direct naar inhoud van Regels
Plan: Leebrug II 2e fase
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0321.0311BPLEEBRUG2F2-VSUP

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

De begrippen van het bestemmingsplan Leebrug II 2e fase blijven onverminderd van kracht. In aanvulling hierop gelden de volgende begrippen.

1.1 plan

het uitwerkingsplan 'Leebrug II 2e fase' van de gemeente Houten.

1.2 uitwerkingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0321.0311BPLEEBRUG2F2-VSUP met de bijbehorende regels.

1.3 gevellijn

een geometrisch bepaald figuur, waarmee ingevolge de regels de voorzijde van de woning wordt bepaald. De woning mag in de gevellijn of achter de gevellijn worden gebouwd.

1.4 horeca

horeca-activiteiten zoals aangegeven in de Staat van Horeca-activiteiten, welke als bijlage deel uitmaakt van de regels van dit uitwerkingsplan, nader onderverdeeld in categorieën.

1.5 ondergeschikte horeca

alle vormen van inrichtingen van niet-zelfstandige horeca, zoals bedoeld in categorie 4 van de Staat van Horeca-activiteiten welke als bijlage deel uitmaakt van de regels van dit uitwerkingsplan.

1.6 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten welke als bijlage deel uitmaakt van de regels van dit uitwerkingsplan.

1.7 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.8 voorgevelrooilijn

de (denkbeeldige) lijn in en in het verlengde van de gevel van het hoofdgebouw die gericht is naar de openbare weg; indien er meer dan één geval gericht is naar de openbare weg, betreft het de (denkbeeldige) lijn die in en in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw ligt.

1.9 zelfstandig wonen

het bewonen van een zelfstandige woonruimte.

1.10 zelfstandige woonruimte

woonruimte met een eigen toegang, die door een huishouden kan worden bewoond zonder dat het huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.

Artikel 2 Wijze van meten

De meetvoorschriften van het bestemmingsplan Leebrug II 2e fase blijven onverminderd van kracht.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. tuinen en erven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - gemeenschapshuis': een gemeenschapshuis met daarbij horende parkeergelegenheid en ondergeschikte horeca uit categorie 4 van de Staat van Horeca-activiteiten;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. speelvoorzieningen;
  • e. verkeer en verblijf, waaronder voet- en fietspaden, (calamiteiten)ontsluitingen, kunstwerken en straatmeubilair;
  • f. (ondergrondse) afvalsystemen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels

Uitsluitend de volgende bouwwerken zijn toegestaan:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - gemeenschapshuis': maximaal één gebouw met een oppervlakte van maximaal 100 m², een goothoogte van maximaal 3 m en een maximale bouwhoogte van 10 m;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen': maximaal één bijgebouw per woning met een oppervlak van maximaal 6 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 m;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een maximale bouwhoogte van 5 m.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en/of afmetingen van bebouwing, indien dit noodzakelijk is in verband met:

  • a. een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing;
  • b. een goede verkeerskundige inpassing;
  • c. een goede inpassing van de cultuurhistorische waarden;
  • d. een goede hydrologische inpassing;
  • e. een goede brandveiligheid en rampenbestrijding.

Artikel 4 Tuin - Voortuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - Voortuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voortuinen, erven en verhardingen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - doorgang - 1' dient een doorgang ten behoeve van de ontsluiting van de woningen te worden gerealiseerd met een breedte van minimaal 5 m;
  • c. voordeurluifels of kliko-ombouw behorende bij het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming.
4.2 Bouwregels

Uitsluitend de volgende bouwwerken zijn toegestaan:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - erker' erkers, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw krijgt;
    • 2. de breedte maximaal 2/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming bedraagt;
    • 3. de diepte maximaal 1,2 m bedraagt;
    • 4. de erker buiten de hoek van 45 graden van de gevel van de naastgelegen woning blijft (de vrije uitzichthoek wordt uitgezet vanuit het snijpunt van voorgevel en erfgrens);
  • b. voordeurluifels, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw krijgt;
    • 2. de oppervlakte maximaal 2 m² bedraagt.
  • c. kliko-ombouwen, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte en de bouwhoogte maximaal 2 m² respectievelijk 1,4 m bedraagt;
    • 2. per woning maximaal 1 kliko-ombouw gerealiseerd mag worden.
  • d. erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 1 m.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en/of afmetingen van bebouwing, indien dit noodzakelijk is in verband met:

  • a. een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing;
  • b. een goede verkeerskundige inpassing;
  • c. een goede inpassing van de cultuurhistorische waarden;
  • d. een goede hydrologische inpassing;
  • e. een goede brandveiligheid en rampenbestrijding.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevelrooilijn.

Artikel 5 Verkeer - Wegverkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeer en verblijf, waaronder parkeren;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. groenvoorziening;
  • c. nutsvoorzieningen, uitgezonderd zendmasten;
  • d. (ondergrondse) afvalvoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

5.2.1 Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal 3 m.

 

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. zelfstandig wonen;
  • b. beroepen en bedrijven aan huis;
  • c. tuinen, erven en verhardingen.
6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

6.2.1 Algemeen
  • a. de oppervlakte van bouwwerken is per bouwperceel maximaal 35% van de oppervlakte van dat bouwperceel;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - doorgang - 1' dient een doorgang ten behoeve van de ontsluiting van de woningen te worden gerealiseerd met een breedte van minimaal 5 m;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - doorgang - 2' dient een doorgang ten behoeve van een calamiteitenontsluiting, voet- en/of fietspad te worden gerealiseerd met een breedte van minimaal 3,5 m.

6.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' zijn hoofdgebouwen in halfvrijstaande en/of vrijstaande vorm toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn hoofdgebouwen in aaneengebouwde, halfvrijstaande, vrijstaande, geschakelde en/of gestapelde vorm toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - grondgebonden woningen' zijn hoofdgebouwen in aaneengebouwde, halfvrijstaande, geschakelde en/of vrijstaande vorm toegestaan;
  • d. voor zover ter plaatse van het bouwperceel een gevellijn is aangeduid, dient de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gericht naar de aanduiding 'gevellijn';
  • e. het aantal woningen bedraagt maximaal 36;
  • f. de bouwhoogte van gestapelde woningen bedraagt maximaal 15,1 m;
  • g. de goothoogte van niet-gestapelde woningen bedraagt maximaal 9,2 m;
  • h. de bouwhoogte van niet-gestapelde woningen bedraagt maximaal 12,1 m.

6.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan voor de voorgevelrooilijn, met uitzondering van:
    • 1. erkers;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 1 m;
  • b. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,2 m;
  • c. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 6 m 
  • d. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3 m;
  • e. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  • f. de bouwhoogte van overige bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3 m;
  • g. de oppervlakte van bijgebouwen bedraagt per bouwperceel maximaal 10% van de oppervlakte van het bouwperceel.

6.2.4 Ondergronds bouwen

Ten aanzien van ondergrond bouwen gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil, vermeerderd met 15 m²;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 m onder peil;
  • d. bij het berekenen van de geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en/of afmetingen van bebouwing, indien dit noodzakelijk is in verband met:

  • a. een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing;
  • b. een goede verkeerskundige inpassing;
  • c. een goede inpassing van de cultuurhistorische waarden;
  • d. een goede hydrologische inpassing;
  • e. een goede brandveiligheid en rampenbestrijding.
6.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de uitoefening van beroepen en bedrijven aan huis zoals genoemd in lid 6.1, gelden de volgende regels:

  • a. de woonfunctie zal in overwegende mate behouden moeten blijven, met dien verstande dat uitsluitend minder dan 1/3 van het woonoppervlak, met een maximum van 100 m², met inbegrip van de maximaal te realiseren aangebouwde bijbehorende bouwwerken, gebruikt mag worden;
  • b. het gebruik mag niet plaatsvinden in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van kleinschalige kinderopvang;
  • c. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van:
    • 1. behandeling gerelateerde producten gelijktijdig bij een behandeling;
    • 2. webwinkels, waarbij de goederen niet ter plaatse worden opgehaald en met een maximale oppervlakte van 20 m² aan opslag en distributie van de te verhandelen goederen;
  • d. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • e. ieder beroep of bedrijf aan huis dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving;
  • f. ieder beroep of bedrijf aan huis dient uitgeoefend te worden door één bewoner zelf en maximaal één personeelslid;
  • g. er zijn maximaal twee beroepen en/of bedrijven aan huis toegestaan per woning.

Artikel 7 Wonen - Twee-aaneen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Twee-aaneen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. zelfstandig wonen;
  • b. beroepen en bedrijven aan huis;
  • c. tuinen, erven en verhardingen;
  • d. per woning minimaal twee parkeerplaatsen.
7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

7.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. hoofdgebouwen moeten in halfvrijstaande en/of geschakelde vorm worden gebouwd;
  • c. het aantal woningen bedraagt per bouwvlak maximaal 2;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal de hoogte die is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)';
  • e. de bouwhoogte bedraagt maximaal de hoogte die is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'.

7.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij woningen, waaronder tevens begrepen carports en overkappingen, bedraagt per woning maximaal 1/3 van de oppervlakte van het bouwperceel buiten het bouwvlak, met een maximum van 50 m²;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b mag ten behoeve van lichamelijk gehandicapten, het totale oppervlak aan bijbehorende bouwwerken per woning, buiten het bebouwingsvlak, ten hoogste 100 m2 bedragen, mits een bouwperceel, voor zover gelegen buiten het bouwvlak voor ten hoogste 1/3 gedeelte wordt bebouwd;
  • d. bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan voor de voorgevelrooilijn, met uitzondering van:
    • 1. erkers bestaande uit ten hoogste 1 bouwlaag;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 1 m;
  • e. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3 m;
  • f. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 6 m;
  • g. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3 m;
  • h. de bouwhoogte van overige bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 2 m.

7.2.3 Ondergronds bouwen

Ten aanzien van ondergrond bouwen gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil, vermeerderd met 15 m²;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 m onder peil;
  • d. bij het berekenen van de geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.

7.2.4 Parkeren

Het is verplicht per woning twee parkeerplaatsen op eigen terrein op te richten.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en/of afmetingen van bebouwing, indien dit noodzakelijk is in verband met:

  • a. een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing;
  • b. een goede verkeerskundige inpassing;
  • c. een goede inpassing van de cultuurhistorische waarden;
  • d. een goede hydrologische inpassing;
  • e. een goede brandveiligheid en rampenbestrijding.
7.4 Specifieke gebruiksregels

7.4.1 Voor de uitoefening van beroepen en bedrijven aan huis zoals genoemd in lid 7.1, gelden de volgende regels:

  • a. de woonfunctie zal in overwegende mate behouden moeten blijven, met dien verstande dat uitsluitend minder dan 1/3 van het woonoppervlak, met een maximum van 100 m², met inbegrip van de maximaal te realiseren aangebouwde bijbehorende bouwwerken, gebruikt mag worden;
  • b. het gebruik mag niet plaatsvinden in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van kleinschalige kinderopvang;
  • c. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van:
    • 1. behandeling gerelateerde producten gelijktijdig bij een behandeling;
    • 2. webwinkels, waarbij de goederen niet ter plaatse worden opgehaald en met een maximale oppervlakte van 20 m² aan opslag en distributie van de te verhandelen goederen;
  • d. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • e. ieder beroep of bedrijf aan huis dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving;
  • f. ieder beroep of bedrijf aan huis dient uitgeoefend te worden door één bewoner zelf en maximaal één personeelslid;
  • g. er zijn maximaal twee beroepen en/of bedrijven aan huis toegestaan per woning.

Artikel 8 Wonen - Vrijstaand

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Vrijstaand' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. zelfstandig wonen;
  • b. beroepen en bedrijven aan huis;
  • c. tuinen, erven en verhardingen;
  • d. per woning minimaal twee parkeerplaatsen.
8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

8.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. hoofdgebouwen moeten in vrijstaande vorm worden gebouwd;
  • c. het aantal woningen bedraagt per bouwvlak maximaal 1;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal de hoogte die is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)';
  • e. de bouwhoogte bedraagt maximaal de hoogte die is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'.

8.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij woningen, waaronder tevens begrepen carports en overkappingen, bedraagt per woning maximaal 1/3 van de oppervlakte van het bouwperceel buiten het bouwvlak, met een maximum van 50 m²;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b mag ten behoeve van lichamelijk gehandicapten, het totale oppervlak aan bijbehorende bouwwerken per woning, buiten het bebouwingsvlak, ten hoogste 100 m2 bedragen, mits een bouwperceel, voor zover gelegen buiten het bouwvlak voor ten hoogste 1/3 gedeelte wordt bebouwd;
  • d. bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan voor de voorgevelrooilijn, met uitzondering van:
    • 1. erkers bestaande uit ten hoogste 1 bouwlaag;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 1 m;
  • e. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3 m;
  • f. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 6 m;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - garage' bedraagt de bouwhoogte maximaal 8 m;
  • h. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3 m;
  • i. de bouwhoogte van overige bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 2 m.

8.2.3 Ondergronds bouwen

Ten aanzien van ondergrond bouwen gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil, vermeerderd met 15 m²;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 m onder peil;
  • d. bij het berekenen van de geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.

8.2.4 Parkeren

Het is verplicht per woning twee parkeerplaatsen op eigen terrein op te richten.

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en/of afmetingen van bebouwing, indien dit noodzakelijk is in verband met:

  • a. een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing;
  • b. een goede verkeerskundige inpassing;
  • c. een goede inpassing van de cultuurhistorische waarden;
  • d. een goede hydrologische inpassing;
  • e. een goede brandveiligheid en rampenbestrijding.
8.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de uitoefening van beroepen en bedrijven aan huis zoals genoemd in lid 8.1, gelden de volgende regels:

  • a. de woonfunctie zal in overwegende mate behouden moeten blijven, met dien verstande dat uitsluitend minder dan 1/3 van het woonoppervlak, met een maximum van 100 m², met inbegrip van de maximaal te realiseren aangebouwde bijbehorende bouwwerken, gebruikt mag worden;
  • b. het gebruik mag niet plaatsvinden in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van kleinschalige kinderopvang;
  • c. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van:
    • 1. behandeling gerelateerde producten gelijktijdig bij een behandeling;
    • 2. webwinkels, waarbij de goederen niet ter plaatse worden opgehaald en met een maximale oppervlakte van 20 m² aan opslag en distributie van de te verhandelen goederen;
  • d. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • e. ieder beroep of bedrijf aan huis dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving;
  • f. ieder beroep of bedrijf aan huis dient uitgeoefend te worden door één bewoner zelf en maximaal één personeelslid;
  • g. er zijn maximaal twee beroepen en/of bedrijven aan huis toegestaan per woning.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.

9.2 Bouwregels
  • a. De aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwen op gronden die zijn aangewezen als 'Waarde - Archeologie 2' legt een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie over, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning indien deze past binnen de bouwregels van de onderliggende bestemming en naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in het eerste lid blijkt dat:
    • 1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
    • 2. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften;
  • c. In de situatie als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan een omgevingsvergunning verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden (in situ-behoud); of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • d. Het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 500 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,5 m en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.3.1 Werken en werkzaamheden

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden en behoudens het bepaalde in 9.3.2 is het verboden op of in de in lid 9.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag, over een oppervlakte van 500 m² of meer, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,5 m onder peil, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • c. het ophogen van het maaiveld met meer dan 0,75 m;
  • d. het egaliseren van gronden;
  • e. het wijzigen van de waterhuishouding of de grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- of aanvoer van water door bijvoorbeeld het afdammen, stuwen, bemalen of onderbemalen, het draineren van gronden, het graven, dempen of anderszins vergroten en veranderen van waterlopen, sloten en greppels;
  • f. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem dieper dan 0,5 m onder peil;
  • g. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,5 m onder peil.

9.3.2 Uitzonderingen

Van het vereiste van een omgevingsvergunning zijn uitgezonderd:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen;
  • b. werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het uitwerkingsplan.

9.3.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning als bedoeld in 9.3.1 kan slechts worden verleend indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind; en
  • b. vooraf door aanvrager van de aanlegvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat in de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, wat inhoudt dat:
    • 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
    • 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
    • 3. de archeologische waarden hierdoor niet (in geval van op de verbeelding aangegeven hoge archeologische waarden) of niet onevenredig worden geschaad;
  • c. burgemeester en wethouders advies hebben ingewonnen bij een door hen aan te wijzen deskundige op het terrein van de archeologie.
9.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen op grond van artikel 3.4 van de Wet ruimtelijke ordening de verbeelding van het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak:

  • a. naar ligging wordt verschoven; dan wel
  • b. naar omvang wordt vergroot of verkleind; dan wel
  • c. van de verbeelding wordt verwijderd;

voor zover de uit archeologisch onderzoek geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden daartoe aanleiding geeft.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

De algemene regels van het bestemmingsplan Leebrug II 2e fase blijven onverminderd van kracht. In aanvulling hierop gelden de volgende algemene regels.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

  • a. Parkeervoorzieningen dienen in voldoende mate te worden gerealiseerd en gehandhaafd, waarbij per woning de volgende parkeernormen gelden:

type woning   parkeernorm  
bejaardenwoning   0,8  
seniorenwoning   1,2  
huur (laag)   1,3  
huur (hoog) en koop (laag)   1,5  
koop (midden)   1,7  
koop (duur)   1,9  
vrijstaand   2  

  • b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a, mits:
    • 1. op andere wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
    • 2. de situering van de parkeerplaatsen het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aantast.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Maten en bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

11.2 Overige afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de regels:

  • a. het gebruik van een bestaand bijgebouw ten behoeve van wonen of het plaatsen van een tijdelijke woonunit bij een woning, mits:
    • 1. de medische/sociale urgentie wordt aangetoond;
    • 2. de tijdelijkheid wordt vastgelegd;
    • 3. geen extra bebouwingsmogelijkheden gerealiseerd worden;
    • 4. de nieuwe situatie geen belemmering vormt voor omwonenden en bedrijven;
    • 5. het bouwwerk ondergeschikt is aan de woning, met een maximale maat van 80 m².

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

Het overgangsrecht van het bestemmingsplan Leebrug II 2e fase blijft onverminderd van kracht.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het uitwerkingsplan Leebrug II 2e fase.