direct naar inhoud van Regels
Plan: Maanwijk, Leusden-Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0327.227-0401

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen


In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Maanwijk, Leusden-Zuid met identificatienummer NL.IMRO.0327.227-0401 van de gemeente Leusden;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak waarop een aanduiding betrekking heeft;

1.6 aaneengebouwde woning

een woning in een rij van 3 of meer niet-gestapelde woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd;

1.7 aan- of uitbouw

een aan een woning toegevoegd visueel ondergeschikt bouwdeel, waarin woonfuncties zijn toegestaan;

1.8 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen. In hoeksituaties zal de lijn uit de zijgevel, vanaf het punt op 1 m achter de voorkant, evenwijdig meelopen met het openbaar toegankelijk gebied dat aan de zijkant van het perceel is gelegen. Bij rechthoekige verkavelingen zal de lijn in zo’n geval direct langs de zijgevel en in het verlengde daarvan, verder naar achteren lopen;

1.9 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.10 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende, of naar verwachting voorkomende, waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.12 begane grond

dat gedeelte van een gebouw dat met de natuurlijke oppervlakte van het terrein, zonder enige kunstmatige verhoging, gelijk is;

1.13 beroepsuitoefening aan huis

een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, dat in een woning of bedrijfswoning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.14 bestaand (in relatie tot bebouwing)

een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;

1.15 bestaand (in relatie tot gebruik)

het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;

1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 bijgebouw

een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte;

1.19 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.20 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk, met een dak;

1.21 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.22 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.27 bruto-vloeroppervlak

de gezamenlijke vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten, binnen een gebouw;

1.28 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.29 daknok

hoogste punt van een schuin dakvlak;

1.30 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.31 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.32 energieneutraal

de woning heeft op jaarbasis per saldo een totaal energieverbruik van nul, uitgaande van standaard klimaatcondities zoals die gelden in Nederland; uitgaande van standaard gebruik van de woning, zoals vastgelegd in Nederlands normen. Het gaat dus om het totaal van het gebouwgebonden energieverbruik plus gebruikersgebonden energieverbruik min de opbrengst van lokale duurzame bronnen;

1.33 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.34 geluidgevoelig object

gebouw, ruimte of terrein dat dient ter bewoning of een ander geluidsgevoelig gebruik als bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;

1.35 grondgebonden woning

een uit één of meerdere lagen bestaande woning inclusief kap, met een voordeur die rechtstreeks uitkomt op de buitenruimte;

1.36 hoofdgebouw

een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.37 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan;

1.38 kap

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling;

1.39 kavel

de bij een bestaand of te realiseren gebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde;

1.40 maaiveld

de gemiddelde hoogte van het natuurlijk terrein ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het bestemmingsplan;

1.41 maatvoeringsvlak

het geometrisch bepaald vlak, dat goothoogtes, hoogtes en woningtypes scheidt;

1.42 nok

het snijpunt van twee hellende vlakken, of, indien voorgaande niet van toepassing is, het hoogste punt van het dak;

1.43 nutsvoorziening

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.44 onderkomen

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.45 oorspronkelijke woning

het hoofdgebouw met alle daarbinnen opgenomen ruimten, zoals die is of mag worden gebouwd overeenkomstig de eerste daarvoor verleende omgevingsvergunning of een ander oudtijds verworven recht, zonder nadien gerealiseerde voor bewoning bestemde uitbreidingen. Alleen als een garage of bergruimte geheel binnen de architectuur van de woning is geïntegreerd en niet bouwkundig kan worden afgezonderd, wordt deze gerekend tot het hoofdgebouw;

1.46 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door

langzaam verkeer;

1.47 overkapping

een bouwwerk, bestaande uit een dak met de nodige ondersteuningen zonder of met ten hoogste één wand, die niet wordt aangemerkt als een gebouw;

1.48 peil
  • voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld. In het geval van een brug is het aansluitende afgewerkte maaiveld de bovenkant van het wegdek;
1.49 prostitutie

het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen;

1.50 publieke dienstverlening

een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting;

1.51 schilisolatie

isolatie van de schil van het gebouw, zoals het dak, de buitengevels, de vloer en kozijnen met glas of panelen;

1.52 sexinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:

  • a. seksbioscoop
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  • b. seksclub
    Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht.
  • c. seksautomaat
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  • d. sekswinkel
    Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker.
  • e. prostitutiebedrijf
    Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.
1.53 sociale huurwoning

huurwoning, waarbij de aanvangshuurprijs ligt onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag;

1.54 verbeelding

de weergave van de inhoud van een bestemmingsplan conform het gestelde in de Regeling Standaarden Ruimtelijke Ordening 2012. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge wijze als de digitale wijze verstaan;

1.55 voorgevel

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, één van die gevels;

1.56 voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen;

1.57 voorzieningen gericht op het isoleren van een gebouw

schilisolatie en technische ruimtes voor een energiemodule (zoals een luchtwaterpomp en balansventilatie met warmteterugwinunit);

1.58 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.;

1.59 wonen

het duurzaam hoofdverblijf houden door één huishouden in een woning;

1.60 woning of wooneenheid

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.61 woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.62 zijdelingse perceelsgrens

de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt;

1.63 zijerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied, zoals bedoeld in Bijlage II van het Bor en dat is gelegen aan de naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant van een hoofdgebouw.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens wordt gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw op 1 m boven peil en haaks op de perceelsgrens.

2.2 bebouwd oppervlak van een bouwperceel

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

2.3 bebouwingspercentage

de oppervlakte van gebouwen binnen het bouwvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak of aanduidingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak.

2.4 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen.

2.5 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen.

2.8 ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als schoorstenen, antenne installaties, ventilatiekanalen, liftschachten, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, overstekende daken en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.9 vloeroppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 oppervlakte van een ondergronds bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van de scheidingsmuren, verticaal geprojecteerd op het onderliggende horizontale vlak, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen en parken;
  • b. watergangen en waterpartijen;
  • c. paden en andere ondergeschikte verhardingen, waaronder een brug voor langzaam verkeer;
  • d. speelplaatsen;
  • e. nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen uitsluitend worden gebouwd de volgende bouwwerken, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
licht- en andere masten, aanwijsborden, verkeerstekens   6 m  
beeldende kunstwerken en speelobjecten   5 m  
overige andere bouwwerken   3 m  
ten dienste van nutsvoorzieningen:
- gebouwen met een oppervlakte van niet meer dan 20 m²
- overige andere bouwwerken  

3 m
2,5 m  
3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 3.2 ten behoeve van het realiseren van een gebouw ten behoeve van een ontmoetingsplek voor de buurt, met dien verstande dat:

  • a. er geen onevenredige aantasting plaats mag vinden van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het gebouw dient te passen binnen het beeldkwaliteitsplan zoals opgenomen in bijlage 2;
  • c. de goothoogte maximaal 3 meter bedraagt;
  • d. de bouwhoogte maximaal 5 meter bedraagt;
  • e. de bebouwde oppervlakte maximaal 50 m² bedraagt.

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Natuur" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, met inbegrip van bos en houtsingels;
  • b. instandhouding en ontwikkeling van waterpoelen en andere waterpartijen; en
  • c. paden.
4.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 4.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. andere bouwwerken zoals terreinafscheidingen, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen; en
  • b. faunapassages.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Vergunningsplicht

Behoudens het bepaalde in lid 4.3.2, is het verboden zonder een omgevingsvergunning op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleggen en verharden van wegen en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden;
    • 1. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
    • 2. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • c. vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben;
  • d. werken en werkzaamheden, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten, die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolge hebben.

4.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in lid 4.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
  • c. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen vergunning was vereist;
  • d. is of mag worden begonnen krachtens een verleende vergunning;
  • e. het aanleggen van onverharde paden ten behoeve van ontsluiting van het gebied;
  • f. het aanleggen van kavelpaden en verhardingen ten behoeve van in- of uitritten;
  • g. verlagen van de bodem en afgraven van gronden, voor zover daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet;
  • h. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 4.3.1, bij d, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist;
  • i. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 4.3.1, bij e, voor zover daarop de Kapverordening van toepassing is;
  • j. het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen.

4.3.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 4.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen,

  • a. niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel
  • b. de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

4.3.4 In te winnen adviezen

Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in lid 4.3.1, wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige, ingeval ze advies nodig achten.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met maximaal twee rijstroken;
  • b. pleinen;
  • c. in- en uitvoeg- en opstelstroken;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. fiets- en voetpaden;
  • f. groen- en speelvoorzieningen;
  • g. watergangen en waterpartijen;
  • h. bij een en ander behorende andere voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 5.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. ondergeschikte gebouwen en andere bouwwerken;
  • b. bruggen, viaducten en duikers, en
  • c. andere bouwwerken zoals lichtmasten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties, speelobjecten en straatmeubilair.

5.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 5.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  • a. van gebouwen als bedoeld in sublid 5.2.1, onder a, mag de oppervlakte niet meer dan 20 m² bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 4 m;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
licht- en andere masten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties   6 m  
bruggen en viaducten   6 m  
beeldende kunstwerken en speelobjecten   5 m  
overige andere bouwwerken   4 m  
ten dienste van nutsvoorzieningen:
- gebouwen met een oppervlakte van niet meer dan 20 m²
- overige andere bouwwerken  

3 m
2,5 m  
5.3 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van ieder aanduidingsvlak 'groen' dient ten minste een oppervlakte van 25 m² met groenvoorzieningen te worden ingericht.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. watergangen , waterpartijen en oeverstroken;
  • b. waterhuishouding, en
  • c. met de daarbij behorende andere bouwwerken en voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Bouwen

Op de gronden als bedoeld in lid 6.1, mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals duikers, bruggen, kademuren, beschoeiingen, waarvan de bouwhoogte niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
licht- en andere masten, informatieborden, verkeerstekens   6 m  
beeldende kunstwerken en speelobjecten   5 m  
overbrugging   5 m  
overige andere bouwwerken   3 m  

Artikel 7 Woongebied

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. tuinen en erven;
  • c. wegen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groen- en speelvoorzieningen;
  • f. beroepsuitoefening aan huis;
  • g. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis
  • h. de instandhouding en ontwikkeling van:
    • 1. een groene en landelijke overgang naar de omliggende parkzone;
    • 2. de landschappelijke groenkwaliteiten van de beide parkwiggen die de woonerven van elkaar onderscheiden.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 7.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen;
  • b. bijbehorende bouwwerken; en
  • c. overige andere bouwwerken.

7.2.2 Bouwverbod overgangszone

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - overgangszone' zijn gebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde niet toegestaan en dienen de gronden niet te worden beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan.

7.2.3 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 7.2.1 gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwvlakken mogen volledig worden bebouwd;

woningen

  • b. woningen mogen uitsluitend binnen bouwvlakken worden gebouwd, op de hierna aangegeven wijze:
bouwwijze
 
ter plaatse van de aanduiding  
aaneen, niet-gestapeld
 
'aaneengebouwd'  
gestapeld   'gestapeld'  
halfvrijstaand/geschakeld   'twee-aaneen'  

  • c. het aantal woningen mag maximaal 120 bedragen;
  • d. de goothoogte en de bouwhoogte van woningen mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - Laan' maximaal 40% van de bebouwing een goothoogte heeft van maximaal 10,5 m en minimaal 60% van de bebouwing een goothoogte heeft van maximaal 7 m;
  • e. in afwijking van sub d mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - stedenbouwkundig accent' een stedenbouwkundig accent in de vorm van een opgetrokken geveldeel, niet zijnde een verdiepingslaag, tot een maximale bouwhoogte van 12 m gerealiseerd worden;
  • f. in afwijking van sub d mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' de goothoogte van de noordelijke gevels ten hoogste 6 meter bedragen over maximaal 50% van het dakvlak per woning;

bijbehorende bouwwerken

  • g. bijbehorende bouwwerken of uitbreidingen daarvan mogen ook buiten bouwvlakken worden gebouwd, mits op de grond staand en minimaal 1 meter achter het hoofdgebouw;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' of 'twee-aaneen' mag van bijbehorende bouwwerken, die aan de oorspronkelijke woning zijn aangebouwd, de diepte buiten het bouwvlak, gemeten uit de bouwgrenzen en de verlengden daarvan niet meer dan 3 m bedragen;
  • i. ten hoogste 20% van de oppervlakte van een bouwperceel mag worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken, maar niet meer dan 80 m² per bouwperceel, niet meegerekend de oppervlakte van het bouwvlak;
  • j. van bijbehorende bouwwerken die vrijstaan van de oorspronkelijke woning mag:
    • 1. indien uitgevoerd met een plat dak, de bouwhoogte niet meer bedragen dan 3 m;
    • 2. indien uitgevoerd met een kap, de goothoogte niet meer dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen, terwijl de dakhelling niet meer dan 45° mag bedragen en niet uit horizontale dakvlakken mag bestaan;
  • k. van bijbehorende bouwwerken als bedoeld onder e, mag:
    • 1. indien uitgevoerd met een plat dak, de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen;
    • 2. indien uitgevoerd met een kap en gebouwd aan de achterzijde van de oorspronkelijke woning, de goothoogte niet meer dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,6 m bedragen;

andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • l. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
pergola's   2,7 m  
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn   2 m  
overige erf- of perceelafscheidingen   1 m  
open constructies voor de geleiding van planten   2 m  
vlaggenmasten   4 m  
overige andere bouwwerken   2 m  
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van bijbehorende bouwwerken, die hetzij in de erfafscheiding hetzij binnen een afstand van 2 m hiervan worden gebouwd, althans voor zover die bijbehorende bouwwerken een bouwhoogte van meer dan 2 m zullen krijgen, indien zulks noodzakelijk wordt geacht met het oog op de invloed van de bijbehorende bouwwerken en overkappingen op de belendingen, waaronder op de bezonnings- en uitzichtsituatie.

7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Bouwen in overgangszone

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 7.2.2 en toestaan dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - overgangszone' gebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, mits deze aansluiten bij de uitgangspunten van het beeldkwaliteitsplan, zoals opgenomen in bijlage 2.

7.4.2 Bijbehorende bouwwerken zijkant woning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 7.2.3, onder g en onder j, sub 1, ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken die aan de zijkant van de oorspronkelijke woning worden gebouwd, tot een bouwhoogte van 5 m.

7.4.3 Bijbehorende bouwwerken voor de voorgevel

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 7.2.3, onder g, ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken voor de voorgevel van een woning, zoals erkers en ingangspartijen, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. er wordt voldaan aan de parkeernorm, conform artikel 12.2.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Beroepsuitoefening aan huis en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten

Het gebruik van woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. dit gebruik beslaat niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m² per kavel;
  • b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
  • c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
  • d. in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein;
  • e. detailhandel is uitsluitend toegestaan in de vorm van verkoop via Internet, met dien verstande dat uitstalling ten verkoop en het ter plaatse afhalen van goederen door klanten niet is toegestaan;
  • f. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
  • g. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
  • h. bedrijfsmatige activiteiten aan huis zijn alleen toegestaan voor zover deze bedrijven zijn aangegeven als een 'bedrijf tot en met categorie 1' in de van deze regels deel uitmakende bijlage 1 'Lijst 1 - Staat van Bedrijfsactiviteiten'.

7.5.2 Sociale woningbouw

Minimaal 30% van het totaal aantal in dit bestemmingsplan toegestane woningen dient in gebruik te worden genomen, en gehouden, als een sociale huur- en/of koopwoning.

7.5.3 Verbod zelfstandige bewoning vrijstaande bijbehorende bouwwerken

Een gebruik in strijd met het bestemmingsplan is in ieder geval het wonen in van de oorspronkelijke woning vrijstaande bijbehorende bouwwerken.

7.5.4 Voorwaardelijke verplichting ontsluiting

Woongebieden zoals bedoeld in 7.1 mogen pas als zodanig in gebruik worden genomen indien ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' wegen zijn aangelegd ten behoeve van ontsluiting van de achterliggende woongebieden.

7.5.5 Voorwaardelijke verplichting overgangszone

Woongebieden zoals bedoeld in 7.1 mogen pas als zodanig in gebruik worden genomen indien de gronden en de bijbehorende groene erfafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - overgangszone' zijn ingericht, aangelegd en in stand worden gehouden conform de uitgangsprincipes van het beeldkwaliteitsplan, zoals opgenomen in bijlage 2.

7.6 Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het maximaal toegestane aantal woningen wijzigen, voorzover de woningbehoefte daar aanleiding toe geeft en zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt.

Artikel 8 Leiding - Gas

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van een ondergrondse aardgastransportleiding ter plaatse van de belemmeringenstrook.

8.1.1 Voorrangsregel

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Voor zover bestemmingsvlakken van verschillende dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen heeft de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' voorrang.

8.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 8.1, mogen, van het bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen, uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken ten behoeve van de betreffende leiding

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden, indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies bij de leidingbeheerder is ingewonnen. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Vergunningplicht

Behoudens het bepaalde in sublid 8.4.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren op en in de gronden als bedoeld in lid 8.1:

  • a. het aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • c. het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waaronder het verlagen van de bodem en afgraven, woelen, mengen, diepploegen, ophogen en egaliseren van de gronden en het aanleggen van drainage;
  • d. het aanbrengen van of rooien van diepwortelende beplanting, waaronder rietbeplanting;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • f. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • h. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en straatmeubilair.

8.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in sublid 8.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • c. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende aanleg- of omgevingsvergunning.

8.4.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

Werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 8.4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door de uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies bij de leidingbeheerder is ingewonnen.

Artikel 9 Waarde - Archeologie lage verwachting

nu nog niet

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie lage verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Archeologisch onderzoeksrapport

Op en in de gronden als bedoeld in lid 9.1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

9.2.2 Uitzondering

Het bepaalde onder sublid 9.2.1 met betrekking tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
  • b. de met de oprichting van een bouwwerk samenhangende bodemingrepen niet dieper zijn dan 30 cm en de oppervlakte niet meer dan 10.000 m² bedraagt;.
  • c. indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

9.2.3 Verlening omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag verleent de onder sublid 9.2.1 bedoelde omgevingsvergunning indien naar hun oordeel uit het daar genoemde rapport genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden worden geschaad of;
  • b. schade door de met de oprichting van het bouwwerk samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

9.2.4 Voorwaarden verlening omgevingsvergunning

De volgende in sublid 9.2.3 bedoelde voorwaarden kan door het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning verbonden worden zoals:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

9.2.5 Weigering

De onder sublid 9.3.1 bedoelde omgevingsvergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1 Werken en werkzaamheden
  • a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • c. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
  • d. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30 cm;
  • e. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30 cm bedraagt;
  • f. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
  • h. het omzetten van gras naar bouwland;
  • i. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 30 cm.

9.3.2 Archeologisch onderzoeksrapport
  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 9.3.1 legt een archeologisch onderzoeksrapport over waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. de onder sublid 9.3.2 onder a beschreven verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport geldt niet indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

9.3.3 Verlening omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning indien naar zijn oordeel uit het rapport als bedoeld in sublid 9.3.2 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden worden geschaad of;
  • b. schade door de met de werken en werkzaamheden samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

9.3.4 Voorwaarden verlening omgevingsvergunning
  • a. De volgende in sublid 9.3.3 bedoelde voorwaarden kunnen door het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning verbonden worden zoals:
  • b. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • c. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • d. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

9.3.5 Weigering

De onder sublid 9.3.1 bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

9.3.6 Uitzondering

Het in sublid 9.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die een oppervlakte beslaan van ten hoogste 10.000 m².

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Bouwen binnen bouwvlak

Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bouwvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald.

11.2 Ondergronds bouwen

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen, met dien verstande, dat:

  • a. het bouwwerk loodrecht onder het hoofdgebouw en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt gebouwd;
  • b. de maximale diepte van een ondergronds bouwwerk bedraagt 3,5 m, gemeten vanaf de onderkant van de begane grondvloer.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

12.1 Strijdig gebruik
  • a. gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. gronden en bouwwerken als of ten behoeve van bedrijfsmatige vuurwerkopslag;
  • c. onbebouwde gronden:
    • 1. als stand- of ligplaats van onderkomens;
    • 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;

tenzij dit gebruik verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.

12.2 Voorwaardelijke verplichting parkeren
  • a. Het gebruiken van de gronden en de daarop aanwezige bebouwing ten behoeve van de woonfunctie is uitsluitend toegestaan indien er wordt voldaan aan de parkeernorm van 1,7 parkeerplaats per woning;
  • b. de instandhouding van het benodigde aantal parkeerplaatsen en blijvende naleving van de onder a vermelde parkeernorm is verplicht;
  • c. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en sub b en worden toegestaan dat in minder parkeerplaatsen wordt voorzien dan het aantal dat nodig is volgens de onder a vermelde parkeernorm, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

13.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan bij, omgevingsvergunning, afwijken van de regels van het plan:

  • a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • b. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en van aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  • c. voor afwijkingen van regels, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
  • d. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van 20 m;
  • e. ten behoeve van het bouwen van masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie, al of niet op of aan gebouwen of andere bouwwerken op een minimale afstand van 50 m tot woningen, tot een bouwhoogte van 40 m, waarbij als voorwaarde kan worden gesteld:
    • 1. dat gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen, lichtmasten of hoogspanningsmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie, en
    • 2. dat rekening gehouden wordt met het voorkomen van onevenredige hinder voor omwonenden en schade aan het landschap, cultuurhistorie en ecologie;
  • f. ten behoeve van het bouwen van een verdiepte energievoorziening met een maximale oppervlakte van 120 m².

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

14.1 Algemene wijzigingen
14.1.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, voorzover daaraan behoefte bestaat en zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt,

  • a. de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen wijzigen zodanig, dat:
    • 1. de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot, en
    • 2. geen van de grenzen met meer dan 10 m wordt verschoven.

14.1.2 Voorwaarden

Van de in sublid 14.1.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheid mag:

  • a. slechts gebruik worden gemaakt indien aannemelijk is dat daardoor de gebruikswaarde danwel het woongenot voor belendende percelen niet onevenredig wordt aantast en mits toepassing van de wijzigingsbevoegdheid niet tot een aanmerkelijke aantasting van de structurele opzet van het plan en de stedenbouwkundige eenheid van het desbetreffende gedeelte van het plan zal leiden;
  • b. geen gebruik worden gemaakt indien een wijziging tot gevolg zou hebben dat de op grond van de Wet geluidhinder hoogst toelaatbare geluidsbelasting van woningen wordt overschreden, tenzij door het treffen van voorzieningen aan de woningen of op andere wijze binnen de hoogst toelaatbare waardes kan worden gebleven.
  • c. voordat tot wijziging wordt overgegaan, wordt daar waar de wijziging samenvalt met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas', schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder;
  • d. de wijziging geen belemmering vormt uit oogpunt van externe veiligheid.
14.2 Wijziging bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen de van deze regels deel uitmakende bijlage 1 als volgt wijzigen:

het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en soorten opslag en installaties en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, opslagen en installaties, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven, opslagen en installaties hiertoe aanleiding geven.

Artikel 15 Overige regels

15.1 Duurzaamheid

Met betrekking tot duurzaamheid gelden de volgende normen voor de woningen binnen dit bestemmingsplan:

  • a. Alle woningen worden gasloos uitgevoerd;
  • b. Alle woningen worden met een EPC 0 uitgevoerd;
  • c. Maanwijk wordt als geheel energieneutraal uitgevoerd. Het energiesysteem levert een opwekkingscapaciteit van ten minste 300.000 kWh/jr op wijkniveau;
  • d. Maanwijk krijgt een GPR van 7,5 (of hoger).
15.2 Afwijken duurzaamheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 15.1 door toe te staan dat niet alle woningen met EPC 0 en energieneutraal uitgevoerd worden.

Artikel 16 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Maanwijk, Leusden-Zuid'.