direct naar inhoud van 6.1 Algemene juridische opzet
Plan: Dorp
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0339.BP2012Dorp-OW01

6.1 Algemene juridische opzet

In voorliggend bestemmingsplan wordt de planologisch-juridische basis gelegd voor de woonbuurten van Renswoude. Het bestemmingsplan heeft een belangrijke functie als toetsingskader voor bouwaanvragen en het (toekomstige) gebruik van de gronden en gebouwen.

Het plan is opgezet als een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, een plan met directe bouw- en gebruiksdoelen. Het plan bestaat uit de bestemmingen die in paragraaf 6.2 worden behandeld.

Sinds 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening van toepassing. Onderdeel van de nieuwe wetgeving is de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. In deze regeling wordt beschreven hoe het bestemmingsplan er uit moet zien en welke benamingen worden gehanteerd. Ook het kleurgebruik op de kaart is voortaan vastgelegd in de landelijke standaarden evenals de technische vereisten. Vanzelfsprekend voldoet het bestemmingsplan aan deze nieuwe standaarden.

Op de bijbehorende verbeelding (plankaart) is te zien waar en welke bestemmingen van toepassing zijn. Eveneens is op de verbeelding de exacte omvang en ligging van het plangebied vastgelegd.

Instrumenten
Het beleid van de gemeente omtrent het bouwen van objecten wordt in een bestemmingsplan door middel van drie instrumenten mogelijk gemaakt.

  • bouwregels in de betreffende bestemming;
  • binnenplanse afwijkingsmogelijkheid;
  • buitenplanse afwijkingsmogelijkheid.

De standaard uitbreidingsmogelijkheden worden toegestaan in de bouwregels van de betreffende bestemming. Als de bouwaanvraag past binnen deze regels, zal de omgevingsvergunning voor het bouwen verleend worden. (art. 2.1, lid 1, onder a Wabo)

Het rijk heeft in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) aangegeven voor welke bouwwerken geen vergunning meer aangevraagd moet worden. Naast een aantal concreet omschreven objecten, regelt het Bor in art. 3 lid 1 van bijlage II dat gebouwen die in het bestemmingsplan worden toegelaten, gebouwd mogen worden zonder vergunning zolang de gebouwen niet hoger zijn dan 5 m.

Om maatwerk te kunnen leveren voor bouwaanvragen die niet helemaal passen binnen de bouwregels, zijn enkele afwijkingsbevoegdheden opgenomen. Met deze bevoegdheden mag binnen het in het bestemmingsplan gegeven kader worden afgeweken van de bouw- of gebruiksregels door middel van een omgevingsvergunning op grond van art. 2.1, lid 1, onder c juncto art. 2.12, lid 1, onder a, sub 1 Wabo.

Als er een bouwinitiatief is die niet past binnen de bouwregels én de binnenplanse afwijkingsmogelijkheden, dan biedt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (art. 2.1, lid 1, onder c juncto art. 2.12, lid 1, onder a, sub 3 Wabo) de mogelijkheid om af te wijken van het bestemmingsplan buiten de regeling van het bestemmingsplan om. In dit geval wordt een omgevingsvergunning gevraagd voor de activiteit bouwen en afwijken van het bestemmingsplan. Deze omgevingsvergunning moet vergezeld gaan van een goede ruimtelijke onderbouwing.

Opbouw regels

De regels zijn als volgt gestructureerd:

  • hoofdstuk 1 van de regels geeft de algemene bepalingen weer. Het betreft de begripsbepalingen (artikel 1), waarin de in het plan voorkomende begrippen worden gedefinieerd. In artikel 2 "wijze van meten" wordt aangegeven hoe de voorgeschreven maatvoering (zoals goothoogte, bouwhoogte inhoud en oppervlakte) in het plan gemeten moet worden;
  • in hoofdstuk 2 zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. Per bestemming is bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bebouwingsregels er gelden. Tevens zijn waar mogelijk flexibiliteitsbepalingen opgenomen. Uitgangspunt daarbij is geweest om de bestaande planologische situatie te bestemmen. Deze worden in paragraaf 6.2 waar nodig nader toegelicht;
  • in hoofdstuk 3 staan aanvullende bepalingen die, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, voor het hele plangebied gelden. Hierbij kan worden gedacht aan de algemene afwijkingsregeling, die het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid geeft om op ondergeschikte punten van de regels in hoofdstuk 2 af te wijken;
  • hoofdstuk 4 van de regels heeft betrekking op het overgangsrecht en de slotbepaling.