direct naar inhoud van 5.3 Bodem en waterbodem
Plan: Herziening Valleipark 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0327.128-0401

5.3 Bodem en waterbodem

Uit de uitgevoerde bodemonderzoeken blijkt dat voor het grootste deel van Valleipark de milieu hygiënische bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de herontwikkeling en de functie wonen.

De onderzoeken zijn uitgevoerde door PJ Milieu en dateren van 17 oktober 2006 (overig terrein) en 29 mei 2009 (onder de vml. hockeyvelden). Deze onderzoeken zijn weliswaar deels gedateerd (ouder dan 5 jaar), maar sindsdien hebben er geen (bodembedreigende) activiteiten plaatsgevonden. De destijds vastgestelde bodemkwaliteit zal onveranderd zijn.

In het deel ten zuiden van de Jeu de boulesvereniging (ter grootte van +/- 3.200 m²) is een bodemverontreiniging aangetroffen (Verkennend bodem- en asbest in grond onderzoek PJ Milieu d.d. 22 november 2010). Het betreft een voormalige (gemeentelijke) stort waar puin met o.a. asbest is aangetroffen. Op basis van de onderzoeken wordt geschat dat er ongeveer 7.500 m³ met asbest verontreinigd stortmateriaal aanwezig is. Voordat dit gedeelte kan worden herontwikkeld moet de bodem worden gesaneerd. De gemeente levert de locatie zodanig op dat de locatie geschikt is voor de functie wonen.

Het waterbodemonderzoek heeft aangetoond dat de verwijdering van de baggerspecie uit de watergang nabij het plangebied verspreidbaar is (klasse 1 of 2) . Het is toegestaan gerijpte klasse-1-slib onder de voorwaarden van categorie I of II grond toe te passen.

Achtergrond
In het kader van de onderzoeksplicht van artikel 3.1.6 Bro dient onder andere de bodemgesteldheid in het plangebied in beeld gebracht te worden. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.
Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd.