direct naar inhoud van Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
Plan: Klein Prattenburg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0340.BPKleinPrattenburg-OH01

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 Wijzigingsbevoegdheid archeologie

De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' toe te kennen aan gronden, overeenkomstig de regels voor deze bestemming 'Waarde – Archeologie' in Bijlage 1 (Waarde - Archeologie), indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

9.2 Wijzigingsbevoegdheid Groen - Wonen
  • a. Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming 'Groen' te wijzigen in de bestemming 'Wonen'.
  • b. Bij een wijziging als bedoeld in 9.2 sub a. kan een bestaand bouwvlak en/of de aanduiding 'erf' geheel of gedeeltelijk worden verplaatst naar de gronden waarvan de bestemming 'Groen' is gewijzigd in 'Wonen'.
  • c. Een wijziging als bedoeld in 9.2 sub a. en een verplaatsing van het bouwvlak en/of van de aanduiding 'erf' als bedoeld in 9.2 sub b. zijn slechts toegestaan indien:
    • 1. dit noodzakelijk is vanuit het oogpunt van een goede stedenbouwkundige invulling;
    • 2. dit niet ten koste gaat van de stedenbouwkundige samenhang van het perceel en de omgeving;
    • 3. dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van een goed woon- en leefklimaat;
    • 4. dit niet leidt tot een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van andere percelen, en
    • 5. een gelijke oppervlakte van de bestemming 'Wonen' wordt gewijzigd in de bestemming 'Groen' waardoor de oppervlakte van de bestemming 'Wonen' niet toeneemt.
9.3 Wijzigingsbevoegdheid Wonen-Groen
  • a. Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming 'Wonen' te wijzigen in de bestemming 'Groen'.
  • b. Een wijziging als bedoeld in 9.3 sub a. is slechts toegestaan indien:
    • 1. dit noodzakelijk is vanuit het oogpunt van een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke invulling;
    • 2. dit niet ten koste gaat van de stedenbouwkundige samenhang van het perceel en de omgeving;
    • 3. dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van een goed woon- en leefklimaat;
    • 4. dit niet leidt tot een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van andere percelen.