direct naar inhoud van 5.8 Ecologie
Plan: Het Bosje fase 3, Elst
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0340.BPHetBosje3-VA01

5.8 Ecologie

Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. In de wet is geregeld dat bij ruimtelijke plannen met mogelijke gevolgen voor beschermde planten en dieren het verplicht is om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dat het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, of de gevolgen voor beschermde soorten te verminderen. Voor dit project is door Tauw een natuurtoets uitgevoerd (Tauw, kenmerk N003-4463429FKO-plaV01, datum 5 februari 2007).

In het plangebied is tijdens een veldbezoek op 20 juli 2006 de grote kaardenbol aangetroffen als beschermde flora. Het betreft een tabel 1-soort. Overige beschermde soorten zijn niet waargenomen. Tabel 2- en/of 3-soorten worden gezien het biotoop niet verwacht op de locatie. Wat betreft vogelsoorten zijn in het plangebied alleen algemene vogelsoorten waargenomen, zoals vink, ekster, merel en groenling. In het plangebied zijn nestgelegenheden aanwezig voor algemene soorten als merel, zanglijster, vink, heggemus, en dergelijke.

Op basis van het biotoop kan op de locatie aan Rode lijst-soorten de groene specht aanwezig zijn.

Voor het plangebied is aanvullend onderzoek uitgevoerd naar het mogelijk voorkomen van foerageergebied voor vleermuizen (Tauw, Vleermuizenonderzoek "Het Bosje" te Elst, kenmerk N001-4570462SIH-mfv-V01-NL, datum 26 juni 2008). Tijdens verschillende veldbezoeken zijn enkele foerageergebieden en vliegroutes van de Gewone dwergvleermuis aangetroffen, het betrof steeds enkele exemplaren. Andere soorten vleermuizen zijn niet waargenomen. Op basis van de tijdens het onderzoek verzamelde gegevens wordt geen negatief effect op de populatie Gewone dwergvleermuis verwacht door realisatie van het voornemen, aangezien:

  • slechts enkele individuen van de vleermuis zijn waargenomen, waardoor effecten van het voornemen op de populatie marginaal zijn;
  • nieuw te bouwen woningen met tuinen bieden nieuwe mogelijkheden voor foerageergebied voor de Gewone dwergvleermuis;
  • in de directe omgeving van het plangebied zijn ruim voldoende alternatieve foerageergebieden aanwezig voor de Gewone dwergvleermuis.

Een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet is niet noodzakelijk voor het verwezenlijken van het voornemen.

Op de locatie worden alleen algemeen voorkomende zoogdieren uit tabel 1 verwacht, zoals egel, huisspitsmuis, hermelijn, woelrat, bosmuis, haas en konijn. De locatie is een mogelijk overwinteringsgebied voor amfibieƫn uit tabel 1, zoals bruine kikker en gewone pad.

Op basis van het biotoop ter plaatse en regionale verspreidingsgegevens kan mogelijk de levendbarende hagedis (tabel 2) voorkomen.

Hoewel geen (sporen van) andere flora en fauna zijn waargenomen, kunnen in het gebied enkele algemene beschermde soorten (tabel 1 AmvB art. 75) worden verwacht. Voor werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting en ontwikkeling behoeft voor deze algemene soorten geen ontheffing te worden aangevraagd.

Als uitvloeisel van de Vogelrichtlijn biedt de Flora- en faunawet geen mogelijkheid voor het verlenen van een ontheffing voor vogels. Verstorende werkzaamheden zoals het verwijderen van bossages, het kappen van bomen of het bouwrijp maken dient buiten het broedseizoen (15 maart - 15 juli) van vogels te worden opgestart of uitgevoerd. Het vernielen van nesten is krachtens de wet verboden.

Uitgesloten wordt dat de gewenste werkzaamheden/ontwikkelingen een negatief effect hebben op het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Neder-Rijn. Er vindt geen aantasting plaats van natuurwaarden (de zogenaamde 'wezenlijke waarden en kenmerken) van de Ecologische Hoofdstructuur.

Geconcludeerd kan worden dat de aanwezige flora en fauna geen belemmering vormt voor de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling.