direct naar inhoud van Artikel 23 Algemene afwijkingsregels
Plan: Buitengebied De Bilt Noord-Oost
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0310.0006BP00103-OH01

Artikel 23 Algemene afwijkingsregels

23.1 Afwijken van de regels
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan ten behoeve van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van openbaar nut zoals gemalen, transformatorstations, telefooncellen, wachthuisjes en dergelijke, worden afgeweken van de regels van het plan, met dien verstande dat de inhoud en bouwhoogte per gebouw niet meer mogen bedragen dan 50 m³ respectievelijk 3 m.

  • b. Bij een omgevingsvergunning kan ten behoeve van het plaatsen van masten voor mobiele telecommunicatie worden afgeweken van de regels van het plan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. de plaatsing van een vrijstaande mast is uitsluitend toegestaan indien sitesharing aantoonbaar niet tot de mogelijkheden behoort;
    • 2. de bouwhoogte van een vrijstaande mast mag niet meer bedragen dan 50 m;
    • 3. de bouwhoogte van een mast op een gebouw mag niet meer bedragen dan 6 m;
    • 4. plaatsing op woongebouwen en op gemeentelijke en rijksmonumenten is slechts toegestaan, indien kan worden aangetoond, dat plaatsing elders niet mogelijk is en er geen gevaar voor de volksgezondheid bestaat.

  • c. Bij een omgevingsvergunning kan met het oog op het bevorderen van de verkeersveiligheid worden afgeweken van de regels van het plan voor het verbeteren van wegtracés, met dien verstande dat:
    • 1. in de lengte, zoals bij bochtafsnijdingen, de aanpassing niet meer dan 200 m bedraagt;
    • 2. in de breedte het dwarsprofiel met niet meer dan 5 m wordt verbreed of versmald.

  • d. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van dit plan ten behoeve van mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. mantelzorg of aangepast wonen ten behoeve van de bewoner mag, behalve in de vorm van inwoning, alleen plaatsvinden binnen een onzelfstandige woonruimte, zijnde binnen een woningvergroting of bijgebouw;
    • 2. de afstand tussen de woning en een bijgebouw mag maximaal 6 meter bedragen;
    • 3. het plaatsen van een portocabin ten behoeve van mantelzorg of aangepast wonen ten behoeve van de bewoner is enkel toegestaan indien deze als onzelfstandige woonruimte valt aan te merken;
    • 4. de oppervlakte voor mantelzorg mag maximaal bedragen:
      • 30 m² bij mantelzorg of aangepast wonen ten behoeve van de bewoner voor één persoon;
      • 50 m² bij mantelzorg of aangepast wonen ten behoeve van de bewoner voor twee personen.
    • 5. degene die mantelzorg ontvangt (of gaat ontvangen) of de bewoner die aangepast wil gaan wonen, dient te beschikken over een Wmo-indicatie en/of een AWBZ-indicatie;
    • 6. er moet volledig op eigen terrein worden geparkeerd;
    • 7. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen mogen niet in onevenredige mate worden beperkt;
    • 8. aan de omgevingsvergunning kan een termijn worden verbonden, waarbinnen van de afwijkingsmogelijkheid gebruik moet worden gemaakt;
    • 9. indien sprake is van mantelzorg of aangepast wonen ten behoeve van de bewoner in een bijgebouw, mag het bijgebouw bij beëindiging van de mantelzorgsituatie niet langer als woonruimte in gebruik blijven.
23.2 Criteria voor afwijken

De toepassing van het afwijken bij een omgevingsvergunning is beperkt tot incidentele gevallen. In de afweging worden in ieder geval de volgende belangen in acht genomen:

  • a. de ruimtelijke kenmerken die van belang worden geacht ten behoeve van het doel 'behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden' zoals bepaald in de regels, in die zin dat de activiteit waarvoor omgevingsvergunning wordt verleend geen blijvende nadelige gevolgen heeft voor deze kenmerken;
  • b. door de ingreep geen significante schade ontstaat aan de wezenlijke waarden en kenmerken van de groene contour;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. het bepaalde in artikel 22;
  • e. de verkeersveiligheid.