Plan: | Bilthoven Noord 2013 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0310.0007BP11007-VG01 |
Deze paragraaf beschrijft in het kort de belangrijkste onderdelen uit de stedenbouwkundige visie. Voor de gehele tekst wordt verwezen naar Bijlage 3. In de eerste paragraaf wordt ingegaan op de algemene randvoorwaarden en richtlijnen voor Bilthoven Noord als geheel. De tweede paragraaf behandelt de maatvoeringen per structuurlijn van de ruimtelijke structuur (zie paragraaf 2.2).
Stedenbouwkundige opzet en ruimtelijke structuur
De huidige stedenbouwkundige opzet, met zijn kenmerkende verhouding tussen bebouwing (rood), openbare ruimte (grijs) en bos (groen), dient te worden gehandhaafd. De verhouding tussen bebouwde en onbebouwde ruimte is van essentieel belang voor het straatbeeld per laan(-structuur). Voor het hele plangebied gelden de volgende ruimtelijke principes:
Profielopbouw en overgang privé-openbaar
Bilthoven Noord kenmerkt zich door de aanwezigheid van zachte bermen naast de rijbaan met per laan een eigen boomsoort. Ingrepen in de openbare ruimte dienen dit principe te respecteren. Nieuwe ontwikkelingen dienen geen afbreuk te doen aan de continuïteit van het totaalprofiel. Erfafscheidingen moeten daarom op de erfgrens worden geplaatst.
Voortuinen en achtertuinen
Het groene karakter van de voortuinen dient te worden gehandhaafd. De voortuinen dienen daarom vrij te blijven van bijgebouwen en ook van een grote hoeveelheid verharding. Een maximum van 25% verharding waarborgt het groene karakter en houdt een oprit bij kleinere voortuinen nog mogelijk. De bomenmassa op de percelen dient zo veel mogelijk te worden gehandhaafd.
Parkeren
Parkeren dient zo veel mogelijk plaats te vinden op eigen terrein en zo mogelijk achter de voorgevelrooilijn. Het straatbeeld blijft hiermee zoveel mogelijk vrij van geparkeerde auto's.
Verkaveling
De huidige verkaveling zorgt ervoor dat het groen tussen de woningen doorloopt tot aan de lanen. Ook bij de structuren met kleinere afstanden tussen de bebouwing is er nog steeds sprake van groene doorzichten. De veranderingen in dichtheid van de verkaveling zijn vrij geleidelijk en per straatdeel herkenbaar. Door kavelsplitsing en de bouw van extra woningen wordt het karakter in kleine mate aangetast. Er wordt gestreefd de onevenwichtige verhouding tussen bos (groen) en bebouwing (rood) zoveel mogelijk te behouden. Door te smalle afstanden tussen de bebouwing verdwijnen de groene doorzichten. De maten van de doorzichten tussen de woningen variëren per structuur en zijn beeldbepalend. Hieraan mag geen afbreuk worden gedaan. Splitsing van kavels (verdichting) is alleen acceptabel als de breedte van de nieuwe kavels in het verkavelingprincipe van de structuurlijn past. Verdichting vindt subtiel plaats en doet geen afbreuk aan het ruimtelijk beeld. Dat betekent geen splitsing van karakteristieke, grote kavels of verlies van afwisselende tussenmaten. De verhouding tussen bebouwde en onbebouwde ruimte moet in evenwicht blijven.
Schaal en typologie bebouwing
Bijzondere plekken/kruisingen langs de lijn
Zeer karakteristiek voor de verkaveling zijn een groot aantal hoekkavels. Zij hebben een mooie verhouding tussen bebouwing en buitenruimte. In de oorspronkelijke verkavelingvorm zijn deze naar twee lanen gericht (oftewel georiënteerd op het kruispunt), waarbij de diepte nagenoeg gelijk is aan de breedte. Hierdoor hebben de doorzichten tussen de hoekwoning en de (twee) naastliggende tussenwoningen een bredere maat. Een kwartslag gedraaide woning op de hoek markeert stedenbouwkundig opzet, die reeds in het bestemmingsplan uit 1984 stond beschreven. Bij eventuele verdichting worden de doorzichten behoorlijk verkleind en wordt het beeld sterk veranderd. Belangrijk is dat de afstand tussen de bebouwing op de hoekkavels groter is dan de afstand tussen de bebouwing van de tussenkavels in de structuurlijn.
Bij vervangende nieuwbouw op de hoekkavels gelden daarom de volgende randvoorwaarden:
Bij de al verdichte hoekkavels is vanwege de kleine afstanden de huidige situatie maatgevend.
Vanwege de grote impact op het stedenbouwkundig karakter is verdichting van hoekkavels (kavelsplitsing) slechts beperkt mogelijk. Hiervoor gelden de volgende randvoorwaarden:
Rooilijnprincipes
Het beeld van de verspringende en laanvolgende rooilijnen moet worden gehandhaafd. De randvoorwaarden voor de rooilijnen zijn voor alle laanstructuren hetzelfde:
In elke structuur worden een aantal subgebieden onderscheiden. Elk subgebied heeft een eigen karakter. Het verschil in de karakters, dat soms heel subtiel is, zorgt voor een gevarieerd beeld in een homogeen geheel van Bilthoven Noord. De verdeling in subgebieden heeft te maken met het karakter en dichtheid van de verkaveling. Het essentiële verschil zit in:
De eerste drie karakteristieken worden in de randvoorwaarden vertaald naar:
Deze randvoorwaarden worden in maten aangegeven per subgebied. Deze maten staan ook in de legenda van de totaalkaart van de stedenbouwkundige visie (figuur 4.4). Tussen de haakjes staat achtereenvolgens aangegeven in meters de minimale afstand tussen bebouwing, de maximale diepte van het te bebouwen oppervlak en de afstand tussen erfgrens en voorgevelrooilijn; bijvoorbeeld (20 meter tussen bebouwing, 30 meter als maximale diepte en 15 meter tussen de erfgrens en voorgevelrooilijn).
Figuur 4.4: Gebiedsindeling stedenbouwkundige karakters
In totaal zijn er negentien karakters te onderscheiden. Voor de bijzondere (hoek-)kavels, die beeldbepalend zijn in de stedenbouwkundige structuur, gelden specifieke randvoorwaarden binnen de context van aangrenzende karakters. De bijzondere clusters en de inbreidingslocaties hebben elk een eigen verschijningsvorm en beeld. Voor een aantal grotere inbreidingslocaties zijn in de stedenbouwkundige visie aparte randvoorwaarden opgenomen.
Vertaling van stedenbouwkundig plan naar bestemmingsplan
De stedenbouwkundige visie gaat uit van de bestaande kwaliteiten van dit woongebied en is vertaald naar randvoorwaarden per karakter (deelgebied met eigen kenmerken). De indeling in karakters is bepaald door een onderscheid te maken in combinatie van 3 fysieke maten, die bepalend zijn voor het ruimtelijke beeld :
In de stedenbouwkundige visie zijn negentien verschillende karakters onderscheiden, waarvan de verschillen heel subtiel kunnen zijn. Deze negentien stedenbouwkundige karakters zijn in het bestemmingsplan vertaald naar acht verschillende woonbestemmingen. In deze acht bestemmingen zijn de, vanuit ruimtelijke ordening beschouwd, relevante kenmerken van de stedenbouwkundige karakters samengekomen. Er is aangesloten bij het beeld dat de stedenbouwkundige visie geeft, maar er is uiteraard ook gekeken naar de bestaande situatie. Tevens wordt rekening gehouden met (kleinschalige) uitbreidingsmogelijkheden. Het bestemmingsplan legt verder aandacht op de ruimtelijke elementen die geaccentueerd zijn in de stedenbouwkundige visie, zoals hoekkavels. Kortom, de indeling in woonbestemmingen sluit aan bij de stedenbouwkundige visie en biedt tegelijkertijd flexibiliteit voor toekomstige ontwikkelingen op de (individuele) woonkavels. Daaruit zijn uiteindelijk acht woonbestemmingen in het bestemmingsplan naar voren gekomen. Dit betreft: Wonen 1 t/m 5, hieronder wordt het grootste deel van de woningen geschaard; Wonen 6 is opgenomen voor de meer planmatige bouw (inbreiding) die op enkele plaatsen in de wijk voorkomt; Daarnaast is een aparte woonbestemming opgenomen voor de hoogbouw (de flats) en een aparte woonbestemming voor hoekkavels. De hoekwoningen zijn cruciaal voor het karakter van Bilthoven Noord en worden daarom apart benaderd. In Hoofdstuk 6 wordt nader ingegaan op de verschillende bouwmogelijkheden die iedere woonbestemming kent.