direct naar inhoud van 3.3 Provinciaal beleid
Plan: bedrijventerrein
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0339.BDTR-vg01

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Beleidslijn nieuwe Wro

Om het Streekplan 2005-2015 na 1 juli 2008 slagvaardig te kunnen blijven toepassen hebben Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht op 23 juni 2008 het Streekplan 2005-2015 beleidsneutraal omgezet in de "Beleidslijn nieuwe Wro". Wanneer gesproken wordt over het Streekplan worden de op dit moment geldende streekplannen bedoeld: het Streekplan 2005-
2015, de streekplanuitwerkingen Hart van de Heuvelrug I en II, en de Streekplanuitwerking Nationale Landschappen. Samen met de handleiding bestemmingsplannen 2006 vormt het Streekplan het beoordelingskader voor gemeentelijke ruimtelijke plannen in brede zin.

De Beleidslijn maakt daarbij duidelijk wat onder de nieuwe Wro van de provincie verwacht mag worden: het provinciaal belang wordt gemarkeerd en de inzet van de nieuwe Wro-instrumenten wordt vastgelegd. Omdat de inhoud van het streekplan niet verandert heeft deze beleidslijn geen consequenties voor het bestemmingsplan.

3.3.2 Structuurvisie Utrecht 2005-2015

In het kader van de (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening (Wro), is op 1 juli 2008 het Streekplan omgezet naar een provinciale structuurvisie. De Structuurvisie Utrecht 2005-2015 is op 13 december 2004 vastgesteld. De structuurvisie bevat het ruimtelijk beleid voor de provincie Utrecht voor de periode 2005-2015. In de structuurvisie worden de volgende hoofdbeleidslijnen onderscheiden, als uitwerking van het credo: kwaliteit, uitvoering en samenwerking:

  • zorgvuldig ruimtegebruik: voor ruimtelijke ontwikkelingen, zowel in het stedelijk als het landelijk gebied, is zorgvuldig ruimtegebruik een belangrijk uitgangspunt;
  • water: water vormt een ordenend principe. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen vormt water een vertrekpunt;
  • infrastructuur: de beschikbaarheid van bestaande infrastructuur en de (toekomstige) capaciteit van deze infrastructuur zijn mede bepalend bij het kiezen van nieuwe verstedelijkingslocaties;
  • verstedelijking: de provincie streeft naar een gedifferentieerd aanbod van wonen, werken en voorzieningen. Nieuwe woningbouw en bedrijventerreinen worden vooral gerealiseerd in het stadsgewest Utrecht en het gewest Eemland. Daarnaast vormen Veenendaal en Woerden belangrijke opvangkernen. Elders in de provincie wordt een terughoudend verstedelijkingsbeleid gevoerd.
  • Landelijk gebied: het ruimtelijk ontwikkelingsbeleid voor het landelijk gebied is gericht op het versterken van zowel de (cultuurhistorische) identiteit, de landschappelijke diversiteit, als de vitaliteit van het landelijk gebied en op de kwaliteit van de natuur en de ecologische samenhang.

Het ruimtelijk beleid is voor een belangrijk deel ingegeven door het principe van beheerste groei. De aantasting van waardevolle en kwetsbare open ruimte door nieuwe verstedelijking dient zoveel mogelijk vermeden te worden. Daarbij dient de contrastwerking tussen stad en land te worden versterkt. In verband daarmee is het gewenst om nieuwe bouwmogelijkheden binnen het bestaand stedelijk gebied goed te benutten. Beleidsmatig is dit vertaald in een ruimtelijke afbakening van het stedelijk gebied door rode contouren. De structuurvisie streeft er onder andere naar de kwaliteit van de leefomgeving in stand te houden en waar mogelijk te verbeteren. Dit kan worden bereikt door in te zetten op duurzame kwalitatief hoogwaardige oplossingen voor ruimtelijke vraagstukken. Leidend hierin is het vinden van een evenwicht tussen leefkwaliteit en de druk op de ruimte.

In de navolgende afbeelding is een uitsnede weergegeven van de structuurvisiekaart. Het dorp Renswoude is begrensd door de rode contour en wordt omgeven door het landelijk gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0339.BDTR-vg01_0004.jpg"

afbeelding - uitsnede plankaart Structuurvisie Utrecht 2005-2015

Stedelijk gebied
Het dorp Renswoude is op de structuurvisiekaart aangewezen als stedelijk gebied. De bebouwde kom van Renswoude is grotendeels omsloten door de rode contour. Ter plaatse van het plangebied is de aanduiding van bedrijventerreinen en kantoorlocaties opgenomen. Daarnaast zijn nog de aanduidingen van restcapaciteit bedrijventerrein en uitbreiding bedrijventerrein opgenomen.

In een formele reactie van de provincie Utrecht inzake het bestemmingsplan Groot Overeem (2008) heeft de provincie aangegeven dat de rode contour ter plaatse van het bedrijventerrein Groot Overeem nog 'gesloten' moet worden. Met dit bestemmingsplan wordt hierop aangesloten.

Ecologische hoofdstructuur
In de structuurvisie is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) planologisch verankerd. De EHS bestaat uit een netwerk van zowel bestaande als nog te ontwikkelen natuurgebieden, tussenliggende agrarische gebieden met natuurwaarden en verbindingen daartussen. De EHS is onderverdeeld in onder andere bestaande natuur, nieuwe natuur, overige gebieden en ecologische verbindingszones. De EHS, inclusief de gebieden die vallen onder de Natuurbeschermingswet, en de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden zijn op basis van het streekplan begrensd met een zogeheten 'groene contour'.

De zone langs de Luntersebeek maakt deel uit van de EHS en ligt derhalve binnen de 'groene contour'. Binnen de groene contour geldt het 'nee, tenzij'-regime en kan op gebiedsniveau de saldobenadering toegepast worden.

Het 'nee, tenzij'-regime houdt in dat ruimtelijke ingrepen, zoals uitbreidingen, nieuwe plannen, projecten of handelingen, binnen en in de nabijheid van de EHS niet zijn toegestaan, als deze de wezenlijke kenmerken of waarden daarvan significant aantasten, tenzij er geen reële alternatieven zijn én er sprake is van redenen van groot openbaar belang.  

Voor gebieden binnen de 'groene contour' geldt dus een basisbescherming, waarbij de beheerder verplicht is zorg te dragen voor de kwaliteit van het gebied. Uitgangspunten zijn om de EHS:

  • bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen zoveel mogelijk te ontzien. Dit vergt een zorgvuldige locatiekeuze en inpassing;
  • zoveel mogelijk toegankelijk te maken voor extensieve vormen van recreatie;
  • zo min mogelijk te belasten met uitbreiding van/ en nieuwvestiging van 'hinderlijke' functies.

Zowel het algemene als het regiospecifieke beleid van de provincie is in het kader van dit bestemmingsplan voor Renswoude niet direct van toepassing. Het onderhavige bestemmingsplan voorziet namelijk in het vastleggen van de huidige situatie en staat geen (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen toe die in het kader van de structuurvisie nader verklaard moeten worden. Het bestemmingsplan behoudt wel de bestaande mogelijkheden voor de bedrijfsmatige invulling van bedrijventerrein Groot Overeem. Tevens wordt de ecologische zone langs de Luntersebeek in het bestemmingsplan beschermd.

3.3.3 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie en Verordening

De provincie Utrecht is momenteel bezig met de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) 2013-2028. De nieuwe structuurvisie dient ter vervanging van de Structuurvisie Utrecht 2005-2015. In april 2012 is het ontwerp van de structuurvisie ter visie gelegd. De betrokken gemeenten en maatschappelijke partners zijn in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. Ten tijde dat de nieuwe structuurvisie van kracht is zal in dit bestemmingsplan hier nader op worden ingegaan.

Bij de nieuwe structuurvisie hoort ook de herziene versie van de Provinciale Ruimtelijke Verordening. De Provinciale Ruimtelijke Verordening bevat regels voor gemeenten. De gemeenten moeten deze regels in acht nemen bij het maken van ruimtelijke plannen. De regels zijn nodig om het provinciale ruimtelijke beleid te kunnen realiseren. Op 21 september 2009 is een eerste versie van de verordening vastgesteld. Op basis van deze verordening zijn de volgende onderwerpen uit de verordening relevant:

  • Ecologische hoofdstructuur;
  • wonen op bedrijventerrein;
  • stedelijk gebied.

De bepalingen zoals deze zijn opgenomen in het ontwerp van de Provinciale Ruimtelijke Verordening hebben met name betrekking op ontwikkelingen in stedelijk gebied of in het landelijk gebied. Omdat sprake is van een conserverend bestemmingsplan spelen de meeste aspecten geen rol. Het bestemmingsplan maakt immers geen directe ontwikkelingen mogelijk die gevolgen hebben voor de EHS. Het bestemmingsplan staat bovendien niet de realisering van nieuwe extra bedrijfswoningen op de bedrijventerreinen toe. In dit bestemmingsplan worden wel de bestaande rechten uit de vigerende bestemmingsplannen opgenomen. Gesteld kan worden dat voorzover de verordening doorwerking behoeft in de planregels, hier in de regels specifiek rekening mee is gehouden.

3.3.4 Waterplan 2010-2015

Het beleid voor waterveiligheid, waterbeheer en gebruik en beleving van water in de provincie Utrecht is vastgelegd in het Waterplan 2010-2015. Op 23 november 2009 is het plan vastgesteld. Het nieuwe waterplan vervangt het Waterhuishoudingsplan 2005-2010. In het Waterplan wordt de essentie van het provinciaal waterbeleid uiteengezet. Dit op basis van een toekomstverkenning naar de ontwikkelingen en trends waarmee rekening gehouden moet worden en een beschrijving van het speelveld van partijen die bij het waterbeleid betrokken zijn. Gestreefd wordt, vanuit de kernwaarden duurzaamheid, kwaliteit en samenwerking, naar de ontwikkeling van duurzame, robuuste watersystemen en het borgen van bestaande kwaliteiten, waarbij het gaat om het bieden van zo veel mogelijk toegevoegde waarde. Van belang is een gebiedsgerichte aanpak, gericht op de lange termijn. De inzet van de provincie daarin bestaat uit initiëren, coproduceren of volgen.

Voor deze ruimtelijke onderbouwing is een waterparagraaf opgenomen in paragraaf 5.9. Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt omgegaan.

3.3.5 Grondwaterplan 2008-2013

Het plan beschrijft hoe de provincie Utrecht in deze periode de beschikbare voorraad zoet grondwater beschermt en beheert en het gebruik ervan onderwerpt aan wettelijke bepalingen en regelingen. Uitgangspunt hierbij is dat de hoeveelheid en kwaliteit van grondwater geschikt is voor duurzaam gebruik door mens en natuur.
Het plan speelt in op recente ontwikkelingen als veranderende wetgeving, Europese richtlijnen (Kaderrichtlijn Water, Grondwaterrichtlijn, Natura 2000), de aanpak van verdrogingsbestrijding (TOP-gebieden) en het toenemend gebruik van de ondergrond voor winning van energie.
Twee van de in het oog springende beleidsmaatregelen zijn dat indien na evaluatie blijkt dat als een waterwinning ongewenst is, in het uiterste geval, na zorgvuldige beoordeling en schadeloosstelling, de vergunninghouder zijn vergunning kan verliezen. Daarnaast worden, om de risico's voor de grondwaterkwaliteit rondom drinkwaterwinningen te beperken, bodemwarmtewisselaars rondom deze winningen verboden.

Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in paragraaf 5.9. Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt omgegaan.