direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Weteringsteeg 44a, 55 en Driftweg 41
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0340.BPWsteegDriftweg-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Weteringsteeg 55 is een voormalige melkveehouderij gevestigd. Het perceel vormt samen met het perceel Weteringsteeg 44a één agrarisch bouwperceel, maar wel zijn beide percelen in handen van verschillende eigenaren. Beide eigenaren (hierna: initiatiefnemers) zijn voornemens om alle voormalige agrarische bedrijfsbebouwing te slopen en de beide locaties een woonfunctie te geven. Daarbij is de wens om een nieuwe (reguliere) woning te realiseren op het perceel Weteringsteeg 44a, als vervanging van de bestaande tweede bedrijfswoning. De woning aan nummer 55 zal gerenoveerd of herbouwd worden. Tot slot is de wens om een nieuwe woning te bouwen op het perceel naast de Driftweg 41 in Elst. Deze woning wordt mogelijk gemaakt door de sloop van de agrarische bedrijfsbebouwing (ruimte voor ruimte). Hiervoor is een herziening nodig van het huidige bestemmingsplan.

1.2 Ligging en begrenzing

De percelen Weteringsteeg 44a en 55 zijn gelegen in het buitengebied van Rhenen. De percelen zijn op circa 1,5 kilometer ten noorden van de kern van Achterberg gelegen. De kern van Rhenen is op circa 3 kilometer ten zuidwesten gelegen. Kadastraal staan de percelen bekend als gemeente Rhenen, sectie K, nummer 844, 1598, 1599, 1600, 1601, plaatselijk bekend Weteringsteeg 44a en 55.

De locatie in Elst is op circa 200 meter buiten de dorpskern van Elst gelegen. Kadastraal staat het perceel bekend als gemeente Rhenen, sectie H, nummer 3456, 3695, 8056, plaatselijk bekend Driftweg 41.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPWsteegDriftweg-ON01_0001.jpg"

Ligging in de omgeving met links de locatie aan de Driftweg en rechts de percelen aan de Weteringsteeg

Het plangebied van dit bestemmingsplan wordt alleen gevormd door het genoemde percelen.

1.3 Geldend bestemmingsplan

Weteringsteeg 44a en 55

Voor de Weteringsteeg 44a en 55 geldt grotendeels het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010, partiële herziening 2012', vastgesteld door de gemeenteraad op 23 april 2013.

Het plangebied heeft de bestemming 'Agrarisch', waarmee deze gronden in hoofdzaak bestemd zijn voor de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf. Binnen de bestemmingsvlakken van beide percelen is een bouwvlak aangegeven. Voor het perceel Weteringsteeg 55 geldt dat maximaal twee bedrijfswoningen toegestaan zijn. Voor het perceel Weteringsteeg 44a geldt dat bedrijfswoningen uitgesloten zijn.

Verder geldt voor het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Hiermee zijn deze gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden in de bodem. Voor het perceel 44a geldt een hoge archeologische verwachtingswaarde. Voor het perceel 55 geldt een deels hoge en middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Voor een hoge verwachtingswaarde geldt een onderzoeksplicht voor een archeologisch onderzoek bij bouwwerken groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm. Voor de middelhoge verwachtingswaarde is dat 1.000 m2.

Verder is het plangebied gelegen in een gebied aangeduid als 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied'.

Voor de perceelsgedeeltes buiten de agrarische bouwpercelen, zoals aangegeven in bestemmingsplan 'Buitengebied 2010, partiële herziening 2012' geldt het 'Bestemmingsplan Buitengebied 2010 partiële herziening 2013', vastgesteld door de gemeenteraad op 25 februari 2014. In dat plan hebben de gronden de bestemming ‘Agrarisch’ zonder dat sprake is van een bouwperceel. Dit houdt in dat het oprichten van gebouwen daar niet mogelijk is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPWsteegDriftweg-ON01_0002.jpg"

Uitsnede plankaart bestemmingsplan 'Buitengebied 2010, partiële herziening 2013' met het plangebied globaal in rood omkaderd

Driftweg 41

Voor dit deel van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied 2010 partiële herziening 2013', vastgesteld door de gemeenteraad op 25 februari 2014.

Voor dit deel van het plangebied geldt grotendeels de bestemming 'Agrarisch', waarmee deze gronden in hoofdzaak bestemd zijn voor de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf. Hierin is niet voorzien in een bouwvlak.

Verder geldt nog de bestemming 'Wonen'. Hiermee zijn deze gronden in hoofdzaak bestemd voor wonen, al dan niet in combinatie met inwoning. Per bestemmingsvlak is maximaal één woning toegestaan van maximaal 600 m3. Deze woning is reeds aanwezig in de vorm van de woning aan de Driftweg 41. Daarnaast geldt een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3,5 en 8 meter.

Ook hier geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie', met de nadere aanduiding 'hoge verwachtingswaarde'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPWsteegDriftweg-ON01_0003.jpg"

Uitsnede plankaart bestemmingsplan 'Buitengebied 2010, partiële herziening 2013' met het plangebied globaal in rood omkaderd

Het geldend bestemmingsplan maakt het initiatief niet mogelijk. Binnen de huidige bestemmingen is het namelijk niet mogelijk om voor het perceel op nummer 44a een woning te bouwen. De aanwezige woning op nummer 55 kan niet als burgerwoning in gebruik worden genomen. Daarnaast is ook op de beoogde locatie naast de Driftweg 41 geen nieuwe woning mogelijk. Daarom is een nieuw bestemmingsplan nodig voor het plangebied, waarin de bestemming van het plangebied deels gewijzigd wordt naar 'Wonen'. Derhalve is onderhavig bestemmingsplan opgesteld.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van deze onderbouwing wordt ingegaan op het relevante beleidskader. In het derde hoofdstuk wordt de huidige en nieuwe situatie beschreven. In hoofdstuk 4 wordt de uitvoerbaarheid aangetoond. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische planopzet en in het laatste hoofdstuk wordt afgesloten met inspraak en overleg.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt een analyse gegeven van het beleidskader van de omgeving van het plangebied.

2.1 Omgevingsvisie Provincie Utrecht

De Omgevingsvisie van de provincie Utrecht is vastgesteld door de Provinciale Staten op 10 maart 2021. De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) is opgesteld om te zorgen voor een blijvend aantrekkelijke provincie. Via haar ruimtelijk beleid draagt de provincie bij aan een kwalitatief hoogwaardige fysieke leefomgeving, waarin het ook in de toekomst plezierig wonen, werken en recreëren is. De Omgevingsvisie is uitgewerkt aan de hand van 7 thema's en 3 regio's. De thema's zijn als volgt:

  • 1. Stad en land gezond.
  • 2. Klimaatbestendig en waterrobuust.
  • 3. Duurzame energie.
  • 4. Vitale steden en dorpen.
  • 5. Duurzaam, gezond en veilig bereikbaar.
  • 6. Levend landschap, erfgoed en cultuur.
  • 7. Toekomstbestendige natuur en landbouw.

De drie regio's zijn U16, Amersfoort en Foodvalley.

De Omgevingsvisie geeft de ruimtelijke ambities weer van de provincie Utrecht. Hierin staat welke doelstellingen de provincie van provinciaal belang acht, welk beleid bij deze doelstellingen hoort én hoe dit beleid uitgevoerd wordt. Deels loopt deze uitvoering via de Interim Omgevingsverordening, die tegelijk met de Omgevingsvisie is vastgesteld. Op grond van de Wro heeft de Omgevingsvisie alleen een zelfbindende werking. Het is bindend voor de provincie, niet voor andere partijen. De Interim Omgevingsverordening zorgt voor doorwerking van het beleid en is bindend voor de gemeenten.

2.2 Interim Omgevingsverordening Provincie Utrecht

De Interim Omgevingsverordening van de provincie Utrecht is vastgesteld door de Provinciale Staten op 10 maart 2021. De omgevingsverordening bevat algemene regels die gemeenten in acht moeten nemen bij het opstellen van hun ruimtelijke plannen. In de omgevingsverordening staan geen regels die direct doorwerken naar de burgers. In de omgevingsverordening zijn alleen de algemene regels opgenomen, die noodzakelijk zijn voor het waarborgen van de provinciale belangen.

De omgevingsverordening geeft soms harde ruimtelijke grenzen aan. Soms wordt volstaan met de verplichting om een ruimtelijke keuze voor een bepaald beleidsaspect goed te onderbouwen. Daarnaast bevat de omgevingsverordening ook regels die voortvloeien uit het Barro. Bij de verordening zijn verschillende kaarten opgenomen. Navolgend worden de voor het plangebied relevante bepalingen besproken.

Weteringsteeg 44a en 55

Watersysteem

Op de kaart 'watersysteem' is het plangebied gelegen binnen een overstroombaar gebied. Artikel 2.10 bepaalt hierover het volgende:

  • 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen Overstroombaar gebied bevat bestemmingen en regels die rekening houden met overstromingsrisico’s. Binnendijks is dit van toepassing op kwetsbare en vitale objecten en woonwijken en bedrijventerreinen. Buitendijks is dit ook van toepassing op individuele woningen en bedrijven.
  • 2. De motivering op een bestemmingsplan bevat een beschrijving van het door de gemeente te voeren beleid ter zake en de wijze waarop met het overstromingsrisico is omgegaan.

Toetsing

Het plangebied is binnendijks gelegen en het initiatief betreft een functiewijziging van een bestaande woning en de realisatie van een nieuwe woning. Hiervoor hoeft geen rekening gehouden te worden met overstromingsrisico's.

Cultuurhistorie en landschap

Op de kaart 'cultuurhistorie en landschap kaart 1' is het plangebied gelegen in de Cultuurhistorische hoofdstructuur. Artikel 7.7 bepaalt hierover het volgende:

  • 1. In een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties gelegen in de Cultuurhistorische hoofdstructuur wordt rekening gehouden met de waarden van de Cultuurhistorische hoofdstructuur en worden regels gesteld ter bescherming en benutting van deze waarden
  • 2. Als waarden van de Cultuurhistorische hoofdstructuur gelden de kernkwaliteiten, bedoeld in de Bijlage 14 Cultuurhistorie bij deze verordening, voor de volgende gebieden:
    • a. de Historische buitenplaatszone, die bestaat uit de deelgebieden Stichtse Lustwarande, Langbroekerwetering, Vecht, Amersfoortseweg (Wegh der Weegen), Laagte van Pijnenburg, Valleilandgoederen, Amelisweerd, Kasteel de Haar, Landgoed Linschoten, Maarsbergse Flank en Prattenburg-Remmerstein;
    • b. het Militair erfgoed, dat bestaat uit de deelgebieden Nieuwe Hollandse Waterlinie, Oude Hollandsche Waterlinie, Grebbelinie en Soesterberg en omgeving;
    • c. het Agrarisch cultuurlandschap, dat bestaat uit de deelgebieden Lopikerwaard, Kockengen-Kamerik-Zegveld, Westbroek, Linschoten, Ronde Venen, Soester Eng, Cope-ontginningscomplex Hei- en Boeicop e.o. en Zouweboezem;
    • d. de Historische infrastructuur, die bestaat uit de deelgebieden Route Impériale, Via Regia en Wegh der Weegen; en
    • e. de Archeologisch waardevolle zone, die bestaat uit de deelgebieden Utrechtse Heuvelrug, Limes en Dorestad.
  • 3. De motivering van een bestemmingsplan bevat:
    • a. een beschrijving van de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden; en
    • b. een beschrijving en motivering van de wijze waarop rekening is gehouden met deze waarden.

Het plangebied is gelegen in het militair erfgoed de 'Grebbelinie'. Hiervoor zijn de volgende kernkwaliteiten beschreven:

  • a. het unieke, in samenhang met het landschap ontworpen negentiende en twintigste-eeuwse hydrologische en militairverdedigingssysteem, bestaande uit een samenhangend stelsel van onder andere forten, dijken, kanalen en inundatiekommen;
  • b. groen en overwegend rustig karakter;
  • c. openheid.

Verder is het plangebied deels gelegen in de archeologisch waardevolle zone Utrechtse Heuvelrug. De belangrijkste bekende archeologische locaties op de Heuvelrug zijn:

  • a. Kwintelooyen (Steentijd);
  • b. Celtic fields, grafheuvels en nederzettingen (met name Brons- en IJzertijd);
  • c. Merovingisch grafveld Rhenen en Oud-Leusden (Vroege Middeleeuwen);
  • d. Plantage Willem III (tabakscultuur, Nieuwe Tijd);
  • e. Grebbeberg, Kamp Amersfoort, Vliegbasis Soesterberg (Tweede Wereldoorlog).

Toetsing

Onderhavig plan voorziet in een functiewijziging, waarmee het plangebied een woonbestemming krijgt. Verder wordt alle overtollige agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt en er wordt een nieuwe woning gebouwd. Daarmee worden de kernkwaliteiten van de Grebbelinie niet aangetast. De openheid wordt zelfs versterkt door de sloop van de agrarische bebouwing. Verder vindt de ontwikkeling niet plaats in een van de belangrijkste bekende archeologische locaties op de Heuvelrug. De nieuwe woning wordt landschappelijk ingepast. In paragraaf 3.2 wordt hier verder op ingegaan.

Cultuurhistorie en landschap

Op de kaart 'cultuurhistorie en landschap kaart 2' is het plangebied gelegen binnen het landschap Gelderse Vallei. Artikel 7.9 bepaalt hierover het volgende:

  • 1. Landschap bestaat uit Landschap Eemland, Landschap Gelderse Vallei, Landschap Groene Hart, Landschap Rivierengebied en Landschap Utrechtse Heuvelrug.
  • 2. De kernkwaliteiten zijn per gebied vastgelegd in de bijlage Bijlage 15 Kernkwaliteiten Landschap bij deze verordening.
  • 3. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een gebied gelegen in Landschap bevat:
    • a. bestemmingen en regels ter bescherming van de voorkomende kernkwaliteiten; en
    • b. geen bestemmingen of regels die nieuwe activiteiten toestaan die de kernkwaliteiten onevenredig aantasten.
  • 4. De motivering van een bestemmingsplan bevat een beschrijving van de voorkomende kernkwaliteiten en de wijze waarop met de bescherming van de kernkwaliteiten is omgegaan.

De kernkwaliteiten voor het landschap Gelderse Vallei zijn als volgt:

  • 1. rijk gevarieerde kleinschaligheid;
  • 2. Stelsel van beken, griften en kanalen;
  • 3. Grebbelinie;
  • 4. overgang van Vallei naar stuwwal (luwe Flank).

Toetsing

Onderhavig plan voorziet in een functiewijziging, waarmee het plangebied een woonbestemming krijgt. Verder wordt alle overtollige agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt en er wordt een nieuwe woning gebouwd. Beide locaties worden landschappelijk ingepast (zie paragraaf 3.2). Hiermee wordt de kleinschaligheid versterkt. De overige kernkwaliteiten komen met dit plan niet in het geding.

Wonen, werken en recreëren

Op de kaart 'wonen, werken, recreëren' is het plangebied gelegen in het landelijk gebied. Artikel 9.11 bepaalt hierover het volgende:

  • 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen Landelijk gebied kan bestemmingen en regels bevatten die op agrarische bedrijfspercelen waar het agrarisch gebruik is beëindigd de bouw van één of meer nieuwe woningen toestaan, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
    • a. het bouwperceel is niet optimaal gesitueerd en uitgerust voor de grondgebonden landbouw of, in geval van een glastuinbouwbedrijf, het bouwperceel ligt niet in een concentratiegebied glastuinbouw;
    • b. alle bedrijfsbebouwing op de betrokken bouwpercelen wordt gesloopt, tenzij het gaat om historisch waardevolle of karakteristieke bebouwing of bedrijfswoning. De historisch waardevolle of karakteristieke bebouwing krijgt een passende functie die bijdraagt aan dat behoud. Wanneer 750 m2 tot 2.500 m2 aan bebouwing wordt gesloopt, is de bouw van één nieuwe woning toegestaan. Wanneer 2.500 m2 tot 4.000 m2 aan bebouwing wordt gesloopt, is de bouw van twee woningen toegestaan. Wanneer er 4.000 m2 of meer aan bebouwing wordt gesloopt, is de bouw van drie woningen toegestaan. Voor kassen geldt dat er 5.000 m2 aan bedrijfsbebouwing wordt gesloopt voor één woning. Afwijking van de vereiste sloopoppervlakten, het aantal te bouwen woningen en van de verplichting om het totaal aan bedrijfsbebouwing te slopen, is mogelijk mits dit leidt tot verhoging van de ruimtelijke kwaliteit;
    • c. de nieuwe woning of woningen worden gesitueerd binnen de voormalige bouwpercelen, in samenhang met de te handhaven boerderij of bedrijfswoning, de betrokken bouwpercelen worden evenredig verkleind en de woningen worden landschappelijk goed ingepast, tenzij situering van de nieuwe woning op een andere locatie in het landelijk gebied leidt tot verhoging van de ruimtelijke kwaliteit; en
    • d. de omliggende agrarische bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.
  • 2. De motivering van een bestemmingsplan bevat een onderbouwing waaruit blijkt dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan.

Toetsing

Het agrarische bouwperceel aan de Weteringsesteeg is niet optimaal gesitueerd en uitgerust zijn voor de grondgebonden landbouw. Het bouwperceel is te beperkt van omvang voor een hedendaags, grondgebonden agrarisch bedrijf. Ook bestaat het bouwperceel uit twee delen, waarmee het slecht geschikt is voor een moderne bedrijfsvoering.

Alle agrarische bedrijfsbebouwing, op één gebouw na, wordt gesloopt. Enkel het bakhuisje blijft in de nieuwe situatie gehandhaafd als bijgebouw bij de woning op nummer 55. In totaal wordt circa 1.173 m2 aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt, waarmee al een aanzienlijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering bereikt wordt. Hierdoor is het mogelijk en toegestaan om één nieuwe woning te bouwen. De Weteringsteeg 55 beschikt al over twee bedrijfswoningen. De huidige bedrijfswoning op nummer 55 blijft op de huidige plek staan. De tweede bedrijfswoning, nummer 55a, wordt gesloopt en krijgt een nieuwe plek op het gedeelte van het bouwperceel aan de Weteringsesteeg 44. Het komt de ruimtelijke kwaliteit niet ten goede als de derde woning in hetzelfde bouwperceel gerealiseerd wordt. Om de openheid en kleinschaligheid te versterken is het daarom wenselijk om de derde woning op een andere locatie in het landelijk gebied te bouwen. Het voornemen is om deze derde woning op de locatie aan de Driftweg te bouwen.

Driftweg 41

Navolgend worden de relevante bepalingen uit de omgevingsverordening voor dit deel van het plangebied aangehaald.

Cultuurhistorie en landschap

Op de kaart 'cultuurhistorie en landschap kaart 1' is het plangebied gelegen in de Cultuurhistorische hoofdstructuur. Artikel 7.7 bepaalt hierover het volgende:

  • 1. In een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties gelegen in de Cultuurhistorische hoofdstructuur wordt rekening gehouden met de waarden van de Cultuurhistorische hoofdstructuur en worden regels gesteld ter bescherming en benutting van deze waarden
  • 2. Als waarden van de Cultuurhistorische hoofdstructuur gelden de kernkwaliteiten, bedoeld in de Bijlage 14 Cultuurhistorie bij deze verordening, voor de volgende gebieden:
    • a. de Historische buitenplaatszone, die bestaat uit de deelgebieden Stichtse Lustwarande, Langbroekerwetering, Vecht, Amersfoortseweg (Wegh der Weegen), Laagte van Pijnenburg, Valleilandgoederen, Amelisweerd, Kasteel de Haar, Landgoed Linschoten, Maarsbergse Flank en Prattenburg-Remmerstein;
    • b. het Militair erfgoed, dat bestaat uit de deelgebieden Nieuwe Hollandse Waterlinie, Oude Hollandsche Waterlinie, Grebbelinie en Soesterberg en omgeving;
    • c. het Agrarisch cultuurlandschap, dat bestaat uit de deelgebieden Lopikerwaard, Kockengen-Kamerik-Zegveld, Westbroek, Linschoten, Ronde Venen, Soester Eng, Cope-ontginningscomplex Hei- en Boeicop e.o. en Zouweboezem;
    • d. de Historische infrastructuur, die bestaat uit de deelgebieden Route Impériale, Via Regia en Wegh der Weegen; en
    • e. de Archeologisch waardevolle zone, die bestaat uit de deelgebieden Utrechtse Heuvelrug, Limes en Dorestad.
  • 3. De motivering van een bestemmingsplan bevat:
    • a. een beschrijving van de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden; en
    • b. een beschrijving en motivering van de wijze waarop rekening is gehouden met deze waarden.

Het plangebied is gelegen in een de archeologische waardevolle zone Utrechtse Heuvelrug. De belangrijkste bekende archeologische locaties op de Heuvelrug zijn:

  • a. Kwintelooyen (Steentijd);
  • b. Celtic fields, grafheuvels en nederzettingen (met name Brons- en IJzertijd);
  • c. Merovingisch grafveld Rhenen en Oud-Leusden (Vroege Middeleeuwen);
  • d. Plantage Willem III (tabakscultuur, Nieuwe Tijd);
  • e. Grebbeberg, Kamp Amersfoort, Vliegbasis Soesterberg (Tweede Wereldoorlog).

Toetsing

Onderhavig plan voorziet niet in een ontwikkeling in een van deze bekende archeologische locaties. Op dit deel van het plangebied wordt enkel een nieuwe woning gebouwd. Hiermee komen de archeologische waarden niet in het geding.

Cultuurhistorie en landschap

Op de kaart 'cultuurhistorie en landschap kaart 2' is het plangebied gelegen binnen het landschap Utrechtse Heuvelrug. Artikel 7.9 bepaalt hierover het volgende:

  • 1. Landschap bestaat uit Landschap Eemland, Landschap Gelderse Vallei, Landschap Groene Hart, Landschap Rivierengebied en Landschap Utrechtse Heuvelrug.
  • 2. De kernkwaliteiten zijn per gebied vastgelegd in de bijlage Bijlage 15 Kernkwaliteiten Landschap bij deze verordening.
  • 3. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een gebied gelegen in Landschap bevat:
    • a. bestemmingen en regels ter bescherming van de voorkomende kernkwaliteiten; en
    • b. geen bestemmingen of regels die nieuwe activiteiten toestaan die de kernkwaliteiten onevenredig aantasten.
  • 4. De motivering van een bestemmingsplan bevat een beschrijving van de voorkomende kernkwaliteiten en de wijze waarop met de bescherming van de kernkwaliteiten is omgegaan.

De kernkwaliteiten voor de Utrechtse Heuvelrug zijn als volgt:

  • 1. robuuste eenheid;
  • 2. reliëfbeleving;
  • 3. extreme historische gelaagdheid.

Toetsing

Onderhavig plan voorziet in een nieuwe woning naast de Driftweg 41. Langs de westzijde van de Driftweg zijn reeds meerdere woningen aanwezig. Onderhavig plan zal geen afbreuk doen aan de kernkwaliteiten van het landschap Utrechtse Heuvelrug.

Wonen, werken en recreëren

Op de kaart 'wonen, werken, recreëren' is het plangebied gelegen in het landelijk gebied. Artikel 9.11 bepaalt hierover het volgende:

  • 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen Landelijk gebied kan bestemmingen en regels bevatten die op agrarische bedrijfspercelen waar het agrarisch gebruik is beëindigd de bouw van één of meer nieuwe woningen toestaan, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
    • a. het bouwperceel is niet optimaal gesitueerd en uitgerust voor de grondgebonden landbouw of, in geval van een glastuinbouwbedrijf, het bouwperceel ligt niet in een concentratiegebied glastuinbouw;
    • b. alle bedrijfsbebouwing op de betrokken bouwpercelen wordt gesloopt, tenzij het gaat om historisch waardevolle of karakteristieke bebouwing of bedrijfswoning. De historisch waardevolle of karakteristieke bebouwing krijgt een passende functie die bijdraagt aan dat behoud. Wanneer 750 m2 tot 2.500 m2 aan bebouwing wordt gesloopt, is de bouw van één nieuwe woning toegestaan. Wanneer 2.500 m2 tot 4.000 m2 aan bebouwing wordt gesloopt, is de bouw van twee woningen toegestaan. Wanneer er 4.000 m2 of meer aan bebouwing wordt gesloopt, is de bouw van drie woningen toegestaan. Voor kassen geldt dat er 5.000 m2 aan bedrijfsbebouwing wordt gesloopt voor één woning. Afwijking van de vereiste sloopoppervlakten, het aantal te bouwen woningen en van de verplichting om het totaal aan bedrijfsbebouwing te slopen, is mogelijk mits dit leidt tot verhoging van de ruimtelijke kwaliteit;
    • c. de nieuwe woning of woningen worden gesitueerd binnen de voormalige bouwpercelen, in samenhang met de te handhaven boerderij of bedrijfswoning, de betrokken bouwpercelen worden evenredig verkleind en de woningen worden landschappelijk goed ingepast, tenzij situering van de nieuwe woning op een andere locatie in het landelijk gebied leidt tot verhoging van de ruimtelijke kwaliteit; en
    • d. de omliggende agrarische bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.
  • 2. De motivering van een bestemmingsplan bevat een onderbouwing waaruit blijkt dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan.

Toetsing

Zoals hierboven benoemd is het, door de sloop van de agrarische bebouwing, toegestaan om een derde woning te realiseren. Om te zorgen voor een verhoging van de ruimtelijke kwaliteit, zal deze woning gerealiseerd worden naast de Driftweg 41 in Elst. De ruimtelijke kwaliteit wordt verhoogd door het versterken van de open landschappelijke lintstructuur langs de Driftweg. Met behulp van de vormwijziging van de woonbestemming komt de Driftweg weer ‘in het landschap’ te liggen, in plaats van ‘op de grens tussen dorp en landschap’. Deze kwaliteitsverbetering is niet alleen van waarde voor de locatie zelf, maar voor de gehele omgeving; de Driftweg als landschappelijke dwarsverbinding die haaks op de hoofdweg van de zuidflank ligt. Daarnaast wordt door het verplaatsen van de open ruimte aan de Driftweg naar de Engweg, de landschappelijke beleving van zowel de Driftweg als de Engweg vergroot en versterkt. De woonbestemmingen zullen omkaderd worden met een strook inheemse en streekeigen beplanting, waarbij er een afwisseling is tussen lagere en hogere beplanting. Ook zal de agrarische/landschappelijke open ruimte ingericht worden als een kruiden- en faunarijke akker. Er is tevens een beeldkwaliteitsplan / landschappelijk inpassingsplan incl. beplantingsplan gemaakt, die is opgenomen als Bijlage 2 bij deze toelichting.

Conclusie

Onderhavige ontwikkeling is in overeenstemming met de Interim Omgevingsverordening van de provincie Utrecht.

2.3 Woonvisie 'Kiezen voor Rhenen'

De gemeente Rhenen heeft in 2018 haar woonvisie ‘kiezen voor Rhenen’ vastgesteld. In deze visie is opgenomen dat de gemeente de visie na twee jaar evalueert en actualiseert. Deze notitie beschrijft de actualisatie van de woonvisie uit 2018. Daarin gaat het niet om een integrale herziening, maar om aanpassingen van punten aansluitend bij de actualiteit. Daarmee vormt de notitie een oplegger bij de woonvisie. Door analyse van actuele ontwikkelingen, voortgang van de uitvoering van de woonvisie en gesprekken met stakeholders is een beeld gecreëerd van noodzakelijke aanpassingen in beleid.

Kijkend naar de kwalitatieve woningopgave beschrijft de actualisatie dat tot 2030 jaarlijks 85-90 woningen gebouwd moeten worden. De Informatie Nota Capaciteit Woning Locaties van 27 augustus 2019 laat zien dat er weinig ruimte voor uitbreiding is in de gemeente Rhenen. Vooral na 2024 zal de gemeente moeite hebben om zelfs de huidige kwantitatieve woningopgave te halen. Als oplossing wordt aangeraden om locaties voor verdichting aan te wijzen op de korte termijn en concessies te doen in de Omgevingsvisie op het gebied van groen, bouwhoogte of financiën. Met een kernrandenstudie kan onderzocht worden of uitbreiding mogelijk is. Ook kan de gemeente met de provincie Utrecht in overleg om verdere mogelijkheden tot uitbreiding te onderzoeken.

Toetsing

Onderhavig plan voorziet in een nieuwe vrijstaande koopwoning. De woning wordt aan de Driftweg gerealiseerd. Hiermee wordt verdichting bereikt, aangezien in de kernen weinig ruimte voor uitbreiding meer is. Daarmee past dit plan binnen het woningbouwprogramma.

Conclusie

Onderhavig plan is in overeenstemming met de woonvisie van de gemeente Rhenen.

Hoofdstuk 3 Bestaande en nieuwe situatie

3.1 Bestaande situatie

Hierna wordt de bestaande situatie van de omgeving en het plangebied beschreven.

Omgeving

Het plangebied is gelegen in het noordoostelijke buitengebied van Rhenen en ten noorden van de kern van Elst. Het landschap rondom het oostelijke deel van plangebied is voornamelijk te typeren als een kampenlandschap met slagenstructuren. Dit landschapstype kenmerkt zich aan de rechte verkaveling, houtwallen en singels rondom de percelen en vrijliggende bospercelen. Ook is er een slotenpatroon aanwezig rondom de percelen. Ten zuidwesten van het plangebied is een bosrandgebied met engen aanwezig, met daarnaast de beboste stuwwal, waar onder andere het natuurgebied Kwintelooijen aanwezig is. Ten zuiden van deze beboste stuwwal is het westelijke deel van het plangebied gelegen, aan de Driftweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPWsteegDriftweg-ON01_0004.jpg"

Luchtfoto van de omgeving van het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPWsteegDriftweg-ON01_0005.jpg"

Uitsnede landschappelijke gebieden uit bestemmingsplan Buitengebied 2010 met het plangebied in rood omcirkeld

Plangebied

Weteringsteeg

Het plangebied is grotendeels gelegen aan de Weteringsteeg. Dit is een lokale ontsluitingsweg die in het zuiden aansluit op De Dijk en in het noorden op de Middelbuurtseweg. Langs de Weteringsteeg zijn, naast het plangebied, nog enkele andere bebouwde agrarische erven aanwezig.

Zoals reeds genoemd bestaat dit deel van het plangebied uit twee delen: de percelen op nummer 44a en 55. Binnen het plangebied is het grootste deel van de (agrarische) bebouwing gesitueerd in het perceel van nummer 55. Daar zijn twee bedrijfswoningen, een bakhuis en zeven bedrijfsgebouwen aanwezig. De totale oppervlakte aan bebouwing op dit perceel is, exclusief de woningen, 878,6 m2. Op het perceel van nummer 44a zijn twee bedrijfsgebouwen aanwezig met een oppervlakte van in totaal 310,9 m2. Op onderstaande situatietekening is de situering van de gebouwen weergeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPWsteegDriftweg-ON01_0006.jpg"

Luchtfoto met het plangebied globaal in rood omkaderd

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPWsteegDriftweg-ON01_0007.jpg"

Situatietekening bestaande situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPWsteegDriftweg-ON01_0008.jpg"

Vooraanzicht Weteringsteeg 44a

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPWsteegDriftweg-ON01_0009.jpg"

Vooraanzicht Weteringsteeg 55

Driftweg

Het derde deel van het plangebied is gelegen aan de Driftweg in Elst. Dit is een lokale weg, gelegen in een 30 km/u-zone. Dit deel van het plangebied is op circa 500 meter ten noorden van de kern van Elst gelegen. Ten noorden en oosten van het plangebied zijn bossen en weilanden aanwezig. Ten westen zijn nog enkele agrarische en woonpercelen aanwezig.

Binnen het plangebied zijn drie gebouwen aanwezig. Ten noorden en zuiden zijn twee bijgebouwen aanwezig, welke behoren bij de woning die tussen deze gebouwen gelegen is. Voor het overige is het plangebied voornamelijk ingericht als tuin bij de woning en de hele westzijde als weide.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPWsteegDriftweg-ON01_0010.jpg"

Luchtfoto plangebied aan de Driftweg

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPWsteegDriftweg-ON01_0011.jpg"

Aanzicht woning en noordelijke bijgebouw vanaf de Driftweg

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPWsteegDriftweg-ON01_0012.jpg"

Aanzicht tuin en westelijke bijgebouw vanaf de Driftweg

3.2 Nieuwe situatie

In het plangebied is geen sprake meer van een melkveehouderij. Derhalve zijn de initiatiefnemers voornemens om hun percelen een nieuwe invulling te geven. Hiervoor zullen alle voormalige agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt worden. In totaal betreft het 1.173 m2 aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen. Een gedeelte hiervan wordt ingezet als goede maatschappelijke tegenprestatie op de locatie Cuneraweg 246 te Rhenen in het kader van de legalisering van bouwwerken. Het gaat hier om een totaal van 60 m2. Vervolgens blijft er nog meer dan 750 m2 over aan te slopen agararische bedrijfsgebouwen. Hierdoor is het mogelijk om gebruik te maken van de ruimte voor ruimte-regeling van de provincie Utrecht en een nieuwe vrijstaande woning te realiseren. De tweede bedrijfswoning, nummer 55a, wordt gesloopt en krijgt een nieuwe plek op het gedeelte van het bouwperceel aan de Weteringsesteeg 44. Hierna worden voor de verschillende locaties de concrete voornemens beschreven.

De gemeente heeft in het principebesluit een aantal voorwaarden voor onderhavige ontwikkeling benoemd, waaronder het maken van een inrichtingsplan die op drie schaalniveaus getoetst wordt:

  • landschap: aansluiting bij het gebiedstype;
  • kavel: positionering van de bebouwing en de beplanting;
  • bebouwing: vormen, materiaalgebruik en kleurstelling.

De essentiële onderdelen van het inrichtingsplan (bijvoorbeeld aanleg landschapselementen) dienen in het op te stellen bestemmingsplan te worden geborgd door middel van een ‘voorwaardelijke verplichting’ waardoor de oprichting en duurzame instandhouding ervan wordt verankerd. Ook de sloop van de te saneren opstallen zal als een voorwaardelijke verplichting moeten worden vastgelegd.

Weteringsteeg

Voor de ontwikkeling aan de Weteringsteeg 44a en 55 is door Landborg tevens een beeldkwaliteitsplan gemaakt. Dit beeldkwaliteitsplan is opgenomen als Bijlage 1 bij deze toelichting. In het beeldkwaliteitsplan zijn onder andere de uitgangspunten voor het inpassingsplan beschreven. De Weteringsteeg is een noord-zuid lopende weg met verschillende erven. Het moet voorkomen worden dat de percelen verdwijnen achter de erven. De erven dienen daarom niet in de breedte uit te breiden, maar in de diepte. Erfbeplantingen, zoals houtwallen en houtsingels op erfscheidingen, dienen de diepte van het perceel en het kleinschalige karakter te benadrukken.

De eigenaar van de Weteringsteeg 44a is voornemens om een nieuwe vrijstaande woning met bijgebouw te realiseren. De woning krijgt een maximale inhoud van 600 m3. Naast de beoogde vervangende nieuwbouw krijgt het perceel een aanzienlijke kwaliteitsverbetering. In de huidige situatie ligt het perceel er verwaarloosd bij. Daarom is het voornemen om er een aantrekkelijk woonerf van te maken. De bestaande inrit wordt enkele meters naar het noorden verplaatst. De nieuwe inrit zal doorlopen in het verharde erf rondom de woning, waar tevens voorzien wordt in twee parkeerplaatsen. Veel van de huidige bomen zullen verwijderd worden. Enkel de bomen aan de zuidelijke perceelgrens blijven gehandhaafd. Aan de zijkant van de inrit wordt een nieuwe haag aangelegd en ten oosten van het bijgebouw wordt een boomgaard aangelegd. Verder worden er knotwilgen aangelegd aan de noordelijke perceelgrens. Tot slot wordt er een pad aangelegd ten behoeve van de ontsluiting met de achterliggende weidegronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPWsteegDriftweg-ON01_0013.jpg"

Inpassings- en beplantingsplan nieuwe situatie Weteringsteeg 44a

De eigenaar van het perceel aan de Weteringsteeg 55 is ook voornemens om zijn perceel een betere invulling te geven conform het huidige gebruik. Allereerst zal alle bebouwing op het perceel gesloopt worden. Enkel het bakhuis blijft in de nieuwe situatie gehandhaafd als bijgebouw bij de woning op nummer 55. De woning zal gerenoveerd en verbouwd worden. Verder is het voornemen om nog een bijgebouw te realiseren.

Ook hier zal het perceel een aanzienlijke kwaliteitsverbetering krijgen. De bestaande inrit blijft gehandhaafd en een groot deel van de aanwezige verharding zal verdwijnen. Op het erf wordt voorzien in vier parkeerplaatsen. Een groot deel van de bestaande bomen ten westen van de woning worden vervangen door een nieuwe boomgaard. Verder wordt er een nieuwe haag aangelegd en de bestaande houtwal blijft gehandhaafd. De rest van het perceel zal ingericht worden als weide.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPWsteegDriftweg-ON01_0014.jpg"

Inpassings- en beplantingsplan nieuwe situatie Weteringsteeg 55

Driftweg

Ook voor de ontwikkeling aan de Driftweg is door Landborg een beeldkwaliteitsplan gemaakt. Dit beeldkwaliteitsplan is opgenomen als Bijlage 2 bij deze toelichting.

Zoals benoemd zal de tweede bedrijfswoning aan de Weteringsteeg 55a gesloopt worden en een nieuwe plek krijgen op het gedeelte van het bouwperceel aan de Weteringsesteeg 44. Het voornemen is om hier een nieuwe reguliere woning te bouwen. De nieuwe woning krijgt een maximale inhoudsmaat van 600 m3 en het bijgebouw een oppervlakte van circa 50 m2. Deze gebouwen worden aan de noordzijde van het plangebied gesitueerd. Hierdoor wordt het bebouwingslint-/beeld van de Driftweg afgesloten.

Naast de nieuwe gebouwen wordt er ook op een andere manier een ruimtelijke kwaliteitswinst behaald. In de huidige situatie is er sprake van een relatief smalle woonbestemming, waardoor de weide niet als tuin gebruikt kan worden. Daarom voorziet onderhavig plan in een wijziging van de woonbestemming, zodat meer ruimte benut kan worden als tuin. Verder zal de nieuwe woning een eigen inrit krijgen vanaf de Driftweg. Daarnaast zal het zuidelijke bijgebouw gesloopt worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPWsteegDriftweg-ON01_0015.jpg"

Inpassings- en beplantingsplan nieuwe situatie Driftweg

In de nieuwe situatie wordt de open ruimte aan de noordzijde verplaatst naar zuidzijde van de woning op nr. 41. Hierdoor wordt de openheid op deze kruising versterkt en de landschappelijke kwaliteit verbeterd. De woonbestemming aan de Driftweg komt hiermee weer in het landschap te liggen, in plaats van op de grens tussen dorp en landschap. De nieuwe woning is geprojecteerd tussen nr. 41 en nr. 46 en vult hiermee een gat in de lintbebouwing langs de Driftweg. De positie van de woningen langs de Driftweg is enigszins grillig en zodoende is ook de rooilijn van de nieuwe woning gebaseerd op de woning van nr. 49 en wijkt daarmee af van de belendende woning op nr. 41 en nr. 49, waarmee de grilligheid en variëteit in stand word gehouden. De woning is assymetrisch gepositioneerd op het perceel, aan de noordzijde. Hierdoor ontstaat een zuidgerichte woning, maar ook een speels spanningveld tussen verdichting en openheid in het lint.

Hoofdstuk 4 Planologische en milieutechnische randvoorwaarden

4.1 Milieu

4.1.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening. In deze paragraaf worden de relevante thema's rondom milieu behandeld.

4.1.2 Bodem

Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als aangetoond is dat de bodem geschikt is voor de nieuwe/aangepaste bestemming en dus niet verontreinigd of vervuild is. Voor zover bekend zijn de menselijke activiteiten in het plangebied beperkt gebleven voor de bewoning van de aanwezige bedrijfswoning en voor het aannemersbedrijf. Bij een bestemmingswijziging is een bodemonderzoek slechts noodzakelijk indien de bestemmingswijziging tevens een wijziging naar een gevoeliger bodemgebruik inhoudt. Bij een bestemmingswijziging die een gelijkblijvend of minder gevoelig bodemgebruik oplevert, is de bodemkwaliteit in het kader van de bestemmingswijziging niet relevant en is bodemonderzoek niet noodzakelijk.

Voor onderhavig plan zijn door Hunneman Milieu-advies twee verkennende bodem- en asbestonderzoeken uitgevoerd. Deze onderzoeken zijn opgenomen als Bijlage 3 (Weteringsteeg) en Bijlage 4 (Driftweg) bij deze toelichting. Hierna zullen de uitkomsten van dit onderzoek kort besproken worden.

Weteringsteeg 44a

In de bodem is zintuiglijk geen asbestverdacht materiaal aangetroffen. In de actuele contactzone is maximaal 2,4 mg/kg d.s. aan gewogen asbest aangetoond. In de vaste bodem zijn geen verhoogde gehalten van de onderzochte stoffen aangetoond. In het grondwater zijn licht verhoogde gehalten aan zware metalen aangetoond. De aangetoonde gehalten vormen geen aanleiding tot nader onderzoek. Op basis van de onderzoeksresultaten is de actuele bodemkwaliteit afdoende vastgelegd, en bestaan geen bezwaren voor de voorgenomen functiewijziging en nieuwbouw op de locatie.

Weteringsteeg 55

In de bodem/puin is zintuiglijk geen asbestverdacht materiaal aangetroffen. In de actuele contactzone onder de “drupzone” binnen RE-01 is, in de fractie > 0,5 mm en < 20 mm, analytisch 34 mg/kg d.s. aan gewogen asbest aangetoond. In de fractie > 20 mm is 66,8 mg/kg d.s. aan gewogen asbest aangetoond. In totaal bedraagt het gewogen gehalte aan asbest binnen RE-01 99,7 mg/kg d.s.. Het aangetoonde gewogen gehalte aan asbest (RE- 01) blijft beneden de interventiewaarde (100 mg/kg d.s.). Op het overige terrein zijn geen tot licht verhoogde gehalten aan asbest aangetoond.

In monsterpunt 2, ter plaatse van de voormalige bovengrondse HBO-tank, zijn in de bodemlaag vanaf 0,9 tot 1,6 m-mv oliecomponenten waargenomen. In de vaste bodem en in het grondwater zijn licht tot matig verhoogde gehalten aan oliecomponenten aangetoond. De maximaal aangetoonde gehalten overschrijden de tussenwaarden.

Op het overige terrein zijn maximaal licht verhoogde gehalten aan PAK aangetoond. In het grondwater zijn licht verhoogde gehalten aan zware metalen aangetoond. De aangetoonde gehalten vormen geen aanleiding tot nader onderzoek.

Op basis van de onderzoeksresultaten is de actuele bodemkwaliteit afdoende vastgelegd en bestaan, met uitzondering van het aangetoonde gehalte aan asbest en de aangetoonde gehalten aan oliecomponenten, geen bezwaren voor de voorgenomen functiewijziging en nieuwbouw.

Er wordt geadviseerd om de aangetoonde verontreiniging met oliecomponenten in de vaste bodem, onder milieukundige begeleiding te verwijderen en de vrijkomende grond ter verwerking af te voeren. Voorafgaand aan de uitvoering dient een BUS-melding te worden ingediend bij het bevoegd gezag Wbb, RUD Utrecht (namens Provincie Utrecht).

Bij een asbestgehalte groter dan de helft van de interventiewaarde is formeel een nader onderzoek asbest verplicht. Hunneman adviseert echter om de aangetroffen asbestverontreiniging in de drupzone van RE-01 (circa 5 m3), voorafgaand aan de sloop, onder milieukundige begeleiding te verwijderen en de vrijkomende grond ter verwerking af te voeren. Voorafgaand aan de uitvoering dient een BUS-melding te worden ingediend bij het bevoegd gezag Wbb, RUD Utrecht (namens Provincie Utrecht).

Financiele haalbaarheid

Het verwijderen van circa 5 m3 aan asbestverontreiniging betreft een relatief kleinschalige ingreep. Ook de waargenomen oliecomponenten ter plaatse van de voormalige HBO-tank betreft slechts een lokale en niet ernstige verontreiniging. Het is dan ook aannemelijk dat het, in verhouding met de nieuwe investeringen, waaronder de nieuwe woning, financieel haalbaar is voor de initiatiefnemer om beide verontreinigingen te verwijderen.

Driftweg naast 41

In de bodem is zintuiglijk en analytisch geen asbest aangetroffen. In de bovengrond zijn licht verhoogde gehalten aan zware metalen, PAK, PCB’s, minerale olie en OCB’s aangetoond. De aangetoonde gehalten vormen geen aanleiding tot nader onderzoek. In de ondergrond zijn geen verhoogde gehalten aangetoond. Op basis van de onderzoeksresultaten is de actuele bodemkwaliteit afdoende vastgelegd en bestaan, milieutechnisch gezien, geen bezwaren voor de voorgenomen functiewijziging en nieuwbouw op de locatie.

Hunneman adviseert om bij ontwikkeling van de locatie te werken met een gesloten grondbalans. Indien grond vrijkomt en van de locatie wordt afgevoerd is het Besluit Bodemkwaliteit van toepassing (Bbk). De aangetoonde verhogingen in de vaste bodem kunnen bij toetsing aan het Bbk beperkingen opleveren ten aanzien van het (her)-gebruik elders. Af te voeren grond dient eventueel AP-04 te worden gekeurd, voor de bepaling van de definitieve afzetmogelijkheden.

4.1.3 Bedrijven en milieuzoneringen

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gebruikt. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.

Onderhavige ontwikkeling voorziet alleen in de vestiging van nieuwe milieugevoelige functies: de nieuwe woning aan de Weteringsteeg 44a en aan de Driftweg naast 41. Daarom is alleen sprake van inwaartse zonering. Hoewel de woning aan de Weteringsteeg 55 wellicht herbouwd wordt, is functie zelf al aanwezig. Daarom zijn alleen de nieuw te bouwen woningen van belang.

Weteringsteeg

Voor de Weteringsteeg is voor het geuraspect een V-stacks berekening uitgevoerd in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij. Deze berekening is opgenomen in Bijlage 5 Memo woon- en leefklimaat. Uit deze berekening volgt dat de geurbelasting ter hoogte van de (nieuwe) woningen aan Weteringsteeg 44a en 55, respectievelijke 7,7 OUE/m3 en 8,5 OUE/m3 bedragen. Dit is onder de norm van maximaal 14 OUe/m3 in het buitengebied. Het woon- en leefklimaat ter hoogte van de nieuw te bouwen woningen wordt, vanwege de ligging nabij de veehouderij aan de Weteringsteg 46, bepaald door de voorgrondbelasting. Dit omdat als de voorgrondbelasting meer dan 50% van de achtergrondbelasting is, de voorgrondbelasting bepalend is. De berekende voorgrondbelastingen van respectievelijk 7,7 OUE/m3 en 8,5 OUE/m3, resulteren in een “matige” milieukwaliteit. Dit kan als aanvaardbaar worden beschouwd, mede gelet op het feit dat de voorgrondbelasting hier bepalend is.

Voor de overige aspecten zijn de richtafstanden uit de VNG-uitgave aangehouden. Ten zuiden van de geprojecteerde woning is nog een autogarage en ten zuiden daarvan een tuincentrum aanwezig, waarvoor beide milieucategorie 2 geldt. Hierbij hoort een richtafstand van 30 meter. Verder is er nog een hoveniersbedrijf aanwezig waarvoor milieucategorie 3.1 geldt. Hierbij hoort een richtafstand van 50 meter. Zowel de garage, het tuincentrum als het hoveniersbedrijf zijn op meer dan 600 meter vanaf de geprojecteerde nieuwe woning gelegen. Overige milieubelastende functies liggen op ruimere afstand.

Driftweg

Ten westen van de geprojecteerde nieuwe woning, op circa 160 meter, is aan de Engweg 18 een intensieve veehouderij toegestaan. Echter, op deze locatie worden geen dieren gehouden, waardoor dit dus ook geen belemmering kan vormen voor onderhavig plan. Op deze locatie is wel bedrijfsbestemming aanwezig. Ook op de Engweg 23 is een bedrijfsbestemming aanwezig. Hier zijn bedrijven tot en met categorie 2 toegestaan. Hiervoor geldt een richtafstand van 30 meter. Beide locaties zijn op meer dan 150 meter tot aan het plangebied gelegen. Er wordt dus aan de richtafstand voldaan. Gezien de afstand tot het plangebied en het feit dat er al bestaande woonbestemmingen op kortere afstand zijn gelegen, is er binnen het plangebied sprake van een goed woon- en leefklimaat en is het initiatief geen belemmering voor de bedrijfsactiviteiten op het perceel Engweg 18 en 23.

Milieuzoneringen vormen geen belemmering voor onderhavig plan.

4.1.4 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is alleen gelegen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen. Om deze reden wordt alleen wegverkeerslawaai beschouwd. Het deel van het plangebied aan de Weteringsteeg is gelegen binnen de invloedssfeer van deze weg. Dit is een lokale weg waar de maximumsnelheid 60 km/uur bedraagt. De Driftweg is echter gelegen in een rustig gedeelte van een 30 km/u-zone en ligt ruim buiten de geluidzone van de provinciale weg N416, de Veenendaalseweg. Derhalve is een akoestisch onderzoek alleen noodzakelijk voor de woningen aan de Weteringsteeg 44a en 55.

Door Groenewold is een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 6 bij deze toelichting. Uit dit onderzoek blijkt dat de maximale geluidbelasting vanwege de Weteringsteeg Lden = 46 dB bedraagt. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van Lden = 48 dB voor de nieuwe woning. De karakteristieke geluidwering van de gevels moeten wel voldoen aan de minimumeis uit het Bouwbesluit, namelijk GA;k = 20 dB.

Geluidhinder door wegverkeerslawaai is geen belemmering voor onderhavig plan.

4.1.5 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijnstof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan. Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  • het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of;
  • de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of, bij een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregelen of effect, per saldo verbetert, of;
  • het bestemmingsplan niet in betekende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden voor zijn opgenomen, of;
  • de ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

Onderhavig plan voorziet in een functiewijziging en de realisatie van één nieuwe woning. Dit bestemmingsplan valt daarmee onder de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' namelijk in categorie: 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg. Derhalve is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren voor dit bestemmingsplan.

Naast het geuraspect is in Bijlage 5 Memo woon- en leefklimaat ook een ISL3a-berekening uitgevoerd naar de gevolgen op de luchtkwaliteit van de omliggende veehouderijen. Met het verspreidingsmodel ISL3a is berekend dat de jaargemiddelde concentratie ter hoogte van de woningen aan de Weteringsteeg 44a en 55, maximaal, 20,59 µg/m3 bedraagt en dat de daggemiddelde concentratie op 10,8 dagen per jaar de waarde van 50 µg/m3 overschrijdt. Derhalve kan geconcludeerd worden dat ter hoogte van de gewenste woningen aan de Weteringsteeg 44a en 55 sprake is van een aanvaardbare luchtkwaliteit.

4.1.6 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer, de Wet ruimtelijke ordening en de Wabo de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt in het externe veiligheidsbeleid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.

  • Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt (verder: PR-contour).
  • Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.

Weteringsteeg

Uit onderstaande uitsnede van de risicokaart blijkt dat het plangebied niet in binnen de invloedsfeer gelegen is van bevi-bedrijven en transportassen van gevaarlijke stoffen. De dichtstbijzijnde inrichting voor waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen is op 1,5 kilometer ten noordoosten van het plangebied gelegen. Ook de dichtstbijzijnde transportas is op ruim 1,5 kilometer ten westen gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPWsteegDriftweg-ON01_0016.jpg"

Uitsnede risicokaart

Driftweg

Onderstaand is een uitsnede van de risicokaart weergeven van de omgeving van de Driftweg. Hieruit blijkt dat alleen ten westen van het plangebied een transportroute voor gevaarlijke stoffen loopt, namelijk de provinciale weg N416. Deze weg is op ruim 300 meter vanaf de geprojecteerde nieuwe woning gelegen. Deze afstand is ruim voldoende.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPWsteegDriftweg-ON01_0017.jpg" Uitsnede risicokaart

Externe veiligheidsrisico's staan de uitvoerbaarheid van onderhavig plan niet in de weg.

4.1.7 Milieueffectrapportage

De milieueffectrapportage (m.e.r.) is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. Een m.e.r. is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid over initiatieven en activiteiten van publieke en private partijen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De m.e.r. is wettelijk verankerd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Naast de Wet milieubeheer is het Besluit m.e.r. belangrijk om te kunnen bepalen of bij de voorbereiding van een plan of een besluit de m.e.r.- procedure moet worden doorlopen. Bij toetsing aan het Besluit m.e.r. zijn er vier mogelijkheden:

  • a. Het plan of besluit is direct m.e.r.- plichtig.
  • b. Het plan of besluit bevat activiteiten uit kolom 1 van onderdeel D, en ligt boven de (indicatieve) drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 ‘gevallen’, van onderdeel D. Het besluit moet eerst worden beoordeeld om na te gaan of er sprake is van m.e.r.-plicht: het besluit is dan m.e.r.-beoordelingsplichtig. Voor een plan in kolom 3 ‘plannen’ geldt geen m.e.r-beoordelingsplicht, maar direct een (plan-)m.e.r.-plicht.
  • c. Het plan of besluit bevat wel de activiteiten uit kolom 1, maar ligt beneden de drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 ‘gevallen’, van onderdeel D: er dient in overleg met de aanvrager van het bijbehorende plan of besluit beoordeeld te worden of er aanleiding is voor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling (als sprake is van een besluit) of het direct uitvoeren van een m.e.r. (als sprake is van een plan). Deze keuze wordt uiteindelijk in het bijbehorende plan of besluit gemotiveerd.
  • d. De activiteit(en) of het betreffende plan en/of besluit word(t)(en) niet genoemd in het Besluit m.e.r.: er geldt geen m.e.r.- (beoordelings)plicht.

Sinds 16 mei 2017 geldt er een directe werking van het Europees recht. Daarom is per 7 juli 2017 het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden. In het gewijzigde Besluit m.e.r. staat de nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Voor elke aanvraag, waarbij een vormvrije m.e.r.- beoordeling aan de orde is, moet:

  • door de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie worden opgesteld;
  • het bevoegd gezag binnen 6 weken een m.e.r.-beoordelingsbesluit nemen. Dit besluit hoeft niet in de Staatscourant gepubliceerd te worden;
  • de initiatiefnemer het (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsbesluit bij de vergunningaanvraag voegen (Artikel 7.28 Wet milieubeheer).

De artikelen 7.16 tot en met 7.20a Wm zijn in de nieuwe wetgeving voor alle in het Besluit m.e.r. genoemde activiteiten van de D-lijst van toepassing.

Planspecifiek

Uit toetsing aan het Besluit m.e.r. volgt dat het besluit tot vaststelling van dit bestemmingsplan valt onder mogelijkheid c. Het besluit bevat namelijk wel een activiteit uit kolom 1 (de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen), maar er wordt niet voldaan aan de gegeven drempelwaarde van 2.000 of meer woningen. De voorgenomen ontwikkeling betreft namelijk het verplaatsen van een voormalige bedrijfswoning en de realisatie van één vrijstaande woning. Er kan daarmee worden afgezien van een m.e.r.-beoordeling en volstaan kan worden met een vormvrije m.e.r.- beoordeling.

Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  • a. belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk;
  • b. belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet toch een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor een m.e.r.

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling zijn de belangrijkste milieuaspecten waaronder bodem, luchtkwaliteit, geluid, externe veiligheid en ecologie in beeld gebracht. Het bevoegd gezag kan op basis van deze plantoelichting een besluit nemen over de uitkomst van de m.e.r.-beoordeling, of er al dan niet een m.e.r. nodig is en publiceert dit in een m.e.r.- beoordelingsbesluit. Het besluit dat geen m.e.r. uitgevoerd hoeft te worden, hoeft niet gepubliceerd te worden in de Staatscourant. Dit besluit wordt opgenomen als bijlage bij de aanvraag omgevingsvergunning. Er is geen sprake van een aparte bezwaar- en beroepsprocedure bij de beslissing over de m.e.r.-plicht. Bezwaar en beroep is alleen mogelijk tegelijkertijd met de procedure voor het bestemmingsplan.

Op basis van deze plantoelichting welke gezien kan worden als aanmeldingsnotitie kan geconcludeerd worden dat een m.e.r.-beoordeling niet vereist is. Volstaan wordt met een vormvrije m.e.r.-beoordeling

4.2 Archeologie, cultuurhistorie en monumenten

Weteringsteeg

Het plangebied is op de gemeentelijke archeologische waarden- en verwachtingskaart gelegen in een hoge en gematigde of middelhoge verwachtingswaarde. Voor de hoge verwachtingswaarde geldt een onderzoeksplicht voor een archeologisch onderzoek bij bouwwerken groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm onder het maaiveld. Voor de middelhoge verwachtingswaarde is een onderzoek verplicht bij bouwwerken groter dan 1.000 m2 en dieper dan 30 cm onder het maaiveld.

Voor beide delen van het plangebied geldt dat de beoogde nieuwe woningen en bijgebouwen binnen de zone met een hoge verwachtingswaarde vallen. Voor beide locaties geldt dat de ondergrens van 100 m2 overschreden wordt, aangezien alleen de beoogde woningen al een oppervlakte van circa 100 m2 hebben. Derhalve is een archeologisch onderzoek nodig voor onderhavig plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPWsteegDriftweg-ON01_0018.jpg"

Uitsnede archeologische waarden- en verwachtingskaart gemeente Rhenen

Door Laagland Archeologie is op deze locatie een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 7 bij deze toelichting. Hierna worden de uitkomsten van dit onderzoek besproken.

Op basis van het bureauonderzoek is de archeologische verwachting middelhoog voor de perioden Laat-Paleolithicum tot Midden-Neolithicum en Nieuwe tijd. In de periode vanaf het Midden-Neolithicum waren deelgebied A en B overgroeid met veen en ongeschikt voor bewoning. Wel kunnen er toevalsvondsten zoals depots worden aangetroffen. De archeologische verwachting is laag voor de periode Laat-Neolithicum tot Late Middeleeuwen.

Op basis van het uitgevoerde booronderzoek is de kans klein dat het plangebied archeologische sporen bevat, afgezien van een relatief deel van deellocatie B. In dat relatief kleine gebied van deellocatie B zijn resten van veldpodzolgronden net buiten een vrij dichte bebouwing aangetroffen, in het westelijk deel van het deelgebied. Deelgebied A lag in de vroege prehistorie waarschijnlijk al op de overgang van een nat gebied, naar een minder nat gebied. In deelgebied A zijn in het westelijk deel resten van gooreerdgronden aangetroffen en het oostelijk deel plaatselijk resten van veldpodzolgronden. Bovendien was deelgebied A in de Nieuwe tijd onderdeel van natte hooilanden en vanaf 1744 van het inundatiegebied van de Grebbelinie.

Het archeologisch belang hiervan is laag. Om deze reden adviseert Laagland geen vervolgonderzoek uit te voeren en het plangebied vrij te geven.

Mochten tijdens de werkzaamheden onverhoopt toch archeologische resten worden aangetroffen, of resten waarvan redelijkerwijze kan worden vermoed dat het om archeologische resten gaat, dan geldt op grond van de Erfgoedwet (art. 5.10) een meldingsplicht. Dit kan bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE, www.cultureelerfgoed).

Driftweg

Het deel van het plangebied aan de Driftweg is ook gelegen in een zone met een hoge verwachtingswaarde. Aangezien ook de ontwikkeling op dit gebied de ondergrens van 100 m2 overschrijdt, is ook hier een archeologisch onderzoek nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPWsteegDriftweg-ON01_0019.jpg"

Uitsnede archeologische waarden- en verwachtingskaart gemeente Rhenen

Door Laagland Archeologie is op deze locatie een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 8 bij deze toelichting. Hierna worden de uitkomsten van dit onderzoek besproken.

Afgezien op het noordoostelijk deel van het plangebied, binnen dat deel waar de nieuwbouw is voorzien is een onverstoorde bodemopbouw aangetroffen, bestaande uit moderpodzolgronden. Binnen het deel ten zuiden van de nieuwe perceelgrens is het terrein al opgehoogd en is de inrichting van de nieuw geplande tuin grotendeels gerealiseerd. Het plangebied is geheel onderzocht door middel van een verkennend booronderzoek. Op verzoek van de eigenaar is het nieuw te realiseren perceel in het noordelijk deel van het plangebied waar de nieuwbouw is voorzien onderzocht met een karterend booronderzoek. Bij het booronderzoek zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen.

Het terrein is echter niet geheel karterend onderzocht en de archeologisch adviseur namens de gemeente beargumenteerd dat de ad-hoc geplaatste boorpunten niet overeenkomen met de toekomstige bebouwing. Om die reden kan de archeologische verwachting niet naar beneden worden bijgesteld.

Op basis van de onderzoeksresultaten wordt nader archeologisch onderzoek geadviseerd conform protocol 4003 IVO (landbodems). Gelet op de te verwachten prospectiekenmerken en prospecteerbaarheid van een eventuele vindplaats wordt geadviseerd dit vervolgonderzoek uit te voeren in de vorm van een proefsleuvenonderzoek conform de KNA Leidraad Inventariserend Veldonderzoek Deel: Proefsleuvenonderzoek (IVO-P). Het nadere onderzoek zal in een later stadium uitgevoerd worden. Om die reden blijft het plangebied de archeologische dubbelbestemming behouden.

De implementatie van dit advies is in handen van de bevoegde overheid, de gemeente Rhenen. De gemeente wordt hierin vertegenwoordigd door haar deskundige, Mevr. P. Fijma (Utrecht Omgevingsdienst).

Conclusie

Ter bescherming van de verwachte archeologische waarden, is op de verbeelding de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen met de nadere aanduiding 'hoge verwachtingswaarde'. Op de percelen met deze dubbelbestemming mogen geen gebouwen worden opgericht. Van dit verbod kan via het indienen van een omgevingsvergunning worden afgeweken, indien is gebleken dat het oprichten van dat gebouw niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische waarden. Ook voor het uitvoeren van diverse werkzaamheden, zoals ophogen en ontgraven van de bodem, is een omgevingsvergunning vereist. Mogelijke archeologie waarden worden met dit plan voldoende beschermd en gewaarborgd.

4.3 Ecologie

Voor onderhavig plan is door Groenewold Adviesbureau voor Milieu & Natuur een quickscan in het kader van de Wet natuurbescherming uitgevoerd. Voor alle drie de planlocaties is een aparte rapportage opgesteld. Navolgend worden per locatie de uitkomsten beschreven.

Weteringsteeg 44a

De quickscan voor de Wetetingsteeg is opgenomen als Bijlage 9 bij deze toelichting.

Soortenbescherming

In het plangebied zijn geen beschermde soorten of verblijfplaatsen aangetroffen. Specifiek is gezocht naar (potentiële) verblijfplaatsen van vleermuizen, marters, uilen en eventuele jaarrond beschermde nesten van vogels. Deze zijn niet gevonden en met zekerheid uit te sluiten.

Mogelijk is het plangebied onderdeel van het foerageergebied van de steenuil, gezien de waarnemingen in de nabije en wijdere omgeving. Er zijn verder geen poepsporen, braakballen of prooiresten gevonden. Er zijn ook geen aanwijzingen gevonden voor potentiële rust- of nestplaatsen. Na realisatie van het plan blijft het gebied beschikbaar als potentieel leefgebied voor de steenuil.

Er geldt een vrijstelling voor de algemeen beschermde soorten (Omgevingsverordening Utrecht). Overigens blijft de algemene zorgplicht altijd van kracht.

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt in het buitengebied van Rhenen op ca. 1.8 km van Natura 2000-gebied Binnenveld en ca. 3.6 km van de Rijntakken. Het plan heeft geen negatieve effecten op beschermde habitats en soorten. In de bestaande en nieuwe situatie is er sprake van een woning. De nieuwe wordt gasloos uitgevoerd en heeft daarmee een lagere stikstofemissie. Daarmee is er per definitie geen toename van de stikstofdepositie. Los daarvan is er in de gebruiksfase geen stikstofdepositie hoger dan 0.00 mol/ha/jr.

Weteringsteeg 55

De quickscan voor de Wetetingsteeg is opgenomen als Bijlage 10 bij deze toelichting.

Soortenbescherming

In het plangebied zijn geen beschermde soorten of verblijfplaatsen aangetroffen. Specifiek is gezocht naar (potentiële) verblijfplaatsen van vleermuizen, marters, uilen en eventuele jaarrond beschermde nesten van vogels. Deze zijn niet gevonden.

Mogelijk is het plangebied onderdeel van het foerageergebied van de steenuil, gezien de waarnemingen in de nabije en wijdere omgeving. Er zijn verder geen poepsporen, braakballen of prooiresten gevonden. Er zijn ook geen aanwijzingen gevonden voor potentiële rust- of nestplaatsen. Na realisatie van het plan blijft het gebied beschikbaar als potentieel leefgebied voor de steenuil.

Er geldt een vrijstelling voor de algemeen beschermde soorten (Omgevingsverordening Utrecht). Overigens blijft de algemene zorgplicht altijd van kracht.

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt in het buitengebied van Rhenen op ca. 1.8 km van Natura 2000-gebied Binnenveld en ca. 3.65 km van de Rijntakken. Het plan heeft geen negatieve effecten op beschermde habitats en soorten. In de bestaande en nieuwe situatie is er sprake van een woning. De nieuwe woning wordt gasloos uitgevoerd en heeft daarmee een lagere stikstofemissie. Daarmee is er per definitie geen toename van de stikstofdepositie. Los daarvan is er in de gebruiksfase geen depositie hoger dan 0.00 mol/ha/jr.

Driftweg naast 41

De quickscan voor de locatie aan de Driftweg is opgenomen als Bijlage 11 bij deze toelichting.

Soortenbescherming

In het plangebied zijn geen beschermde soorten of verblijfplaatsen aangetroffen. Specifiek is gezocht naar (potentiële) verblijfplaatsen van vleermuizen, marters, uilen en eventuele jaarrond beschermde nesten van vogels. Deze zijn niet gevonden en met zekerheid uit te sluiten.

Mogelijk is het plangebied onderdeel van het foerageergebied van de steenuil, gezien de waarnemingen in de nabije en wijdere omgeving. Er zijn verder geen poepsporen, braakballen of prooiresten gevonden. Er zijn ook geen aanwijzingen gevonden voor potentiële rust- of nestplaatsen. Na realisatie van het plan blijft het gebied beschikbaar als potentieel leefgebied voor de steenuil.

Er geldt een vrijstelling voor de algemeen beschermde soorten (Omgevingsverordening Utrecht). Overigens blijft de algemene zorgplicht altijd van kracht.

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt in Elst (Rhenen) aan de rand van de bebouwde kom en het buitenge- bied van Rhenen op ca. 860 m van Natura 2000-gebied Rijntakken. Het plan heeft geen negatieve effecten op beschermde habitats en soorten. In de gewenste situatie is er sprake van een nieuwe woning. De woning wordt gasloos uitgevoerd. Daarmee is er alleen sprake van transportbewegingen. De situatie is ingevoerd in Aerius 2020 waarmee geen stikstofdepositie is berekend hoger dan 0.00 mol/ha/jr. Ook in de aanlegfase is geen stikstofdepositie berekend hoger dan 0.00 mol/ha/jaar.

4.4 Kabels en leidingen

Binnen het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die planologische bescherming behoeven. Hierdoor vormt dit dus geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.5 Verkeer en parkeren

Op basis van CROW-publicatie 381 is de verwachte verkeersgeneratie te bepalen. Onderhavig plan voorziet in een nieuwe vrijstaande woning in het buitengebied. Het maximale kengetal is hiervoor 8,6 verkeersbewegingen per etmaal. Dit is een relatief beperkte toename van het verkeer, en kan makkelijk opgenomen worden in de bestaande capaciteit van de Driftweg. Tevens heeft het beëindigen van de veehouderij geleid tot een aanzienlijke afname van het aantal verkeersbewegingen.

De gemeente Rhenen heeft haar parkeerbeleid vastgelegd in het paraplubestemmingsplan Parkeren. Aan de basis van dit plan geldt de beleidsnota parkeernormen en parkeerfonds. Op basis hiervan is dan ook de parkeernorm te bepalen voor de nieuw te bouwen woning. De woning wordt gebouwd in het buitengebied en zal een woning in het dure segment worden. Hiervoor geldt de minimale parkeernorm van 2,0 per woning. Zoals op de inrichtingstekeningen van de nieuwe situatie op de Weteringsteeg in paragraaf 3.2 te zien is, is op het plan voorzien in deze parkeerplaatsen. Tevens is er voldoende ruimte op de percelen om meer auto's te parkeren. Ook op het perceel bij de Driftweg is voldoende ruimte om op eigen terrein te kunnen voorzien in de parkeerbehoefte.

Verkeer en parkeren staat de uitvoerbaarheid van onderhavig plan niet in de weg.

4.6 Waterparagraaf

Bodem-, Water- en Milieuplan 2016 -2021

Het Bodem-, Water- en Milieuplan is opgesteld op grond van de verplichting in de Waterwet en de Wet Milieubeheer om respectievelijk een regionaal waterplan en een provinciaal milieubeleidsplan op te stellen. Het Bodem-, Water- en Milieuplan is vastgesteld op 7 december 2015. Met dit plan wordt deels uitvoering gegeven aan het beleid via de Provinciale Ruimtelijke Verordening, de Provinciale Milieuverordening en de Provinciale Waterverordening. Voor bodem, water en milieu staan de volgende doelen centraal:

  • a. streven naar een robuust bodem- en watersysteem. Dit houdt in dat onder normale omstandigheden alle functies goed uitgevoerd kunnen worden en dat extreme situaties goed opgevangen kunnen worden.
  • b. streven naar bodem-, water- en milieukwaliteiten die passend zijn voor de functie van een gebied.
  • c. streven naar een duurzaam gebruik van de fysieke leefomgeving, zodat de mogelijkheden die het natuurlijk systeem biedt ook in de toekomst gebruikt kunnen worden.

Gestreefd wordt naar een gezonde leefomgeving, die een positieve bijdrage levert aan de economische en maatschappelijke ontwikkelingen in de regio. Om deze doelen te bereiken worden twee hoofdlijnen in het beleid onderscheiden:

  • a. focussen op vier prioriteiten: (1) waterveiligheid en wateroverlast, (2) schoon en voldoende oppervlaktewater, (3) ondergrond en (4) leefkwaliteit stedelijk gebied. Dit betreft urgente maatschappelijke problemen waarin de provincie in de aanpak een belangrijke rol kan spelen.
  • b. werken vanuit zes basiskwaliteiten (bodemkwaliteit, waterkwaliteit, waterkwantiteit, lucht, geluid (incl. geur en licht) en externe veiligheid). Deze vormen een integraal onderdeel van al het provinciaal beleid gerelateerd aan de fysieke leefomgeving.

Waterbeheerprogramma 2022 - 2027: Stroomopwaarts, klimaatbestendig en duurzaam' Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

Het waterbeheerprogramma (WBP) beschrijft de ambities en inzet om de waterdoelen voor dit gebied te bereiken. Het is een wettelijk verplicht document dat elke zes jaar gemaakt wordt. Daarbij wordt rekening gehouden met Europese en landelijke richtlijnen en plannen, en visies van andere overheden. De focus ligt op de nieuwere opgaven en ambities, maar geven via zes ‘portretten’ van medewerkers ook een beeld van (de veranderingen in) de reguliere beheertaken.

Blauw Omgevingsprogramma 2022-2027

Het Blauw Omgevingsprogramma (BOP) is vastgesteld in november 2021. Het BOP is het waterbeheerprogramma van Waterschap Vallei en Veluwe. Bij het opstellen van het BOP is rekening gehouden met het Nationaal- en Regionaal Waterprogramma en de door het Rijk en provincie opgestelde omgevingswaarden. Ook de Europese richtlijnen, zoals de Kaderrichtlijn water en de Zwemwaterrichtlijn komen terug in het BOP. Het BOP is daarmee het wettelijk instrument van het waterschap om de doelen voor de middellange termijn vast te leggen.

Keur

Op 1 januari 2014 is de nieuwe Keur met de Algemene regels en Beleidsregels van het Waterschap Vallei en Veluwe in werking getreden. Het Hoogheemraadschap heeft de Keur 2020 vastgesteld op 13 mei 2020. Het waterschap en hoogheemraadschap stelt deze regels vast ter behartiging van de waterschapstaak en het bereiken van de doelstelling zoals genoemd in artikel 2.1 van de Waterwet. Alle handelingen in of nabij een waterstaatswerk worden hieraan getoetst.

Waterberging bij toename verhardingen

Indien sprake is van een toename van verhardingen is het noodzakelijk voldoende waterberging te realiseren zodat water vastgehouden kan worden alvorens het in de bodem kan infiltreren. Waterschap Vallei en Veluwe kent een lagere inundatienorm dan stedelijk gebied dat door het waterschap vertaald naar een – in vergelijking met het stedelijk gebied - bredere vrijstelling voor het realiseren van compenserende waterberging bij een toename van verhardingen. Deze vrijstelling geldt indien minder dan 1.500 m2 aan verhardingen worden toegevoegd.

Waterbeleid gemeente Rhenen

Het waterbeleid van de gemeente Rhenen is vastgelegd in het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan van Gemeente Rhenen (vGRP). In dit plan is ook het waterplan van de gemeente opgenomen. In het vGRP van de gemeente Rhenen is het volgende opgenomen over het hemelwaterbeleid:

‘Regenwater is in principe schoon. Het is niet efficiënt om het schone water eerst te mengen met afvalwater om het daarna op de rwzi weer te zuiveren. Het is slimmer om het schone regenwater gescheiden te houden. De beste oplossing is om het regenwater lokaal (op de plek waar het valt) te gebruiken of in de bodem te infiltreren. Er is dan geen afvoer nodig, het rioolstelsel heeft minder piekbelasting en het grondwater wordt op natuurlijke wijze aangevuld.’

Dit betekent dat in principe de te bedenken maatregelen zouden moeten uitgaan van het vasthouden van water. Bij het omgaan met extreme neerslag valt er dan te denken aan het aanleggen van tijdelijke berging of het tegenhouden van water in lokale depressies. Bij het oplossen van lokale hydraulische knelpunten ligt het vasthouden van water over het algemeen niet voor de hand. Bij specifieke problemen kan er dan ook van het algemene principe worden afgeweken.

Over wateroverlast is het volgende opgenomen:

De gemeente zet in op het beperken van wateroverlast bij het inzamelen, verwerken en transporteren van regenwater en stedelijk afvalwater. Helemaal nu de nieuwe klimaatscenario’s van het KNMI nog zwaardere regenbuien voorspellen. Het is echter onbetaalbaar om de riolering zo te dimensioneren dat alle regenbuien ondergronds verwerkt kunnen worden. Er moet ook naar bovengrondse oplossingen worden gekeken. Bij inrichting van het openbaar gebied houdt de gemeente hier rekening mee, om de overlast bij zeer hevige neerslag zoveel mogelijk te beperken. In de komende planperiode worden maatregelen getroffen op de locaties waar in de zomer van 2014 wateroverlast is opgetreden. Bij planontwikkeling, wegen- en groenprojecten en overige activiteiten voert de gemeente een watertoets uit, waarbij de gemeente ook de principes van de klimaat actieve stad meeneemt.

Watertoets

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn.

Weteringsteeg

Het resultaat van de digitale watertoets is opgenomen als Bijlage 12. Hieruit is naar voren gekomen dat er geen essentiële waterbelangen worden geraakt en er liggen geen belangrijke oppervlaktewateren of waterkeringen binnen het plangebied. Op basis daarvan geeft het waterschap een positief wateradvies.

Met onderhavig plan neemt het verhard oppervlak op het plangebied aanzienlijk af. Hemelwater dat op de nieuwe bebouwing valt zal oppervlakkig afgevoerd worden richting de omliggende gronden, waar het de bodem kan infiltreren. De nieuwe woning zal aangesloten worden op de gemeentelijke vuilwaterriolering. De gemiddelde hoogste grondwaterstand rond het plangebied is 0,2 tot 0,4 meter onder het maaiveld. De nieuwe bebouwing dient dan ook (ruim) boven de GHG gebouwd te worden om grondwateroverlast te voorkomen. Verder is het uitgangspunt van de gemeente Rhenen dat er waterneutraal gebouwd wordt.

Driftweg

Het resultaat van de watertoets voor de ontwikkeling aan de Driftweg is opgenomen als Bijlage 13. Ook hieruit is naar voren gekomen dat de ontwikkeling geen groot effect op het water heeft.

Op deze locatie neemt het verhard oppervlak toe door de nieuwe woning en het bijgebouw. Deze toename is echter niet zodanig dat hiervoor compenserende maatregelen voor de waterberging nodig zijn. Hemelwater dat op de nieuwe bebouwing valt wordt via een hemelwaterafvoer afgevoerd naar de omliggende gronden, waar het de bodem kan infiltreren. Uitgangspunt van de gemeente Rhenen is dat er waterneutraal gebouwd wordt. In het kader van waterberging zal verder een wadi aangelegd worden.

Voor het afvalwater van de nieuwe woning wordt aangesloten op de gemeentelijke riolering. De gemiddelde hoogste grondwaterstand rond dit deel van het plangebied is hoger dan 2 meter. De nieuwe bebouwing kan met een dergelijke lage grondwaterstand worden gebouwd zonder dat problemen te verwachten zijn vanwege het grondwater.

Negatieve effecten op de waterhuishouding zijn niet aan de orde.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

In hoofdstuk 3 is de beoogde invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 liet zien dat dit uitvoerbaar is. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de juridische regeling om het mogelijk te maken.

Algemeen

Voor het bestemmingsplan is gebruikgemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch-bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten weer die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

Verbeelding

Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven, met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken etc. Voor de analoge verbeelding is gebruikgemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).

Regels

De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk II geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk III geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in hoofdstuk II. Ten slotte regelt hoofdstuk IV de overgangs- en slotbepalingen.

Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de SVBP 2012 gebruikt. In de planregels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met 'Inleidende regels' (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' (de regels die voor alle bestemmingen gelden) en de 'Overgangs- en slotregels'. In het tweede hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde. Ook dit hoofdstuk kent een standaardopbouw:

  • Bestemmingsomschrijving (in elk bestemmingsplan);
  • Bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Nadere eisen (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Specifieke gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (bestemmingsplanafhankelijk).

Voor de regels van dit plan zijn de relevante regels uit de geldende bestemmingsplan gebruikt: bestemmingsplan Buitengebied Rhenen en de correctieve herziening daarvan: het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010, partiële herziening 2013' gebruikt.

Wijze van bestemmen

Het plangebied krijgt deels de bestemming 'Wonen'. Daarmee worden deze gronden in hoofdzaak bestemd voor wonen, een beroep en bedrijf aan huis en waterhuishoudkundige voorzieningen. Per bestemmingsvlak is één woning toegestaan, met een maximale inhoud van 600 m3. Voor woningen geldt tevens een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3,5 en 8 meter.

Het overige deel van het plangebied behoudt de bestemming 'Agrarisch'. Hiermee blijven deze gronden in hoofdzaak bestemd voor de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf. Het bouwvlak komt echter te vervallen, waardoor in principe geen gebouwen toegestaan zijn binnen de agrarische bestemming.

Verder wordt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie', met de nadere aanduidingen 'archeologische verwachtingswaarde middelhoog en hoog', overgenomen uit het geldende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1.1 Vooroverleg

Het concept van dit bestemmingsplan zal worden toegezonden aan de provincie Utrecht, de Veiligheidsregio Utrecht, het Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden, het Waterschap Vallei en Veluwe, het Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden, Vitens en de Gasunie in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. De uitkomsten van dit overleg zullen te zijner tijd in deze paragraaf worden verwerkt. Verder zijn met dit plan geen nationale belangen in het geding. Vooroverleg met de Rijksoverheid is daarom achterwege gebleven.

Het Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden en Gasunie hebben aangegeven geen opmerkingen te hebben op dit plan.

De veiligheidsregio heeft laten weten dat het plan niet voldoet aan art. 6.30 van het Bouwbesluit 2012. Dit artikel eist dat op maximaal 40 m van het bouwwerk bluswater onttrokken kan worden met een capaciteit van ten minste 30 m3/h. Dit aspect zal in het kader van de uitvoering en de omgevingsvergunning voor de nieuwbouw van de woning verder uitgewerkt worden in overleg met de veiligheidsregio.

De provincie heeft aangegeven de landschappelijke inpassing op een aantal punten aan te passen. De provincie mist namelijk de toepassing van landschapselementen en robuuste keuzes. Met het toepassen van 4-5 fruitbomen is bijvoorbeeld niet direct sprake van een boomgaard. Daarnaast wordt op de inrichtingsschets een rij knotwilgen ingetekend op een plek waar nu al een karakteristieke rij eiken staat. Indien de eiken daarvoor gekapt moeten worden is dit niet direct een wenselijke ontwikkeling. Deze opmerkingen zijn verwerkt in een nieuwe landschappelijke inpassing.

6.1.2 Voorontwerp

De ontwikkeling die dit plan mogelijk maakt, heeft een beperkte invloed op zijn omgeving. Daarom heeft geen voorontwerp van dit plan voor inspraak ter inzage gelegen. De buurtbewoners zijn geïnformeerd over het initiatief. Het betreft de buurtbewoners woonachtig aan de volgende adressen:

  • Driftweg 24, 25, 26a, 27, 31, 33 en 47.
  • Engweg 1, 15, 16, 17, 22, en 26.
  • Verbindingsweg 30.

De reacties van de buurtbewoners waren overwegend positief. De meeste omwonenden zagen geen bezwaren in de ontwikkeling. De bewoners aan de Engweg 16 zijn akkoord met het bouwplan, maar vrezen wel dat verdichting zal leiden tot een harde grens in het buitengebied, waardoor het de belangrijke functie verliest als overgangszone met de Utrechtse Heuvelrug. De beleving van en zichtlijnen op de Heuvelrug zal volgens hen wegvallen. De bewoners aan de Engweg 17 zijn ook akkoord, maar vrezen dat het 'volbouwen' van de Engweg langzamerhand zal zorgen dat de straat verbreed moet worden door de toenemende verkeersdrukte. De bewoners aan de Driftweg 47 zijn niet akooord en hebben hun bezwaren rechtstreeks ingediend bij de gemeente.

Deze bezwaren en zorgen geven geen aanleiding om het bouwplan aan te passen. De geuite zorgen komen er met name op neer dat de ontwikkeling van de woning aan de Driiftweg de deur open zou kunnen zetten voor andere woningbouwontwikkelingen in de omgeving. Dat is echter niet het geval. Het gaan namelijk om een aan het buitengebied eigen en vrij uitzonderlijke ontwikkeling: de realisatie van een ruimte-voor-ruimtewoning op een locatie 'buiten' de locatie waar een agrarisch bouwperceel met veel bedrijfsbebouwing wordt gesaneerd. Aangezien langs de Driftweg, zowel ten noorden als zuiden van de geprojecteerde nieuwe bebouwing, reeds bebouwing aanwezig is, zal het bouwplan ook niet leiden tot een harde grens in het buitengebied en ook niet dat de beleving van en zichtlijnen op de Utrechtse Heuvelrug wegvallen. Ten aanzien van de bezwaren die bij de gemeente zijn ingediend is het niet aan de initiatiefnemers op daarop te reageren.

6.1.3 Ontwerp

Met ingang van P.M. tot en met P.M. heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan ter inzage gelegen. Toen zijn P.M. zienswijzen ingediend.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan voorkomt dat in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is aangewezen. Onderhavige plan voorziet in een bouwplan zoals dat in artikel 6.2.1 Bro is benoemd. Toch is het niet noodzakelijk een exploitatieplan vast te stellen. Met de initiatiefnemer wordt namelijk een anterieure overeenkomst gesloten. Hierin is geregeld dat alle kosten die samenhangen met de onderhavige herziening van het bestemmingsplan voor rekening komen van initiatiefnemer. Deze herziening heeft derhalve voor de gemeente geen financiële gevolgen.