Artikel 23 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
-
a. het oprichten van gebouwen ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 150 m3 en een goothoogte van ten hoogste 3 m;
-
b. een enigszins andere situering en/of begrenzing van bouwpercelen, dan wel bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en bouwvlakken en/of aanduidingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;
-
c. het (gedeeltelijk) laten vervallen van de bestemming Waarde - Archeologie 1 en/of Waarde - Archeologie 2 en/of Waarde - Archeologie 3 op de verbeelding; indien uit (nader) archeologisch onderzoek is gebleken, dat niet langer sprake is van een gebied met oudheidkundige waarden, dan wel nadat er sprake is van opgravingen en documentatie waardoor de planologische bescherming niet langer gehandhaafd behoeft te blijven.
-
d. Het toekennen van de bestemming Waarde - Archeologie 1 en/of Waarde - Archeologie
2 en/of Waarde - Archeologie 3 aan gronden op de verbeelding, indien uit (nader) archeologisch onderzoek is gebleken, dat sprake is van een gebied met oudheidkundige waarden, dan wel nadat er sprake is van opgravingen en documentatie waardoor planologische bescherming noodzakelijk wordt geacht.
-
e. Het wijzigen van de bestemming Bedrijf naar Wonen ter plaatse van de gebiedsaanduiding Wro-zone - wijzigingsgebied, met dien verstande dat:
-
1. maximaal twee appartementen zijn toegestaan in een gestapelde woonvorm;
-
2. een maximale goothoogte van 3 meter en een maximale bouwhoogte van 9 meter is toegestaan;
-
3. de huidige bebouwingsgrenzen niet worden vergroot;
-
4. voor het overige het bepaalde in Artikel 13 van overeenkomstige toepassing is.