woningbouw.
Voor het blokje Meloenstraat 56 t/m 80 is door Tauw op 16 augustus 2010 aanvullend onderzoek uitgevoerd (Kenmerk: L001-4737207JPI-mye-V01-NL). Uit dit onderzoek blijkt dat een sanering voor de nieuwbouw noodzakelijk is. Voor de sanering is inmiddels een BUS-melding ingediend.
Algemeen
Als voor het plan grondwateronttrekking is benodigd zal rekening gehouden moeten worden met buiten het plangebied gelegen grondwaterverontreinigingen en warmte/koude systemen.
Als er plannen zijn voor bouwen beneden de grondwaterstand zal voor de bouwplannen grondwater moeten worden onttrokken. Hiervoor zal er een bemalingsplan moeten worden opgesteld, waarbij moet worden bekeken of de grondwateronttrekking geen invloed heeft op ernstige geval(len) van grondwaterverontreiniging.
Conclusie
De bodemkwaliteit is dusdanig dat dit aspect geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Op enkele plaatsen zal, alvorens tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden overgegaan, nader onderzoek moeten worden verricht en zal goedkeuring moeten zijn verkregen op een BUS-melding danwel saneringsplan.
Uitgangspunt is het zoveel mogelijk handhaven van de bestaande bomen, mits passend binnen de visie GRoEndiep. De bomen op de Ondiep en de Laan van Chartroise worden gehandhaafd. De overige bomen in het plangebied worden gekapt. Hiervoor is al een velvergunning aangevraagd.
EPC
Met het programma Utrecht maakt Nieuwe Energie streeft de gemeente Utrecht naar CO2-neutraliteit van de stad in 2030. Utrecht wil deze vergaande ambitie bereiken door:
Deze ambitie maakt het noodzakelijk om ernaar te streven om alle nieuwbouw in de stad zo energiezuinig mogelijk te realiseren. De gemeentelijke energiedoelstellingen sluiten aan bij de duurzaamheidsdoelstellingen van de initiatiefnemer. Deze doelstellingen zijn:
Het streven is om de huurwoningen in het plan met een lagere EPC te realiseren dan wettelijk is vereist. Dit sluit aan bij de doelstelling van de initiatiefnemer.
Om deze energieprestatie te bereiken zullen de woningen en overige functies in het plangebied in ieder geval worden aangesloten op de stadsverwarming. Aansluiting hierop is vanuit milieu-effect (vermindering uitstoot broeikasgassen) positief.
Naast energie gaat duurzaam bouwen ook over materiaalgebruik, binnenmilieu, waterbesparing, gebruikskwaliteit. Hierover heeft de gemeente een aantal minimumeisen vastgesteld, zoals omschreven in de prestatie-afspraken met corporaties. Daarboven worden ontwikkelende partijen uitgedaagd om extra kwaliteit te leveren. 'GPR gebouw' is een prestatiegericht instrument om ambities vooraf vast te leggen, het ontwerpproces te ondersteunen en achteraf het ontwerp te toetsen. Een GPR score van gemiddeld 8 is daarbij richtinggevend.
Voor wat betreft de eisen ten aanzien van kwaliteit en veiligheid gelden samengevat de volgende eisen:
Wettelijk kader
In 1992 heeft Nederland het Europese Verdrag van Malta ondertekend en in 1998 geratificeerd. Doel van dit verdrag is een betere bescherming van het Europese archeologische erfgoed door een structurele inpassing van de archeologie in ruimtelijke ordeningstrajecten. Eén van de belangrijkste uitgangspunten van het Verdrag van Malta is dat archeologische waarden zoveel mogelijk in situ in de bodem bewaard dienen te blijven. Alleen als behoud in situ niet mogelijk is, wordt overgegaan tot behoud van de archeologische informatie ex situ, door middel van opgraven en bewaren in depot. Een ander uitgangspunt is dat het onderzoek naar de aanwezigheid van archeologische waarden in een zo vroeg mogelijk stadium dient plaats te vinden, zodat hiermee bij de planontwikkeling rekening gehouden kan worden. Een derde uitgangspunt is het 'de verstoorder betaalt principe'. Alle kosten die samenhangen met archeologisch onderzoek dienen worden betaald door de initiatiefnemer van de geplande bodemingrepen. Ten slotte richt het Verdrag van Malta zich tevens op een toename van kennis, herkenbaarheid en beleefbaarheid van het archeologische erfgoed.
Het Verdrag van Malta heeft in Nederland geresulteerd in een ingrijpende herziening van de Monumentenwet uit 1988, die op 1 september 2007 met de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht is geworden. Hiermee zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. In de nieuwe wetgeving is de bescherming van het archeologische erfgoed, de inpassing hiervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van het archeologische onderzoek geregeld. Op grond van artikel 38a van de Monumentenwet 1988 moet een bestemmingsplan rekening houden met de archeologische resten in de grond. Om te kunnen bepalen op welke wijze de bestemmingsregeling rekening moet houden met de archeologie (artikel 38a Monumentenwet 1988) moet onderzoek, veelal bureauonderzoek, worden gepleegd. De resultaten daarvan worden beschreven in de toelichting van het bestemmingsplan, waarbij wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan bij moet dragen aan de bescherming van de archeologie.
Verordening en bestemmingsplan
De gemeente Utrecht heeft ervoor gekozen ter bescherming van de archeologische waarden en verwachtingen een verordening op te stellen voor het hele grondgebied van de gemeente. In de verordening op de archeologische monumentenzorg is een vergunningenstelsel opgenomen ter bescherming van het archeologische erfgoed, waarmee de wettelijk vereiste bescherming kan worden geboden. In bestemmingsplannen wordt verwezen naar de verordening en een regel opgenomen (dubbelbestemming Waarde - Archeologie). In deze dubbelbestemming is opgenomen dat de voor Waarde- archeologie aangewezen gronden mede zijn bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting. Met deze specifieke gebruiksregel wordt geregeld dat onder een met het bestemmingsplan strijdig gebruik in ieder geval wordt begrepen het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg. Door de verordening en de daarbij behorende archeologische waardenkaart is de bescherming van de archeologische waarden en verwachtingen in de bodem van de gemeente Utrecht gewaarborgd en zijn verstoringen van de bodem vanaf een op de archeologische waardenkaart aangegeven oppervlakte en diepte vergunningplichtig.
Gemeentelijke archeologische waardenkaart
De Archeologische Waardenkaart van de gemeente Utrecht ligt ten grondslag aan de verordening op de archeologische Monumentenzorg. Deze waardenkaart is geënt op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarde (IKAW) van de provincie en op de kennis en ervaring opgedaan in tientallen jaren archeologisch onderzoek in de stad. Hij geeft inzicht in de ligging van beschermde archeologische rijksmonumenten, gebieden van hoge archeologische waarde, gebieden van hoge archeologische verwachting en gebieden van archeologische verwachting en bij welk te verstoren oppervlakte en diepte een vergunningsplicht geldt. In de op de waardenkaart aangeduide gebieden waar een vergunningplicht geldt, zal van toekomstige initiatiefnemers tot bodemverstorende activiteiten een inspanning vereist worden om resten uit het verleden op te sporen en zo nodig veilig te stellen.
Beschermde archeologische rijksmonumenten zijn volgens de Monumentenwet 1988 beschermde archeologische monumenten. Aantasting van de beschermde archeologische monumenten is niet toegestaan. Eventueel dubbel ruimtegebruik is mogelijk, mits de gekozen bestemming zich duurzaam verhoudt met de in het terrein aanwezige archeologische waarden. Voor dubbel ruimtegebruik is een vergunning krachtens de Monumentenwet vereist.
Gebieden van hoge archeologische waarde zijn gebieden waarvan bekend is dat er archeologische waarden zijn, maar die niet beschermd zijn als archeologisch rijks- of gemeentelijk monument. Gebieden van hoge archeologische waarde zijn gebieden waarvan bekend is dat er archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn, maar die niet beschermd zijn als archeologisch rijksmonument. Voor deze gebieden en voor gebieden van hoge archeologische verwachting en archeologische verwachting geldt de gemeentelijke verordening op de archeologische Monumentenzorg.
Uitsnede archeologische waardenkaart
Legenda archeologische waardenkaart
Archeologie in het plangebied
Het plangebied Abrikoosstraat en omgeving bevindt zich op de gemeentelijke archeologische waardenkaart grotendeels in een gebied van archeologische verwachting (groen). Dit is gebaseerd op de ligging van de stroomrug van de Vecht waar van oudsher bewoning plaatsvond. Een aantal straten bevindt zich in een gebied van hoge archeologische verwachting (geel). Het gaat hier om oude verbindingswegen zoals Ondiep en de laan van Chartroise, die de toegangsweg naar het Karthuizerklooster Nieuwlicht was.
Bureau Syntegra heeft een bureauonderzoek uitgevoerd (rapport S090282, d.d. 20 oktober 2009). Hierbij is een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld aan de hand van bestaande bronnen over bekende of verwachte landschappelijke, historische en archeologische waarden. Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt er voor het plangebied een vervolgonderzoek geadviseerd. Voor de details wordt verwezen naar het onderzoek.
Conclusie
Het gebied Abrikoosstraat en omgeving wordt beschermd op grond van de verordening op de archeologische monumentenzorg en door de dubbelbestemming Waarde-archeologie in het bestemmingsplan. Indien men, ten behoeve van bouw-of andere plannen, voornemens is in gebieden van archeologische verwachting (groen) bodemingrepen uit te voeren groter dan 1000 m2 en dieper dan 30 cm moet een archeologievergunning worden aangevraagd. Voor gebieden met een hoge archeologische verwachting (geel) geldt dat voor geplande bodemingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm een archeologievergunning noodzakelijk is.
Dit houdt in dat na sloop van de bestaande bebouwing er eerst een inventariserend archeologisch veldonderzoek in de vorm van proefsleuven zal moeten worden uitgevoerd.