direct naar inhoud van 4.3 Beeldkwaliteit
Plan: Valleipark 2009
Status: onherroepelijk
Plantype: ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
IMRO-idn: NL.IMRO.0327.88-0501

4.3 Beeldkwaliteit

Het Masterplan Natuurlijk! Wonen in het Valleipark hecht veel waarde aan de beeldkwaliteit van de nieuwe woonwijk. De hoofdpunten uit het Masteplan zijn dan ook in dit bestemmingsplan opgenomen:


Uitgangspunten

1. Een woonbuurt die een relatie aangaat met het landschap, de natuur en de historische betekenis van de Liniedijk:

  • de Liniedijk behoudt een relatie met de Gelderse Vallei door groene wiggen tussen Liniedijk en Valleikanaal die zicht geven op het buitengebied;
  • de groene wiggen brengen door hun inrichting de natuurpotenties van het Valleikanaal binnen de woonbuurt;
  • het dorpse karakter van Leusden straalt uit naar de Gelderse Vallei: het Valleipark krijgt een informele bebouwingsrand.


2. Een woonbuurt die past in de Leusdense traditie: eigenzinnig en aantrekkelijk:

  • de stedenbouwkundige opzet van scherven in een natuurlijke ecologisch ingerichte omgeving;
  • het Valleipark presenteert zich als een ruimtelijke eenheid, een herkenbaar samenhangend bebouwingsensemble. Ook de verschillende elementen in de openbare ruimte kennen een sterke samenhang waardoor het gebied, zijn geschiedenis en zijn relatie met de omgeving leesbaar wordt;
  • het kenmerk van het bebouwingsensemble is samenhang in volumes, dakvormen, kleur en materiaalgebruik;
  • kenmerkend voor de buitenruimte is samenhang in beplanting, maaiveldinrichting en een zorgvuldige vormgeving van de overgangen tussen openbaar en privé-gebied.


Uitwerking

Randvoorwaarden voor de bebouwing

Drie deelgebieden:
Binnen het bebouwde gebied van het Valleipark is een onderscheid gemaakt in drie deelgebieden (zie afbeelding 11):

  • de scherven,
  • de zone langs de Liniedijk;
  • de appartementengebouwen

afbeelding "i_NL.IMRO.0327.88-0501_0011.jpg"
Afbeelding 11. Drie deelgebieden

Voor ieder deel zijn de randvoorwaarden en de beeldkwaliteit beschreven. Bovenal moet het Valleipark zich echter als eenheid presenteren.

De basisdoelen zijn:

  • 1. Harmonie binnen het gebied en met de omgeving
  • 2. Het maximaliseren van de oriëntatie van de bebouwing op het groen
  • 3. Het benadrukken van de kleinschaligheid in de laagbouw


Richtlijnen voor rooilijnen en oriëntatie
Voor alle woningen in het Valleipark is de oriëntatie op het omringende landschap en de Liniedijk de belangrijkste ruimtelijke kwaliteit. De woningen dienen daarom zo gesitueerd te worden dat zij hier maximaal van profiteren. Dit wordt bereikt door het bouwvolume zoveel mogelijk te situeren aan de zijde van het uitzicht.
De bebouwing / verkaveling aan beide zijden van de groene wiggen moet samenhang vertonen in de gekozen middelen. De afstand tussen gevel (rooilijn) en erfgrens is nooit meer dan 3 meter.

Voor het laagbouwmilieu geldt dat de kleine korrel, de individuele woning, richtinggevend is om kleinschaligheid te bereiken. Dit wordt bereikt door woningrijen in de scherven nooit langer te maken dan drie geschakelde woningen en de voorgevelrooilijn tussen elk blok met woningen minimaal met een halve meter te laten verspringen. Aan de achterzijde van de kavel bevindt zich een zone voor bergingen en parkeren. Bij een kavelbreedte van meer dan 7,20 meter moeten er niet één maar twee parkeerplaatsen door de bewoner in stand gehouden worden op eigen terrein.

Voor de woningen langs de Liniedijk geldt dat de individuele woningen op regelmatige onderlinge afstanden zijn geplaatst, dit om de transparantie naar de Liniedijk zo groot mogelijk te houden. Hier geldt ook een maximale afstand van drie meter tussen erfgrens en rooilijn. De bebouwing begrenst hierdoor het straatprofiel. Aan de achterzijde wordt de relatie tussen tuin en water geoptimaliseerd door een niveauverschil aan de brengen in de tuin (aflopend, lager gelegen, terras).

Binnen de bebouwing van het laagbouwmilieu zijn alle hoekwoningen strategisch gelegen: zowel aan de ontsluitingsstraat ter plaatse van de asverspringing (bajonetten) als op de hoekpunten van de groene wiggen (inclusief de parkeerveldjes). Deze woningen hebben niet alleen een oriëntatie naar twee kanten, maar verenigen in hun bouwvolume ook de verschillende richtingen van de aangrenzende buitenruimten.

De drie gebouwen met appartementen zijn compacte volumes. De oriëntatie wordt vooral bepaald door het uitzicht. De rooilijnen van de gebouwen aan de uiteinden van het Valleipark volgen de richting van het Valleikanaal en de Liniedijk. De gebouwen zijn georiënteerd op het open landschap aan de noordzijde en oostzijde van het Valleipark. Het hoogste woongebouw, centraal in het gebied, staat volledig vrij / autonoom in het groen en heeft een alzijdige oriëntatie.

Aantallen, bouwhoogte en kappen
De hoeves in het kampenlandschap vormen een inspiratiebron voor de architectuur van de woningen en appartementengebouwen in het Valleipark. Om de bebouwing in het Valleipark hierbij aan te laten sluiten worden randvoorwaarden gesteld aan de bebouwing. In het bestemmingsplan zijn de verschillende bouwhoogten in de regels en op de plankaart vastgelegd. Tevens is per deelgebied het maximaal aantal woningen en het aantal aaneen te bouwen woningen vastgelegd.

Laagbouw: De laagbouw bestaat uit eenvoudige rechthoekige volumes met steile kap (45-60°). De kap speelt een belangrijke rol in het accentueren van de kleinschaligheid van de laagbouw. Bij meerdere woningen in een rij ontstaan door schakeling samengestelde volumes en kappen. Dakoverstekken, van minimaal 60 cm, zijn verplicht, mogelijk in combinatie met een veranda. De bebouwing mag niet hoger zijn dan 10 meter, inclusief kap.

Appartementengebouwen: De appartementengebouwen zijn kloeke gebouwen met een kap. De gebouwen in beide hoeken van het Valleipark ontwikkelen zich met name horizontaal en hebben een kap. Zij hebben een nok van maximaal 18 meter en een goot van maximaal 15 meter hoog. Het gebouw in de bocht is een hoogte accent met een meer verticale geleding en een opvallende kap. Deze is maximaal 28 meter hoog (nok). Hij staat letterlijk met de voeten in het gras.

Aanpassingen na planoptimalisatie
In de planoptimalisatie zijn de woningen een halve slag gedraaid waardoor de achterzijde van de woningen in plaats van de voorzijde op de wig is georiënteerd. In plaats van een voortuin met voetpad, grenst nu de achterzijde van de woning met aangebouwd terras/tuin aan de wig. Er wordt vastgehouden aan het principe van een gebouwde overgang van openbaar naar privé gebied. Dit betekent dat de grens wordt gevormd door ofwel de bebouwing zelf, ofwel een gebouwde tuin- of terrasafscheiding. De bebouwing op de scherven staat hiermee als het ware direct in het openbaar gebied.

Door situering van de bergingen naast de woning aan de achterzijde blijven de voortuinen vrijwel vrij van bebouwing. De voortuinen kunnen zodoende optimaal worden ingericht als tuin en parkeerruimte.

Vanwege de draaiing van de woning op de kavel is de afstand tot de rooilijn geen bepalend element meer in de verkaveling. Ook is de onderlinge verspringing van woningen is niet langer noodzakelijk om het principe van de kleine korrel tot uiting te laten komen. De kleinschaligheid en het benadrukken van de individuele woning zit met name in het gebruik van steile kappen.

Alle woningen op de scherf zullen twee parkeerplaatsen op de eigen kavel in stand moeten houden.

Consequenties voor de planopzet
In dit bestemmingsplan is met betrekking tot de bestemmingen het aspect beeldkwaliteit het volgende vastgelegd:

  • Laagbouw: steile kappen tussen 45° en 60° om een mate van flexibiliteit te bieden.
  • Per deelgebied is het maximaal aantal woningen, het maximaal aantal aaneen te bouwen woningen en de maximale goot- en nokhoogte vastgelegd.