direct naar inhoud van 6.4 Ecologie
Plan: Kern Linschoten
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0335.BPKernLinschoten-VA03

6.4 Ecologie

Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals opgenomen in Bijlage 1.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit de kern van Linschoten. In de kern zijn gebouwen, tuinen, laanbomen, groenstroken en graslanden aanwezig.

Beoogde ontwikkelingen

Het plangebied is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Het bestemmingsplan voorziet in de uitbreiding van de begraafplaats, een functiewijziging aan de Jacob Barneveldstraat en de nieuwbouw van twee woningen aan de Nieuwe Zandweg 21.

Resultaten onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. In het plangebied liggen enkele kleine gebieden die deel uitmaken van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). De uitbreidingslocatie van de begraafplaats en de locatie Nieuwe Zandweg 21 liggen niet in de PEHS. Beide kleinschalige ontwikkelingen zullen niet van invloed zijn op de PEHS. De Natuurbeschermingswet en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (hierna Ffw) nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Het bestemmingsplan maakt alleen de uitbreiding van de begraafplaats mogelijk. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.

  • Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1-soorten van de Ffw waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt.
  • De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten.
  • Indien bomen gekapt dienen te worden is nader onderzoek naar vleermuizen (tabel 3, bijlage IV HR) en vogels met een vaste nestplaats is noodzakelijk. Bij werkzaamheden aan of het dempen van watergangen is nader onderzoek naar vissen nodig.
    • 1. Indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes of primaire foerageergebieden van deze soorten aanwezig blijken te zijn en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de Ffw de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan. Indien de vereiste maatregelen niet mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV bepaald te worden of het plan in zijn huidige vorm uitvoerbaar is.
    • 2. In de watergangen komen mogelijk de kleine modderkruiper (tabel 2-soort) en bittervoorn (tabel 3, bijlage 1 AMvB) voor. Indien blijkt dat de soorten aanwezig zijn, dient voor de werkzaamheden aan de watergang een ontheffing aangevraagd te worden bij het Ministerie van LNV. De nieuwe watergang is eveneens geschikt als leefgebied voor deze soorten zodat verwacht mag worden dat de ontheffing zal worden verleend. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal overtreding van de Ffw niet plaatsvinden. De Ffw zal in dat geval de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan.
  • Op het terrein van de uitbreiding van de begraafplaats en aan de Nieuwe Zandweg 21 komt de rugstreeppad (tabel 3-soort) vanwege het ontbreken van zanderig habitat niet voor.
  • De uitbreiding van de begraafplaats zal niet in één keer gerealiseerd worden. Indien in de toekomst bomen gekapt moeten worden, dient op dat moment bepaald te worden of uitgebreid veldonderzoek naar vleermuizen en broedvogels noodzakelijk is.
  • Voor de locatie aan de Nieuwe Zandweg 21 is nader onderzoek naar vleermuizen en broedvogels met vaste verblijfplaatsen noodzakelijk. Dit onderzoek zal worden uitgevoerd als de plannen voor de ontwikkeling meer concreet zijn geworden.

Conclusie

Met inachtneming van het bovenstaande staat het aspect ecologie de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.