direct naar inhoud van 6.1 Algemene juridische opzet
Plan: bedrijventerrein
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0339.BDTR-vg01

6.1 Algemene juridische opzet

Dit bestemmingsplan voor het bedrijventerrein van Renswoude is conserverend van aard. Het bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast en gebruikt hierbij de bestaande bestemmingsplannen als uitgangspunt. Met dit nieuwe bestemmingsplan wordt voor het plangebied een actuele regeling van kracht.
Het bestemmingsplan heeft een belangrijke functie bij het handhaven van het bestaand gebruik en bestaande bebouwing. Daarnaast wordt het bestemmingsplan gebruikt als toetsingskader bij nieuwe bouwaanvragen.

In dit bestemmingsplan is een vrij gedetailleerde bestemmingssystematiek toegepast. De verschillende functies zijn daarbij op perceelsniveau voorzien van een passende bestemming (zie paragraaf 6.2). Op de bijbehorende verbeelding is te zien waar en welke bestemmingen van toepassing zijn. Eveneens is op de verbeelding de exacte omvang en ligging van het plangebied vastgelegd. Voorzover mogelijk is gestreefd naar een uniforme manier van bestemmen, zodat vergelijkbare planologische mogelijkheden gelden voor vergelijkbare situaties. Tegelijkertijd is gestreefd naar een bepaalde flexibiliteit binnen de verschillende bestemmingen. Hierdoor wordt voorkomen dat voor elke beperkte wijziging het bestemmingsplan moet worden herzien.

Het bestemmingsplan is opgezet zoals bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening. Daarnaast wordt met het bestemmingsplan aangesloten op de landelijke standaarden. In deze landelijke standaarden staat beschreven hoe het bestemmingsplan er uit moet zien en welke benamingen worden gehanteerd. Ook het kleurgebruik op de kaart is in de landelijke standaarden vastgelegd evenals de technische vereisten. De regels behorende bij het bestemmingsplan zijn conform de landelijke standaarden opgebouwd.

  • hoofdstuk 1 van de regels geeft de algemene bepalingen weer. Het betreft de begripsbepalingen (artikel 1), waarin de in het plan voorkomende begrippen worden gedefinieerd. In artikel 2 "wijze van meten" wordt aangegeven hoe de voorgeschreven maatvoering (zoals goothoogte, bouwhoogte inhoud en oppervlakte) in het plan gemeten moet worden;
  • in hoofdstuk 2 zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. Per bestemming is bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bebouwingsregels er gelden. Tevens zijn waar mogelijk flexibiliteitsbepalingen opgenomen. Uitgangspunt daarbij is geweest om de bestaande planologische situatie te bestemmen. Deze worden in paragraaf 6.2 waar nodig nader toegelicht;
  • in hoofdstuk 3 staan aanvullende bepalingen die, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, voor het hele plangebied gelden. Hierbij kan worden gedacht aan de algemene afwijkingsregeling, die het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid geeft om op ondergeschikte punten van de regels in hoofdstuk 2 af te wijken;
  • hoofdstuk 4 van de regels heeft betrekking op het overgangsrecht en de slotbepaling.