4.7 ECOLOGIE
Ter bescherming van ecologische waarden moet er bij ruimtelijke ingrepen een afweging worden gemaakt in het kader van de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. In dat verband heeft er een natuurtoets plaatsgevonden.
Natuurbeschermingswet (gebiedsbescherming)
De natuurbeschermingswet heeft als doel de volgende gebieden te beschermen.
De volgende gebieden worden aangewezen en beschermd op grond van de Natuurbeschermingswet:
- Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden);
- Beschermde Natuurmonumenten; en
- Wetlands.
De Vogelrichtlijn is gericht op het beschermen van de in het wild levende vogelsoorten en op de instandhouding van de habitats die het leefmilieu voor deze soorten vormen. De Habitatrichtlijn is gericht op het in stand houden van natuurlijke en halfnatuurlijke habitats en de bescherming van wilde flora en fauna.
Bevindingen en conclusie
Uit het ecologisch rapport van 1 juli 2010 (Bijlage 7) volgt dat de projectlocatie geen onderdeel vormt van een gebied dat beschermd is op grond van de Natuurbeschermingswet. Op basis van afstand, de ruimtelijke ingreep en tussenliggende barrières zijn uitstralende effecten op zulke gebieden bovendien niet aan de orde.
Flora- en faunawet (soortenbescherming)
Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rustplaatsen of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten of het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor activiteiten die een bedreiging kunnen vormen voor deze beschermde soorten, moet ontheffing worden gevraagd.
Vooral wanneer er soorten voorkomen uit de zogenaamde 'strenge' categorie (Bijlage 4 van de Habitatrichtlijn en de bedreigde soorten van de diverse Rode Lijsten), kan dit een belemmering vormen voor het plan. Dit is het geval wanneer een plan significant nadelige effecten kan hebben voor deze soorten.
Bevindingen en conclusie
- Verspreid in het plangebied zijn vaste verblijfplaatsen van enkele algemeen voorkomende, laag beschermde, zoogdiersoorten aangetroffen en te verwachten. Vaste verblijfplaatsen van juridisch zwaarder beschermde zoogdieren, waaronder vleermuizen, zijn niet aangetroffen en worden ook niet verwacht;
- in de (af te breken) woning komen enkele broedparen van de jaarrond beschermde Huismus voor;
- in en langs de rand van het plangebied kunnen algemene broedvogelsoorten van met name struwelen en tuinen tot broeden komen;
- overwintering van enkele laag beschermde amfibieënsoorten is te verwachten in het plangebied;
- er zijn geen reptielen of beschermde planten, ongewervelden en vissen aangetroffen en/of te verwachten; geschikte biotopen hiervoor ontbreken.
Maatregelen bij uitvoering werkzaamheden
- Om de functionaliteit van het leefgebied van Huismus te bewaren en schade aan individuen te voorkomen dient de nestlocatie buiten het broedseizoen (globaal van half
maart tot en met augustus) verwijderd te worden of dient een veldbezoek uitgevoerd te worden waaruit blijkt dat geen broedende vogels of nesten met jongen meer aanwezig zijn. Uit de omgevingscheck is gebleken dat er voldoende uitwijkmogelijkheden (alternatieve broed- en slaapplekken) zijn in de directe omgeving van het onderzoeksgebied. Wanneer deze maatregelen in acht worden genomen, dan is het aanvragen van een Flora en Fauna-ontheffing niet noodzakelijk voor de Huismus;
- werkzaamheden die broedbiotopen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd, maar is het van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval op te starten in de periode voor half maart en na half juli. Echter, een soort als Houtduif broedt soms tot half november;
- bij de beoogde plannen kunnen exemplaren en verblijfplaatsen van enkele algemene en laag beschermde kleine zoogdieren en amfibieën verloren gaan. Voor de in voorliggende situatie aanwezige of te verwachten tabel 1-soorten geldt in deze situatie echter automatisch vrijstelling van de verbodsartikelen van de Flora- en faunawet;
- om schade aan kleine landzoogdieren en amfibieën te minimaliseren is het wenselijk – indien de planning van de activiteiten dit toelaat – werkzaamheden in het plangebied zoveel mogelijk uit te voeren in de periode september- december (mits vorstvrij).