direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Achterveld 2014
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0327.133-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

Aanleiding
De gemeente Leusden staat voor de opgave om de komende jaren een aantal bestemmingsplannen te actualiseren. Een belangrijke basis voor de inhoud van de nieuwe bestemmingsplannen vormt de 'Startnotitie Actualisering bestemmingsplannen'. In deze startnotitie, die op 23 december 2010 is vastgesteld, staan enkele uitgangspunten gebaseerd op de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het actuele beleid van diverse vakgebieden en (mogelijke) ontwikkelingen in het plangebied.

Voor Leusden-Oost en Leusden-Noord zijn nieuwe bestemmingsplannen vastgesteld en voor Leusden-West is een nieuw bestemmingsplan in procedure gebracht. Het voorliggende bestemmingsplan Achterveld 2014 betreft het vierde actualisatieplan van de gemeente-brede actualisatiereeks. Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de bestaande bebouwde kom van het dorp Achterveld 2014.

Doel
Het hoofddoel is het van kracht laten worden van een nieuw, actueel, adequaat en digitaal bestemmingsplan. De gemeente wenst de beschikking te hebben over een doelmatig en passend planologisch regime, dat aan de inwoners en andere gebruikers voldoende rechtszekerheid biedt over hun rechten en plichten. Op basis van de goede ervaringen met de bestaande bestemmingsplannen is het doel van dit bestemmingsplan om de mogelijkheden uit deze plannen in hoofdlijnen te handhaven.

Het bestemmingsplan heeft een overwegend conserverend karakter. Er worden in het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. In hoofdzaak gaat het bestemmingsplan in op een al bestaand ingericht stedelijk gebied.
Het bestemmingsplan biedt flexibiliteit als het gaat om kleinschalige ondergeschikte ontwikkelingen, zoals herinrichting openbaar gebied of beroep aan huis. Bovendien worden bestaande ontwikkelingsmogelijkheden uit de geldende plannen in dit bestemmingsplan overgenomen.
Met het voorliggende bestemmingsplan beschikt de gemeente over een instrument om gewenste en ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen te sturen en te beheersen.

Het bestemmingsplan is afgestemd op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro), de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en voldoet aan de meest recente inzichten betreffende de digitale uitwisseling en raadpleging (RO-Standaarden) en het Handboek van de gemeente.

1.2 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan 'Achterveld 2014' bestaat, naast deze toelichting, uit de volgende stukken:

  • verbeelding, schaal 1:1.000 (tek. nr.NL.IMRO.0327.133-0401);
  • planregels.

De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en dienen enkel in samenhang met elkaar 'gelezen' te worden.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt wel een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

1.3 Begrenzing plangebied

Het dorp Achterveld in de gemeente Leusden bevindt zich ten oosten van de kern Leusden-Centrum, tegen de grens met de gemeente Barneveld. De grens tussen de gemeenten Leusden en Barneveld vormt tevens de grens tussen de provincies Utrecht en Gelderland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0327.133-0401_0001.jpg"  

Afbeelding - Begrenzing Achterveld

Uitgangspunt voor het bepalen van de plangrens van het bestemmingsplan is dat de gehele kern Achterveld (voor zover gelegen binnen de provinciale rode contour) in het plan geregeld wordt. Dit betekent dat de grenzen van het plangebied zoveel mogelijk worden bepaald door de grenzen van het dorp.

Aan de zuidzijde van het dorp wordt een nieuwe woningbouwlocatie tot ontwikkeling gebracht, in combinatie met de herontwikkeling van het coöperatieterrein. Hiervoor zijn twee bestemmingsplannen vastgesteld:

  • bestemmingsplan Groot - Agteveld - Coöperatieterrein (vastgesteld 29 maart 2013);
  • bestemmingsplan Groot - Agteveld -Woongebied (vastgesteld 17 januari 2013).

Beide ontwikkelingen vallen buiten het onderhavige plangebied. De plangrens wordt hier dus bepaald door beide bestemmingsplannen.

Het plangebied is aangegeven op de bijgevoegde afbeelding.

1.4 Geldende bestemmingsplannen

In het plangebied zijn op dit moment diverse bestemmingsplannen van kracht. Het betreft hier de volgende plannen:

Bestemmingsplan   Vastgesteld  
Achterveld 1996   11 juli 1996  
Buitengebied 2009   2 april 2009  

De bestemmingsplannen sluiten qua opzet en regeling niet op elkaar aan. De gronden binnen het bestemmingsplan Buitengebied hebben een Agrarische bestemming.
In het bestemmingsplan Achterveld 1996 is destijds de bestemming van de gebouwen en bijbehorende gronden gedetailleerd vastgelegd, overeenkomstig het toenmalige gebruik. De nieuwbouwontwikkeling van Mastenbroek 1 en aan de Hessenweg/Kerkdijk was in het geldende bestemmingsplan geregeld door middel van een tweetal uit te werken woonbestemmingen. De woningen zijn uiteindelijk gerealiseerd op basis van buitenplanse vrijstellingen/projectprocedures.

Met dit nieuwe bestemmingsplan wordt ingespeeld op de wens om de verschillende planologische regelingen die nu gelden te vatten in één eenduidige regeling. Het bundelen van de geldende bestemmingsplannen in één nieuw bestemmingsplan draagt bij aan een vereenvoudiging voor zowel de gebruikers van het gebied (bewoners, eigenaars en dergelijke) als de handhaver (de gemeente).

1.5 Opzet bestemmingsplan en toelichting

De inhoud van de toelichting is als volgt opgebouwd:

  • hoofdstuk 2 staat stil bij de geschiedenis en de huidige situatie van het plangebied.
  • In hoofdstuk 3 is een beknopt overzicht opgenomen van de belangrijkste beleidsvisies van andere overheden die relevant zijn voor het plangebied;
  • de gevolgen of effecten op de planologische- en milieutechnische aspecten worden in hoofdstuk 4 beschreven. Aangezien het plan een conserverend karakter heeft zijn de gevolgen voor de verschillende aspecten minimaal. Desalniettemin dient in het kader van het nieuwe bestemmingsplan bij deze zaken stilgestaan te worden;
  • de visie op het plangebied is beschreven in hoofdstuk 5. Op basis van verschillende aspecten wordt een beeld gevormd van ontwikkelingen die zich in het plangebied afspelen of mogelijk gaan afspelen. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe deze zijn verwerkt in het bestemmingsplan;
  • in hoofdstuk 6 worden de gehanteerde bestemmingen met bijbehorende regeling beschreven;
  • hoofdstuk 7 heeft betrekking op de economische uitvoerbaarheid van het plan;
  • hoofdstuk 8 behandelt ten slotte de maatschappelijke uitvoerbaarheid. Hierin worden de resultaten beschreven van de gevolgde inspraakprocedure en het vooroverleg conform artikel 3.1.1 Bro.

Hoofdstuk 2 Beschrijving bestaande situatie

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Gemeente Leusden
De gemeente Leusden is gelegen in de provincie Utrecht. Naast Leusden-Centrum, liggen in de gemeente ook de dorpen Achterveld, Leusden-Zuid en Stoutenburg en een aantal buurtschappen. De oorsprong van de gemeente Leusden ligt niet in de huidige gelijknamige plaats, maar in de buurtschap Oud-Leusden ten westen van Leusden. Het gemeentelijk gebied ligt deels in de Gelderse Vallei en deels op de Utrechtse Heuvelrug.

Achterveld
Achterveld is ontstaan op een dekzandrug. Rond 1200 wordt melding gemaakt van een gebied dat 'het Achte veld' werd genoemd naar een oud Veluws geslacht. Er was in die tijd nog geen sprake van een dorp of een begin daarvan.
Op 14 juli 1674 schrijft Meinardus van Houten, priester/pastoor in Barneveld zijn eerste huwelijk in. Het huwelijksregister wordt 'statie Achterveld' genaamd. Tien dagen later wordt de eerste doop geregistreerd. Meinardus van Houten besluit op een gegeven moment om buiten Barneveld opnieuw te beginnen en vestigde zich in de boerderij Groot Achterveld, waar hij de heilige Missen op gaat dragen. In 1719 werd de schuurkerk in gebruik genomen. Dit werd de grondslag voor het ontstaan van het dorp Achterveld. In 1746 werd een echte kerk gebouwd en in 1818 kreeg Achterveld een van de eerste katholieke begraafplaatsen van de provincie. Het lijkenhuisje uit die tijd staat nog steeds midden op dit kerkhof aan de Jan van Arkelweg.

Rond 1850 is Achterveld een boerderijdorp (of boerendorp). De bebouwing lag grotendeels langs de Hessenweg en de Kerklaan, 't Jannendorp en de Jan van Arkelweg. Achterveld is dan nog gelegen in de overwegend katholieke gemeente Stoutenburg.
In 1901 wordt een veevoercoöperatie opgericht, in 1910 een zuivelfabriek en daarna een coöperatieve pluimveeteeltvereniging. Tot voor kort stond enkel het gebouw van de veevoercoöperatie er nog. Inmiddels is ook dit gebouw gesloopt. Het oorspronkelijke silhouet zal het vertrekpunt dienen voor de herontwikkeling.
Met de komst van het bejaardenhuis St. Jozef in 1924 en de nieuwe kerk in 1933 groeit Achterveld uit tot een belangrijk katholiek verzorgingscentrum binnen de gemeente en de regio.

afbeelding "i_NL.IMRO.0327.133-0401_0002.jpg"  

Afbeelding - Achterveld medio 1900 (Bron: Grote historische topografische Atlas)

Tussen 1850 en 1940 werd Achterveld verder uitgebreid met woonhuizen langs de Hessenweg vooral bij de afslagen Koningin Julianaweg en Jan van Arkelweg. Ook werd er gebouwd aan de Kerkdijk en het begin van 't Jannendorp.
De bebouwing concentreert zich voornamelijk langs de Hessenweg, dat in de middeleeuwen al een belangrijke verbindingsweg vormde van Amsterdam richting Duitsland. Boerderijen, arbeiders- en middenstandwoningen worden in een lint langs de Hessenweg gebouwd. Pas vanaf de jaren zestig vinden meer planmatige uitbreidingen plaats ten noorden van de Hessenweg. Eerst langs de Pater Stormstraat (1967-1973) en later langs de Ruurd Visserstraat (vanaf 1981). Achterveld valt dan al binnen de gemeente Leusden, waarmee Stoutenburg na een gemeentelijke herindeling in 1969 is samengevoegd.
In de jaren negentig wordt bedrijventerrein De Fliert gerealiseerd naast het sportpark. Aan het begin van de nieuwe eeuw is gestart met een nieuwe uitbreiding, 'Mastenbroek 1', ten oosten van de Ruurd Visserstraat.

2.2 Beschrijving bestemmingsplangebied

2.2.1 Ruimtelijke structuur

De doorgaande weg door Achterveld wordt gevormd door de oude Hessenweg richting Amersfoort. Langs de Hessenweg evenals de Jan van Arkelweg is in de loop van de tijd lintbebouwing ontstaan. Hier zijn ook vooral de voorzieningen zoals winkels, horeca, bedrijven en een kerk gevestigd.
Achter de linten liggen de planmatige uitbreidingen, de woonwijken.

Lintbebouwing
Langs de Hessenweg en de Jan van Arkelweg ligt het oude dorpslint. De bebouwing is gevarieerd. Er staat overwegend vrijstaande bebouwing. Oude boerderijen en woningen worden afgewisseld met nieuwere bebouwing. Kenmerkend is de afwisseling in functies, vooral in het centrale deel. Er zijn winkels, bedrijven, horeca en een verzorgingshuis gevestigd. Aan de oostzijde van het lint ligt het sportterrein. Hiertegen aan ligt het bedrijventerrein de Fliert.

De bebouwing bestaat over het algemeen uit één bouwlaag met een kap. De kappen van de oudere bebouwing, vooral boerderijen, zijn fors. De boerderij heeft een duidelijke, heldere hoofdvorm. De kaprichting varieert. Enkele nieuwere gebouwen, zoals de supermarkt en het verzorgingstehuis, bevatten meerdere bouwlagen en een plat dak.

Ook de voormalige veevoederfabriek en de kerk, beide panden uit de jaren dertig van de twintigste eeuw hebben een grotere hoogte dan de gemiddelde hoogte van de lintbebouwing. Deze gebouwen zijn grootschaliger dan de aanwezige oudere panden aan het lint.

De lintbebouwing onderscheidt zich van de achterliggende woonbebouwing doordat de panden vrijstaan en individueel vormgegeven zijn. De percelen van het lint zijn wat dieper, zodat de nieuwere bebouwing niet direct zichtbaar is. De rooilijn binnen het lint verschilt. De bebouwing staat over het algemeen midden op het perceel. De bebouwing is georiënteerd op de straat. De bebouwing op het sportterrein en het bedrijventerrein is intern georiënteerd.

Woongebied Achterveld
Achter het bebouwingslint liggen twee woonwijken. Het gebied rond de Hendrik van Viandenstraat in het westelijke woongebied vormt de eerste planmatige uitbreiding van dit dorp. De woningen in dit gebied zijn veelal voorzien van een flauwe kap en een relatief lage nok. Vervolgens is het gebied rond de Van Amersfoortstraat gerealiseerd, waarna het oostelijke woongebied rond om de Rentinckstraat is aangelegd. Als laatste is recentelijk het gebied ten oosten van de Ruurd Visserstraat ontwikkeld.

De woningen zijn op de openbare weg georiënteerd en worden hiervan gescheiden door voortuinen. Er is sprake van gesloten bebouwingswanden, met rijen van vier tot vijf woningen in overwegend twee bouwlagen en een zadeldak evenwijdig aan de weg. In het oostelijke woongebied staan de zadeldaken in een enkel geval ook haaks op de weg. Ook staat hier een aantal woningen met een tentdak.
In het westelijke woongebied komen rijenwoningen voor met een verticaal gelede gevel, waarbij de helft van de gevel enkele decimeters naar binnen springt. Dat zijn de Olthoffwoningen, ook wel Bouwstroom Zuid Oost Utrecht genoemd. In het oudste deel van de wijk staan ook diverse vrijstaande woningen.

2.2.2 Groen- en ontsluitingsstructuur

Verkeersstructuur
De belangrijkste wegen in het dorp zijn de Hessenweg, de Koningin Julianaweg en de Jan van Arkelweg. De Hessenweg vormt een verbinding tussen Amersfoort en Barneveld. De Koningin Julianaweg en de Jan van Arkelweg vormen een verbinding tussen Achterveld en respectievelijk Leusden-Centrum en Terschuur. Nagenoeg het gehele dorp is ingericht als 30 km/uur-gebied.

Groenvoorzieningen
Achterveld ligt midden in het buitengebied. In het dorp zelf is de aanwezigheid van openbare groenvoorzieningen van enige betekenis beperkt. Vooral de bermen en bomen langs de diverse straten dragen bij tot het groene karakter van het dorp. Hetzelfde geldt voor de particuliere tuinen: een woonstraat of -wijk met grote tuinen oogt groener dan een dicht bebouwd gebied.

Van een duidelijke hoofdgroenstructuur in het dorp is geen sprake. Toch kunnen er wel degelijk enkele structurerende groenelementen in het dorp onderscheiden worden:

  • In de eerste plaats zijn dat de bomen langs een deel van de Hessenweg (tussen de Jan van Arkelweg en de Pater Stormstraat) en langs het zuidelijke deel van de Jan van Arkelweg. Deze laanbeplanting, samen met de bomen rondom de kerk, is zeer karakteristiek voor het dorp.
  • Behalve de laanbeplanting kent het dorp nog een tweede groen-verbinding, namelijk in noord-zuidrichting. Deze 'groenstructuur' wordt bepaald door de volgende elementen, van zuid naar noord:
    • 1. de uitgebreide tuinen van het woon- en zorgcentrum St. Jozef,
    • 2. het groene gebied rondom de kerk,
    • 3. het grasveld achter de Moespot op de hoek van de Rentinckstraat en de Van Zandbrinkstraat, en
    • 4. de gecombineerde water- en groenverbinding tussen de basisscholen aan de Jan van Arkelweg en de nieuwe woongebieden, met een directe aansluiting op de houtwallen in het buitengebied.

In het bijzonder de begraafplaats, de parktuin rondom de monumentale kerk en het voorterrein van huize St. Jozef zijn zeer beeldbepalend en karakteristiek voor Achterveld. Door de centrale ligging van deze groenelementen hebben de parktuin en de voortuin een belangrijke visuele betekenis voor het gehele dorp. Behoud van deze groene elementen in het dorp is daarom van groot belang.

2.2.3 Functioneel

De woonbuurten die de laatste drie decennia zijn gebouwd hebben een duidelijk monofunctioneel karakter: er is niet of nauwelijks sprake van een menging van verschillende functies.
Karakteristiek voor Achterveld is dat de niet-woon-functies, veelal winkels en andere voorzieningen, grotendeels geconcentreerd zijn langs of in de nabijheid van de Hessenweg.

Bevolking
In 2012 wonen er volgens het CBS bijna 2.000 inwoners. Dit is een bescheiden toename sinds het begin van deze eeuw, toen telden Achterveld nog ruim 1.800 inwoners (structuurvisie Achterveld).

leeftijdscategorieën   aandeel
(percentage)  
0-14 jaar   17%  
15-24 jaar   11%  
25-44 jaar   19%  
45-64 jaar   28%  
65 jaar en ouder   24%  

(bron: www.cbsinuwbuurt.nl)

Uit de verdeling van de leeftijdscategorieën blijkt dat er in het dorp sprake is van een ondervertegenwoordiging in de categorie 25-44 jaar ten opzichte van het landelijk gemiddelde (19% t.o.v. 26%) en een oververtegenwoordiging in de leeftijdscategorie 65 jaar en ouder (24% t.o.v. 16%).

In 2011 waren er in Achterveld zo'n 790 huishoudens met een gemiddelde grootte van 2,4 personen per huishouden. Dit is iets boven het landelijk gemiddeld (2,2 pers/hh).

Wonen
In 2011 bedraagt de woningvoorraad volgens het CBS 795 woningen. In het begin van deze eeuw waren dit er nog circa 680 woningen. De toename van de woningen komt voor rekening door de recente nieuwbouw in Mastenbroek 1.

Van de 795 woningen in het dorp bestaat 68% uit koopwoningen en 32 uit huurwoningen.
Het merendeel van de woningen betreft grondgebonden woningen (vrijstaand, twee-aaneen en rijtjes). Er zijn bijna geen meergezinswoningen in Achterveld.

Voorzieningen
In het dorp is sprake van een behoorlijk voorzieningenniveau in relatie tot de omvang van deze kleine kern. Alle basisvoorzieningen zijn aanwezig in het dorp. In de verzorgende sector (St. Joseph) vervult Achterveld zelfs een regionale functie.

Wat betreft winkels is de aanwezigheid van een supermarkt aan de Hessenweg erg belangrijk. De laatste jaren is het winkelapparaat teruggelopen. Een aantal van deze winkelvoorzieningen, zoals groenteboer en het postagentschap, heeft de supermarkt over kunnen nemen, maar een aantal non-food winkels zijn niet meer vervangen. Het merendeel van de winkels functioneren met moeite.

Er zijn twee basisscholen in het dorp aanwezig van een verschillend signatuur:

  • de RK-basisschool St Jozefschool (Walter van Amersfoortstraat 8);
  • de openbare basisschool Het Startblok (Jan van Arkelweg 12).

Hoewel voor beide scholen het leerlingenaantal voor de verdere toekomst uitgaat van een dalende trend zijn er op dit moment nog geen aanwijzingen om het voortbestaan van beide scholen ter discussie te stellen.

Het dorp beschikt over een dorpshuis/cultureelcentrum (De Moespot) en diverse sportaccommodaties, zowel in de vorm van velden als een zaal. Verder valt het grote aantal horecavestigingen op. Een aantal heeft ook een zaalaccommodatie.

In het dorp zijn diverse gezondheidsvoorzieningen aanwezig zoals het gezondheidscentrum De Heelkom aan de Walter van Amersfoortstraat en de tandartspraktijk in het voormalige bankgebouw.

Midden in het dorp bevindt zich het katholieke woonzorgcentrum Sint Joseph. In het woonzorgcentrum worden veel mogelijkheden voor activiteiten en ontspanning geboden. Sommige activiteiten worden ook aangeboden aan zelfstandige ouderen in de wijk. Sint Joseph biedt plaats aan ouderen die behoefte hebben aan huisvesting, verzorging en verpleging.
Op het terrein staan ook drie complexen met zorgwoningen. Deze woningen worden beheerd door Woningstichting Leusden.

Werkgelegenheid
De bedrijvigheid in Achterveld bestaat uit agrarische activiteiten in het buitengebied en uit bedrijfsmatige activiteiten in het dorp. In het dorp gaat het voornamelijk om het bedrijventerrein 'De Fliert', het bedrijf 'De Vor' en om aan de Kerkdijk gelegen bedrijvigheid. Het zijn over het algemeen lokaal en regionaal werkzame bedrijven.

Langs de Hessenweg is detailhandel en horeca geconcentreerd. Het verzorgingscentrum 'St Joseph' zorgt voor specifieke werkgelegenheid.
Voor een groot deel zijn de bewoners van Achterveld aangewezen op werkgelegenheid in de regio.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Per 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Een van de centrale uitgangspunten is de scheiding tussen beleid en normstelling. Het beleid wordt in eerste aanzet vormgegeven in een structuurvisie en is juridisch alleen nog bindend voor de rijksoverheid. Naast integraal planologisch beleid, kunnen bij Algemene Maatregel van Bestuur regels worden gesteld omtrent onder andere bestemmingsplannen. De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau, in die zin dat respectievelijk provinciale inpassingsplannen en gemeentelijke bestemmingsplannen daarop moeten worden afgestemd.

De kaders van het nieuwe rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. De structuurvisie vervangt de Nota Ruimte en heeft als credo 'Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig'. In de SVIR zijn 13 nationale belangen gedefinieerd, waaronder het versterken van de mainportfuncties en het verbeteren van de rijksinfrastructuur, het behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora en fauna.

De belangrijkste nationale belangen die gevolgen hebben voor dit bestemmingsplan zijn als volgt geformuleerd:

  • Efficiënt gebruik van de ondergrond
    In de ondergrond moet onder andere rekening gehouden worden met archeologie, ondergrondse rijksinfrastructuur (tunnels en buisleidingen) en de bescherming van de grondwaterkwaliteit en -kwantiteit;
  • Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
    Landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten geven identiteit aan een gebied. Bovendien zijn culturele voorzieningen en cultureel erfgoed van groeiend belang voor de concurrentiekracht van Nederland. Het rijk blijft verantwoordelijk voor het cultureel en natuurlijk UNESCO Werelderfgoed, kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en het maritieme erfgoed. Het beleid ten aanzien van landschap laat het rijk over aan de provincies.
  • Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten
    Het rijk is verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening inclusief zorgvuldige, transparante ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dat betekent dat het systeem zo ingericht moet zijn dat integrale planvorming en besluitvorming op elk schaalniveau mogelijk is en dat bestaande en toekomstige belangen goed kunnen worden afgewogen. Gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde zijn hier onderdeel van. Het gaat dan zowel om belangen die conflicteren als belangen die elkaar versterken. Bij nieuwe ontwikkelingen, aanleg en herstructurering moet in elk geval aandacht zijn voor de gevolgen voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed.

De nationale belangen uit de structuurvisie zijn vooral gericht op ontwikkelingen. Omdat voorliggend bestemmingsplan conserverend van aard is zijn de meeste nationale belangen niet relevant voor dit bestemmingsplan. Uitzondering vormen de belangen die betrekkingen op het efficiënt gebruiken van de ondergrond en het behoud van cultuurhistorische waarden.
In dit bestemmingsplan wordt onder andere door het opnemen van een archeologische dubbelbestemming aangesloten bij het streven naar behoud van archeologische waarden in de grond. Daarnaast wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op de onderwerpen water en cultuurhistorie.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van het Rijk waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich primair richt tot de gemeente. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies.

Niet alle nationale ruimtelijke belangen staan in het Barro. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden.

3.1.3 Waterbeleid 21e eeuw

Waterwet
Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Hiermee kan de komende tijd worden voldaan aan de eisen die het waterbeheer van de toekomst stelt aan Nederland. Belangrijk doel van de waterwet was om tot één wet voor waterbeheer te komen in plaats van de 8 (!) verschillende wetten die tot dan toe van kracht waren. Dit levert een belangrijke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningenstelsels en administratieve lasten. Voor onder andere het lozen van afvalwater op het oppervlaktewater, het onttrekken van grondwater of het bouwen van een steiger moet nu één watervergunning worden aangevraagd. In de wet worden ook zoveel mogelijk handelingen met algemene regels gereguleerd, waarbij er geen vergunning meer hoeft te worden aangevraagd.
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een belangrijk element in de Waterwet is de onderverdeling in het bevoegde gezag met betrekking tot directe (rechtstreeks op het oppervlaktewater) en indirecte lozingen (via de gemeentelijke riolering en rioolafvalwaterzuiveringsinstallatie op het oppervlaktewater. De directe lozingen vallen onder de Waterwet, terwijl de indirecte lozingen zijn opgegaan in de Wet Milieubeheer.

Nationale waterplan
Het Nationale Waterplan geeft het kader voor het waterbeheer voor Nederland, nu en in de toekomst. Het is in feite het rijksplan voor waterbeheer in Nederland, waarin beschreven is hoe welke maatregelen in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
In het nationale waterplan is Nederland in diverse gebieden ingedeeld, elk met eigen opgaven en beleidskeuzes rond het thema water. Het plangebied van dit bestemmingsplan valt binnen twee gebieden, te weten 'Hoog Nederland' en 'stedelijk gebied'. Hoog Nederland omvat grofweg de zandgronden van Nederland, waartoe ook dit gebied behoort. Streefbeeld voor dit gebied is een watersysteem dat op een ecologisch gezonde en duurzame wijze functioneert. Centraal staat een aanpak die gericht is op herstel en reactiveren van natuurlijke processen, zoals het herstel van beken. Eventuele problemen op het gebied van watertekort en wateroverlast moeten zijn aangepakt en tot een beheersbaar niveau zijn teruggebracht.

Voor het stedelijk gebied is het streefbeeld een veilig woon- en werkgebied, waar de kans op overstromingen bijzonder klein is en waar wateroverlast misschien af en toe voorkomt, maar wel is teruggebracht tot een maatschappelijk geaccepteerd niveau.

Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in paragraaf 4.10 . Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt om gegaan.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013 - 2028

In deze Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) wordt het ruimtelijk beleid van de provincie Utrecht voor de periode tot 2028 beschreven. Deze periode sluit aan bij die in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het rijk.
Bij de verdere uitwerking van het ruimtelijk beleid wordt een belangrijke keuze gemaakt:

  • inzetten op binnenstedelijke ontwikkeling.
    Ten minste 2/3 van de woningbouwopgave moet binnenstedelijk worden gerealiseerd. Dit sluit aan bij de vraag, vergroot het draagvlak voor voorzieningen en openbaar vervoer en vermindert de druk op het landelijk gebied. Verminderen van het overschot aan kantoren en herstructurering van bedrijventerreinen, maken ook deel uit van de binnenstedelijke opgave;
  • behoud en versterken van de kwaliteit van het landelijk gebied.
    Het landelijk gebied moet worden behouden en versterkt, zowel voor het landelijk gebied zelf, als voor het stedelijk gebied. De cultuurhistorische waarden van onder meer de linies, de buitenplaatsen en het agrarische landschap dragen bij aan een aantrekkelijk landelijk gebied.

Regio Amersfoort
De gemeente Leusden behoort in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie tot de regio Amersfoort. De regio Amersfoort maakt deel uit van de Noordvleugel Utrecht, heeft een hoge verstedelijkingdruk en zal ook de komende jaren nog sterk groeien. De regio is het schakelpunt tussen de Noordvleugel van de Randstad en noord en oost Nederland. De regio Amersfoort ligt centraal, is een knooppunt van wegen en spoorwegen en beschikt daarmee over goede infrastructurele verbindingen.
De regio heeft veel woon- en werk-uitwisselingsrelaties met de nabijgelegen Gelderse gemeenten Barneveld en Nijkerk. Ook de relatie met Almere is van belang.

afbeelding "i_NL.IMRO.0327.133-0401_0003.png"  

Afbeelding - vastgestelde rode contour

Voor de totale gemeente Leusden wordt uitgegaan van een woningbouwprogramma van 1.100 woningen binnen de rode contouren. Daarvan kunnen 800 woningen gerealiseerd worden in Leusden, waaronder de locaties Biezenkamp, Valleipark en Tabaksteeg. De overige 300 woningen zijn in Achterveld geprojecteerd in de projecten Groot Agteveld en Mastenbroek 2.

Zowel het algemene als het regiospecifieke beleid van de provincie is in het kader van dit bestemmingsplan voor Achterveld 2014 zeker relevant. Het onderhavige bestemmingsplan voorziet enkel in het vastleggen van de huidige situatie.
Het gebied van de beoogde woonwijk Mastenbroek 2 is weliswaar opgenomen in dit bestemmingsplan, maar er wordt nu nog géén woningbouw mogelijk gemaakt. Als de woonwijk wordt ontwikkeld zal hiervoor een ander bestemmingsplan worden opgesteld.

3.2.2 Provinciale ruimtelijke verordening

Gelijktijdig met de nieuwe Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013 - 2028 is ook de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2012 integraal herzien.

In de verordening is opgenomen hoe wordt omgegaan met provinciaal belang in bestemmingsplannen. De verordening bevat veel instructienormen. De regels in de verordening gelden voor gemeenten en niet rechtstreeks voor burgers. Bijvoorbeeld dat de waarden van natuur en landschap beschermd moeten worden.

Dit bestemmingsplan betreft een in hoofdzaak conserverend plan in stedelijk gebied. De bepalingen zoals deze zijn opgenomen in de provinciale ruimtelijke verordening hebben vooral betrekking op nieuwe ontwikkelingen binnen stedelijk gebied of aspecten die spelen in het landelijk gebied.

3.2.3 Waterplan 2010-2015

Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. De doelstelling van het plan is: een veilig en bewoonbaar land. Het plan geeft de gewenste ontwikkelingen in het waterbeheer in de provincie Utrecht aan. Hierbij is onder andere rekening gehouden met de Europese kaderrichtlijn water. Het thema “water als ordenend principe” loopt als een rode draad door het gehele plan. Dit houdt in dat, voordat er beslissingen worden genomen op ruimtelijk gebied,er wordt bekeken welke gevolgen die hebben voor watersystemen. In het plan zijn provinciale belangen benoemd op het gebied van waterkwaliteit en waterberging, waarmee gemeenten rekening dienen te houden bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Er zijn geen provinciale belangen te beschermen in het plangebied van dit bestemmingsplan.

Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in paragraaf 4.10 . Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt om gegaan.

3.2.4 Grondwaterplan 2008-2013

Het plan beschrijft hoe de provincie Utrecht in deze periode de beschikbare voorraad zoet grondwater beschermt en beheert en het gebruik ervan onderwerpt aan wettelijke bepalingen en regelingen. Uitgangspunt hierbij is dat de hoeveelheid en kwaliteit van grondwater geschikt is voor duurzaam gebruik door mens en natuur.
Het plan speelt in op recente ontwikkelingen als veranderende wetgeving, Europese richtlijnen (Kaderrichtlijn Water, Grondwaterrichtlijn, Natura 2000), de aanpak van verdrogingsbestrijding (TOP-gebieden) en het toenemend gebruik van de ondergrond voor winning van energie.

Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in paragraaf 4.10 . Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt om gegaan.

3.3 Regionaal beleid

Waterbeheersplan Waterschap Vallei en Eem 2010-2015
In het Waterbeheersplan 2010 - 2015 heeft toenmalig Waterschap Vallei & Eem zijn ambities en uitvoeringsprogramma vastgelegd voor de periode 2010 tot en met 2015. Het plan bepaalt in grote lijnen de agenda van Waterschap Vallei & Eem voor de komende zes jaar. Dit plan is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied.

Dit bestemmingsplan voor Achterveld staat geen nieuwe wijzigingen in de ruimtelijke situatie toe die gevolgen hebben voor de waterhuishoudkundige situatie. De doelstellingen van het waterschap komen dan ook niet in het gedrang door dit bestemmingsplan.
In paragraaf 4.10 wordt nader ingegaan op de waterhuishoudkundige thema's.

3.4 Gemeentelijk/lokaal beleid

3.4.1 Woonvisie 2012-2022

De 'Woonvisie 2012-2022 Leusden: dorps, ruim en groen' is een actualisatie van de Woonvisie 2008-2015. In de woonvisie wordt geconcludeerd dat er tot en met 2022 in totaliteit meer dan voldoende woningen in voorbereiding zijn. De voorgenomen productie is bovendien ongelijk verdeeld in de tijd; tot 2017 zijn er te veel woningen in planning in relatie tot de behoefte. Na 2017 zijn (vrijwel) alleen woningen in Achterveld in planning.

Omdat er tot 2022 meer dan voldoende woningen in voorbereiding zijn worden in principe geen nieuwe woningbouwprojecten in voorbereidingen genomen die uitgaan van een oplevering voor 2023. Uitzondering hierop zijn de herontwikkeling van locaties voor mensen met een beperking en locaties die een maatschappelijke meerwaarde opleveren. In de woonvisie zijn zowel Groot-Agteveld als Mastenbroek 2 als nieuwbouwlocatie opgenomen. Na 2017 worden binnen de gemeente vrijwel alleen nog maar nieuwbouwwoningen in Achterveld aangeboden (Groot-Agteveld).
De woonvisie heeft niet alleen betrekking op nieuwbouw of herontwikkeling van locaties maar ontwikkeld ook instrumenten waarmee de doorstroming, duurzaamheid en levensloopbestendigheid van woningen worden bevorderd.

Voorliggend bestemmingsplan is overwegend conserverend. In het kader van dit plan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om bestaande woningen uit te breiden, bijgebouwen te realiseren en andere functies aan huis te ontplooien. Hierbij dient echter wel rekening gehouden te worden met het stedenbouwkundige beeld van de buurt, privacy en bezonning voor naburige percelen.

3.4.2 Groenbeleidsplan 2005

Het groenbeleidsplan heeft tot doel de kwaliteit van het openbaar groen te behouden en te versterken teneinde een structurele bijdrage te leveren aan de ruimtelijke kwaliteit waarbij wonen, werken en welzijn binnen de gemeente Leusden gediend zijn.

Het groenbeleidsplan vertaalt zich in de '6 GROENE REGELS':

  • 1. De huidige groenstructuur behouden en versterken.
  • 2. Versterken oriëntatie en herkenbaarheid door boomstructuur.
  • 3. Vergroten van de herkenbaarheid in inrichting en beheer.
  • 4. Herkenbaarheid en karakter voor entrees en kleine parken.
  • 5. Behouden en ontwikkelen van ecologische waarden.
  • 6. Verankering van flankerend beleid in groenbeleid en planontwikkeling.

In het plangebied krijgen structuurbepalende groengebieden een groenbestemming. Hierdoor behouden ze hun uitstraling en blijven ze van waarde voor het openbaar gebied.
De kleinere groenstroken worden over het algemeen opgenomen in de verkeersbestemming. Deze groengebieden zijn minder bepalend voor de groenstructuren in het plangebied en hoeven niet specifiek bestemd te worden.

3.4.3 Milieubeleidsplan 2009 - 2013

Het milieubeleidsplan 2009-2013 is een toetsingskader bij ruimtelijke plannen. In het milieubeleidsplan zijn milieukwaliteitsprofielen opgenomen. Voor woonwijken moet gebruik gemaakt worden van het milieukwaliteitsprofiel 'Woongebieden'; voor gemengde centrumgebieden van het profiel 'Centrum'. Hierin wordt aangegeven wat de gewenst milieukwaliteit is.

Aangezien voorliggend bestemmingsplan een overwegend conserverend karakter heeft is er geen sprake van nieuwe knelpunten met betrekking tot milieuaspecten. In het kader van dit bestemmingsplan wordt er van uitgegaan dat aan de milieukwaliteitsprofielen wordt voldaan.

3.4.4 Antennebeleid

Door het toenemende gebruik van mobiele telecommunicatie moeten er in toenemende mate antennemasten worden geplaatst. Het antennebeleid is vastgesteld door de gemeenteraad op 2 april 2010 en maakt het mogelijk om binnen de bebouwde kom antennemasten ten behoeve van telecommunicatie te plaatsen.

In het beleid zijn enkele uitgangspunten opgenomen. Zo dienen antenne-installaties zoveel mogelijk aan de randen van woonwijken en gebieden zonder een overwegende woonfunctie te worden geplaatst. Daarnaast moeten operators zoveel mogelijk van elkaars masten gebruik maken (site-sharing), mogen vrijstaande antenne-installaties in principe niet hoger zijn dan 40 meter en moeten ze worden geplaatst op minimaal 50 meter afstand van woningen. Bij een nieuwe vergunningaanvraag voor het plaatsen van een mast moet een goed communicatieplan worden opgezet om betrokkenen open te informeren.

In de regels behorende bij dit bestemmingsplan zijn de uitgangspunten, zoals verwoord in het antennebeleid, overgenomen.

3.4.5 Beleidsnotitie Bed & Breakfast bij woningen

Het doel van het beleid is om Bed & Breakfast voorzieningen bij woningen te stimuleren in goede afstemming met de ruimtelijke ordening en met bescherming van de (woon-)omgeving. Tot kort geleden was het alleen in het buitengebied geregeld. Deze beleidsnotitie geldt echter voor het gehele gemeentelijk grondgebied, dus ook het stedelijk gebied. Afhankelijk van de grootte van het bestaande woonhuis en omgevingskenmerken is de toelaatbare grootte van een Bed & Breakfast variabel. De inpassing van een Bed & Breakfast voorziening bij een woonhuis vereist maatwerk en dient aan bepaalde voorwaarden te worden verbonden.

In de regels behorende bij dit bestemmingsplan is een bevoegdheid opgenomen waardoor het mogelijk wordt om een bed & breakfast in een woning te exploiteren. Deze bevoegdheid sluit aan bij de uitgangspunten uit de beleidsnotitie.

3.4.6 Startnotitie Brede School

In mei 2002 is een Startnotitie Brede School vastgesteld. In deze startnotitie zijn, na overleg met de scholen, uitgangspunten geformuleerd voor de brede schoolontwikkeling in de gemeente Leusden.
Een brede school is een inhoudelijk concept om kinderen optimale ontwikkelingskansen te bieden door inhoudelijke samenwerking tussen peuterspeelzalen, scholen en kinderopvang (zowel dagopvang als buitenschoolse opvang).

In de regels behorende bij dit bestemmingsplan wordt binnen de maatschappelijke bestemming geregeld dat naast scholen, ook kinderdagopvang, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang zijn toegestaan.

3.4.7 Structuurvisie Achterveld 2001

In de Ontwikkelingsvisie 2010 is Achterveld niet specifiek behandeld. In de structuurvisie uit 2001 is voor de kern Achterveld specifiek beleid geformuleerd. Centraal doel van de structuurvisie is een verbinding tot stand te brengen tussen 'behoud' (historische identiteit, dorpskarakter) en 'dynamiek' (ontwikkelingen op onder meer het gebied van wonen).

Wonen en leefbaarheid zijn sterk aan elkaar verbonden. Wat betreft het wonen wordt gesteld dat bij de toekomstige ontwikkeling van de woningvoorraad de woningbehoefte van belang is. Deze behoefte is direct afhankelijk van natuurlijke aanwas, migratie en huishoudensverdunning. Gesteld wordt dat het aantal woningen in Achterveld zal moeten toenemen om een stabiel inwonertal te kunnen behouden. In het te bouwen aantal woningen werd in de periode (2001-2006) al voorzien door de nieuwbouwontwikkeling Mastenbroek 1 (aan de noord-oostzijde van het dorp).
Bij de kwalitatieve woningbehoefte gaat het vooral om kwalitatief hoogwaardige woningen voor één- à tweepersoonshuishoudens en senioren.
Om een aantasting van het dorpskarakter te voorkomen wordt gekozen voor een kleinschalige uitbreiding van Achterveld. Deze is noodzakelijk om met de woningvoorraad te kunnen inspelen op de bestaande woningbehoefte en de gewenste bevolkingsopbouw.

Wat betreft voorzieningen wordt in de structuurvisie gesteld dat de Hessenweg een meer centrale ligging in het dorp krijgt. Dit wordt versterkt door de stedelijke uitbreiding aan de zuidzijde. De Hessenweg, ter hoogte van het kruispunt met de Jan van Arkelweg, wordt meer als centrumgebied van het dorp uitgebouwd, waarbinnen de voorzieningen zich dienen te concentreren.

Voor bedrijven wordt in de structuurvisie gekozen voor een kleinschalige uitbreiding van De Fliert, evenwijdig aan de oost-westelijke hoofdstructuur van het dorp. Er is alleen plaats voor kleinschalige lokale bedrijvigheid, te verplaatsen bedrijvigheid uit het buitengebied en startende bedrijvigheid die uit de eigen woning groeit.

In de structuurvisie wordt het structuurbeeld opgedeeld in een beeld tot 2010 en een beeld tot 2013. In het beeld tot 2010 is Mastenbroek 2 als een reservelocatie op de afbeelding aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0327.133-0401_0004.jpg"  
afbeelding "i_NL.IMRO.0327.133-0401_0005.jpg"  

Afbeelding - Structuurbeeld Achterveld 2010 (boven) en 2030 (onder)

In beeld tot 2030 wordt ook Groot Agteveld als 'wonen in het groen' aangegeven, in combinatie met de herontwikkeling van het coöperatiegebouw. Met deze uitbreiding komt de Hessenweg meer centraal in het dorp te liggen.

3.4.8 Ontwikkelingsvisie Achterveld Zuid

Voor wat betreft het zuidelijk deel van Achterveld is de structuurvisie uit 2001 verouderd en vervangen door een specifieke ontwikkelingsvisie voor Groot Agteveld. Omdat onderdelen van deze visie doorwerken in het voorliggende bestemmingsplan wordt in de toelichting aandacht besteed aan deze ontwikkelingsvisie.

Het centrale thema van de ontwikkelingsvisie voor Achterveld Zuid is de instandhouding van de leefbaarheid binnen het dorp. De sociale samenhang binnen het dorp is nog steeds groot en zou zo moeten blijven. Echter, net zoals bij veel andere kleine kernen staat de leefbaarheid steeds meer onder druk. Dit hangt nauw samen met een tekort aan nieuwe woningen, vooral voor de eigen gemeenschap. Het gevolg is afname van het inwoneraantal, vergrijzing en een verschraling van het voorzieningenniveau. Om het tij te keren is een integrale ontwikkelingsvisie gemaakt voor het zuidelijk deel van Achterveld.

In de ontwikkelingsvisie wordt een aantal ontwikkelingen in gang gezet. Deze hebben ook consequenties voor het voorliggende bestemmingsplan. Het doel van het project Achterveld Zuid is verbetering van de leefbaarheid van het hele dorp. Door het toevoegen van voldoende woningen, ten minste voor de eigen bevolking (m.n. starters en ouderen), herinrichting van de openbare ruimte, versterking van de relatie met het landschap en aanpak van verouderde bebouwing krijgt leefbaarheid op meerdere manieren een belangrijke impuls. Zo omvat het project, naast de ontwikkeling van Groot Agteveld, ook de aanpak van het hart van het dorp rond het kruispunt Hessenweg- Jan van Arkelweg.

Gestreefd wordt naar een aantrekkelijk, gezellig groen multifunctioneel dorpshart met een grotere centrale open ruimte. Het hart ligt tussen de kerk, de Roskam en het coöperatiegebouw en is geschikt voor allerlei activiteiten.
Het is omgeven door passend vormgegeven gebouwen die ruimte bieden aan wonen, horeca, werken en andere nieuwe voorzieningen die de leefbaarheid en verblijfskwaliteit versterken. Door het nieuwe coöperatieterrein en herinrichting van het kruispunt Jan van Arkelweg en Hessenweg krijgt het dorp als geheel meer identiteit en kwaliteit. Verder wordt gestreefd naar een verbeterde levendige Hessenweg die bestaande functies en kwaliteit koestert en ruimte biedt voor het versterken en vernieuwen van voorzieningen, verkeersveiligheid en verblijfskwaliteit.

Hoofdstuk 4 Planologische en milieutechnische randvoorwaarden

4.1 Cultuurhistorie

De Modernisering van de Monumentenzorg (MoMo) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in de regels en verbeelding bij het bestemmingsplan.

4.1.1 Historische stedenbouw

Het dorp kent een aantal waardevolle gebouwen en objecten.

Rijksmonumenten

  • Hessenweg 325: kerk.
    ln 1746 bouwt Gregorius Storm het eerste kerkje in Achterveld. Rond de kerk en de pastorie ontstaat daarna een dorp. Tussen 1844 en 1932 wordt er een tweede kerk gebouwd bij 't Laantje. In 1932 wordt de tweede kerk gesloopt en op dezelfde plek de huidige parochiekerk van de Heilige Jozef gebouwd.

Provinciale monumenten
Er zijn in Achterveld geen objecten aangewezen als provinciaal monument.

Gemeentelijke monumenten
In Achterveld staan twee panden die zijn aangewezen als gemeentelijk monument:

  • Meester van Bergenweg 1: boerderij;
  • Jan van Arkelweg 6: voormalig lagere school.
    In 1912 besluit het kerkbestuur onder leiding van pastoor Moes een school te laten bouwen naar een ontwerp van de architect J.H. Hogenkamp. Op 28 april 1944 werd in de school de Voedselconferentie gehouden. Rijkscommissaris Seyss-lnquart gaf toestemming voor voedseldistributies aan hongerlijdende Nederlanders in West- Nederland (dat nog niet was bevrijd). Voorwaarde hierbij was dat de geallieerden voor de stellingen van de Grebbelinie zouden blijven en dat ze West-Nederland niet zouden aanvallen.

Waardevolle objecten en panden
Verder bevinden zich in Achterveld een aantal monumentale objecten die niet zijn beschermd:

  • Jan van Arkelweg: begraafplaats;
  • Hessenweg 218A: langhuisboerderij;
  • Hessenweg255-257: arbeiderswoning;
  • Hessenweg 259-259A: landhuis;
  • Hessenweg 301: boerderij;
  • Hessenweg 311: woon-winkelpand;
  • Hessenweg341: langhuisboerderij;
  • Klettersteeg 5: arbeiderswoning/tolhuis;
  • Koningin Julianaweg 2A: woon-winkelpand;
  • Koningin Julianaweg 5: villa;
  • 't Laantje 5: langhuisboerderij;
  • Verjaagde Ruiterweg 37: langhuisboerderij;
  • Paaltje bij Hessenweg 325.
4.1.2 Historische geografie

Er zijn verschillende straten in Achterveld die verwijzen naar de lokale geschiedenis:

  • Jan van Arkelweg: genoemd naar de 47ste bisschop (1340-1364) van Utrecht.
  • Hessenweg: Vanaf 1640 bereisden tot in de 18e eeuw kooplieden uit Hessen via Arnhem, Barneveld, Achterveld, Stoutenburg naar de Kamppoort in Amersfoort.
  • Klettersteeg
  • 't Laantje: hier liep de oude provinciale grens tussen Utrecht en Gelderland en de oude gemeentegrens tussen Stoutenburg en Barneveld.

4.2 Archeologie

Archeologie algemeen
Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Dit is een herziening van de Monumentenwet 1988. Met deze herziening zijn de belangrijkste bevoegdheden aangaande de archeologie bij de gemeente neergelegd. De gemeenteraad is op grond van de Monumentenwet verplicht bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden. Om dit te kunnen onderbouwen dient de gemeente er voor te zorgen dat de archeologische waarden en verwachtingen binnen het gemeentelijk grondgebied bekend zijn. Deze waarden en verwachtingen zijn aangegeven op een voor de gemeente opgestelde Archeologische Verwachtings- en Beleidsadvieskaart, die op basis van archeologische waarnemingen en vondsten, landschappelijke en historische gegevens tot stand is gekomen. De op de gemeente toegespitste Archeologische Beleidskaart (vastgesteld in december 2012) vervangt de inmiddels verouderde Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) en Archeologische Monumenten Kaart (AMK).

Archeologie in Achterveld
Het plangebied bevindt zich in het dekzandlandschap van de Gelderse Vallei. Dit gebied kenmerkt zich door een relatief hooggelegen dekzandvlakte, afgewisseld met lokale hoogtes (dekzandruggen en -koppen). Achterveld is gelegen op een grote oost-west georiënteerde dekzandrug. Deze hogere gronden waren al in een ver verleden (Prehistorie) geschikt voor bewoning en landbewerking. In de landelijke archeologische database ARCHIS staat binnen het plangebied één archeologische vindplaats vermeld. Ten zuidwesten van de kruising Hessenweg – Koningin Julianaweg zijn bij graafwerkzaamheden in 1965 bewerkte stukken vuursteen gevonden. Dit is niet verwonderlijk, aangezien de dekzandruggen rond Achterveld een zeer lange bewoningsgeschiedenis kennen, die terug gaat tot in het Mesolithicum en Neolithicum (8800-2000 v. Chr.).

Aan de westzijde van het plangebied is de dekzandrug afgedekt met een esdek. Dit is een (waarschijnlijk) laat-middeleeuws plaggendek dat door landbouwers werd opgeworpen om een vruchtbare bodem te creëren. De aanwezigheid van een plaggendek geeft aan dat de onderliggende archeologisch relevante bodemlagen nog intact kunnen zijn, wat de kans op archeologische sporen vergroot.

De Hessenweg, die dwars door het plangebied loopt, is een van de oudste wegen uit de regio, als belangrijke verbindingsroute tussen oost en west. Op historisch kaartmateriaal staat de Hessenweg en ook de diverse boerderijen die er langs lagen, al aangeduid. De naam is afgeleid van de 17de eeuwse Hessenwegen: handelswegen die van oost naar west door Nederland liepen en veelal uitkwamen in Utrecht of Amersfoort. Daar werden de goederen overgeslagen op schepen richting Amsterdam. Langs de Hessenwegen kwamen onder meer herbergen; De Roskam is hier een goed voorbeeld van. Het nabij gelegen Barneveld was tevens een belangrijk knooppunt binnen het netwerk van Hessenwegen. Ten zuidwesten van de kruising Hessenweg – Jan van Arkelweg ligt een oude boerderijplaats, aangeduid op historisch kaartmateriaal.

Waarden en verwachtingen
De Archeologische Verwachtingskaart geeft aan wat de verwachting is op het aantreffen van archeologische resten en welke bekende archeologische waarden er binnen het plangebied al vastgesteld zijn.

  • Hoge archeologische waarde
    Binnen het plangebied Achterveld liggen geen bekende archeologische waarden.

Binnen het plangebied zijn twee archeologische verwachtingsgebieden aanwezig. Dit zijn gebieden waar – op basis van onder meer het bodemtype – archeologische waarden in hoge of middelhoge mate verwacht worden. Gebieden met een lage archeologische verwachting komen in het plangebied niet voor.

  • Hoge verwachting
    De zones in het plangebied waar een hoge dekzandrug en / of een esdek zijn geconstateerd hebben een hoge archeologische verwachting gekregen. Deze gronden waren in het verleden bekende vestigingslocaties. Op deze gronden kunnen sporen van prehistorische jagers-verzamelaars en prehistorische en middeleeuwse landbouwers voorkomen. Ook de bekende historische boerderijplaats heeft ook een hoge verwachting toebedeeld gekregen.
  • Middelhoge verwachting
    De overige delen van het plangebied hebben een middelhoge archeologische verwachting gekregen. Op deze gronden kunnen sporen van prehistorische jagers-verzamelaars (en landbouwers) voorkomen, maar deze worden in mindere mate verwacht dan op de hoger gelegen dekzandruggen.

Beleidsregels
De zones met een archeologische verwachting brengen ieder verschillende aanvullende regels met zich mee wat betreft de voorschriften in de omgevingsvergunning (zie regels) wanneer er bodemverstorende activiteit plaatsvindt dieper dan 30 cm onder maaiveld. De gebieden met een middelhoge en hoge verwachting hebben daarom op de verbeelding de dubbelbestemming Waarde - Archeologie gekregen:

  • De hoge archeologische verwachting is op de Archeologische Beleidskaart aangegeven met de kleur oranje. Voor deze zones geldt een archeologische onderzoeksplicht bij bodemingrepen dieper dan 30 cm onder maaiveld en groter dan 100 m2.
  • De middelhoge archeologische verwachting is op de Archeologische Beleidskaart aangegeven met de kleur geel. Voor deze zones geldt een archeologische onderzoeksplicht bij bodemingrepen dieper dan 30 cm onder maaiveld en groter dan 500 m2.
afbeelding "i_NL.IMRO.0327.133-0401_0006.jpg"  

Afbeelding - Uitsnede Archeologie Beleidskaart gemeente Leusden

Als voor een projectgebied twee of meer verwachtings- / beleidscategorieën gelden, dan geldt de hoogste categorie voor het gehele terrein.

Archeologisch onderzoek voor omgevingsvergunning
De vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een archeologisch onderzoeksrapport heeft overlegd van een archeologisch deskundige, waarin de archeologische waarde van het terrein dat zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Op basis van dit rapport kan het bevoegd gezag voorwaarden aan de betreffende vergunning verbinden (beschermen, opgraven, archeologisch begeleiden).

4.3 Bodem

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient een bodemanalyse te worden verricht met het oog op de beoordeling van de realiseerbaarheid van bepaalde bestemmingen of bestemmingwijzigingen.
Het plangebied is conserverend bestemd. Hier hoeft in het kader van dit bestemmingsplan geen onderzoek verricht te worden.

Wanneer in de toekomst sprake is van de aanvraag van een vergunning voor bouwen, afwijking van het bestemmingsplan, of bij uitgifte/aan- en verkoop van percelen door de gemeente is bodemonderzoek noodzakelijk. Bodemonderzoek moet in deze gevallen aantonen dat de bodem geschikt is voor het realiseren van een gewenst project. Dat wil zeggen dat uit onderzoek moet blijken dat er geen verontreiniging aanwezig is, dat de eventueel aanwezige verontreiniging niet schadelijk is voor de omgeving, of welke maatregelen er nodig zijn om de bodem geschikt te maken om de uitbreiding te realiseren.

4.4 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen het onderwerp externe veiligheid worden twee normstellingen gehanteerd:

  • het Plaatsgebonden Risico (PR); is de plaatsgebonden kans per jaar dat een onbeschermd persoon komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico (PR) is weer te geven met een contour rondom een activiteit.
  • het Groepsrisico (GR); geeft de kans per jaar aan dat een groep personen van een bepaalde grootte (bijvoorbeeld 10, 100 of 1.000 personen tegelijk slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico bestaat uit een invloedsgebied waarbinnen het risico verantwoord moet worden.

In het kader van de externe veiligheid worden in hoofdzaak drie mogelijke risicobronnen onderscheiden:

  • 1. Inrichtingen, waarin opslag en/of verwerking van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
  • 2. Transportroutes, waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
  • 3. Buisleidingen, waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

Voor elke risicobron is een apart wettelijk kader opgesteld waarin beschreven staat hoe met de risico's moet worden omgegaan. Het betreft hier de volgende wettelijke kaders:

  • Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • officieel is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) nog niet van toepassing. Hoewel formeel nog op de Circulaire “Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen” (cRNVGS) wordt teruggevallen, kan wel al vast worden aangesloten op het nieuwe besluit;
  • Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

In het kader van de externe veiligheid is opgenomen dat voor iedere toename van het groepsrisico een verantwoordingsplicht geldt, ook als de verandering geen overschrijding van de norm veroorzaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0327.133-0401_0007.jpg"  

Afbeelding - Uitsnede Themakaart Externe Veiligheid Leusden

Uit de risicokaart komt het volgende beeld naar voren:

  • Inrichtingen
    Binnen het plangebied bevinden zich geen inrichtingen die in het kader van externe veiligheid relevant zijn. Ook buiten het plangebied bevinden zich geen inrichtingen waarvan het invloedsgebied zich tot het plangebied uitstrekt.
  • Vervoer over de weg, het water en het spoor
    Door het plangebied loopt over de Hessenweg tot midden in het dorp een Route Gevaarlijke Stoffen. Deze route kan gebruikt worden door bestemmingsverkeer dat bijvoorbeeld vuurwerk aflevert. De Hessenweg maakt echter geen deel uit van het Basisnet.
  • Buisleidingen
    In en rond het plangebied zijn geen buisleidingen aanwezig die in het kader van de externe veiligheid relevant zijn.

4.5 Flora en fauna

Binnen de bescherming van de natuur in Nederland wordt onderscheid gemaakt tussen bescherming van gebieden en van soorten.

4.5.1 Gebiedsbescherming

De bescherming van gebieden is in eerste instantie geregeld via de Natuurbeschermingswet 1998. De Natuurbeschermingswet bepaald wat er wel en niet mag in de beschermde natuurgebieden. Activiteiten die mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor de natuurwaarden mogen niet plaatsvinden zonder vergunning. Verder is iedereen verplicht zorgvuldig om te gaan met natuurgebieden, de zogenaamde zorgplicht.

Het plangebied is niet aangewezen als Natura 2000-gebied en behoort ook niet tot de Ecologische Hoofdstructuur. Wel zijn diverse beken in de Vallei, waaronder de Modderbeek, aangewezen als ecologische verbindingszone. In het kader van de aangrenzende bestemmingsplannen voor Groot Agteveld is hier uitgebreid aandacht aan besteed.
Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die negatieve gevolgen kunnen hebben op de in de omgeving liggende waardevolle natuurgebieden.

4.5.2 Soortenbescherming

De Flora- en Faunawet beschermt een groot aantal in het wild levende planten- en diersoorten, ook buiten beschermde natuurgebieden. De wet verbiedt een diverse handelingen die kunnen leiden tot schade aan (populaties of individuen van) beschermde soorten (algemene verbodsbepalingen).

Wanneer het bestemmingsplan handelingen mogelijk maakt die beschermde planten en dieren kunnen bedreigen, is het verplicht om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dit het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, indien dit niet mogelijk is dienen de gevolgen voor beschermde soorten zoveel mogelijk beperkt te worden.

Het plangebied maakt onderdeel uit van het stedelijk gebied van Leusden. Het bestemmingsplan maakt geen directe ontwikkelingen mogelijk die kunnen leiden tot hinder of beschadiging van eventuele aanwezige natuurwaarden.

4.6 Geluid

Conform de Wet geluidhinder (Wgh) is het noodzakelijk akoestisch onderzoek te doen als nieuwe geluidsgevoelige bebouwing (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen en verpleeghuizen) of bij een uitbreiding van dergelijke bestemmingen binnen de geluidszone van een weg worden gesitueerd.

4.6.1 Wegverkeerlawaai

Voor het akoestisch onderzoek zijn vanuit de Wgh alleen de wegen relevant waar een maximum snelheid van 50 kilometer per uur of meer geldt. Voor 30 kilometer zones hoeft conform artikel 74 lid 2 van de Wet geluidhinder geen akoestisch onderzoek te worden verricht.

Het dorp Achterveld heeft grotendeels een 30 km-regime. Het bestemmingsplan is conserverend van aard. Binnen het bestemmingsplan worden in principe geen nieuwe geluidgevoelige objecten (i.c. woningen) mogelijk gemaakt. Akoestisch onderzoek vanwege wegverkeerslawaai is dus niet nodig.
In het bestemmingsplan zijn voor enkele percelen wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor de realisatie van één woning. In de wijzigingsvoorwaarden is bepaald dat daarbij aan de milieuhygiënische eisen dient te worden voldaan. Dit houdt in dat in voorkomende gevallen onder andere akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Dit akoestische onderzoek dient dan zowel te voldoen aan de eisen uit de Wgh als het gemeentelijke geluidbeleid.

Ten allen tijde moet worden voldaan aan de eisen die voortvloeien uit het Bouwbesluit. In de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen van de woningen moet worden aangetoond dat de wettelijk vereiste binnenwaarde van 33 dB wordt gehaald.

4.6.2 Railverkeerlawaai

Het plangebied ligt buiten een geluidszone voor spoorlijnen.

4.6.3 Industrielawaai

Het plangebied valt niet binnen een geluidszone als gevolg van industrielawaai.

4.7 Luchtkwaliteit

Sinds 2007 zijn de belangrijkste luchtkwaliteitseisen opgenomen in de nieuwe Wet milieubeheer. Hierin is van bepaalde projecten getalsmatig vastgelegd dat ze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Met de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) op 1 augustus 2009, zijn deze grenzen verruimd. Doordat het NSL in werking is getreden, draagt op grond van het Besluit niet in betekenende mate een project niet bij zolang de toename van de concentratie fijnstof of stikstofdioxide maximaal 3% bedraagt van de grenswaarde. De 3%-grens is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m³ voor zowel PM10 als NO2.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van projecten (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Voor woningbouwlocaties geldt dat voor maximaal 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden.

Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die dermate negatieve gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit dat de grenswaarden worden overschreden. Onderzoek naar luchtkwaliteit is derhalve niet noodzakelijk.

4.8 Milieuhinder bedrijvigheid

Ten aanzien van de milieuzonering rond in het plan voorkomende bedrijfsactiviteiten is aangesloten bij de publicatie Bedrijven en Milieuzonering 2009 van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Hierbij gaat het om de in deze publicatie opgenomen categorisering van bedrijfstypen en de daarbij behorende afstanden ten opzichte van woonbebouwing (uitgaande van een rustige woonwijk).

Op basis van het Regionaal Inrichtingenbestand is een lijst opgesteld van de bedrijven die zich in het plangebied bevinden. Vanwege de omvang is de lijst als bijlage 1 (Bedrijvenlijst Achterveld) in de toelichting opgenomen.
Zoals uit de tabel blijkt, bevinden zich in het plangebied voor het merendeel inrichtingen uit de categorieën 1 en 2. Inrichtingen uit categorie 1 en 2 worden als aanvaardbaar geacht in een woonomgeving, aangezien de hinder voor de omgeving minimaal is. De aanwezige inrichtingen leiden naar verwachting niet tot onacceptabele situaties binnen het plangebied.
In een enkel geval betreft het bedrijven in milieucategorie 3.1 en zwaarder. Het gaat daarbij vooral om bedrijven die gevestigd zijn op het bedrijventerrein De Fliert. In een enkel geval betreft het bestaande bedrijven aan de Hessenweg, Kerkdijk, Klettersteeg en de Jan van Arkelweg. De betreffende bedrijven leiden niet tot conflicten met de woonomgeving. Voor deze bedrijven wordt aangenomen dat er door de specifieke bepalingen ingevolge de (milieu)wetgeving voor wordt gezorgd dat de mogelijke milieugevolgen voor de woonomgeving tot een aanvaardbaar minimum blijven beperkt. De intensieve veehouderij aan de Jan van Arkelweg betreft een nog tijdelijk situatie.

4.9 Geurhinder

Sinds januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij van kracht. De wet vormt het exclusieve toetsingkader voor stankhinder vanwege veehouderijbedrijven. Voor het aspect 'geur' gelden afstanden door middel van een zonering.

Grenzend aan de oostzijde van het plangebied liggen enkele agrarische bedrijven die vanwege de aard van agrarische activiteiten een geurhindercirkel kunnen hebben. De aanwezige agrarische bedrijvigheid in de omgeving vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan. Kijkend naar het conserverende karakter van dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarbij gevoelige functies binnen een geurhindercirkel worden gerealiseerd.

4.10 Waterparagraaf / watertoets

Bij ruimtelijke plannen geldt vanaf 1 november 2003 de wettelijke verplichting van een waterparagraaf/watertoets. De watertoets is één van de pijlers van het Waterbeleid voor de 21 eeuw, waarin aan water een belangrijke rol in de ruimtelijke ordening is toegekend. Met de watertoets zijn waterbeheerders vroegtijdig in het ruimtelijke ordeningsproces betrokken. De watertoets betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van een waterparagraaf is een samenhangend beeld te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met duurzaam waterbeheer en de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het voorkomen van negatieve effecten op de waterhuishouding staat bij de watertoets voorop. Indien voorkomen echt niet mogelijk is, komen inrichtingsmaatregelen en compensatie in beeld.

Waterkeringen en watergangen
Vaste afspraak met het waterschap is dat primaire watergangen, die een belangrijke waterbergende en -afvoerende functie vervullen, in het bestemmingsplan rechtstreeks worden bestemd. In dit plangebied zijn echter geen primaire watergangen aanwezig. Ook zijn er geen waterkeringen aanwezig in dit plangebied.

Regenwater en grondwater
Het is van belang dat grondwater wordt beschermd tegen vervuiling, ook in stedelijk gebied. Om hieraan bij te dragen mogen bij ruimtelijke ontwikkelingen geen uitloogbare materialen worden gebruikt zoals koper, lood, zink en geïmpregneerd hout op plekken waar die met regenwater in aanraking kunnen komen.
Het regenwater in het plangebied moet zoveel mogelijk worden verwerkt op eigen terrein, bijvoorbeeld door infiltratie in de bodem. Alleen als dit niet mogelijk is, moet het gescheiden worden aangeboden op het gemeentelijk riool.
Achterveld heeft aan de oostzijde een grondwaterstand VI (GHG 40-80 cm –mv, en GLG 80-120cm-mv) en aan de westzijde een grondwatertrap III (GHG < 40 cm, GLG 80-120 cm-mv) . Problemen met hoge grondwaterstanden zijn niet te verwachten.

Riolering
In het totale plangebied ligt een gemengd rioolstelsel. Dit houdt in dat het afvalwater en regenwater (vanaf daken en straten) samen worden afgevoerd naar de rioolwaterzuivering. Het streven is om zoveel mogelijk gescheiden stelsels aan te leggen. Bij nieuwbouw van woningen moet de riolering zoveel mogelijk gescheiden worden uitgelegd, dat wordt aangesloten op het bestaande systeem.. Bij vervanging van het gemende rioleringssysteem door een gescheiden stelsel kunnen deze huizen eenvoudig worden aangesloten.

Bebouwing
In het plangebied komen geen grote ondergrondse bouwwerken voor.. Bij nieuwe bouwplannen moeten eventuele kelders / parkeergarages waterdicht worden aangelegd.

Onderhoud
Watergangen en ander oppervlaktewater moet ten alle tijden bereikbaar zijn om onderhoud te kunnen plegen, bijvoorbeeld bij het uitbaggeren van water. Het onderhoud in het bebouwd gebied van Achterveld wordt uitgevoerd door de gemeente Leusden.

Watertoets
In het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg is het bestemmingsplan voorgelegd aan Waterschap Vallei en Veluwe (zie paragraaf 8.2). De resultaten van dit overleg zijn in dit opgenomen.

4.11 Kabels en leidingen

Voor zover bekend liggen binnen het plangebied of in de directe omgeving van het plangebied geen kabels en/of leidingen die ruimtelijke relevant zijn, en een doorwerking dienen te hebben in dit bestemmingsplan.

Deze leiding is daarom als dubbelbestemming op de verbeelding opgenomen. Voor het bedrijfsterrein De Fliert wordt rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van een leidingenstrook (vanaf de Kerkdijk). In het bestemmingsplan is geregeld dat ter plaatse van deze strook niet gebouwd mag worden; ter plaatse is een weg gerealiseerd.

4.12 Duurzaamheid

De gemeente streeft ernaar dat gebouweigenaren bij nieuwbouw of verbouw energiezuinig bouwen en duurzame materialen toepassen, zoals duurzaam geproduceerd hout of herbruikbare materialen.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Algemeen

Allereerst is het van belang om vast te stellen dat in het geval van Achterveld 2014 overwegend sprake is van een conserverend bestemmingsplan. In het dorp zijn in de bestaande woonbuurten geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen voorzien. Aan weerszijden van het dorp zijn een tweetal nieuwbouwlocaties voorzien, Groot Agteveld aan de zuidzijde en Mastenbroek 2 aan de noordzijde van het dorp (zie verder paragraaf 5.4).

Het voorliggende bestemmingsplan is in eerste instantie gericht op het bieden van een actueel en eenduidig juridisch-planologisch kader voor het gehele plangebied. Inhoudelijk gaat het plan in op de bestemmingsregelingen voor bestaande woonwijken, openbaar gebied, voorzieningen, water-, groen-, en verkeersstructuren.
De juridische vertaling van het plan in de vorm van regels is in hoofdstuk 6 beschreven.

5.2 Doelstellingen

De belangrijkste doelstelling voor het plangebied is dat in het nieuwe bestemmingsplan zoveel mogelijk aangesloten wordt op de geldende bestemmingsplanregeling. De geldende plannen zijn dan ook een belangrijke informatiebron.

Het bestemmingsplan dient logischerwijs de bestaande situatie weer te geven en niet strijdig te zijn met het geformuleerde beleid. In hoofdstuk 3 is per beleidsstuk kort aangegeven in welke mate een beleidsstuk verband houdt met het bestemmingsplan. Uit deze paragrafen blijkt dat het bestemmingsplan niet strijdig is met de relevante rijks-, provinciale, regionale en gemeentelijke beleidsstukken.

5.3 Uitgangspunten

Op basis van de bestaande situatie is een aantal ruimtelijke kwaliteiten en aandachtspunten aan te wijzen. Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is het behouden en waar mogelijk versterken van de kwaliteiten van het dorp. De kwaliteiten houden verband met de ruimtelijke structuur, water- en groenstructuur, de functionele structuur en de leefbaarheid.

5.3.1 Ruimtelijke structuur

Voor de hoofdbebouwingsstructuur zijn de geldende bestemmingsregelingen als uitgangspunt genomen. Hierbij wordt extra aandacht geschonken aan het eigen karakter van ieder object. De bestaande ruimtelijke kwaliteit dient beschermd te worden door:

  • 1. waar mogelijk ruimte te bieden voor versterking van het leefklimaat;
  • 2. ruimte te bieden voor gedifferentieerde en aantrekkelijke woonmilieus;
  • 3. voldoende uitbreidingsmogelijkheden te bieden voor bestaande woningen;
  • 4. het waarborgen van de waterstructuur;
  • 5. het wijkoverschrijdend groen te borgen.

Het plan is zo opgezet dat waar mogelijk ruimte is geboden om de ruimtelijke structuur in het plangebied te versterken. Hierop wordt in paragraaf 5.3.3 nader op ingegaan. In voorliggend bestemmingsplan worden daarnaast mogelijkheden geboden voor uit- en aanbouwen. Met de uitbreidingsruimte is rekening gehouden met de bestaande uitbreidingsruimte uit de geldende plannen.

5.3.2 Functionele structuur
5.3.2.1 Wonen

Het grootste deel van het dorp heeft een woonfunctie. Het is dan ook gewenst de huidige woonfunctie in het dorp te handhaven en waar mogelijk te versterken. Dit betekent dat bij het ontstaan van vrije ruimten in eerste plaats wordt gedacht aan opvulling met woonfunctie of functies die de woonfunctie ondersteunen. Hierbij is het wel van belang om te zorgen dat de nieuwe woonfunctie niet leidt tot een toename van de parkeerdruk in het openbaar gebied. De extra parkeerbehoefte zal dan ook op het eigen terrein gerealiseerd worden.

Aanpassingen aan de woning
Over het algemeen kan worden gesteld dat bij het ouder worden van de woning, de wens tot verandering in en aan de woning zal toenemen. Deze hebben over het algemeen betrekking op het uitbreiden van de woonruimte, het luxer maken van de woning of een grotere of nieuwe berging/garage in de achter-, zij- of voortuin. Deze nieuwe wensen hangen voor een groot deel samen met de verandering van levensfase (kinderen uit huis, pensionering e.d.).

Het nieuwe bestemmingsplan biedt de mogelijkheden voor veranderde verbouw- en gebruikswensen. Dit betekent echter niet dat de uitbreiding van de woningen ongelimiteerd kan zijn. De ruimte is doorgaans beperkt. Uitbreidingen aan de woning kunnen hinderlijk zijn voor de buren, omdat de ruimte tussen woningen in veel situaties te krap is of wordt. Ook laten de stedenbouwkundige opzet en de architectuur niet elke willekeurige verbouwing of gebruiksverandering toe.

De mogelijkheden om een woning aan te passen zijn hoofdzakelijk geregeld in de bestemming 'Wonen' en in mindere mate in de bestemming 'Tuin'. Voor zover voor de aanpassingen een omgevingsvergunning voor bouwen nodig is worden deze niet alleen getoetst aan het bestemmingsplan maar ook aan de gemeentelijke welstandsnota.

Extra woningen
Aan de Ruurd Visserstraat, direct achter cafetaria-lunchroom 'De Arkel', resteert uit het geldende bestemmingsplan nog de mogelijkheid voor de realisatie van één extra woning. Voor het perceel Verjaagde Ruiterweg 53 wordt eveneens rekening gehouden met de mogelijkheid van één extra woning.
Voor beide gevallen is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid (Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1) opgenomen. Hierin worden de randvoorwaarden genoemd waar bij wijziging aan voldaan dient te worden.

Tuinen
De tuinen behorende bij de woningen in de verschillende buurten dragen in hoge mate bij aan de groenstructuur van de buurt. Vandaar dat de gronden gelegen tussen de bebouwing en de openbare weg, zoveel mogelijk als tuin zijn bestemd.

Op deze wijze wordt het groene karakter van de buurt op de kaart beter aangegeven en komt het werkelijke profiel van het openbare gebied tussen de bebouwing beter in beeld.

Carports voor de woning
In dit bestemmingsplan is het niet toegestaan om aan de voorzijde van een woning een nieuwe carport op te richten. De bestaande carports in het plangebied die voor de woningen staan worden wel toegestaan.

Functiemenging
De leefbaarheid van een wijk wordt verhoogd door het toelaten van bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Steeds vaker wordt een sterkere verwevenheid van wonen en werken bepleit; functiemenging binnen een woonbuurt.
Met functiemenging wordt enerzijds een bijdrage geleverd aan het plaatselijke voorzieningenniveau. Anderzijds geeft het werken-aan-huis een stimulans aan de lokale economische ontwikkelingen. Veel startende ondernemers zijn op deze manier begonnen. Bij de uitbreiding van de activiteiten dient vanzelfsprekend uitgezien te worden naar meer passende huisvesting.

In principe staat de gemeente positief tegenover deze ontwikkeling, echter zonder de mogelijke nadelen uit het oog te verliezen. Binnen de ruimtelijk-functionele opzet van bestaande woonwijken zijn de mogelijkheden namelijk doorgaans beperkt. Voorkomen dient te worden dat er overlast voor het wonen ontstaat, omdat bijvoorbeeld het verkeerssysteem, parkeervoorzieningen en de verkaveling niet inspelen op andere functies en de gevolgen van die andere functies. In het bestemmingsplan zijn daarom voorwaarden opgenomen waarmee voorkomen wordt dat beroep- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis hinder veroorzaken voor de omgeving.

De regeling in het bestemmingsplan voorziet in het toestaan van beroepen aan huis waarvoor 30% van de brutovloeroppervlakte kan worden gebruikt met een maximum van 50m². Daarnaast is er een algemene afwijkingsregeling opgenomen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten aan huis.
Ten slotte is het met een algemene afwijkingsmogelijkheid ook mogelijk om een bed and breakfast te beginnen. Ook hiervoor geldt dat 30% van de brutovloeroppervlakte mag worden gebruikt voor dit doel met een maximum van 50m².

Uitbreiding aan zijkant woningen
Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor de uitbreiding aan de zijkant van de woning. Echter, in de verschillende situaties van uitbreidingsmogelijkheden aan de zijkant van een woning zijn ook verschillende oplossingen gewenst. Indien een uitbreiding van de woning aan de zijkant is gewenst moet maatwerk worden toegepast om te komen tot een geschikt plan. Hieronder wordt weergegeven hoe wordt omgegaan met de beoordeling van plannen voor de uitbreiding van de woning aan de zijkant. Centraal hierin is de richtlijn dat een uitbreiding ondergeschikt blijft ten aanzien van het hoofdgebouw (de oorspronkelijke woning):

  • Standaard
    De woning kan standaard worden uitgebreid tot 3 meter breed gemeten vanuit de zijgevel. De uitbouw moet daarbij 1 meter terug liggen ten opzichte van de voorgevel van de woning en er mag 1 bouwlaag worden gemaakt (maximaal 3 meter hoog). Deze uitbreiding mag aan de achterzijde de hoek om gaan om eventueel aan te sluiten op een uitbreiding aan de achterzijde.
  • Maatwerk
    Een grotere uitbreiding aan de zijkant van de woning is ook mogelijk. Hierbij moet wel maatwerk worden toegepast en kan niet meer worden gesproken van harde maatvoeringen, behalve dat de uitbreiding aan de zijkant minimaal 1 meter terug moet liggen ten opzichte van de voorgevel van de woning.
  • Hoogte en kap
    Uitgangspunt voor de hoogte van de uitbreiding is dat er maximaal 2 bouwlagen als verblijfsruimte kunnen worden ingericht. De maatvoering ervan wordt echter afgestemd op de woning. Als de woning een plat dak heeft dan krijgt de uitbouw ook een plat dak. Bij een kap op de woning moet de tweede bouwlaag van de uitbreiding ook in de vorm van een kap. De dakhelling van de uitbreiding moet parallel lopen met de dakhelling van de woning. Hierdoor kan het voorkomen dat de nok van de uitbreiding wel wat hoger wordt dan 2 bouwlagen. Centraal uitgangspunt blijft dat de uitbreiding ondergeschikt is. Dat betekent onder meer dat als de woning slechts 2 bouwlagen heeft, een uitbreiding met 2 bouwlagen aan de zijkant niet mogelijk is.
  • Breedte
    Uitgangspunt is dat de breedte van de uitbreiding aan de zijkant - indien breder dan 3 meter - maximaal 2/3 van de breedte van oorspronkelijk de woning mag bedragen. Een uitzondering hierop kan bijvoorbeeld zijn dat in de oorspronkelijke bouw/stedenbouwkundige opzet al een garage aan de zijkant is gerealiseerd die breder is dan deze verhouding. Bij een aanvraag voor een tweede bouwlaag op deze garage wordt dan dezelfde breedte toegepast.
  • Door uitbreidingen geschakelde woningen
    Indien woningen door de uitbreiding aan de zijkant (mogelijk) geschakeld worden met de uitbreiding van de naburige woning, is de maximale hoogte van de uitbreiding 5 meter. Een grotere hoogte kan het stedenbouwkundig aanzicht van bijvoorbeeld een serie twee-aan-één woningen doen veranderen in rijwoningen. Dit is niet gewenst. In deze situaties is er extra aandacht voor de ondergeschiktheid van de uitbreiding.

Instrumenten/ juridische implementatie
Bovenstaand beleid wordt mogelijk gemaakt met gebruikmaking van drie instrumenten:

  • standaard uitbreidingsmogelijkheden: directe werking in woonregeling van het bestemmingsplan;
  • uitbreiding zijkant tot maximaal 5 m hoog: binnenplanse afwijkingsmogelijkheid;
  • overig: buitenplanse afwijkingsmogelijkheid.

Buiten de standaard mogelijkheden moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd om van het bestemmingsplan te mogen afwijken. Dit is noodzakelijk om het maatwerk te kunnen toepassen zoals hierboven omschreven. De afwijkingsmogelijkheid voor uitbreidingen aan de zijkant die in de regels van het bestemmingsplan is opgenomen gaat tot een hoogte van maximaal 5 meter. In deze gevallen is een omgevingsvergunning nodig voor het afwijken van het bestemmingsplan (binnenplans), maar is de bouwactiviteit verder vergunningsvrij.

Indien hogere bouwwerken worden toegestaan met gebruikmaking van regels uit het bestemmingsplan kunnen er, gelet op het bouwbesluit 2003, twee bouwlagen ontstaan met verblijfsgebied. Gelet op de veiligheid van toekomstige gebruikers en de omgeving van een bouwwerk wordt het zinvol geacht dat het bouwen in dat geval, in het kader van een omgevingsvergunning voor bouwen, wordt onderworpen aan een preventieve toets aan het bouwbesluit 2003 en de bouwverordening.

Voor de overige uitbreidingen is een omgevingsvergunning nodig om af te wijken van het bestemmingsplan (buitenplans). Hierbij is ook voor de activiteit bouwen een omgevingsvergunning nodig.

5.3.2.2 Maatschappelijk

Zoals uit de beschrijving van de bestaande situatie blijkt, bevinden zich in het plangebied diverse maatschappelijke voorzieningen. Met betrekking tot deze maatschappelijke voorzieningen worden geen ingrijpende veranderingen verwacht. In het bestemmingsplan wordt daarom volstaan met het positief bestemmen van de aanwezige maatschappelijke voorzieningen, waarbij per voorziening een redelijke uitbreidingsmogelijkheid is gegeven, teneinde zich voldoende te kunnen ontplooien.

Enige flexibiliteit in het bestemmingsplan is wenselijk. Mocht binnen de komende 10 jaar blijken, dat een aanwezige maatschappelijke voorziening moet worden verplaatst (of opgeheven), dan dient het zonder herziening van het bestemmingsplan mogelijk te zijn om ter plaatse een andere passende maatschappelijke functie toe te staan (bijvoorbeeld een school in gebruik nemen als peuterspeelzaal). Ook bestaat de mogelijkheid de functie te verbreden, zoals de realisering van een brede school.
De scholen, de sporthal en de kerk worden binnen de maatschappelijke bestemming nader aangeduid.

De functie van het woon- en zorgcentrum St Jozef is niet beperkt tot het dorp. Het vervult, mede vanwege de van oudsher katholieke signatuur, een regionale functie. Voor het woon- en zorgcentrum is gekozen voor een specifieke maatschappelijke bestemming 'Maatschappelijk - Zorgwoningen'. Binnen deze bestemming zijn de diverse zorgwoningen op het terrein vastgelegd.

Voor de begraafplaats aan de Jan van Arkelweg is eveneens gekozen voor een specifieke maatschappelijke bestemming 'Maatschappelijk-begraafplaats'.

5.3.2.3 Detailhandel, dienstverlening en horeca

Voor de leefbaarheid van het dorp is de aanwezigheid van voldoende voorzieningen van groot belang. Uit de inventarisatie is naar voren gekomen dat Achterveld over een ruim aanbod beschikt aan commerciële voorzieningen, zoals detailhandel, dienstverlening en horeca.
Zowel vanuit de Structuurvisie Achterveld 2001 als de Ontwikkelingsvisie Achterveld Zuid komt streven naar voren om rondom het kruispunt van de Hessenweg en de Jan van Arkelweg een dorpshart te creëren. Hiertoe wordt onder andere gestreefd naar een verbeterde levendige Hessenweg die bestaande functies en kwaliteit koestert en ruimte biedt voor het versterken en vernieuwen van voorzieningen.

In het voorliggende bestemmingsplan wordt daarom zo veel mogelijk uitgegaan van een flexibele gemengde bestemming waarbinnen, naast wonen, als recht detailhandel, dienstverlening, maatschappelijk en lichte vormen van horeca (categorie I) is toegestaan. De niet-woonfuncties zijn uitsluitend beperkt tot de begane grond, wonen is op alle verdiepingen mogelijk. Het totaal aantal woningen mag echter niet ongebreideld uitbreiden, daarom is in de planregels een beperking opgenomen.
Deze bestemming wordt vooral ingezet in het gebied rondom het dorpshart van Achterveld. Daarbij wordt in eerste instantie uitgegaan van de gebouwen waar zich, op basis van het geldende bestemmingsplan, nu al een van de gemengde functies bevinden.

De tussenliggende woningen houden in eerste instantie een 'reguliere' woonbestemming. In het bestemmingsplan wordt voor de tussenliggende woningen de mogelijkheid opgenomen tot functieverandering naar één van de gemengde functies. Voor de afbakening van dit gebied wordt aangesloten bij het huidige concentratiegebied van winkels, namelijk langs de Hessenweg tussen de Pater Stormstraat en de Jan van Arkelweg.
De concentratie van winkels op deze plaats, gecombineerd met een aantrekkelijk inrichting van de straat, kan een positieve bijdrage leveren tot het behoud van de lokale voorzieningen. Ook is het ruimtelijk niet bezwaarlijk om binnen het concentratiegebied bijvoorbeeld een woning te veranderen in een kantoor of een andere dienstverlenende voorziening. De mogelijke functieveranderingen zullen dus niet alleen beperkt worden tot detailhandel. Ook een functieverandering naar dienstverlening, maatschappelijk of een lichte vorm van horeca (categorie I) zal worden toegestaan.
Omdat er echter aan deze functieveranderingen wel enkele voorwaarden gesteld moeten worden, wordt deze functieverandering niet als recht in het bestemmingsplan opgenomen maar gekoppeld aan een wijzigingsbevoegdheid (i.c. Wetgevingszone - wijzigingsgebied 3). Deze voorwaarden, zoals opgenomen in het bestemmingsplan, zijn:

  • het gebied waarbinnen de functieverandering toegelaten wordt begrensd, namelijk tot het gebied langs de Hessenweg, tussen de Pater Stormstraat en de Jan van Arkelweg;
  • de functiewijziging heeft géén gevolgen voor de bebouwingsmogelijkheden; de bebouwingsmogelijkheden behorende bij de oorspronkelijke functie blijven gelden;
  • bij functieverandering dient de bereikbaarheid en de aanwezigheid van voldoende parkeermogelijkheden gewaarborgd te zijn.

In het geval van het gebouw aan de Hessenweg 170 (verzekeringsbedrijf) wordt de bestaande bestemming 'Dienstverlening' voortgezet in het nieuwe bestemmingsplan.

In het dorp bevinden zich diverse horecavoorzieningen. Zij vormen een welkome ondersteuning van het centrum. De bestaande horecavestigingen worden dan ook als zodanig op de verbeelding vastgelegd. Daarbij wordt aangesloten op de gemeentelijke horeca-categorisering (zie 'Staat van horeca-activiteiten' in bijlage 3 van de regels). Binnen de bestemming Horeca-2 is, naast de lichte vorm van horeca (categorie I), ook de wat zwaardere horeca (categorie II) toegestaan.
In het geval van de horecavestiging De Roskam is sprake van een mix aan horeca-activiteiten: hotel (categorie I), café (categorie II), restaurant (categorie I) en partycentrum (categorie III). Vanwege het verhuur van zalen wordt de functie 'zaalverhuur' specifiek aangegeven. Ditzelfde geldt ook voor de bijbehorende slijterij (detailhandel).
Ter plaatse van de horecavestiging Buitenlust is in het geldende bestemmingsplan al een dancing (categorie III) toegestaan. Dit wordt in het nieuwe bestemmingsplan bestendigd met de bestemming 'Horeca-3'. Binnen deze bestemming is de vestiging van een dancing/discotheek als recht mogelijk.

5.3.2.4 Bedrijven

Bedrijventerrein De Fliert
Voor de bedrijven op het bedrijventerrein De Fliert worden geen ingrijpende veranderingen in de functionele en ruimtelijke structuur voorzien. Het doel is ruimte te bieden aan plaatsgebonden of uit het buitengebied afkomstige, niet-hinderlijke, kleine bedrijven. Grote bedrijven zijn niet gewenst. Het bedrijventerrein in Achterveld zal dus niet aan elk willekeurig bedrijf ruimte bieden, een selectief beleid bij het toestaan van bedrijven is en blijft noodzakelijk. Aan de nieuwe bedrijvigheid op het terrein worden dan ook een aantal voorwaarden gesteld:

  • 1. de voorwaarde van gebondenheid aan Achterveld of het buitengebied komt in het gemeentelijk gronduitgiftebeleid tot uiting;
  • 2. de grootte van de uit te geven kavel zorgt er voor dat sprake is van kleine bedrijven;
  • 3. de ligging in de nabijheid van woonbebouwing legt beperkingen op aan de mate van milieu-hinderlijkheid van de bedrijven. Hiervoor wordt uitgegaan van een interne milieuzonering.

Aan de bestaande bedrijven aan De Fliert wordt zo veel mogelijk ruimte geboden. In het nieuwe bestemmingsplan zijn alle bestaande bedrijven/kantoren als zodanig bestemd. Het bestemmingsplan staat een veelheid aan typen bedrijven toe. Om hier toch sturing aan te geven is in de planregels een lijst (i.c. de 24.2 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 2) opgenomen waarin de toegestane bedrijven zijn weergegeven.

Om optimaal gebruik te maken van de ruimte op de bedrijventerreinen en toch voldoende zekerheid te bieden voor omwonenden is een inwaartse milieuzonering opgenomen. Bij het hanteren van de inwaartse zonering zijn de geldende plannen als uitgangspunt gebruikt. De milieuzonering is gebaseerd op de huidige voorkomende bedrijven in combinatie met de afstanden tot gevoelige bestemmingen. De zonering leidt er toe dat aan de randen alleen bedrijven met een lagere milieucategorie (milieucategorie 2) zijn toegestaan. De 'zwaardere' bedrijven met een hogere categorie (milieucategorie 3.1) worden uitsluitend toegestaan in de delen van de bedrijventerreinen waar de kans op hinder voor omliggende gevoelige objecten minimaal is.
De bedrijven die nu afwijken van de toegestane categorie hebben een specifieke functieaanduiding gekregen. Op dergelijke locaties mogen in de toekomst uitsluitend bedrijven met een lagere milieucategorie of bedrijven met exacte dezelfde activiteiten terugkomen. Hiermee wordt een planologische verslechtering voor de toekomst voorkomen.

Overige bedrijvigheid
Langs de Hessenweg, de Kerkdijk en de Klettersteeg zijn naast de woonfunctie op basis van het geldende bestemmingsplan ook enkele bedrijfsfuncties gevestigd (c.q. mogelijk). Voor deze percelen worden geen ingrijpende veranderingen verwacht. In dit bestemmingsplan wordt voor deze bedrijfspercelen dan ook volstaan met het opnieuw positief bestemmen van de diverse percelen.

In het geval van de bedrijven aan de Kerkdijk en de Klettersteeg zijn de bedrijven gelegen achter de bijbehorende woningen, waardoor de bedrijven vanaf de weg nauwelijks zichtbaar zijn. Deze afscherming van de bedrijven geeft vooral aan de Kerkdijk een 'vriendelijk' karakter. Het oorspronkelijke kleinschalig karakter van de bebouwing langs deze weg dient gehandhaafd te blijven. In het geldende bestemmingsplan was daarom al een tweedeling van bestemmingen opgenomen. De woningen op het voorerf zijn specifiek tot 'Wonen' en de bedrijven op het achtererf tot 'Bedrijven' bestemd. In het nieuwe bestemmingsplan wordt deze wijze van bestemmen overgenomen.

Voor de bedrijfsbebouwing van de voormalige pelsdierkwekerij wordt gestreefd naar beëindiging van de bedrijfsbestemming. In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid (Wetgevingszone - wijzigingsgebied 2) opgenomen die het mogelijk maakt op het terrein maximaal één extra woning mogelijk te maken onder voorwaarde dat de aanwezige bedrijfsbebouwing wordt verwijderd. Het ligt voor de hand dat de extra woning aan de Kerkdijk wordt gerealiseerd.

Het motorbrandstofverkooppunt (tankstation) aan de Hessenweg is binnen de bedrijfsbestemming nader aangeduid. Ter plaatse vindt geen verkoop van LPG plaats.

Bedrijfswoningen
Voor de meeste bedrijven geldt dat er sprake is van een bedrijfswoning. Deze wordt op de verbeelding specifiek aangeduid.
Omdat op het bedrijventerrein De Fliert de locatie van de bedrijfswoning niet altijd vastligt is, is gekozen voor een meer globale aanduiding 'bedrijfsterrein'. Hier is per vestiging maximaal één bedrijfswoning toegestaan.

Voor de bedrijven op het achtererf aan de Kerkdijk zijn vanzelfsprekend geen bedrijfswoningen toegestaan. De bedrijfswoning is immers al aanwezig en geregeld in de woonbestemming.

5.3.2.5 Sportvoorzieningen

Het dorp beschikt over uitstekende sportaccommodaties, zowel voor binnen- als voor buitensport. De sportvelden bestaan uit een aantal voetbal- en tennisvelden. Uitbreiding van de sporthal of het sportpark is niet aan de orde. Wel kan er een verschuiving plaatsvinden in het gebruik van het sportpark. De algemene verwachting is dat in de toekomst de belangstelling voor voetballen enigszins terug zal lopen, terwijl andere sporten in belangstelling zullen stijgen.

Uitgangspunt is verbreding van de sportaccommodaties, waarbij ook extra maatschappelijke taken ondergebracht moeten kunnen worden. In dit bestemmingsplan is uitgegaan van een brede sportbestemming op het sportterrein, zodat meerdere sportieve activiteiten op één terrein mogelijk zijn en een terrein ook intensiever kan worden benut.
Verbreding van de functie kan worden verkregen door ondergeschikte voorzieningen voor jeugdopvang, zoals buitenschoolse opvang of kinderdagverblijf, toe te staan. Met 'ondergeschikt' wordt maximaal 30% van het bestemmingsvlak bedoeld, hiermee wordt voorkomen dat de nieuwe functie teveel ten koste gaat van de hoofdbestemming sport. Dergelijke maatschappelijke voorzieningen zijn niet beperkt tot de bebouwing, omdat deze vaak verplicht zijn om buitenspeelgelegenheid te bieden aan de kinderen.

5.3.3 Openbare ruimte

De openbare (open) ruimten, te weten wegen -en soortgelijke verkeers- en verblijfsruimten-, water en groen zijn zoveel mogelijk als zodanig bestemd. Binnen de diverse bestemmingen zijn verscheidene mogelijkheden opgenomen voor het uitvoeren van ondergeschikte aanpassingen in de bestaande inrichting.

Verkeer en verblijf
In het nieuwe bestemmingsplan wordt uitgegaan van de bestaande verkeerssituatie. Alle wegen, woonstraten, woonerven, voet-en achterpaden in het plangebied hebben de bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied' gekregen. Binnen deze bestemming zijn ook onder andere groen-, speel-, en watervoorzieningen toegestaan.

Water
Watergangen en -partijen met een structurele functie voor waterberging en waterhuishouding zijn specifiek bestemd tot 'Water'.

Groenvoorzieningen
In 2011 wordt het groenbeleid geactualiseerd en uitgebreid met een bomenplan. De bestaande groenstructuren zullen met deze actualisatie echter niet veranderen. In het belang van de instandhouding van de groenstructuur worden deze beeldbepalende groengebieden specifiek bestemd tot 'Groen'.
De groenbestemming wordt een beperkte bestemming, waarin hoofdzakelijk groenvoorzieningen en speelvoorzieningen worden toegestaan. Het aanleggen van parkeervoorzieningen of waterpartijen is binnen de groenbestemming niet mogelijk.

De kleinere groene gebieden, zoals de bermen langs wegen, worden betrokken binnen de verkeersbestemmingen. Met het bestemmen op deze wijze wordt het mogelijk om het openbare gebied opnieuw in te richten. Hierbij wordt op buurtniveau bekeken welke behoeften en problemen er zijn op het gebied van parkeren, groen en speelvoorzieningen.

Herinrichting centrale open ruimte
In het kader van de ontwikkelingsvisie wordt gestreefd naar een aantrekkelijk, gezellig groen dorpshart met een grotere centrale open ruimte. Het hart ligt tussen de kerk, de Roskam en het coöperatiegebouw en wordt geschikt gemaakt voor allerlei activiteiten. Door de herinrichting van het kruispunt Jan van Arkelweg en Hessenweg dient het dorp als geheel meer identiteit en kwaliteit te krijgen.

In het bijbehorende bestemmingsplan 'Groot Agteveld - Coöperatieterrein' wordt het nieuwe centrale plein geregeld. De herinrichting van het kruispunt Jan van Arkelweg en Hessenweg valt binnen dit nieuwe bestemmingsplan. Binnen de geldende bestemmingen voor de openbare ruimte is een zekere mate van herinrichting mogelijk.

5.3.4 Cultuurhistorie en archeologie

Archeologie
Conform het gemeentelijke archeologische beleid kent het plangebied drie verschillende zones met verwachtingswaarden. In het bestemmingsplan is de (verwachte) archeologische waarde beschermd met behulp van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' en 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting'.

Cultuurhistorie
In het plangebied komen enkele monumentale panden voor. Het betreft hier onder andere de kerk, een boerderij aan de Meester van Bergenstraat en de voormalige school aan de Jan van Arkelweg.
Omdat deze panden een monumentale status hebben en daarom beschermd wordt via de Monumentenwet 1988 dan wel de gemeentelijke monumentenverordening, zijn voor deze panden geen specifieke aanduiding opgenomen.

5.4 Ontwikkeling

Achterveld vergrijst en het aantal inwoners en voorzieningen dreigt af te gaan nemen. Om de leefbaarheid in Achterveld voor de langere termijn te verbeteren wordt onder andere gedacht aan de bouw van nieuwe woningen in en rond Achterveld. Het gaat hierbij vooral om:

  • Groot Agteveld;
  • Mastenbroek 2.
5.4.1 Groot Agteveld

Op het coöperatieterrein en het gebied daarachter wordt voorzien in de bouw van nieuwe woningen. Voor de (her)ontwikkeling van het gebied zijn twee aparte bestemmingsplannen 'Groot Agteveld - Woongebied' en 'Groot Agteveld - Coöperatieterrein' in procedure gebracht.

Het gebied waar de woningen komen, ligt in het hart van Achterveld rond het kruispunt Hessenweg - Jan van Arkelweg en het gebied tussen de Modderbeek en de zuidelijke dorpsrand. Bij de uitwerking staat dorps wonen centraal.
Het gaat om de bouw van in totaal 215 tot 235 woningen en appartementen ten zuiden van het coöperatieterrein en de huidige dorpsrand. Op het terrein tussen het coöperatiegebouw en hotel-restaurant De Roskam wordt een nieuw dorpsplein aangelegd. Langs de Modderbeek wordt nieuwe natuur gevormd. Het plan wordt in drie fasen uitgevoerd.

5.4.2 Mastenbroek 2

Ten noorden van de Ruurd Visserstraat bestaat de mogelijkheid voor de realisatie van nieuwe woningen. De uitbreiding is in principe al voorzien in de structuurvisie die de raad begin jaren 2001 heeft vastgesteld voor Achterveld.

De plannen voor Mastenbroek 2 houdt de ontwikkeling van maximaal 100 woningen in. De nieuwbouw sluit daarmee aan op de bestaande wijk Mastenbroek en zal bestaan uit een gevarieerd aanbod van voornamelijk grondgebonden huur- en koopwoningen.
De uiteindelijke samenstelling van het woningbouwprogramma is nog niet vastgesteld en is mede afhankelijk van de actuele woningbehoefte ten tijde van de uitwerking.
Met de ontwikkeling van deze woningbouw wordt op z'n vroegst pas begonnen als fase 1 van Groot Agteveld is gestart.
De plannen voor Mastenbroek 2 voorzien niet in de realisatie van verzorgende functies zoals winkels of maatschappelijke voorzieningen. De bestaande voorzieningen in het dorp liggen op korte afstand.

In het voorliggende bestemmingsplan houden de gronden een agrarische bestemming. De plannen voor de nieuwbouwwijk zijn nog niet ver genoeg uitgekristalliseerd om in het voorliggende bestemmingsplan van een directe dan wel een uit te werken bouwtitel te worden voorzien. De gronden zijn wel al vast in het nieuwe bestemmingsplan opgenomen.
Voor de realisatie van Mastenbroek 2 zal te zijner tijd een nieuw bestemmingsplan in procedure worden gebracht.

Hoofdstuk 6 Juridische toelichting

6.1 Algemene juridische opzet

In voorliggend bestemmingsplan wordt de planologisch-juridische basis gelegd voor Achterveld 2014. Het bestemmingsplan heeft een belangrijke functie als toetsingskader voor bouwaanvragen en het (toekomstige) gebruik van de gronden en gebouwen.

Sinds 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening van toepassing. Onderdeel van de nieuwe wetgeving is de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. In deze regeling wordt beschreven hoe het bestemmingsplan er uit moet zien en welke benamingen worden gehanteerd. Ook het kleurgebruik op de kaart is voortaan vastgelegd in de landelijke standaarden evenals de technische vereisten. Vanzelfsprekend voldoet het bestemmingsplan aan deze nieuwe standaarden.

Op de bijbehorende verbeelding (plankaart) is te zien waar en welke bestemmingen van toepassing zijn. Eveneens is op de verbeelding de exacte omvang en ligging van het plangebied vastgelegd. De regels behorende bij onderhavig bestemmingsplan zijn gebaseerd op de gemeentelijke standaard.

Opbouw regels

De regels zijn als volgt gestructureerd:

  • hoofdstuk 1 van de regels geeft de algemene bepalingen weer. Het betreft de begripsbepalingen (artikel 1), waarin de in het plan voorkomende begrippen worden gedefinieerd. In artikel 2 'wijze van meten' wordt aangegeven hoe de voorgeschreven maatvoering (zoals goothoogte, bouwhoogte inhoud en oppervlakte) in het plan gemeten moet worden;
  • in hoofdstuk 2 zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. Per bestemming is bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bebouwingsregels er gelden. Tevens zijn waar mogelijk flexibiliteitsbepalingen opgenomen. Uitgangspunt daarbij is geweest om de bestaande planologische situatie te bestemmen. Deze worden in paragraaf 6.2 waar nodig nader toegelicht;
  • in hoofdstuk 3 staan aanvullende bepalingen die, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, voor het hele plangebied gelden. Hierbij kan worden gedacht aan de algemene afwijkingsregeling, die het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid geeft om op ondergeschikte punten van de regels in hoofdstuk 2 af te wijken;
  • hoofdstuk 4 van de regels heeft betrekking op het overgangsrecht en de slotbepaling.

6.2 Bestemmingen

6.2.1 Agrarisch

Het onbebouwde perceel aan de westzijde van het dorp is bestemd als 'Agrarisch'. Binnen deze bestemmingen mogen de gronden gebruikt worden voor agrarische bedrijvigheid. gebouwen zijn op het perceel niet toegestaan.

6.2.2 Bedrijf

De bedrijven binnen het dorp zijn binnen de bestemming 'Bedrijf' op de verbeelding aangegeven. Daarbij is tevens aangegeven waar bedrijven uit de volgende milieucategorieën mogelijk zijn:

  • milieucategorie t/m 1;
  • milieucategorie 1 t/m 2;
  • milieucategorie 1 t/m 3.1.

Deze verschillende milieucategorieën zijn met aparte aanduidingen op de verbeelding aangegeven. Voor Achterveld is in de planregels een bedrijvenlijst (1 Staat van Bedrijfsactiviteiten) opgenomen. Deze bedrijvenlijst is gebaseerd op de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering (editie 2009)'.
Bestaande bedrijven die in een hogere milieucategorie vallen dan ter plaatse als recht is toegestaan, worden specifiek mogelijk gemaakt.
Dat geldt ook voor specifieke voorzieningen zoals de nieuwe 'brandweerkazerne' aan de Jan van Arkelweg, diverse 'nutsvoorzieningen' in het dorp en het 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG' aan de Hessenweg.

Op de verbeelding zijn bouwvlakken aangegeven waarbinnen de bedrijfsbebouwing dient te worden gerealiseerd. Op de verbeelding zijn de bouwmaten en bebouwingspercentages aangegeven die aangehouden dienen te worden.

Binnen de bestemming is voor sommige bedrijfspercelen, conform de geldende situatie, één bedrijfswoning toegestaan. Voor het bedrijventerrein De Fliert is het iets anders geregeld. Daar regelt de aanduiding 'bedrijventerrein' dat bij iedere bedrijfsvestiging één bedrijfswoning is toegestaan.

Middels een afwijking is het voor het college van burgemeester en wethouders mogelijk een bedrijf toe te staan dat niet is genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten, maar wel is te vergelijken met een ter plaatse toegestane bedrijf.

6.2.3 Dienstverlening

Het gebouw van het verzekeringsbedrijf op de hoek van de Hessenweg en de Koningin Julianaweg is bestemd tot 'Dienstverlening'. Binnen de bestemming is zowel dienstverlening als wonen toegestaan.

Het hoofdgebouw dient te worden gerealiseerd binnen het bouwvlak. De maximale bouwmaten zijn op de verbeelding aangegeven. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd. Het specifiek aangeduide 'erf' mag voor 20% worden bebouwd.

6.2.4 Gemengd

Aan de Hessenweg en Jan van Arkelweg is van oorsprong sprake geweest van menging van verschillende functies. De betreffende gronden hebben dan ook de bestemming 'Gemengd' gekregen . Binnen de bestemming 'Gemengd' zijn op de begane grond de volgende functies toegestaan:

  • detailhandel;
  • dienstverlening;
  • maatschappelijk;
  • horeca (categorie I).

Wonen is op alle verdiepingen toegestaan. In de regels is bepaald dat per bouwvlak het aantal woningen niet meer dan één mag bedragen of het bestaande aantal.

Het hoofdgebouw dient te worden gerealiseerd binnen het bouwvlak. De maximale bouwmaten zijn op de verbeelding aangegeven. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd. Het specifiek aangeduide 'erf' mag voor 20% worden bebouwd.

6.2.5 Groen

In het belang van de instandhouding van het aanwezige 'structurerende groen' zijn de aanwezige groenvoorzieningen specifiek bestemd tot 'Groen'. Kleinere groene gebieden, zoals de bermen langs wegen en het zogenaamde snippergroen, zijn opgenomen binnen de verkeersbestemmingen.
Binnen de groenbestemming zijn ook voetpaden, speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen toegestaan evenals waterpartijen. Gebouwen zijn binnen de groenbestemming uitgesloten.

6.2.6 Horeca

De aanwezige horecabedrijven in het dorp zijn bestemd tot 'Horeca-2' dan wel 'Horeca-3':

  • binnen 'H0reca-2' zijn horeca I en II toegestaan. Er wordt daarbij geen onderscheid gemaakt naar verdiepingen. Daar waar aangeduid is aanvullend zaalverhuur en detailhandel (slijterij) aanvullend toegestaan;
  • binnen 'Horeca-3' zijn alle vormen van horeca toegestaan (categorie I t/m III).

In de bijlage van de planregels is een lijst (Staat van horeca-activiteiten) opgenomen, waarin het onderscheid tussen de verschillende horeca-categorieën wordt toegelicht. Per horecavestiging is één bedrijfswoning toegestaan.

Het hoofdgebouw dient te worden gerealiseerd binnen het bouwvlak. De maximale bouwmaten zijn op de verbeelding aangegeven. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd. Het specifiek aangeduide 'erf' mag voor 20% worden bebouwd.

6.2.7 Maatschappelijk

In het plangebied komen verschillende maatschappelijke voorzieningen voor. Deze hebben de bestemming 'Maatschappelijk' gekregen. Binnen de bestemming worden de kerk (religie), de sporthal en de beide scholen (onderwijs) apart aangeduid met specifieke functie-aanduidingen. Binnen de scholen zijn ook buitenschoolse opvang, peuterspeelzalen en sportvoorzieningen toegestaan.

Gebouwen dienen het bouwvlak te worden gerealiseerd. Hierbij moet voldaan worden aan de maximale bouwmaten en het maximum bebouwingspercentage zoals weergegeven op de verbeelding. Ten behoeve van het aanleggen/bouwen van fietshokken en bergingen is hiervoor een afwijkingsbevoegdheid in de regels opgenomen.
Deze afwijking maakt het mogelijk dat tot een maximum van 50 m² dergelijke voorzieningen buiten het bouwvlak gebouwd mogen worden.

6.2.8 Maatschappelijk - Begraafplaats

De begraafplaats heeft de nadere maatschappelijke bestemming 'Maatschappelijk-Begraafplaats' gekregen. Daarmee is deze specifieke functie voor deze gronden gedetailleerd vastgelegd.
Op de begraafplaats is enkel een ontvangstruimte en bergruimte toegestaan. Het bebouwingspercentage is dan ook vastgelegd op maximaal 10%.

6.2.9 Maatschappelijk - Zorgwonen

Voor het woonzorgcentrum Sint Joseph is de aparte maatschappelijke bestemming 'Maatschappelijk - Zorgwonen' opgenomen. Binnen deze bestemming wordt specifiek ingezet op maatschappelijke zorgvoorzieningen met een wooncomponent.
Voor het woonzorgcentrum is op de verbeelding een ruim bouwvlak opgenomen waarbinnen, naast de maximale bouwmaten, ook een maximum bebouwingspercentage is vastgelegd.

6.2.10 Tuin

De bestemming 'Tuin' bevat de gronden die vrij dienen te blijven van gebouwen. Andere bouwwerken zijn wel toegestaan, mits deze voldoen aan de in de regels aangegeven maatvoering. Aangezien in de oorspronkelijk situatie al tuinen bestaan met daarin een bijgebouw is in dit bestemmingsplan hiervoor een aparte regeling opgenomen. Middels de bouwaanduiding 'bijgebouw' zijn bijbehorende bouwwerken in deze uitzonderlijke gevallen toegestaan.

In deze bestemming zijn twee afwijkingsbevoegdheden opgenomen, één voor het bouwen van aangebouwde bijbehorende bouwwerken, zoals erkers en ingangspartijen en één voor het oprichten van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn.

6.2.11 Sport

Het sportpark van Achterveld is bestemd als 'Sport'. Op de verbeelding is geen bouwvlak aangegeven; de bebouwing wordt in de regels gemaximeerd.

In de planregels is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van de opvang van jeugd. Het gaat daarbij om maximaal 30% van de gronden, omdat een deel van de opvang ook buiten de gebouwen plaats zal vinden.

6.2.12 Verkeer - Verblijfsgebied

Alle wegen, alle (niet groene) openbare ruimten in de woonwijken en de achterpaden hebben de bestemming 'Verkeer-verblijfsgebied' gekregen. Het betreft feitelijk het openbaar gebied dat niet valt binnen een structurele groenstructuur of een doorgaande verkeersweg. Binnen de bestemming is ruimte voor een breed scala aan functies gerelateerd aan verkeer en verblijf.

6.2.13 Water

De waterpartijen binnen het plangebied, die gezamenlijk de hoofdwaterstructuur binnen de woonbuurten vormen, hebben een structurele functie voor waterberging en waterhuishouding binnen het plangebied en zijn daarom specifiek bestemd tot 'Water'.

6.2.14 Wonen

De bestemming 'Wonen' is opgenomen voor alle woningen in het plangebied. Het gaat hier zowel om vrijstaande, halfvrijstaande, aaneengebouwde of gestapelde woningen. Om welk woningtype het in specifieke gevallen gaat is door middel van de aanduidingen op de verbeelding weergegeven. De woningen mogen uitsluitend worden gerealiseerd binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken. Voor de realisatie van de woningen zijn in de regels bouwregels opgenomen.

Bouwregels
De belangrijkste bouwregels zijn die met betrekking tot het bouwen van de woning binnen het bouwvlak en de goot- en bouwhoogte van de woning. In de regels is vastgelegd dat de goot- en bouwhoogte van de woningen niet meer mag bedragen dan de oorspronkelijke goot- en bouwhoogte. Met oorspronkelijk wordt bedoeld de woning zoals deze volgens de eerste daarvoor verleende bouwvergunning is gebouwd. Een uitzondering op deze regel geldt voor woningen die op de verbeelding de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' hebben gekregen. Daarnaast is in de regels vastgelegd dat ten hoogste 20% van de oppervlakte van een perceel mag worden bebouwd, tot een maximum van 80 m², niet meegerekend de oppervlakte van het bouwvlak. Tevens zijn voor de bijbehorende bouwwerken maximale goot- en bouwhoogten aangegeven.

Tot slot zijn burgemeester en wethouder bevoegd om nadere eisen te stellen aan de plaats en afmeting van bijbehorende bouwwerken, die hetzij in de erfafscheiding hetzij binnen een afstand van 2 m hiervan worden gebouwd. Daarnaast kunnen burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van de bouwregels.

Werken aan huis
Binnen de woonbestemming is opgenomen dat het mogelijk is om een beroep aan huis uit te oefenen. Hier vallen de vrije beroepen en aanverwante beroepen onder, zoals kapper, pedicure. De oppervlakte die gebruikt mag worden voor dit beroep aan huis mag niet meer bedragen dan 30% van de totale oppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m².

Middels een omgevingsvergunning is het mogelijk om ook een bedrijf aan huis uit te oefenen. Het gaat hier om bedrijvigheid die lichte hinder kan veroorzaken. In een bijlage bij de regels zijn de verschillende typen bedrijvigheid aangegeven die hieronder vallen in een tabel opgenomen. Voor bedrijf aan huis gelden min of meer dezelfde eisen als bij een beroep aan huis plus enkele extra eisen.

Afwijkingen
Van de bouwregels kan worden afgeweken ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken tot een bouwhoogte van 5 meter.

6.2.15 Wonen - Garage

De garageboxen binnen het plangebied zijn bestemd met de bestemming 'Wonen - Garage'. De garageboxen mogen worden gebruikt ten behoeve van het stallen van motorvoertuigen en voor berging in het algemeen. De garageboxen zijn voorzien van een bouwvlak. In de bouwregels is onder andere opgenomen dat de oppervlakte van een enkele garagebox niet meer mag bedragen dan 24 m².

6.2.16 Waarde - Archeologie

De delen van het plangebied waar sprake is van een hoge, middelhoge of lage archeologische verwachtingswaarde hebben, naast de onderliggende hoofdbestemmingen, de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoge verwachting', of 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting'. Deze gronden zijn, naast voor de andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

Om daadwerkelijk te kunnen beschermen, is in deze bestemming een specifiek op dit onderwerp toegesneden omgevingsvergunning opgenomen. Voor diverse activiteiten, waarbij de grond wordt 'geroerd', vooral graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm, is een omgevingsvergunning nodig.

Ter bescherming van (naar verwachting) aanwezige archeologische waarden is in deze bestemming ook de bevoegdheid van burgemeester en wethouders opgenomen om eisen te stellen bij een aanvraag van een omgevingsvergunning, overeenkomstig artikel 40 van de Monumentenwet 1988. Die eisen betreffen onder meer, een rapportageplicht van de aanvrager van de omgevingsvergunning betreffende de archeologische situatie van het betreffende terrein, en de mogelijkheid om aan de omgevingsvergunning de verplichting tot 'bouwbegeleiding' door een ter zake deskundige (archeoloog) te verbinden.

Deze onderzoeksplicht verschilt per verwachtingswaarde. Bij middelhoge verwachting geldt deze verplichting bij een ontwikkeling van meer dan 500 m² en bij een hoge verwachting meer dan 100 m².

6.2.17 Algemene regels

Naast de regels ten aanzien van specifieke bestemmingen, zijn er ook algemene regels opgesteld. Deze regels gelden onafhankelijk van het type bestemming. De belangrijkste van de algemene regels zijn:

Algemene bouwregels

  • hierin is een regeling opgenomen dat bestaande legale afwijkingen ten aanzien van de in dit plan voorgeschreven maatvoeringen zijn toegestaan. Hiermee wordt voorkomen dat deze gebouwen vanwege de afwijkende maatvoering onder het overgangsrecht worden geplaatst.

Algemene gebruiksregels

  • binnen de gebruiksregels is een opsomming opgenomen waarin de zogenaamde 'verboden' gebruiken zijn opgesomd.

Algemene aanduidingsregels

  • in het bestemmingsplan is zijn drie wijzigingsbevoegdheden opgenomen:
    • 1. 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' betreft de realisatie van een extra woning op een tweetal woonpercelen;
    • 2. 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied 2' betreft de realisatie van een extra woning op een bedrijfsperceel aan de Kerkdijk. Speciale voorwaarde voor wijziging is dat de aanwezige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;
    • 3. 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied 3' maakt een bestemmingswijziging naar 'Gemengd' mogelijk. Bij wijziging mag de bebouwing niet worden vergroot.

Algemene afwijkingsregels

  • het met 10% afwijken van in het -plan aangegeven maten en percentages;
  • het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen tot een maximaal oppervlak van 30 m² en een hoogte van 3 meter;
  • het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van 20 meter en telecommunicatiemasten tot een bouwhoogte van 40 meter, mits op een minimale afstand van 50 meter tot woningen en mits eerst, indien mogelijk, gebruik wordt gemaakt van al aanwezige hoge gebouwen en masten en rekening wordt gehouden met het voorkomen van hinder voor omwonenden en het berokkenen van schade aan landschap, cultuurhistorie en ecologie;
  • het onder voorwaarden uitoefenen van een bed and breakfast;
  • het onder voorwaarden vestigen van een bedrijf aan huis.

Algemene wijzigingsregels

  • ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken onder voorwaarden met 10% te verkleinen of vergroten;
  • het wijzigen van het gebruik en inrichting van gebouwen binnen de bestemming 'Maatschappelijk', zodat deze ook inzetbaar zijn voor andere maatschappelijke functies dan degene waarvoor ze zijn bestemd;
  • het wijzigen van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • het wijzigen van de bestemmingsgrenzen van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' of 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting'.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 sub f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. Voorliggend bestemmingsplan heeft een conserverend karakter.
Enkel aan het opstellen van het bestemmingsplan zijn kosten verbonden welke door de gemeente bekostigd worden. Verder worden er geen kosten gemaakt bij het opstellen van het bestemmingsplan. De economische haalbaarheid van het plan kan hierdoor als aangetoond worden beschouwd.

Planschade
Het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan met een planologische wijziging kan in beginsel aanleiding geven tot planschade. Aangezien dit bestemmingsplan geen grootschalige planologische wijzigingen mogelijk maakt is het in dit geval niet aannemelijk dat er aanleiding is voor vergoedbare planschade.

Geen exploitatieplan
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vaststelt tenzij kostenverhaal op een andere wijze is verzekerd of er geen sprake is van kostenverhaal.

Gezien het overwegende conserverende karakter van het bestemmingsplan is een exploitatieplan niet nodig. Mochten er in de toekomst toch ontwikkelingen voordoen waarbij de gemeente kosten moet maken dan zal eerst worden bezien of er een kostenverhaalovereenkomst kan worden gesloten met de initiatiefnemer. Dit is echter geen uitgangspunt en gezien de ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet de verwachting. Voor het uit te werken gebied wordt bij de daadwerkelijk uitwerking van het gebied de financiële haalbaarheid aangetoond.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.1 Inspraak

Het voorontwerp van het bestemmingsplan Achterveld 2014 heeft in de periode van 20 juni tot en met 31 juli 2013 voor een ieder ter inzage gelegen op het gemeentehuis te Leusden. Tevens heeft de gemeente het voorontwerpbestemmingsplan op haar website geplaatst, waarbij de mogelijkheid geboden werd om de verbeelding, planregels en toelichting te raadplegen en te downloaden.

Binnen deze periode was er gelegenheid om schriftelijk, per e-mail en via een (digitaal) inspraakformulier op het voorontwerpbestemmingsplan te reageren. In totaal zijn 6 reacties bij de gemeente ingediend.

Op dinsdag 2 juli 2013 heeft de gemeente in de Moespot te Achterveld een inloopavond georganiseerd met betrekking tot het voorontwerpbestemmingsplan Achterveld. De inloopavond is aangekondigd in het plaatselijke huis aan huisblad, op de website / bekendmakingen en eigenaren/bewoners van het plangebied hebben een uitnodiging thuis bezorgd gekregen.

De inspraakreacties en de gemeentelijke beantwoording zijn opgenomen in de 'Commentaarnota en ambtshalve wijzigingen' die als Bijlage 2 aan het plan is toegevoegd.

8.2 Overleg conform artikel 3.1.1. Bro

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan Achterveld 2014 toegezonden aan het Waterschap Vallei en Veluwe en de Gasunie.

De provincie heeft te kennen gegeven dit plan niet te willen inzien. Hetzelfde geldt ook voor de Gasunie.
Het Waterschap Vallei en Veluwe heeft in het kader van het vooroverleg gereageerd. De reactie en de gemeentelijke beantwoording zijn opgenomen in de 'Commentaarnota en ambtshalve wijzigingen' die als Bijlage 2 aan het plan is toegevoegd.

8.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan is vanaf 6 maart 2014 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegd. Binnen deze periode zijn zes zienswijzen ingediend. De zienswijze en het antwoord van de gemeente hierop is vermeld in de 'Nota zienswijzen en ambtshalve aanpassingen' welke als Bijlage 3 aan het plan is toegevoegd.
Het ontwerpbestemmingsplan is naar aanleiding van de ingediende zienswijzen op aantal punten aangepast, tevens zijn er nog enkele ambtshalve aanpassingen doorgevoerd welke zijn beschreven in bovengenoemde nota.