direct naar inhoud van Artikel 9 Woongebied
Plan: bestemmingsplan Melkweg e.o. 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0310.0013BP00203-VG01

Artikel 9 Woongebied

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. aaneengesloten en gestapelde woningen;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen;
  • c. erven en tuinen;
  • d. wegen en paden;
  • e. parkeer- en groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • f. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. De hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de bouwvlakken waarbij de bouwgrens met maximaal 2 m overschreden mag worden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mag de goot- respectievelijk bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is het maximum aantal aantal wooneenheden aangegeven;

9.2.2 Uitbreiding aan de achtergevel

Uitbreiding van hoofdgebouwen/woningen aan de achtergevel is toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de diepte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • b. de breedte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan de gehele achtergevelbreedte;
  • c. de goothoogte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de afstand van de achterzijde van de aan- en uitbouw tot de achterste perceelsgrens mag niet minder dan 8 meter bedragen;

9.2.3 Uitbreiding aan de zijgevel

Uitbreidingen van hoofgebouwen / woningen aan de oorspronkelijke zijgevel met aan- en uitbouwen is toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afstand van de aan- en uitbouw tot de voorgevel mag niet minder dan 4 meter bedragen;
  • b. de afstand van de aan- en uitbouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag bij aaneengesloten en halfvrijstaande bebouwing niet minder dan 1 meter bedragen en bij vrijstaande woningen niet minder dan 3 meter;
  • c. de diepte van de aan- en uitbouw mag het verlengde van de oorspronkelijke achtergevel niet overschrijden;
  • d. de breedte van de aan- en uitbouw mag maximaal 3 meter bedragen;
  • e. de goothoogte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • f. de bouwhoogte van de aan- en uitbouw mag maximaal 2 meter meer bedragen dan de toegestane goothoogte, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 5 meter mag bedragen.

9.2.4 Aaneen bouwen uitbreiding achter- en zijgevel (hoekjesregel)

Bebouwen van de hoek gelegen tussen de uitbreiding aan de achter- en de zijgevel is bij woningen toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afstand van de aan- en uitbouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag bij aaneengesloten en halfvrijstaande bebouwing niet minder dan 1 meter bedragen en bij vrijstaande woningen niet minder dan 3 meter;
  • b. de diepte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan de maximaal toegestane diepte van de uitbreiding aan de achtergevel;
  • c. de goothoogte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • d. de bouwhoogte van de aan- en uitbouw mag maximaal 2 meter meer bedragen dan de toegestane goothoogte, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 5 meter mag bedragen.

9.2.5 Bijgebouwen

Op een afstand van ten minste 4 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van een hoofdgebouw/woning mag maximaal 15% van een bouwperceel met bijgebouwen worden bebouwd, een en ander:

  • a. met een maximum van 24 m² bij bouwpercelen kleiner dan 200 m²;
  • b. met een maximum van 36 m² bij bouwpercelen groter dan 200 m² maar kleiner dan 300 m²;
  • c. met een maximum van 50 m² bij bouwpercelen groter dan 300 m²;
  • d. de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3 meter bij aan een hoofdgebouw/woning aangebouwde bijgebouwen en niet meer dan 2,50 meter bij vrijstaande bijgebouwen;
  • e. de bouwhoogte van aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 meter en bij vrijstaande bijgebouwen niet meer dan 4 meter;

9.2.6 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. Voor de voorgevelrooilijn zijn slechts erfafscheidingen toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • b. achter de voorgevelrooilijn zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde,toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
    • 1. 7 m voor palen en masten;
    • 2. 2 m voor erfafscheidingen;
    • 3. 3 m voor overige bouwwerken; geen gebouwen zijnde.

9.2.7 Dakterrassen

Dakterrassen op aangebouwde bijgebouwen en/of aan- en uitbouwen zijn toegestaan, mits:

  • a. de diepte van een dakterras, gemeten uit de bestaande achtergevel van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 2 meter en de afstand van het dakterras tot de zijdelingse bouwperceelgrens(-zen) ten minste 2 meter bedraagt;
  • b. de diepte van een dakterras, gemeten uit de bestaande achtergevel van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 3 meter en de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens(-zen) tenminste 3 meter bedraagt;
  • c. bij aaneengebouwde of halfvrijstaande woningen mag de afstand tot de gemeenschappelijke zijdelingse bouwperceelgrens 0 meter bedragen, indien bij de aangrenzende woning eveneens een dakterras aanwezig is of wordt gerealiseerd;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op een dakterras niet meer bedraagt dan 1,50 meter;
  • e. bestaande dakterrassen die niet aan de gestelde maatvoering voldoen, mogen worden gehandhaafd, maar niet vergroot.

9.2.8 Onderkeldering

Het uitbouwen van de parkeerkelder waarbij de bouwgrens wordt overschreden is binnen de bestemming toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de parkeerkelder mag de bouwgrens met maximaal 3 m overschrijden;
  • b. onderkeldering van bebouwing mag niet leiden tot een toename van het aantal woningen.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot:

  • a. de situering van de bebouwing, indien dit noodzakelijk is in verband met de bebouwings-karakteristiek en parcellering van de omgeving en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de situering van hoofd- en bijgebouwen tot een zijdelingse perceelsgrens, indien dit noodzakelijk is in verband met de gebruiksmogelijkheden van gronden en bouwwerken op het aangrenzende bouwperceel en/of de bebouwingskarakteristiek van de omgeving, met dien verstande, dat maximaal een afstand van 3 meter geëist kan worden;
  • c. het handhaven van de parkeergelegenheid op het betreffende perceel, ter waarborging van voldoende parkeermogelijkheden en de verkeersveiligheid.
9.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 9.2.1, sub c, voor het overschrijden van het maximum aantal wooneenheden met niet meer dan 10% onder de volgende voorwaarden:
    • 1. in voldoende mate voorzien wordt in parkeergelegenheid in/bij het gebouw;er geen belemmeringen voor in de omgeving voorkomende functies ontstaan;
    • 2. de bestaande ruimtelijk kwaliteit niet aangetast wordt.
  • b. lid 9.2.5 voor de situering van bijgebouwen op een kleinere afstand ten opzichte van (het verlengde van) de voorgevel van een hoofdgebouw/woning, indien dit past in de bebouwingskarakteristiek van de omgeving en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast.
9.5 Specifieke gebruiksregels

In een woning of een aangebouwd bijgebouw is een aan huis verbonden beroep alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven; dit betekent, dat ten behoeve van een aan huis verbonden beroep niet meer dan 40% van het vloeroppervlak van een woning mag worden gebruikt;
  • b. de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie; dit betekent dat in geval van bedrijfsactiviteiten slechts aan het vestigen van ambachtelijke bedrijfsactiviteiten dan wel bedrijfsactiviteiten in categorie 1 van de van deze planregels deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten medewerking wordt verleend;
  • c. de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
  • d. de activiteiten mogen geen detailhandel betreffen;
  • e. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.