Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Dorp Odijk 2012
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0312.bpODKdorpodijk-va02

4.2 Ruimtelijke uitgangspunten

4.2.1 Bebouwing
Om de bestaande situatie vast te leggen en daarmee te behouden zijn er op de verbeelding bouwvlakken aangewezen waarbinnen (hoofd)gebouwen en bouwwerken zijn toegelaten. Dit geldt in principe voor alle type bebouwing, zoals woningen, bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen, kantoren en winkels. Alleen als dat in de planregels is bepaald, is ook buiten het bouwvlak bebouwing toelaatbaar. In de regel gaat het daarbij om andere bouwwerken (bijgebouwen/aan- en uitbouwen) bij woningen.
 
De bouwvlakken zijn qua omvang en situering afgestemd op de reeds geldende situatie en worden in voorliggend bestemmingsplan zoveel mogelijk één op één overgenomen. De bouwvlakken binnen de woonbestemming vormen hierop een uitzondering. De reden wordt hiernavolgend toegelicht en uiteengezet. Verder in deze paragraaf wordt stilgestaan bij de te creëren mogelijkheden voor dakopbouwen in de Zweedse Buurt.
 
Bouwvlak bestemming wonen
In het geldende bestemmingsplan voor de kern Odijk uit 2002 zijn ruime bouwvlakken binnen de woonbestemming opgenomen. Zowel de hoofdgebouwen alsook de aanbouwen, bijgebouwen en andere bouwwerken moeten binnen deze vlakken worden gerealiseerd. In de praktijk is gebleken dat er soms verschillen bestaan in de begrenzing van het bouwvlak bij hoekwoningen van rijenwoningen (‘aaneengebouwde woningen’). Dat kan er toe leiden dat bij de ene hoekwoning wel een aanbouw gerealiseerd kan worden aan de zijkant van de woning en in een vergelijkbare situatie bij de andere hoekwoning niet. In het kader van de rechtsgelijkheid is dat een ongewenste situatie, die in het voorliggende bestemmingsplan is aangepast.

Ook zijn er in de regels van het geldende bestemmingsplan aanvullende beperkende voorwaarden voor de bouwmogelijkheden van woningen opgenomen, terwijl de plankaart in eerste instantie anders doet vermoeden. Hierop is besloten om een andere systematiek voor de bouwvlakken binnen de bestemming ‘Wonen’ toe te passen. De ruime bouwvlakken op de verbeelding zijn vervangen door kleinere bouwvlakken die om de hoofdgebouwen van de woningen zijn gelegd. In de meeste gevallen zijn de bouwvlakken 10 meter diep (horizontaal gemeten). Hierbij is aangesloten bij de bouwdiepte zoals die voor halfvrijstaande en aaneengebouwde woningen in het geldende bestemmingsplan voor de kern Odijk in de regels is opgenomen. Indien de bestaande woning een grotere diepte heeft dan zal deze worden overgenomen.
Voor de vrijstaande woningen is een bouwdiepte van 12 meter en, indien mogelijk een bouwbreedte van 15 meter, aangehouden. Ook hier geldt dat als de bestaande woning een grotere diepte kent deze diepte zal worden overgenomen op de verbeelding.  In veel gevallen zijn, zowel bij vrijstaande, halfvrijstaande en aaneengebouwde woningen, de ‘standaardmaten’ echter iets dieper dan de bestaande woningen. Op deze wijze wordt, veelal aan de achterzijde van de woning, de mogelijkheid geboden om de woning uit te breiden en tegemoet te komen aan de wensen voor meer wooncomfort. Het hoofdgebouw van de woning is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. Andere bouwwerken, zoals een bijgebouw of een aan- en uitbouw, zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak van de bestemming ‘Wonen’ toegestaan.
 
Uitgangspunt is verder om de bestaande bouwwijze van woningen, vrijstaand, twee-aaneen, aaneengebouwd of gestapeld, vast te leggen. Hiermee wordt mede het behoud van het karakter van het gebied gewaarborgd. Daarbij is wel onderscheid gemaakt tussen grondgebonden woningen en gestapelde woningen, omdat de ruimtelijke uitstraling en bijbehorende bouwregels voor gestapelde woningen te veel afwijken van de grondgebonden woningen. De bouwwijze voor grondgebonden woningen wordt middels verschillende bouwaanduidingen (vrijstaand [vrij], twee-aaneen [tae] en aaneengebouwd [aeg]) binnen het bouwvlak op de verbeelding aangeduid, waarbij wordt opgemerkt dat ter plaatse van de aanduiding ‘twee-aaneen’ ook vrijstaande woningen zijn toegestaan. Specifiek voor de gestapelde woningen (appartementen) is een eigen bestemming ‘Wonen – Gestapeld’ opgenomen.
 
De voorzijde van de bouwvlakken wordt bepaald door de rooilijn van de woningen. 
 
Erfbebouwing bij woningen
In het bestemmingsplan zijn regels opgenomen voor het oprichten van erfbebouwing bij de woningen in de vorm van bijbehorende bouwwerken (aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen). Dit betreft regels voor de situering, oppervlakte, hoogte en bouwvorm van erfbebouwing, alsmede regels om een zekere verhouding bebouwd-onbebouwd zeker te stellen bij woonpercelen.

In de gemeente Bunnik wordt daartoe de volgende bijgebouwenregeling gehanteerd in het stedelijke gebied.
Bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak van de bestemming ‘Wonen’ worden gebouwd, waarbij voor de omvang een zogenaamde ‘getrapte regeling’ wordt gehanteerd die reeds is vastgelegd in de standaardregels van de gemeente Bunnik.
 
Op een gemiddeld bouwperceel is buiten het bouwvlak maximaal 50 m² aan bijbehorende bouwwerken toegestaan. Een gemiddeld bouwperceel in de kernen van de gemeente Bunnik bedraagt circa 215 m². Op de grotere percelen is daarboven nog eens 5% van dat bouwperceel toegestaan tot een maximum van 70 m². Op grote kavels is dus meer mogelijk dan op kleinere kavels. Bij kleine kavels ondervinden de buren namelijk doorgaans eerder hinder van de bebouwing op het naastgelegen erf dan bij grote kavels en voorkomen moet worden dat kleine achtererven helemaal dichtslibben met bebouwing. Om te voorkomen dat percelen helemaal vollopen met bebouwing wordt bovendien nog bepaald dat de gronden buiten het bouwvlak die behoren bij het bouwperceel nooit voor meer dan 50% bebouwd mogen worden in het geval van vrijstaande en half vrijstaande woningen. Bij aanééngebouwde woningen geldt een percentage van 60%.

Bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend opgericht worden op het zij- en achtererf. Verder gelden er voor bijbehorende bouwwerken beperkingen ten aanzien van de goot- en bouwhoogte. De goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 25 centimeter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw liggen en de bouwhoogte mag daarbij niet meer dan 6 meter bedragen. De maximale goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken is gesteld op respectievelijk 3,3 en 5 meter.

Ook dient een afstand van tenminste 1 meter achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw in acht genomen te worden. Uitgangspunt is verder dat de grens van het bestemmingsvlak ‘Wonen’ bij hoekwoningen op 2,5 meter uit de perceelsgrens wordt gelegd als deze grenst aan het openbaar gebied. Daarmee wordt aangesloten bij de huidige regeling dat de afstand tussen het openbaar gebied en bijbehorende bouwwerken (aan- en uitbouw of bijgebouw) bij een hoekwoning minimaal 2,5 meter moet zijn. Bestaande afwijkingen van de regeling worden positief bestemd (bestaande plaats en bestaande oppervlakte). Met andere woorden, als er in de huidige situatie een bijbehorend bouwwerk op een kleinere afstand van 2,5 meter tot aan de perceelsgrens aanwezig is, wordt de bestemmingsgrens daarop aangepast.

Het gedeelte tussen de bestemming ‘Wonen’ en het openbaar gebied wordt als ‘Tuin’ bestemd. In de hiernavolgende figuren is het verschil tussen de oude en nieuwe regeling inzichtelijk gemaakt. Omdat in het voorliggende bestemmingsplan niet zozeer het bouwvlak bepalend is voor de situering van bijbehorende bouwwerken, maar vooral de bestemmingsgrens tussen de bestemmingen ‘Wonen’ en ‘Tuin’, betekent dit dat, vergeleken met de huidige regeling, sommige (hoek)woningen meer bouwmogelijkheden hebben.
 
 
Uitsneden verbeelding "Dorpen Odijk" en verbeelding "Dorp Odijk 2012"

Conform de ‘Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) kunnen diverse bouwwerken vergunningsvrij worden opgericht. Echter, bij vergunningsvrij bouwen is de initiatiefnemer wel aan regels gebonden. Deze regels omvatten vooral maximale oppervlakten en maximale afmetingen. In ieder geval gelden altijd de regels uit het Bouwbesluit (onder meer voor veiligheid en gezondheid) en het burenrecht uit het Burgerlijk Wetboek.
 
De bestemming tuin in relatie tot woonpercelen
Om te voorkomen dat de bestaande open ruimtes tussen de openbare weg en de woningen worden volgebouwd en waardevolle parkeerruimte en/of groene voortuinen verloren gaan, worden de bij de woningen behorende (voor)tuinen als ‘Tuin’ bestemd. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden opgericht. Wel toegestaan zijn andere bouwwerken (bouwwerken, geen gebouwen zijnde), zoals schuttingen, speeltoestellen en tuinmeubilair. De bestemming ‘Tuin’ is daarbij in hoofdzaak een vertaling van de in het geldende plan (2002) aanwezige gronden die buiten het (ruime) bouwvlak liggen, alsmede de reeds genoemde afstand van 2,5 meter tot aan de perceelsgrens als deze grenst aan openbaar gebied. Door het opnemen van de bestemming ‘Tuin’ ontstaat er qua bouwmogelijkheden een duidelijke driedeling op een woonperceel, namelijk:
  1. het bouwvlak van de bestemming ‘Wonen’ waar het hoofdgebouw, de woning mag worden gebouwd;
  2. de gronden buiten het bouwvlak (maar wel binnen de bestemming ‘Wonen’) waar bijbehorende bouwwerken in de vorm van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen worden opgericht;
  3. gronden met de bestemming ‘Tuin’ waar slechts bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd.
Ondergronds bouwen
Af en toe worden vergunningaanvragen voor bouwen ingediend voor kelders onder woningen. In de geldende bestemmingsplannen zijn geen concrete regels opgenomen voor ondergronds bouwen. De gemeente Bunnik wil in principe meewerken aan de bouw van kelders. Bij het realiseren van ondergrondse bouwwerken moet vooral gelet worden op het effect van het bouwwerk op de bodem. De aanvrager van een ondergronds bouwwerk dient op eigen kosten te onderzoeken of het bouwwerk geen nadelige effecten oplevert voor de bodem, de waterhuishouding en archeologische waarden.
 
De algemene bouwregels maken het mogelijk onder de bestaande bebouwing (incl. aanbouwen en bijgebouwen) op gronden met de bestemming wonen een kelder te realiseren. Daarbij mag de kelder niet dieper zijn dan één bouwlaag (max. 4 meter). Het gebruik van de kelder dient, logischerwijs, passend te zijn binnen de bestemming wonen.  Met de opgenomen regeling wordt voorkomen dat percelen ongelimiteerd worden onderkelderd met het risico dat dergelijke omvangrijke ruimtes worden gebruikt voor niet woninggerelateerde functies zoals bijvoorbeeld bedrijvigheid.
 
Naast een regeling voor ondergronds bouwen bij woningen, is ook een regeling opgenomen voor ondergronds bouwen bij bedrijven en kantoren. Hierbij betreft het voornamelijk ondergrondse bergruimte en parkeergarages inclusief technische ruimtes. Het realiseren van parkeerkelders wordt bij bedrijven echter mogelijk gemaakt zowel onder het gebouw als onder het maaiveld, mits het gebruik overeenkomt met de bovengrondse bestemming. De omvang van een parkeerkelder voor kantoren en bedrijven is gerelateerd aan het aantal parkeerplaatsen dat nodig is volgens de nota parkeernormen van de gemeente Bunnik.
 
Bouwhoogte van hoofdgebouwen
Op grond van de ‘Nota van uitgangspunten, herziening bestemmingsplannen voor Bunnik, Odijk en Werkhoven’ is de maximale goot- en bouwhoogte voor grondgebonden en gestapelde woningen op respectievelijk 6 en 10 meter gesteld, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven. Hierbij wordt in z’n algemeenheid opgemerkt dat als er uitsluitend een maximale bouwhoogte op de verbeelding is aangeven, deze gelijk is aan de maximale goothoogte. Met andere woorden, ter plaatse is een plat dak toegestaan. Eventueel kan met een (binnenplanse) afwijking van het bestemmingsplan maximaal 10 % worden afgeweken van deze maten. Voor de bestaande woningvoorraad biedt dit voldoende mogelijkheden voor woningvergroting. Daarmee wordt aangesloten bij de huidige regeling voor goot- en bouwhoogten voor woningen.

Bovendien is in de bovengenoemde ‘Nota van uitgangspunten’ reeds aangegeven dat vooral bij nieuwbouwprojecten, vanuit de praktijk bezien, een hogere goot- en bouwhoogte gewenst is. Een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 10 meter is immers ontoereikend om, met de huidige eisen vanuit het bouwbesluit, drie functionele bouwlagen te realiseren. In een aantal gevallen is daarom een afwijking verleend voor een hogere goot- en/of bouwhoogte. In dit kader is in z’n algemeenheid de wens uitgesproken om in de nieuw op te stellen bestemmingsplannen voor (bekende) nieuwbouwprojecten voor woningen een ruimere goot- en bouwhoogte op te nemen. In Odijk zijn voor de locaties Rijneiland en Kodak hogere bouwhoogten toegestaan.
 
Naast de goot- en bouwhoogten voor woningen zijn ook de goot- en bouwhoogten voor bijvoorbeeld bedrijfsgebouwen, kantoorgebouwen, winkels, en maatschappelijke voorzieningen in de planregels vastgelegd. Net als de woonbestemmingen is veelal uitgaan van een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 10 meter.  
 
Dakopbouwen Zweedse Buurt
De Zweedse Buurt ligt aan de noordwestkant van Odijk. Het gebied wordt begrensd aan de noordzijde door de Jodichemdreef, aan de oostzijde door de Cornelis van Sandelaan, aan de zuidzijde door de Sint Nicolaaslaan en de Pastoor Evert Aalbertszlaan en aan de westzijde door de Singel. 
 
Ligging Zweedse Buurt
 
Vanuit de bewoners van de Zweedse Buurt bestaat de wens om een dakopbouw te kunnen realiseren op de bestaande woningen. De Zweedse Buurt is gebouwd tijdens de wederopbouwperiode. De wijk is planmatig verkaveld in een strokenverkaveling met woningen in twee lagen en een plat dak. Oorspronkelijk waren de woningen bedoeld met kap; deze kappen zijn echter uit de plannen wegbezuinigd. Het gebied bestaat voornamelijk uit woningbouw (rijwoningen en twee-onder-één-kap woningen) en openbare ruimte in de vorm van wegen en een aantal groenplekken. De wijk heeft een bijzondere uitstraling door de eenduidigheid van de verkavelingsopzet en architectuur. 
 
Op grond van het geldende bestemmingsplan hebben de woningen in de Zweedse Buurt de bestemming Wonen, nader aangeduid met een code voor het woningtype. De goothoogte van de woningen mag maximaal 6 meter bedragen en de (nok)hoogte 10 meter. Hierdoor is het mogelijk een dakopbouw / kap op de woningen te realiseren. 
 
Bebouwing Zweedse Buurt
 
Naar aanleiding van hernieuwd overleg met de buurt heeft de gemeente een voorstel gedaan waarin is
aangegeven onder welke voorwaarden dakopbouwen gerealiseerd kunnen worden, rekening houdend met het speciale karakter van de wijk. Het betreft de volgende voorwaarden:
  1. de dakopbouw dient blokvormig te zijn, met een plat dak;
  2. plaatsing van de dakopbouw op 1 zijde van de scheidingsmuur;
  3. de dakopbouw ligt 1,5 meter terug vanaf de kopgevel (bij hoekwoningen) en vanaf de woningscheidende wand (waarbij het gestelde onder 2 onverkort van toepassing is);
  4. de dakopbouw ligt 1,0 meter terug vanaf de voor- en achtergevellijn;
  5. de hoogte van de dakopbouw is maximaal 2,7 meter;
  6. voorwaarden met betrekking tot indeling van de gevels van de dakopbouw en het materiaalgebruik;
  7. dakterrassen zijn niet toegestaan 
Vanuit welstand is men akkoord met het voorstel. Het voorstel is besproken met een aantal bewoners (de initiatiefgroep) en kan ook rekenen op de instemming van deze betreffende bewoners. De welstandsnota is inmiddels hierop aangepast en de bovengenoemde voorwaarden zijn hierin opgenomen.
 
Inmiddels is op basis van de voorwaarden een uitwerking gemaakt voor de dakopbouwen in de Zweedse Buurt. De uitwerking geeft voorbeelden van mogelijke dakopbouwen die in overeenstemming zijn met de voorwaarden en waaraan de gemeente wil meewerken. Deze uitwerking is als bijlage 1 opgenomen. 

De huidige regeling ten aanzien van goot- en bouwhoogte is een belemmering om een dakopbouw met een plat dak te realiseren, omdat de goothoogte van de woning dan hoger wordt dan de toegestane 6 meter. Daarom is voor de betrokken woningen in de Zweedse Buurt een maximum bouwhoogte van 6 meter op de verbeelding vastgelegd en is nadrukkelijk geregeld dat boven deze maximum bouwhoogte nog een dakopbouw met een hoogte van 2,7 meter is toegestaan en dat de voorgeschreven maximum dakhelling van een kap niet geldt voor deze dakopbouwen. Daarbij zijn o.a. ook de voorwaarden zoals hiervoor genoemd onder 1 t/m 5 vastgelegd. Nadere sturing, om tot de gewenste dakopbouw te komen, vindt via de welstandsnota plaats.
 
4.2.2 Groen- en waterstructuur
Zoals uit paragraaf 2.1 blijkt zijn er diverse groengebieden/structuren die vermeldenswaardig en het behouden waard zijn. Net als in de momenteel vigerende bestemmingsplannen is het uitgangspunt om deze karakteristieke en landschappelijke groenstructuren (waterlopen en oevers, groenzones, plantsoenen, etc.) als zodanig te bestemmen en te beschermen. De huidige groen- en waterstructuur in Odijk vormt daarbij het uitgangpunt.

In dit kader wordt specifiek de primaire watergang de Kromme Rijn met bijbehorende oeverzones benoemd. De waterloop Kromme Rijn is als ‘Water’ ook als zodanig bestemd. Dit water en de bijbehorende oeverzones zijn niet alleen belangrijk voor de ruimtelijke kwaliteit en structuur maar ook voor waterhuishoudkundige en ecologische redenen. Daarom is dit gebied (watergangen en oevers) ook aangewezen als natte ecologische verbindingszone.

Vanuit de Kaderrichtlijn Water dient er voor 2015 minimaal 7,5 km natuurvriendelijke oevers langs de Kromme Rijn gerealiseerd te zijn. In samenwerking met de provincie Utrecht en het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR) is een inrichtingsbeeld gemaakt. Dit dient als basis voor de aanleg van natuurvriendelijke oevers met als doel de Kromme Rijn een natuurlijker karakter te geven zodat meer bloemen, planten, riet en struiken zich in en rond de Kromme Rijn kunnen ontwikkelen. Deze flora maakt het gebied ook aantrekkelijker voor kleinere en grotere dieren. En meer flora en fauna maakt het daarnaast aantrekkelijk voor de mens; de bewoner en recreant. Het inrichtingsbeeld is een wensbeeld, waarbij het de bedoeling is dat de diverse locaties langs de Kromme Rijn op vrijwillige basis ingericht kunnen worden.

In het geldende bestemmingsplan is reeds langs de oevers van de Kromme Rijn, daar waar mogelijk, een dubbelbestemming ‘Ecologische zone’ opgenomen. In principe biedt deze dubbelbestemming voldoende mogelijkheden voor het aanleggen van natuurvriendelijke oevers. In het voorliggende bestemmingsplan is een soortgelijke dubbelbestemming opgenomen, te weten ‘Waarde – Ecologie’, met als doel de natuurvriendelijke oevers te behouden, te versterken, danwel mogelijk te maken. Voor de dubbelbestemming ‘Waarde – Ecologie’ is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (het voormalige aanlegvergunningsstelsel) van toepassing, gericht op het behoud en versterken van het groene en natuurlijke karakter van de Kromme Rijn.

Naast de Kromme Rijn dienen ook de groengebieden/zones en plantsoenen in Odijk, als onderdeel van de elementaire groenstructuur, overeenkomstig de huidige situatie te worden bestemd. Hiervoor is de bestemming ‘Groen’ opgenomen. Uitgangspunt hierbij is het bestemmingsplan ‘Dorpen Odijk’ uit 2002 en de herziening 2006 uit 2008 waarin deze groenstructuur ook als zodanig is bestemd.

In aanvulling daarop wordt in de bestemmingsomschrijving van de bestemming ‘Groen’ wel expliciet aangegeven dat toegangswegen en paden zijn toegestaan. Dit was in het vorige bestemmingsplan niet benoemd, terwijl er wel toegangswegen van woningen in de huidige groenstructuur liggen. Speelvoorzieningen, speelveldjes en bijvoorbeeld beeldende kunstwerken zijn in deze bestemming mogelijk gemaakt. 
 
Ten noorden van het kanoverhuurbedrijf Wijntje en de begraafplaats is een gebied als ‘Natuur’ bestemd. Het eiland in de Kromme Rijn ten noorden van het scoutingterrein aan de Singel heeft dezelfde bestemming. Deze gebieden zijn overeenkomstig de huidige bestemming opgenomen. De bestemming landschappelijk groen zal conform de SVBP worden omgezet in ‘Groen’ met de aanduiding 'landschapswaarden'. Het gaat hier om weilanden grenzend aan de Kromme Rijn ten oosten en ten zuiden van de woningen gelegen aan de Zeisterweg en de Werdorperwaard.
4.2.3 Verkeer en parkeren
De huidige verkeersstructuur in de Odijk vormt het uitgangspunt voor de bestemming ‘Verkeer’. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen hoofdwegen, (wijk)ontsluitingswegen, woonstraten en/of verblijfsgebieden, aangezien er in de bestemmingsomschrijving nauwelijks significante verschillen zijn aan te geven die relevant zijn.

Binnen de verkeersbestemming is herinrichting van de openbare ruimte mogelijk, bijvoorbeeld ten behoeve van verkeerskundige maatregelen. De bestemming ‘Verkeer’ biedt daarbij de nodige flexibiliteit om verschillende doeleinden toe te kunnen staan (bijvoorbeeld parkeren, wegen, water, groen, speeltoestellen). Daarnaast biedt het bestemmingsplan mogelijkheden voor het organiseren van kleinschalige evenementen binnen de bestemming verkeer.
4.2.4 Monumenten
In Odijk zijn één rijksmonument en twee gemeentelijke monumenten aanwezig. Het rijksmonument wordt beschermd door de regelingen uit de Monumentenwet 1988. De gemeentelijke monumenten zijn beschermd door het beschermingsregime in de gemeentelijke erfgoedverordening. Bij verbouw van gemeentelijke monumenten is een omgevingsvergunning voor een monument (de voormalige monumentenvergunning) noodzakelijk, waarbij een toets van de gemeentelijke monumentencommissie hoort. In het bestemmingsplan worden daarom geen (extra) juridische toetsingscriteria voor monumenten opgenomen.
 
De rijksmonumenten in de kern Odijk zijn:
  • Zeisterweg 34 (het witte kerkje/St. Heribert)
De gemeentelijke monumenten in de kern Odijk zijn:
  • Meent 53 (‘Wapen van Odijk’, café-restaurant, voorheen boerderij en raadzaal)
  • Zeisterweg 32 (Stadse villa, pastorie)
Ter signalering zijn deze rijks- en gemeentelijke monumenten wel op de verbeelding aangeduid.