direct naar inhoud van 5.1 Milieueffectrapportage
Plan: Randmeer
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0313.randmeer0800-0301

5.1 Milieueffectrapportage

5.1.1 MER-beoordelingsplicht

In opdracht van de gemeente Bunschoten is de 'Aanmeldingsnotitie m.e.r. beoordeling Kuststrook Oost te Bunschoten' (nr. BUNS17-3/doea/005, d.d. 17 juli 2007) opgesteld door het ingenieursbureau Witteveen+Bos. In deze aanmeldingsnotitie is beschreven in hoeverre sprake is van ‘belangrijke nadelige gevolgen die de voorgenomen activiteit voor het milieu kan hebben’.
Geconcludeerd wordt dat door de aanleg van de haven en andere ontwikkelingen binnen Kuststrook-Oost zowel positieve als negatieve milieueffecten zullen optreden. Hierbij is aandacht aan mogelijkheden om negatieve effecten te verminderen en wordt een voorstel gedaan hoe de negatieve effecten te gaan monitoren.
Deze conclusies zijn door de provincie, bij brief van 30 augustus 2007, schriftelijk bevestigd.

Verschillende activiteiten en omstandigheden van een project kunnen leiden tot de plicht tot uitvoering van een m.e.r.-beoordeling. Deze m.e.r.-beoordeling brengt de milieueffecten nader in beeld om uiteindelijk te kunnen beoordelen of het uitvoeren van een MER noodzakelijk is. In het initiatief Kuststrook-Oost zijn de volgende deelprojecten relevant in de beoordeling:

  • wijziging primaire waterkering
    Het plangebied maakt deel uit van het dijkringgebied 45, waarvoor in de Wet op de waterkering een veiligheidsnorm is vastgelegd. Voor de aanleg, versterking of verlegging van een primaire waterkering is een procedure van de Waterwet vereist. Onderdeel hiervan is het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling.
  • aanleg van een jachthaven
    Ingevolge het Besluit milieueffectrapportage is de ‘vaststelling van het ruimtelijk plan dat als eerste in de mogelijke aanleg voorziet van ‘de aanleg, wijziging of uitbreiding van een jachthaven’ in de gevallen waarin ‘de activiteit betrekking heeft op 100 ligplaatsen of meer’ een m.e.r.-beoordelingsplichtig besluit. Voor de nieuwe jachthaven te Bunschoten-Spakenburg zijn circa 90 ligplaatsen gepland (waarvan 20 bestaande ligplaatsen). De geplande haven is derhalve niet m.e.r.-beoordelingsplichtig.
  • woningbouw Zuyderzee
    Betreffende de bouw van woningen geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht ‘indien aaneengesloten gebied en > 2.000 woningen binnen de bebouwde kom’. In het gebied Zuyderzee kunnen circa 140 woningen komen volgens het Programma van Eisen. Daarom geldt geen m.e.r.-beoordelingsplicht.
  • recreatiegebied langs kuststrook
    Aanleg van recreatieve voorzieningen die meer dan 500.000 bezoekers trekken, een oppervlakte hebben > 50 ha of worden aangelegd in een gevoelig gebied met een oppervlakte van 20 ha zijn m.e.r.-beoordelingsplichtig. In de huidige situatie trekt de trekt de kuststrook langs de kust ongeveer 85.000 recreanten per jaar. Ook bij een toename in de autonome ontwikkeling zal het aantal recreanten niet toenemen tot boven de 500.000. Daarmee vervalt de m.e.r.-beoordelingsplicht.
  • nabijheid gevoelig gebied
    Gebieden aangewezen en/of aangemeld als speciale beschermingszone (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden), andere Natuurbeschermingswet gebieden of gebieden onderdeel van de PEHS worden aangemerkt als ‘gevoelig gebied’. Uit ecologisch onderzoek (zie paragraaf 5.11.) blijkt een passende beoordeling niet noodzakelijk. Daarmee vervalt de m.e.r.-beoordelingsplicht.
5.1.2 Plan-MER

Volgens de Europese richtlijn ‘betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's (de strategische milieubeoordeling, afgekort tot plan-MER) moet de planMER-procedure worden doorlopen indien een plan of programma op het gebied van (onder meer) het toerisme of grondgebruik:

  • een kader biedt voor m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten, zoals voor het onderhavige project hier het geval is vanwege de verlegging van een primaire waterkering;
  • een ‘passende beoordeling’ moet ondergaan in het kader van de Europese Vogel- en/of Habitatrichtlijn. Uit ecologisch onderzoek (zie paragraaf 5.11.) blijkt een passende beoordeling niet noodzakelijk.

Vanwege het besluit over het bestemmingsplan én de verplichting om een procedure van de Waterwet te volgen, geldt er een m.e.r.-beoordelingsplicht en daarmee een planMER-plicht.

In opdracht van de gemeente Bunschoten is de 'Plan-MER Kuststrook Oost te Bunschoten fase 1' (nr. BUNS17-3/doea/004, d.d. 17 juli 2007) opgesteld door het ingenieursbureau Witteveen+Bos. De Plan-MER is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.
De plan-MER gaat in op de milieugevolgen die de plannen voor de Kuststrook met zich meebrengen. De plan-MER omvat een beschrijving van:

  • de te verwachten effecten op milieu,
  • de samenhang met andere plannen in de omgeving,
  • de maatregelen die worden genomen om effecten te mitigeren en/of te compenseren.

De te verwachte milieueffecten uit de Plan-MER worden in de volgende tabel per thema weergegeven:

THEMA   CONCLUSIES  
Verkeer   De toename van verkeer door het jaar heen zal met name woon-werk verkeer met lage snelheid betreffen. Doordat een nieuwe ontsluiting meer ruimte biedt voor deze beperkte toename van verkeer, zal deze toename niet leiden tot overlast in het gebied.  
Leefmilieu   De aanleg van de nieuwe jachthaven en de andere ontwikkelingen brengen met zich mee dat tijdelijk graafmachines en werklui in het gebied aanwezig zullen zijn, die extra geluid produceren. Dit kan zowel verstoring voor mensen als voor de natuur met zich meebrengen.
Deze effecten zijn echter van tijdelijke aard en gering van omvang.  
Scheepvaart   Na realisatie van de jachthaven neemt de recreatievaart zeer beperkt toe, namelijk tot maximaal 12 extra boten op het water in het hoogseizoen en in het laagseizoen tot maximaal 6 extra boten. Er worden dan ook geen milieueffecten verwacht als gevolg van toename van scheepvaart vanuit Bunschoten-Spakenburg.  
Bodem en Water   De te verwachten effecten voor bodem en water kennen een relatief klein bereik, zijn niet grensoverschrijdend, zijn relatief klein en kennen een korte duur en lage frequentie.  
Landschap
Cultuurhistorie
Archeologie  
De nieuwe jachthaven zal het bestaande landschapsbeeld minimaal veranderen. De geplande bebouwing komt tussen de nieuwe jachthaven en het water van het Randmeer te liggen. Deze bebouwing wordt echter laag en is daarom niet beeldbepalend. De enige verandering ten opzichte van de huidige situatie is dat de masten van de jachten de nieuwe jachthaven beter zichtbaar zullen zijn.

De cultuurhistorische waarden in het gebied komen met name tot uitdrukking door de ligging nabij de dorpskern van Spakenburg. Het dorpsgezicht van Spakenburg komt volgens de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten en de provincie Utrecht in aanmerking voor aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht. Met het stedenbouwkundig plan is op een zo zorgvuldig mogelijke wijze aansluiting gezocht op de bestaande dorpse structuur (straten en stegen). Het plan sluit in schaal en korrelgrootte aan op de bestaande bebouwing. Met het stratenpatroon wordt voortgeborduurd op het historische stratenpatroon van de Oostmaat en Weikamp.
Door de nieuwe bebouwing (verkaveling, verschijningsvorm, materiaalgebruik en detaillering) zoveel mogelijk in te passen in de historische structuur van het aansluitende dorpsgezicht blijft het cultuurhistorische karakter van het gebied behouden.

De omvang van de effecten op archeologie is afhankelijk zijn van de aanwezigheid en waarde van de scheepswrakken en uiteindelijke plaats van de bebouwing nabij de weggespoelde batterij. Belangrijk om rekening mee te houden is dat het verloren gaan van bodemarchief een onomkeerbaar effect betreft, dat zoveel mogelijk moet worden voorkomen. Er bestaat hiermee een gefundeerd risico op aantasting van archeologische waarden. De gemeente is zich bewust van de risico's en neemt deze mee in verdere planontwikkeling.  
Natuur   Het rietland ter plaatse van de geplande nieuwe jachthaven en botenopslag en de graslanden langs de dijken hebben waarde als ecologische verbindingszone voor water- en weidevogels. Door het verdwijnen van het rietland en de toename van fietsverkeer op de dijken neemt de druk op de ecologische verbindingszone toe. Inpassingsmaatregelen, zoals het herschikken van rietlanden om de beoogde activiteiten waar nodig af te schermen en verstoring van vogels te vermijden, zijn in het kader van de toetsing aan de Ecologische Hoofdstructuur goed mogelijk.

Wel veroorzaakt de komst van een jachthaven een toename van de recreatiedruk op het Natura 2000-gebied Eemmeer, namelijk door toename in recreatievaart. De effecten van deze toename zijn getoetst in een verslechterings-en verstoringstoets (zie paragraaf 5.11.). Uit het onderzoek blijkt dat geen significant negatieve effecten te verwachten zijn op vogels die gebruikmaken van het Eemmeer. De effecten samen met andere plannen in het randmeergebied (cumulatie) worden momenteel onderzocht.  

Om de negatieve effecten, die de aanleg en het gebruik van het plan teweegbrengen, te verzachten of te compenseren worden verschillende maatregelen voorgesteld:

  • herplant en herschikking van buitendijks rietland ten noorden en oosten van de nieuwe jachthaven, parkeerterrein en botenopslag;
  • nader onderzoek verrichten naar het voorkomen van vleermuizen in te slopen bebouwing op Oostmaat;
  • zoveel mogelijk werken buiten de kwetsbare periode van de beschermde fauna (veelal in de winterperiode);
  • nader onderzoeken en conserveren archeologische waarden.

In het plan-MER milieurapport wordt geconcludeerd dat de plannen voor de Kuststrook-Oost op zich niet leiden tot significant negatieve effecten op het milieu. Het ligt dan ook niet voor de hand om een uitgebreid monitoringsplan op te stellen. Wel zijn de volgende aandachtspunten te noemen waar in het vervolgtraject van dit project rekening mee moet worden gehouden:

  • cumulatieve effecten van een toenemende recreatiedruk op het Natura 2000-gebied Eemmeer;
  • inrichting van de Robuuste verbindingszone Natte As;
  • mogelijk aanwezige beschermde diersoorten in het plangebied;
  • mogelijk aanwezige archeologische waarden in het plangebied.

Naar aanleiding van de wijzigingen in het plan voor de woningbouwlocatie Zuyderzee en de nieuwe jachthaven wordt een aanvulling van de plan-MER voorbereid. Deze aanvulling zal te zijner tijd aan de toelichting van dit bestemmingsplan worden toegevoegd.
Het MER-rapport wordt tegelijkertijd met het ontwerp-bestemmingsplan gepubliceerd.