In het plangebied voor de kern Odijk zijn de reeds aanwezige primaire watergangen, te weten de Kromme Rijn en de waterlopen rondom het Rijneiland, als ‘Water’ bestemd. Deze vervullen een belangrijke functie voor de waterhuishouding in de omgeving. In de legger zijn deze watervlakken aangewezen als primair leggervak.
Uitsnede legger Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden
Tevens is er langs de Kromme Rijn een waterkering aanwezig. Het Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden heeft het voornemen om deze zogenaamde 'overige waterkeringen' op te heffen. Bescherming op grond van het bestemmingsplan, via een dubbelbestemming ‘Waterstaat-Waterkering’, is daarom niet meer nodig.
Naast dat de Kromme Rijn vanuit waterhuishoudkundig oogpunt van belang is, heeft de waterloop ook een belangrijke ecologische functie. De Kromme Rijn met bijbehorende oeverzones is in dit kader aangewezen als een belangrijke natte ecologische verbindingszone. Doel is om de natuurvriendelijke oevers te behouden, te versterken, danwel mogelijk te maken. De Kromme Rijn is aangewezen als waterlichaam in het kader van de Kaderrichtlijn Water. Hieraan zijn doelstellingen gekoppeld met betrekking tot chemische en ecologische waterkwaliteit. In het waterbeheerplan van het hoogheemraadschap staan maatregelen benoemd om deze doelen te behalen. Zoals in § 4.2.2 beschreven is in samenwerking met de provincie Utrecht en het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden in dit kader een inrichtingsbeeld gemaakt.
In het plangebied komen momenteel verschillende soorten rioleringsstelsels voor, zoals een gemengd en een gescheiden rioleringstelsel. Om wateroverlast nu en in de toekomst zoveel als mogelijk te voorkomen streeft de gemeente Bunnik er naar om het hemelwater niet af te voeren naar het rioolstelsel maar volgens de trits ‘vasthouden - bergen – afvoeren’ te behandelen. Dit voorkomt ook overbelasting van de RWZI (rioolwaterzuiveringsinstallatie) bij grote regenval Om het gebiedseigen water in Bunnik vast te houden wordt bij nieuwe ontwikkelingen waar mogelijk verhard oppervlak afgekoppeld van de riolering en geïnfiltreerd in de bodem. Daarbij moet nadrukkelijk rekening worden gehouden met de risico's van mogelijke verontreinigingen van het afstromende regenwater (bijvoorbeeld met olie, PAK's en zware metalen), waardoor de kwaliteit van het grondwater nadelig kan worden beïnvloed. De kwaliteit van het grondwater en oppervlaktewater mag niet verslechteren ten opzichte van de huidige situatie. Verbetering van de waterkwaliteit is een doel, maar is in voorliggend bestemmingsplan moeilijk af te dwingen aangezien uitsluitend de bestaande (planologische) situatie wordt vastgelegd.