Plan: | Randmeer |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0313.randmeer0800-0402 |
Op het bedrijventerrein Zuidwenk zijn verschillende geurrelevante bedrijven gevestigd. Het Nederlandse geurbeleid is vastgelegd in de brief van de minister van VROM van 30 juni 1995. Deze brief is als bijlage opgenomen in de Nederlandse Emissie Richtlijn Lucht (NeR). Als algemeen uitgangspunt wordt gehanteerd het voorkomen van (nieuwe) hinder. Daarvan afgeleid is de volgende beleidslijn te geven:
Er bestaan (behoudens voor enkele specifieke bedrijfstakken) geen algemene geurnormen. Het acceptabel geurhinderniveau moet steeds voor de specifieke situatie worden vastgesteld.
Ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen, zowel nieuw vestiging als uitbreiding van milieubelastende dan wel milieugevoelige activiteiten, geldt eveneens het uitgangspunt dat nieuwe hinder dient te worden voorkomen. Uitgangspunt is dan ook dat een nieuwe woonlocatie, of anderszins gevoelige bestemming, op een zodanige afstand wordt gepland dat geen of hooguit een acceptabele mate van hinder te verwachten is. Lokale overheden kunnen aanvullend op het landelijke geurbeleid een eigen geurbeleid ontwikkelen. Gemeente Bunschoten heeft geen aanvullend geurbeleid vastgesteld.
De gemeente Bunschoten heeft het ingenieursbureau Tauw BV gevraagd een geuronderzoek uit te voeren. In het onderzoek 'Geuronderzoek woningbouwlocatie Oostmaat te Bunschoten' (nr. R001-4574177XMA-pws-V02-NL, d.d. 6 oktober 2008) is ten aanzien van het aspect 'geur' nagegaan of woningbouw in het gebied Zuyderzee mogelijk is. Hierbij is een specifiekere onderzoeksmethodiek toegepast dan de indicatieve afstandsnormen (in de onderhavige situatie de zogenoemde 'geurcirkels') vanuit de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. In het geuronderzoek van Tauw BV is gebruik gemaakt van de specifieke gegevens van de bestaande geurrelevante bedrijven, zoals de positionering van de bedrijven ten opzichte van het plangebied, de geuremissie van dergelijke bedrijven en de bestaande ervaring van de gemeente met geur in het gebied. Er is daarbij gebruik gemaakt van geldende milieuvergunningen. In het onderzoek is ook de geuremissie van bedrijven meegenomen die op dat moment niet meer actief waren, maar die nog wel over een geldende milieuvergunning beschikken.
Er zijn locatiespecifieke verspreidingsberekeningen uitgevoerd om de geurbelasting vast te stellen.
In het onderzoek wordt verder opgemerkt dat de gehanteerde grenswaarden uit de Nederlandse Emissierichtlijn Lucht (NeR) niet direct toe te passen zijn voor een beoordeling van geur in het kader van een bestemmingsplan. Bij milieuvergunningverlening vindt geurbeoordeling plaats voor individuele inrichtingen, daarbij vindt geen beoordeling plaats ten gevolge van cumulatie van meerdere bedrijven en cumulatie van verschillende typen geur.
In het kader van het bestemmingsplan wordt de gecumuleerde geurbelasting van alle geurrelevante bedrijven beoordeeld. Deze gecumuleerde geurbelasting is beoordeeld aan de hand van de strengste geurgrenswaarde zoals die voor individuele vergunningverlening voor dergelijke bedrijven wordt toegepast. De beoordeling van de gecumuleerde geurbelasting aan de hand van deze grenswaarde is derhalve ‘worst case’.
Ter hoogte van de geplande nieuwbouw is een geurbelasting berekend die vergelijkbaar is aan deze strengste geurgrenswaarde. De maximale gecumuleerde berekende geurbelasting ligt op een vergelijkbaar niveau (maximaal 2,0 ge/m3 aan de rand) als de (minimale) grenswaarde voor de aaneengesloten woonbebouwing van 1,9 ge/m3 als 98 percentiel voor de verwerking van vleeswaren (waaronder het roken van visproducten kan worden gerekend). In de cumulatieve berekening zijn ook banketbakkers meegenomen. Hiervoor geldt een hogere toegestane waarde van 10 ge/m3, wederom voor individuele bedrijven.
Tot slot wordt opgemerkt dat een zekere vislucht inherent gekoppeld is aan de gemeente Bunschoten. Op basis van de berekende gecumuleerde blootstellingsniveaus wordt geconcludeerd dat het aannemelijk is dat bij de geplande nieuwbouw in het plangebied sprake is van een acceptabele geur. Op grond van geur is de nieuwbouw inpasbaar.
Tussen de geplande nieuwbouw en de geurrelevante bedrijven op het bedrijventerrein is bestaande woonbebouwing aanwezig. De huidige bedrijfsmatige activiteiten zijn eerder in het kader van vergunningverlening inpasbaar beoordeeld in relatie tot deze bestaande woonbebouwing. De situatie wordt als een bestaande situatie beoordeeld, waarbij de handhaving van geuroverlast op basis van de geldende milieuvergunning dient plaats te vinden.