direct naar inhoud van 5.3 Geluidhinder
Plan: Huize Het Oosten
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0310.0007BP00207-OH01

5.3 Geluidhinder

Wettelijk kader

De Wet geluidhinder (Wgh) biedt een toetsingskader voor het geluidniveau op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen en scholen. De wet kent een ondergrens, de zogenaamde voorkeursgrenswaarde. Wanneer de geluidbelasting lager is dan deze waarde, zijn de voorwaarden die de Wet geluidhinder stelt aan het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen niet van toepassing. Daarnaast is er in de wet een bovengrens opgenomen, de maximaal toelaatbare geluidbelasting. Indien de geluidbelasting hoger is dan deze waarde, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen in principe niet mogelijk.

Wanneer de geluidbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximaal toelaatbare geluidbelasting ligt, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen aan beperkingen gebonden en alleen onder voorwaarden mogelijk. Dit wordt een 'hogere waarde' genoemd ('hoger' in de zin van hoger dan de voorkeursgrenswaarde) en wordt via een formele procedure vastgelegd.

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) artikel 74 hebben alle wegen een geluidzone. Uitzondering hierop zijn woonerven en 30 km/uur-gebieden. De zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en of een weg binnen- of buitenstedelijk is gelegen.

Voor de bepaling van de maximale vast te stellen geluidbelasting houdt de Wet geluidhinder rekening met de ligging van de geluidgevoelige bestemmingen en wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk en buitenstedelijk gebied. Binnen stedelijk gebied gelden over het algemeen minder strenge normen.

In het kort komt het er op neer dat het gebied binnen de bebouwde kom behoort tot het stedelijke gebied, met uitzondering van het gebied binnen de bebouwde kom, dat gelegen is binnen de zone van een autoweg of autosnelweg. In het laatste geval en voor de situatie buiten de bebouwde kom gelden de normen die van toepassing zijn op het buitenstedelijke gebied. Een hoofdweg is, conform deze definitiebepaling van de Wet geluidhinder, altijd gelegen in buitenstedelijk gebied.

Indien de geluidbelasting hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en maatregelen gericht op reductie van de geluidbelasting onvoldoende doeltreffend zijn of als deze overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard ontmoeten, zijn burgemeester en wethouders van de gemeente bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde voor de geluidbelasting. De gemeente hanteert hiervoor een (concept) beleidsregel hogere waarden (zie hieronder).

De gevels van geluidgevoelige bestemmingen kunnen ook worden uitgevoerd als een blinde of dove gevel (conform artikel 1b lid 5 van de Wgh). Hiermee vervalt de verplichting om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde, waarbij een kanttekening wordt geplaatst dat de geluidwering van deze gevels ten minste gelijk dient te zijn aan de hoogte van de geluidbelasting minus de maximale binnenwaarde.

Ter anticipatie op het steeds stiller worden van motorvoertuigen mag alvorens te toetsen aan de geldende grenswaarden een aftrek worden toegepast op de berekende geluidbelasting. Deze aftrek bedraagt:

  • 2 dB voor wegen waar de maximumsnelheid gelijk is aan, of hoger is dan 70 km/uur;
  • 5 dB voor overige wegen.

Overigens mag de aftrek niet worden toegepast voor het bepalen van de in het Bouwbesluit omschreven vereiste geluidwering.

Gemeentelijk beleid voor het vaststellen van hogere waarden

De gemeente De Bilt beschikt over een conceptbeleidsregel hogere waarden Wgh, waarin een kader wordt gegeven waarbinnen hogere waarden verleend kunnen worden. Naar verwachting zal deze beleidsregel in 2010 door het college worden vastgesteld. De belangrijkste aspecten uit deze beleidsregel zijn hieronder samengevat.

De gemeente zet zich in voor een goede leefbaarheid, ook op locaties met hoge geluidsniveaus. Deze leefbaarheid wordt mede bewerkstelligd door onderstaande voorwaarden te verbinden aan het verlenen van hogere waarden voor nieuwbouw. De voorwaarden leggen de initiatiefnemer een inspanning op vanwege het bouwen in een lawaaiige situatie. De voorwaarden zijn geformuleerd als eis of als inspanningsverplichting. Dit laatste houdt in dat indien niet aan de voorwaarde kan worden voldaan, de initiatiefnemer dient te motiveren waarom dit niet kan of waarom voor een alternatieve oplossing is gekozen. De belangrijkste uitgangspunten uit de beleidsregel zijn:

  • geluidsluwe gevel (eis): de woning heeft ten minste één gevel met een lager (luw) geluidsniveau. Het geluidsniveau op deze gevel is niet hoger dan de voorkeurswaarde voor elk van te onderscheiden geluidsbronnen. Indien de woning is gelegen op een bedrijventerrein geldt voor een geluidsluwe gevel een inspanningsverplichting tot de voorkeurswaarde en een eis tot de te verlenen hogere waarden minus 10 dB;
  • indeling woning (inspanningsverplichting): de woning heeft per etage minimaal één verblijfsruimte aan de zijde van de geluidsluwe gevel;
  • buitenruimte (inspanningsverplichting): indien de woning beschikt over één of meer buitenruimten, dan is er minimaal één gelegen aan de geluidsluwe zijde. Indien dit niet mogelijk is, dan dient het geluidsniveau op de gevel niet meer dan 5 dB hoger te zijn dan bij de geluidsluwe gevel;
  • maximale ontheffingswaarde voor weg- en railverkeerslawaai (inspanningsverplichting): de gemeente verleent voor binnenstedelijke situaties geen hogere waarden hoger dan de voorkeurswaarde plus 10 dB;
  • cumulatie (eis): de initiatiefnemer dient onderzoek te doen naar de effecten van de samenloop van de verschillende geluidsbronnen. Bij de geluidsisolatie van gevels dient rekening gehouden te worden met de cumulatie van alle akoestisch relevante bronnen (ook 30 km/u-wegen). Dit dient te gebeuren volgens hoofdstuk 2 van bijlage I van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006, waarbij de gecumuleerde waarden worden omgerekend naar het spectrum van de maatgevende bronsoort;
  • 'dove' gevels: dit zijn bouwkundige constructies zonder te openen deuren/ramen (artikel 1b lid 5a en b Wgh). Voor 'dove' gevels zijn geen hogere waarden van toepassing. De aanwezigheid van dove gevels dient zoveel mogelijk te worden voorkomen (inspanningsverplichting). Een woning mag maximaal 2 dove gevels bezitten (eis);
  • geluidsabsorberende plafonds bij balkons/loggia's (eis): bij de aanwezigheid van balkons/loggia's et cetera, dient onder de balkons weerbestendige geluidsabsorptie te worden geplaatst ter voorkoming van ongewenste reflecties op de gevels;
  • volumebeleid (inspanningsverplichting): voor grotere (uitbreidings-)locaties met minimaal 100 nieuwe woningen, waarbij binnen het bestemmingsplan de behoefte aan flexibiliteit groot is, mag per type geluidsbron maximaal 15% van de nieuw te bouwen woningen een geluidsniveau hebben dat hoger is dan de voorkeurswaarde.

Daarnaast zijn specifiek voor dit plan de volgende passages van belang:

Voorwaarden bij vervangende nieuwbouw:

Naast nieuwbouw van woningen kent de Wet geluidhinder ook het aspect vervangende nieuwbouw. Het betreft bijvoorbeeld een situatie waarbij de nieuwbouw groter is dan het bestaande geluidsgevoelige bouwblok, waardoor het aantal geluidsgehinderden toeneemt en de afstand tot de weg kleiner wordt. Bij vervangende nieuwbouw zijn de inpassingmogelijkheden van de woningen in de bestaande geluidssituatie vaak beperkter dan voor een nieuwe situatie. Aan de voorwaarden met betrekking tot een geluidsluwe gevel, de indeling van de woning en de buitenruimte mag gemotiveerd een 5 dB ruimere marge worden aangehouden.

Voorwaarden bij niet-zelfstandige woonruimte (nieuwbouw):

Voor niet-zelfstandige woonruimten (bejaardencentra, studenteneenheden) worden op individueel woningniveau geen eisen gesteld als:

  • op gebouwniveau ten minste 50% van de wooneenheden zijn gelegen aan een gevel met een geluidsniveau van maximaal 5 dB boven de voorkeurswaarde;
  • er een of meer gemeenschappelijke ruimten met een geluidsluwe gevel (voorkeurswaarde)aanwezig zijn die gebruikt kunnen worden door aile bewoners. De vloeroppervlakte van een dergelijke ruimte is minimaal 4 m2 per bewoner;
  • er een of meer gemeenschappelijke buitenruimten voor bewoners aanwezig zijn. Bij voorkeur is minimaal een gelegen aan de geluidsluwe zijde. Indien dit niet mogelijk is dan dient het geluidsniveau op de gevel niet meer dan 5 dB hoger zijn dan bij de geluidsluwe gevel.

Onderzoek akoestische situatie

Op basis van een akoestisch onderzoek is inzichtelijk gemaakt wat de geluidsbelasting van de gevels van de nieuwbouw is. De beoogde nieuwbouw ligt binnen de zones van de volgende (spoor-)wegen:

  • Rubenslaan;
  • Rembrandtlaan;
  • Jan Steenlaan;
  • Jan van Eijcklaan;
  • Jan Provostlaan;
  • Jan Gossaertlaan;
  • Spoorweg traject 331;
  • Spoorweg traject 332.

De geluidberekeningen zijn uitgevoerd voor het jaar 2021 aan de hand van verkeersgegevens van de diverse betrokken wegen. Voor de betrokken wegvakken zijn de etmaalintensiteiten bepaald op basis van verkeerstellingen en verkeersmodellen, rekening houdend met de verdeling van het verkeer over verschillende dagdelen. De snelheid op alle wegen betreft 50 km/u. Er is rekening gehouden met het wegdektype, te weten 'elementenverharding in keperverband' voor de Jan Steenlaan en de Jan Gossaertlaan en 'dicht asfaltbeton' voor de overige wegen. Voor de geluidsemissie ten gevolge van de spoorlijn is rekening gehouden met de spoorschermen langs het spoor. Om de geluidsbelasting van de gevels te bepalen zijn meerdere waarneempunten gehanteerd. Tevens is voor iedere verdieping de geluidsbelasting bepaald.

De spoorlijn

De geluidsbelastingen ten gevolge van de spoorweg zijn bij ieder waarneempunt lager dan 53 dB. De Wet geluidhinder stelt daarom geen aanvullende eisen aan het bouwplan vanwege deze spoorweg.

Jan Steenlaan

Op de gevels van 12 woningen is sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De hoogst berekende geluidsbelasting bedraagt 55 dB. Geluidbeperkende maatregelen in de vorm van geluidschermen zijn gezien het stedelijke karakter niet toepasbaar. Het vervangen van de klinkerverharding door asfaltbeton zou een reductie opleveren van 2 dB. De geluidbelasting ligt dan nog steeds boven de voorkeursgrenswaarde, waardoor het vaststellen van een hogere waarde noodzakelijk is. Dat geldt voor 12 woningen bij het huidige wegdektype en voor 8 woningen bij het asfaltbeton.

Jan van Eijcklaan

Op de gevels van 16 woningen is sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De hoogst berekende geluidbelasting bedraagt 52 dB. Geluidbeperkende maatregelen in de vorm van geluidschermen zijn gezien het stedelijke karakter niet toepasbaar. Het wegdek bestaat reeds uit dicht asfaltbeton. Een geluidsarm asfalt zou een reductie kunnen opleveren. Dit type wegdek is echter niet mogelijk als gevolg van de kruisingen. Het geluidsarm asfalt is minder goed bestand tegen wringend verkeer. Dit betekent dat voor 16 woningen een hogere waarde moet worden vastgesteld.

Overige wegen

De geluidsbelastingen ten gevolge van de overige wegen zijn alle lager dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De Wet geluidhinder stelt daarom geen aanvullende eisen aan het bouwplan vanwege de overige wegen.

Afweging maatregelen

Het akoestisch onderzoek geeft aan dan met betrekking tot de Jan van Eijcklaan en de Jan Steenlaan niet kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde. Daarom dienen maatregelen gericht op reductie van de geluidbelasting te worden afgewogen. Het toepassen van dicht asfaltbeton is niet doelmatig, omdat de kosten niet opwegen tegen de relatief kleine baten. Ook acht de gemeente het vanuit stedenbouwkundige overwegingen niet wenselijk om de wegdekverharding aan te passen. Dit geldt ook voor het toepassen van geluidsschermen. Dit betekent dat voor 28 woningen een hogere waarde moet worden vastgesteld.

Motivering besluit hogere waarden

De beleidsregel hogere waarden dient als kader voor besluiten tot het vaststellen van hogere waarden. Gezien de eisen en inspanningsverplichtingen uit de beleidsregel hogere waarden zijn de volgende overwegingen van belang:

  • groene inpassing en stedenbouwkundige randvoorwaarden: de stedenbouwkundige randvoorwaarden die van toepassing zijn voor Huize Het Oosten laten zich niet verenigen met maatregelen als geluidschermen.
  • vervangende nieuwbouw: er is sprake van vervangende nieuwbouw, waardoor voor de geluidsluwe gevel een waarde van 53 dB (voorkeursgrenswaarde plus 5 dB) kan worden aangehouden. Hierdoor kan bij alle appartementen worden voldaan aan de eis dat er ten minste één geluidsluwe gevel is.
  • niet-zelfstandige woonruimten: de eisen kunnen op het niveau van de individuele woning komen te vervallen, omdat het complex van Huize Het Oosten voldoet aan de voorwaarden die gelden voor niet-zelfstandige woonruimten. Meer dan 50% van de wooneenheden is gelegen aan een gevel met een geluidsniveau van maximaal 5 dB boven de voorkeursgrenswaarde. Ook is er een gemeenschappelijke ruimte met een geluidsluwe gevel voor bewoners beschikbaar. Bovendien beschikt het complex over een grote gemeenschappelijke tuin.
  • bouwtechnische aspecten: er wordt voldaan aan de eisen uit het Bouwbesluit betreffende de prestatie-eisen voor geluidswering van gevels.

Conclusie

Met de vaststelling van het bestemmingsplan worden voor meerdere woningen ook hogere waarden vastgesteld. Het betreft 12 appartementen vanwege de Jan Steenlaan en 16 appartementen vanwege de Jan van Eijcklaan. De woningen worden zodanig gesitueerd dat de ruimtelijke, functionele en landschappelijke relaties van het gebied met de omgeving versterkt worden. Op basis van het feit dat er sprake is van vervangende nieuwbouw, de woningen naar hun aard aangemerkt kunnen worden als niet-zelfstandige woningen en de woningen zo gesitueerd worden dat de bestaande stedelijke structuur verbeterd wordt, kan de gemeente voldoende gemotiveerd besluiten tot het vaststellen van hogere waarden.