Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Dorp Odijk 2012
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0312.bpODKdorpodijk-va02

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2025
Op 4 februari 2013 hebben Provinciale Staten de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 vastgesteld. In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) beschrijft de provincie het ruimtelijk beleid voor de periode tot 2028. Daarbij wordt aangegeven welke doelstellingen het provinciaal beleid heeft, welk beleid bij deze doelstellingen hoort en hoe de provincie dit beleid gaat uitvoeren.
 
Met betrekking tot dit laatste speelt ook de Provinciale Ruimtelijke Verordening een belangrijke rol. De PRS heeft als doelstelling om te zorgen voor een blijvend aantrekkelijke provincie. De provincie met een kwalitatief hoogwaardige fysieke leefomgeving, waarin het ook in de toekomst plezierig wonen, werken en recreëren is. Deze uitgangspositie rust op drie pijlers, te weten:
  • Utrecht ligt centraal, vanwege de centrale ligging is de provincie een aantrekkelijke vestigingsplaats voor wonen en werken;
  • Utrecht heeft aantrekkelijke steden en landschappen, de rijke schakering van woon-, werk en natuurgebieden op korte afstand van elkaar zorgt voor een aantrekkelijke schaal van de leefomgeving;
  • Utrecht is sterk in kennis en cultuur, inwoners hebben een relatief hoog opleidingsniveau en er zijn kansen voor een bloeiende kenniseconomie.
 
De provincie wil de kracht van de regio verder ontwikkelen. De provincie Utrecht blijft alleen een sterke regio als het aantrekkelijk is en blijft om te wonen, werken en recreëren. Het beleid is erop gericht deze aantrekkelijkheid te ontwikkelen. Voor het op te stellen bestemmingsplan zijn daarbij de beleidsaspecten een duurzame leefomgeving en vitale dorpen en steden van belang.
 
Algemene beleidslijn verstedelijking
Het verstedelijkingsbeleid is gestoeld op het voorgaande provinciale beleid en ambieert vitale dorpen en steden binnen de rode contouren. De provincie richt zich daarbij primair op de ontwikkelingsmogelijkheden in het bestaand stedelijk gebied: op die manier blijven de steden, dorpen en kernen aantrekkelijk om te wonen, te werken en te ontmoeten en blijft het landelijk gebied gevrijwaard van onnodige ruimteclaims.
 
Ten behoeve van de leefbaarheid en bereikbaarheid wil de provincie de verstedelijking zoveel mogelijk koppelen aan haltes en knopen van het openbaar vervoersnetwerk. Bij kantoren is de provincie gezien de huidige overcapaciteit zeer terughoudend met het mogelijk maken van nieuwe ontwikkelingen. De inzet richt zich op het beperken van de aanwezige plancapaciteit. Bij bedrijventerreinen wil de provincie overaanbod eveneens voorkomen en herstructurering van bestaande terreinen stimuleren.
 
Stedelijk gebied en rode contouren
De provincie maakt in het ruimtelijk beleid gebruik van rode contouren als begrenzing van het stedelijk gebied. Dit is een belangrijk instrument: het draagt bij aan het handhaven van de kwaliteit van het landelijk gebied en ondersteunt het realiseren van de binnenstedelijke ambities. Binnen de rode contour hebben gemeenten beleidsvrijheid, met inachtneming van de in de PRV opgenomen algemene regels voor wat betreft bedrijventerreinen, kantoren, cultuurhistorie e.d..
 
Het grootste gedeelte van het plangebied ‘Dorp Odijk 2012’ ligt binnen de rode bebouwingscontour (zie bijgaande figuur). Een aantal delen van het plangebied valt buiten de rode contour wat vooral komt door de afstemming met de plancontour van het aangrenzende bestemmingsplan ‘Buitengebied Bunnik 2011’.
 
 
Algemene beleidslijn landelijk gebied: ruimte voor dynamiek en kwaliteit
 
Om de kwaliteit en vitaliteit van het landelijk gebied te kunnen behouden voert de provincie een terughoudend beleid als het gaat om de ontwikkeling van niet aan het landelijk gebied gekoppelde functies. Slechts onder voorwaarden, met name ten aanzien van de kwaliteit van het landelijk gebied en van de vitaliteit van al aanwezige functies zijn ontwikkelingen van niet landelijk gebied functies aanvaardbaar. Daarbij gaat het dan om:
  1. kernrandzones waarbij ruimte moet zijn voor stedelijke (gelieerde) functies en een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit wordt nagestreefd;
  2. recreatiezones waar sprake is van een recreatieve opgave die ook door rood-voor-groenconstructies moet kunnen worden gerealiseerd;
  3. gebieden binnen en direct grenzend aan de groene contour, waar nieuwe natuurgebieden met behulp van alternatieve financieringsmogelijkheden kunnen worden gerealiseerd.
Buiten deze gebieden is de inzet van rood-voor-groen niet mogelijk, behoudens kleinschalige verbetering vanuit bestaande bouwpercelen. De gebieden in het plangebied die buiten de rode contour liggen, zijn in de PRS aangeduid als kernrandzone. Voor het borgen en verbeteren van de kwaliteit van de kernrandzone en voor het ondersteunen van het functioneren ervan richt de provincie het beleid op het in de kernrandzone mogelijk maken van nieuwe stedelijk gelieerde functies.
 
Elk Utrechts landschap heeft zijn eigen kwaliteiten die mede richting geven aan de daarin gelegen en omliggende functies en hun ontwikkelingsmogelijkheden. Daarom beschermt de provincie de kernkwaliteiten van de verschillende landschappen in de provincie. Voor elke ontwikkeling in het landelijk gebied moet aansluiting gevonden worden bij de kernkwaliteiten. Het plangebied behoort tot het landschap Rivierengebied. Voor het landschap Rivierengebied wil de provincie de volgende kernkwaliteiten behouden en versterken:
  1. schaalcontrast van zeer open naar besloten;
  2. samenhangend stelsel van rivier - uiterwaard - oeverwal - kom;
  3. samenhangend stelsel van hoge stuwwal - flank - kwelzone - oeverwal – rivier;
  4. de Kromme Rijn als vesting en vestiging.
Deze kernkwaliteiten hebben in de verschillende deelgebieden van het Rivierengebied verschillende accenten. In het algemeen geldt dat binnen nationale landschappen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn, mits de kernkwaliteiten van het landschap worden behouden of versterkt (‘ja, mits-principe’). Ontwikkelingen, die leiden tot een wezenlijke aantasting van een kernkwaliteit zijn niet aanvaardbaar, tenzij sprake is van een groot maatschappelijk belang waarvoor geen reële alternatieven bestaan
 
Natuur: Ecologische Hoofdstructuur
Ook is in de structuurvisie de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) aangegeven. De EHS bestaat uit een netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden, tussenliggende agrarische gebieden met natuurwaarden en verbindingen daartussen.Voor het Kromme Rijngebied en belendende gebieden is de EHS uitgewerkt op perceelsniveau. Daarbij is aangegeven welke gebieden worden aangemerkt als bestaande natuur, welke gebieden zullen worden ontwikkeld en beheerd als natuurgebied en welke ecologische verbindingszone’s zullen worden ingericht. Er mogen zich geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen voordoen die een significant negatief effect hebben op de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS. Dit wordt gedaan via het ‘nee, tenzij’ beschermingsregime.
In dit kader wordt opgemerkt dat de Kromme Rijn (en aangrenzende oevers) in het plangebied als een ecologische verbindingszone is aangewezen. Op grond van het bovenstaande, in combinatie met de uitgangspunten voor het nieuwe bestemmingsplan waarin vooral de bestaande (planologische) situatie centraal staat en opnieuw wordt vastgelegd, is het voorliggende plan in lijn met de PRS.    
3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening
Gelijktijdig met de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie hebben Provinciale Staten de Provinciale Ruimtelijke Verordening Provincie Utrecht 2013 vastgesteld. Het doel van de verordening (PRV) is om een aantal provinciale belangen uit de PRS te laten doorwerken naar het gemeentelijk niveau. In de PRV worden daarom regels gesteld ten aanzien van deze belangen. Deze provinciale belangen hebben betrekking op de drie pijlers van het ruimtelijk beleid uit de PRS, en luiden als volgt:
 
Pijler duurzame leefomgeving
  1. Ontwikkelen van een robuust en duurzaam bodem- en watersysteem en een waterveilige provincie.
  2. Behoud van strategische watervoorraden.
  3. Ruimte voor duurzame energiebronnen.
  4. Anticiperen op de langetermijngevolgen van klimaatverandering.
  5. Behouden en versterken van de kernkwaliteiten van het landschap.
  6. Behouden en ontwikkelen van de kwaliteit van de cultuurhistorische hoofdstructuur en de aardkundige waarden.
 
Pijler vitale dorpen en steden
  1. Realiseren van voldoende en op de behoefte aansluitend woningaanbod, met een accent op binnen-stedelijke ontwikkeling.
  2. Een vitale en innovatieve regionale economie, met voldoende en diverse vestigingsmogelijkheden.
  3. Optimaal gebruik van de binnenstedelijke ruimte.
  4. Een goede bereikbaarheid voor woon-, werk en vrijetijdsverkeer
 
Pijler landelijk gebied met kwaliteit
  1. Uitnodigende stadlandzones die stad en land verbinden en bijdragen aan de kwaliteit van het binnenstedelijk leefmilieu.
  2. Behouden en ontwikkelen van een vitaal en samenhangend stelsel van natuurgebieden.
  3. Een economisch vitale en duurzame landbouwsector.
  4. Behouden en ontwikkelen van de mogelijkheden voor vrijetijdsbesteding (recreatie en toerisme).
  5. Behouden van gebieden waar rust en stilte kan worden ervaren.
Deze pijlers zijn verder onderverdeeld in 10 thema's: bodem, water; energie, cultureel erfgoed, wonen, werken, verkeer en vervoer, landelijk gebied, landschap en recreatie.
 
Planspecifiek
Vanuit het thema Bodem worden voorwaarden gesteld voor het behoud en beheer van de bodem. Het voorliggende bestemmingsplan laat niet bij recht grondbewerkingen, grootschalige ontgrondingen en bouwgrondstoffenwinning toe. Aan de eisen gesteld bij het thema Cultureel Erfgoed wordt met paragrafen 5.8 en 5.9 in de voorliggende bestemmingsplantoelichting voldaan. Door de aanwijzing van de Kromme Rijn als natte ecologische verbindingszone zal het voorliggende bestemmingsplan geen ontwikkelingen toestaan die de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied significant aantasten. In dit kader is, waar mogelijk, een dubbelbestemming 'Waarde-Ecologie' opgenomen langs de oever van de Kromme Rijn. Hierin is aangegeven dat de gronden mede zijn bestemd voor de ontwikkeling en instandhouding van landschaps- en natuurwaarden. Wat betreft recreatie zijn er in de PRV voornamelijk eisen opgenomen ten aanzien van verblijfsrecreatie en golfterreinen. Deze elementen zijn niet aanwezig in het plangebied. Daarmee is het voorliggende bestemmingsplan in lijn met de PRV.
   
3.2.3 Provinciaal Waterplan 2010-2015
Het Waterplan 2010-2015 van de provincie Utrecht omvat het beleid voor waterveiligheid, waterbeheer en gebruik en beleving van water in de provincie Utrecht voor de periode 2010-2015. Met dit plan, door Provinciale Staten op
23 november 2009 vastgesteld, voldoet de provincie aan de verplichting van de Waterwet om voor een periode van zes jaar een regionaal waterplan op te stellen.  
 
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden doet een haalbaarheidsstudie naar een project voor verbetering van de inlaat en voor versterking van het ecologisch en landschappelijk functioneren van de Kromme Rijn. Dit krijgt gestalte door verlegging van de inlaat naar bovenstrooms van de stuw in de Nederrijn, aanleg van nevengeulen en natuurvriendelijke oevers langs de Kromme Rijn en aanleggen van ecologische stapstenen door of om Utrecht heen naar de Vecht. Dit laatste biedt kansen voor de kwaliteit van de ecologische verbinding Kromme Rijn-Vecht en voor versterking van de landschappelijke kwaliteit aan de oostrand van Utrecht met water als dragend element. Er kan bijvoorbeeld een koppeling plaatsvinden aan elementen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De provincie zal dit onderdeel trekken.
 
Planspecifiek
Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 bevat geen verdere specifieke informatie over de kern Odijk. De gevolgen voor het bestemmingsplan door het project voor verbetering van de inlaat en voor versterking van het ecologische en landschappelijk functioneren van de Kromme Rijn zijn in hoofdstuk 4.2.2. nader beschreven. Het voorliggende bestemmingsplan is in lijn met het Provinciaal Waterplan.
 
3.2.4 Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2011
De provincie Utrecht hecht er groot belang aan om de ambities op het gebied van milieu en duurzaamheid vast te leggen. Hiertoe heeft de provincie in 2009 een nieuwe Provinciaal Milieubeleidsplan opgesteld. Het Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2011 is op 29 april 2009 door Provinciale Staten vastgesteld en begin 2012 voor een periode van twee jaar verlengd. Het plan vormt de verbindende schakel tussen het Europese en het nationale milieubeleid enerzijds en de regionale uitwerking van het milieubeleid anderzijds.
 
Het Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2011 biedt inzicht in waar de provincie op het gebied van milieu voor staat en wat zij wil bereiken. Het biedt structuur en flexibiliteit om in te spelen op nieuwe inzichten en veranderende omstandigheden. Het doel van het Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2011 is het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving. Het uitgangspunt van het beleid is het behouden en herstellen van de milieukwaliteit in de provincie. De gezondheid van de Utrechtse burger staat hierbij centraal. Door het behouden en herstellen van de milieukwaliteit worden voorwaarden geschapen voor de natuur en instandhouding van de biodiversiteit. Het beleid richt zich op het creëren van een gezonde leefomgeving, de speerpunten hierbij zijn luchtverontreiniging, hinder en externe veiligheid.
 
Betekenis voor het bestemmingsplan
Het op te stellen bestemmingsplan betreft een conserverend plan. De milieuhaalbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan is in de voorliggende bestemmingsplantoelichting in hoofdstuk 5 nader onderbouwd.