1 Inleidende regels
1.1
plan
het
bestemmingsplan Baarn Noord van de gemeente Baarn;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch
bepaalde planobjecten als vervat in het
GML-bestand NL.IMRO.0308.000015-VA01 met de bijbehorende
regels en bijlagen;
1.3 aanbouw
een gebouw, in
één bouwlaag, dat is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee
het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden
kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is
niet vereist;
1.4 aan huis verbonden beroep
een
in bijlage 3 genoemd dienstverlenend beroep, dan wel een naar
de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen beroep,
dat uitsluitend door de bewoner in of bij een woonhuis wordt
uitgeoefend, zonder personeel, op administratief, juridisch, medisch of
hiermee gelijk te stellen terrein, waarbij het woonhuis in overwegende
mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of
uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.5 aan huis verbonden kleinschalige bedrijfsactiviteit
de in bijlage 2
genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de
omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door een bewoner
in of bij een woonhuis kan worden uitgeoefend, waarbij het woonhuis in
overwegende mate de woonfunctie behoudt en een ruimtelijke uitwerking
of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.6 aanduiding
een geometrisch
bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge
de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden;
1.7 aanduidingsgrens
de grens van een
aanduiding indien het een vlak betreft;
1.8 antenne-installatie
installatie
bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan
niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende
bevestigingsconstructie;
1.9 ander bouwwerk
een bouwwerk,
geen gebouw zijnde;
1.10 bebouwing
één
of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.11 bedrijf
een onderneming
waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren,
inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel
uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming
in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde,
bewerkte of herstelde goederen die in rechtstreeks verband staan met de
uitgeoefende handelingen;
1.12 bedrijfsgebouw
een gebouw dat
dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.13 bedrijfswoning/dienstwoning
een woning in of
bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het
huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de
bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.14 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte
de totale
vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis
verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een
dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten
en dergelijke;
1.15 bestaand
bij bouwwerken:
bestaand ten tijde van de ter inzage legging van het bestemmingsplan
als ontwerp;
bij gebruik:
bestaand ten tijde van het van kracht worden van het desbetreffende
gebruiksverbod;
bij
verkeersdoeleinden: de ligging van, en het aantal rijbanen ten tijde
van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
1.16 bestemmingsgrens
de grens van een
bestemmingsvlak;
1.17 bestemmingsvlak
een geometrisch
bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.18 bijgebouw
een vrijstaand of
aan het hoofdgebouw aangebouwd gebouw, in één bouwlaag,
dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in
architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw,
uitsluitend of hoofdzakelijk dienend voor berging, stalling en hobby
ten dienste van dit hoofdgebouw. Het bijgebouw mag tevens gebruikt
worden voor een aan huis verbonden beroep;
1.19 bouwen
het plaatsen, het
geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk
oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.20 bouwgrens
de grens van een
bouwvlak;
1.21 bouwlaag
een doorlopend
gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke
hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip
van de begane grond en met uitsluiting van zolder;
1.22 bouwperceel
een
aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, een
zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.23 bouwperceelgrens
een grens van een
bouwperceel;
1.24 bouwvlak
een geometrisch
bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.25 bouwwerk
elke constructie
van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij
direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of
indirect steun vindt in of op de grond;
1.26 buitenplaats
een samenhangend
harmonieus geheel van een villa, vaak met bijgebouwen, omliggende tuin,
park, bos en water;
1.27 cultuurhistorische waarde
de aan een
bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is
ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis
van het bouwwerk of dat gebied heeft;
1.28 dak
iedere
bovenbeëindiging van een gebouw;
1.29 dakopbouw
een toevoeging
aan het dakvlak van een bouwmassa die, in tegenstelling tot een
dakkapel, niet ondergeschikt is aan het dakvlak. Het plaatsen van een
dakopbouw gaat ten koste van de karakteristiek van het profiel van het
gebouw/de woning. Een dakopbouw ligt niet vrij in het dakvlak, maar
raakt tenminste de nok- of gootlijn of zijkant van het dakvlak van het
betreffende gebouw/de betreffende woning;
1.30 detailhandel
het bedrijfsmatig
te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het
verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen
kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening
van een beroeps- en bedrijfsactiviteit;
1.31 dienstverlening
het verlenen van
economische en maatschappelijke diensten aan derden, met uitzondering
van drugs- en verslaafdenopvang;
1.32 dienstverlenend bedrijf
bedrijf of
instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van
economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn
begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's,
makelaarskantoren, bankfilialen, en naar de aard daarmee gelijk te
stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een
garagebedrijf en een seksinrichting;
1.33 drugs- en verslaafdenopvang
opvang voor de
doelgroep (drugs)verslaafden gericht op elementaire hulpverlening.
1.34 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de
begane grond;
1.35 eerste verdieping
een tweede
bouwlaag van een hoofdgebouw;
1.36 erker
een hoekig of
rond, buiten de gevel van een gebouw uitgebouwd gedeelte van een
ruimte, waarvan de wanden grotendeels bestaan uit glas, waarvan de
breedte minder bedraagt dan 50% van de gevel waaraan en waarbinnen
gebouwd wordt;
1.37 garageboxen
een zelfstandig,
van bijbehorende bouwwerken te onderscheiden, complex van minimaal twee
aaneengesloten gebouwen, kennelijk bestemd voor de stalling van
(motor)voertuigen;
1.38 gebouw
elk bouwwerk dat
een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met
wanden omsloten ruimte vormt;
1.39 gestapelde woning
bebouwing welke
wordt gekenmerkt door aaneengebouwde hoofdgebouwen;
1.40 gezondheidszorg
het geheel van
voorzieningen en maatregelen die gericht zijn op de verbetering van de
gezondheid van de mensen;
1.41 halfvrijstaand woonhuis
een woonhuis van
het type 'twee-aaneengebouwd';
1.42 hoofdgebouw
een gebouw dat op
een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de
bestemming als belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden
aangemerkt;
1.43 horecabedrijf
een bedrijf
waarvan de werkzaamheden bestaan uit het bedrijfsmatig verstrekken van
dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, al dan niet in
samenhang met het bedrijfsmatig verschaffen van logies en/of het
exploiteren van zaalaccommodatie, met uitzondering van een discotheek;
1.44 kantoor
een ruimte die
dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige dan wel
financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening, niet
zijnde detailhandel, al dan niet met een (publieksgerichte)
baliefunctie;
1.45 kampeermiddel
- een tent, een
tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
- enig ander
onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte
daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde;
één en
ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen
geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of
kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.46 landschappelijke waarde
de aan een gebied
toegekende waarde in verband met de waarneembare verschijningsvorm van
dat gebied;
1.47 maatschappelijke voorzieningen
educatieve,
sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke
voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve
recreatie, met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van
gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren, en
voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook
ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze
voorzieningen. Onder maatschappelijke voorzieningen wordt in ieder
geval niet verstaan drugs- en verslaafdenopvang en logies ten dienste
van maatschappelijke voorzieningen;
1.48 medische voorzieningen
bouwwerken,
gebouwen en complexen van bouwwerken ten behoeve van de
gezondheidszorg;
1.49 onderbouw
een ruimte die
voor meer dan de helft is gelegen beneden peil;
1.50 overbouwing
Een op
de verbeelding aangegeven gebied waar, binnen het bouwvlak een
doorgang mogelijk moet zijn waarboven bebouwing mag worden opgericht.
1.51 overkapping
een bouwwerk,
geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten
hoogste één zijde een gesloten wand;
1.52 peil
- voor een
bouwwerk op een perceel waarvan de voorgevel direct aan de weg grenst:
de gemiddelde hoogte van de weg ter plaatse van de voorgevel;
- voor een
bouwwerk op een perceel waarvan de voorgevel niet direct aan de weg
grenst: de gemiddelde hoogte van het terrein ter hoogte van die
voorgevel bij voltooiing van de bouw;
- indien in of op
het water gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander
plaatselijk aan te houden peil);
1.53
perceel
een deel van het
grondgebied (van de Gemeente Baarn), waarvan het Kadaster en de
openbare registers de begrenzing met behulp van landmeetkundige
gegevens heeft vastgelegd op grond van gegevens betreffende de
rechtstoestand, bestemming en het gebruik dat door zijn kadastrale
aanduiding is gekenmerkt;
1.54 productiegebonden detailhandel
detailhandel in
goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of
toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie
ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.55 prostitutie
het zich
beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een
ander persoon tegen vergoeding;
1.56 risicovolle inrichting
een inrichting
als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit Externe Veiligheid
Inrichtingen;
1.57 seksinrichting
een voor het
publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de
omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden
verricht, of vertoningen van erotisch/pornografisch aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een
prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een
seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub,
al dan niet in combinatie met elkaar;
1.58 uitbouw
een gebouw dat
als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw,
in één bouwlaag, welk gebouw door de vorm onderscheiden
kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is
niet vereist;
1.59 verpleeghuis
instelling ten
behoeve van een zorgfunctie in combinatie met tijdelijk verblijf.
1.60 voorgevel
de gevel aan de
straat waar het huisnummer aan is toegekend;
1.61 volkstuin
een perceel voor
het kweken van gewassen voor eigen gebruik en/of voor recreatieve
doeleinden;
1.62 vuurwerkbedrijf
een bedrijf dat
is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de
(detail)handel in vuurwerk c.q. de opslag van vuurwerk en/of de
daarvoor benodigde stoffen;
1.63 winkel
een gebouw, dat
een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te
worden gebruikt voor detailhandel;
1.64 woning
een complex van
ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één
afzonderlijk huishouden;
1.65 woongebouw
een gebouw, dat
meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen
woningen omvat en dat wat betreft uiterlijke verschijningsvorm als een
eenheid beschouwd kan worden:
1.66 woonhuis
een gebouw,
hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één
woning omvat;
1.67 zijerf
gedeelte van het
erf tussen een zijgevel en/of zijgevellijn en de aan die zijde van het
gebouw gelegen erfgrens.
1.68 zorgwoning
Een gebouw of een
zelfstandig gedeelte van een gebouw aangepast voor de huisvesting van
personen die niet zelfstandig kunnen wonen en hun verzorgers, gericht
op het verlenen van zorg.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing
van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak
ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil
tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of
een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de
onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels
(en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en
dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil
tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen
gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen,
zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen
bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de
buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte
bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 lengte, breedte of diepte van een bouwwerk:
tussen (de
lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart
van gemeenschappelijke scheidingsmuren).
2.7 ondergeschikte bouwdelen
- bij het meten
worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen,
gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, erkers en
overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding
van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen of maximaal toegelaten
bebouwingsoppervlakte niet meer dan 1 meter bedraagt; voor dakopbouwen
ten aanzien van de goot- en bouwhoogte mag de overschrijding niet meer
dan 1.5 meter bedragen;
- bij het meten
van de goothoogte en de bepaling ten aanzien van de dakhelling worden
dakkapellen buiten beschouwing gelaten.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1
Bestemmingsomschrijving
De voor
‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- bedrijven,
opslag en installaties, met dien verstande dat:
- uitsluitend
bedrijven als genoemd in de categorieën 1 en 2 van de Staat van
Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in bijlage 1, zijn toegestaan;
- geluidzoneringsplichtige
inrichtingen niet zijn toegestaan;
- risicovolle
inrichtingen niet zijn toegestaan;
- vuurwerkbedrijven
niet zijn toegestaan;
- een verkooppunt
voor motorbrandstoffen zonder lpg uitsluitend ter plaatse van de
aanduiding 'verkooppunt mortorbrandstoffen zonder lpg';
- een
detailhandelsvestiging specifiek voor medische artikelen ter plaatse
van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - medische
detailhandel';
- parkeren ten
behoeve van nabijgelegen functies ter plaatse van de aanduiding
'parkeerterrein';
- zelfstandige
woningen op de 1e verdieping of hoger uitsluitend ter plaatse van
de aanduiding 'wonen';
- per bestemmingsvlak
is maximaal één bedrijfswoning per bedrijf toegestaan;
- in afwijking van
het bepaalde in artikel
3 lid 1 sub a onder 1 zijn uitsluitend bedrijven in de
categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan indien
aangeduid op de verbeelding;
met daarbij
behorende gebouwen, andere bouwwerken, overkappingen, tuinen, erven,
terreinen, water, waterlopen, groenvoorzieningen en
parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op de tot
‘Bedrijf’ bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd
bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
3.2.1
Bedrijfsgebouwen
voor gebouwen en
overkappingen de volgende regels gelden:
- een
bedrijfsgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- in afwijking van
het bepaalde in artikel
3 lid 2.1 sub a is een overkapping toegestaan met een
bouwhoogte van maximaal 6 m ter plaatse van de ‘specifieke
bouwaanduiding – overkapping’;
- de bouwpercelen
binnen de bouwvlakken mogen volledig worden bebouwd tenzij een
bebouwingspercentage (%) is aangegeven, in welk geval het
bebouwingspercentage van de gebouwen per bedrijf niet meer mag bedragen
dan het ter plaatse van de aanduiding ‘maximum
bebouwingspercentage (%)’ aangegeven percentage;
- de goot- en
bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mogen niet meer dan de ter plaatse
van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte
bedragen;
- de dakhelling
mag niet meer bedragen dan 60°;
3.2.2
Bedrijfswoningen
voor
bedrijfswoningen de volgende regels gelden:
- een
bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- het aantal
bedrijfswoningen bedraagt maximaal 1 woning per bedrijf dan wel het
bestaande aantal bedrijfswoningen indien meer;
- de goot- en
bouwhoogte van een bedrijfswoning mogen niet meer dan de ter plaatse
van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte
bedragen;
- de dakhelling
van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 60°;
- aanbouwen,
uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen met een minimale afstand
van 3 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd;
- de afstand tot
de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in
de perceelgrens wordt gebouwd;
- de goothoogte
van een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping mag niet meer dan 3
m bedragen, met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd
tot niet meer dan 0,25m boven de vloer van de eerste verdieping van het
hoofdgebouw;
- de goothoogte
van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
- de bouwhoogte
van een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping mag niet meer dan 5
m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte minimaal 2 m lager is
dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
- in afwijking van
het bepaalde onder artikel
3 lid 2.2 sub i mag de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw,
bijgebouw of overkapping niet hoger zijn dan de bouwhoogte van het
hoofdgebouw, indien dat hoofdgebouw bestaat uit maximaal 1 bouwlaag;
- de maximale
gezamenlijke oppervlakte aan aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en
overkappingen bedraagt 50 m², met dien verstande dat de
gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50% van de
oppervlakte van het achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het
verlengde daarvan gelegen bouwperceel, verminderd met de oppervlakte
van het hoofdgebouw;
- in afwijking van
het bepaalde in artikel
3 lid 2.2 sub k mag, indien het perceel een oppervlakte van
tenminste 1.000 m² heeft, de gezamenlijke oppervlakte van
aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en/of overkappingen 60 m² per
perceel bedragen.
- de dakhelling
van een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping mag niet meer
bedragen dan de dakhelling van het hoofdgebouw, met een maximum van
60°;
- als dakvormen
van vrijstaande bijgebouwen of vrijstaande overkappingen zijn
uitsluitend platte daken, zadeldaken, schilddaken en/of tentdaken
toegestaan;
- in afwijking van
het bepaalde in artikel
3 lid 2.2 sub a tot en met artikel
3 lid 2.2 sub n geldt dat afwijkingen in de genoemde maten,
zoals die bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het
ontwerp van dit plan, gelden als minimale danwel maximale maat.
3.2.3
Andere bouwwerken
voor overige
andere bouwwerken de volgende regels gelden:
- de bouwhoogte
van erfafscheidingen mag, indien zij vóór de voorgevel of
een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde
daarvan worden opgericht, niet meer dan 1 m bedragen;
- in overige
gevallen mag de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2 m
bedragen;
- de bouwhoogte
van overige andere bouwwerken mag niet meer dan 3 meter bedragen.
3.3
Nadere eisen
Burgemeester en
wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen
van de bebouwing, ten behoeve van:
- een goede
woonsituatie;
- de
verkeersveiligheid;
- de
milieusituatie;
- de sociale
veiligheid;
- de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik,
strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van
de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven die niet zijn
genoemd in de categorieën 1 en 2 van de Staat van
Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in bijlage 1;
- het gebruik van
de gronden en bouwwerken ten behoeve van buitenopslag voor de voorgevel
van het hoofdgebouw.
Artikel 4 Bedrijf - Gasontvangstation
4.1
Bestemmingsomschrijving
- de aanleg en
instandhouding van een gasontvangstation;
- de bovengrondse
en ondergrondse leidingen en toebehorend;
- bij
deze bestemming behorende voorzieningen als zoals wegen,
paden, parkeervoorzieningen, lichtvoorzieningen, erf- en
terreinafscheidingen en groen.
4.2.1
Algemeen
Uitsluitend zijn
toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten
dienste van de bestemming staat.
4.2.2 Gebouwen
voor gebouwen de
volgende regels gelden:
- een gebouw mag
uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- de goot- en
bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de ter plaatse van de
aanduiding 'bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte bedragen.
4.2.3
Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, geldt dat:
- de bouwhoogte
voor erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3
meter;
- de bouwhoogte
voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet
meer dan 6 meter bedragen.
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
5.1
Bestemmingsomschrijving
De voor '
Bedrijf
- Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor
nutsvoorzieningen met de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken,
tuinen, erven, parkeervoorzieningen en terreinen.
5.2 Bouwregels
Op de tot
'Bedrijf - Nutsvoorziening' bestemde gronden mogen uitsluitend worden
gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande
dat:
5.2.1 Gebouwen
voor gebouwen de
volgende regels gelden:
- een gebouw mag
uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- de goot- en
bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de ter plaatse van de
aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte
bedragen.
5.2.2
Andere bouwwerken
- de bouwhoogte
van overige andere bouwwerken mag niet meer dan 2 m bedragen.
5.3
Nadere eisen
Burgemeester en
wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van
de bebouwing, ten behoeve van:
- een goede
woonsituatie;
- de
verkeersveiligheid;
- de
milieusituatie;
- de sociale
veiligheid;
- de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 6 Detailhandel
6.1
Bestemmingsomschrijving
De voor
'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- detailhandel;
- wonen,
uitsluitend op de bovenliggende bouwlagen.
met de daarbij
behorende wegen en paden, groenvoorzieningen en
parkeervoorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op de tot
'Detailhandel' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd
bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
6.2.1 Gebouwen en overkappingen
voor
gebouwen en overkappingen de volgende regels gelden:
- een hoofdgebouw
mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- aanbouwen,
uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het
bouwvlak worden gebouwd;
- de goot- en
bouwhoogte van een gebouw mogen niet meer dan de ter plaatse van de
aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte
bedragen;
- het aantal
woningen bedraagt maximaal 1 woning per perceel tenzij ten tijde van de
terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan meer woningen
aanwezig waren in welk geval dat aantal als maximum geldt;
- de dakhelling
mag niet meer bedragen dan 60°;
- aanbouwen,
uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen met een minimale afstand
van 3 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd;
- de afstand tot
de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in
de perceelgrens wordt gebouwd;
- de goothoogte
van een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping mag niet meer dan 3
m bedragen, met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd
tot niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van
het hoofdgebouw;
- de goothoogte
van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
- de bouwhoogte
van een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping mag niet meer dan 5
m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte minimaal 2 m lager is
dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
- in afwijking van
het bepaalde onder artikel
6 lid 2.1 sub j mag de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw,
bijgebouw of overkapping niet hoger zijn dan de bouwhoogte van het
hoofdgebouw, indien dat hoofdgebouw bestaat uit maximaal 1 bouwlaag;
- de maximale
gezamenlijke oppervlakte aan aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en
overkappingen buiten het bouwvlak bedraagt 50 m² per perceel, met
dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen
dan 50% van de oppervlakte van het achter de voorgevel van het
hoofdgebouw en het verlengde daarvan gelegen bouwperceel, verminderd
met de oppervlakte van het hoofdgebouw;
- in afwijking van
het bepaalde in artikel
6 lid 2.1 sub l mag, indien het perceel een oppervlakte van
tenminste 1.000 m² heeft, de gezamenlijke oppervlakte van
aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en/of overkappingen 60 m² per
perceel bedragen;
- de dakhelling
van een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping mag niet meer
bedragen dan de dakhelling van het hoofdgebouw, met een maximum van 60
graden;
- als dakvormen
van vrijstaande bijgebouwen of vrijstaande overkappingen zijn
uitsluitend platte daken, zadeldaken, schilddaken en/of tentdaken
toegestaan.
6.2.2
Andere bouwwerken
voor overige
andere bouwwerken de volgende regels gelden:
- de bouwhoogte
van erfafscheidingen mag, indien zij vóór de voorgevel of
een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde
daarvan worden opgericht, niet meer dan 1 m bedragen;
- in overige
gevallen mag de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2 m
bedragen;
- de bouwhoogte
van overige andere bouwwerken mag niet meer dan 3 meter bedragen.
6.3
Nadere eisen
Burgemeester en
wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van
de bebouwing, ten behoeve van:
- een goede
woonsituatie;
- de
verkeersveiligheid;
- de
milieusituatie;
- de sociale
veiligheid;
- de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig
gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het
gebruik voor:
- verkooppunten
voor motorbrandstoffen;
- seksinrichtingen.
Artikel 7 Gemengd
7.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd'
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- kantoren en
dienstverlening;
- medische
voorziening;
- wonen;
- ter plaatse van
de aanduiding 'detailhandel' is tevens detailhandel toegestaan;
- ter plaatse van
de aanduiding 'sportschool' is tevens een sportschool toegestaan.
met daarbij
behorende gebouwen, andere bouwwerken, entreeportalen, tuinen, erven,
terreinen, wegen, paden, parkeervoorzieningen, water en
groenvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
Op de tot
'Gemengd' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd
bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
7.2.1 Gebouwen en overkappingen
voor
gebouwen en overkappingen de volgende regels gelden:
- een hoofdgebouw
mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- aanbouwen,
uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het
bouwvlak worden gebouwd;
- het aantal
woningen bedraagt maximaal 1 woning per perceel tenzij ten tijde van de
terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan meer woningen
aanwezig waren in welk geval dat aantal als maximum geldt;
- de goot- en
bouwhoogte van een gebouw mogen niet meer dan de ter plaatse van de
aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte
bedragen;
- de dakhelling
mag niet meer bedragen dan 60°;
- aanbouwen,
uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen met een minimale afstand
van 3 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd;
- de afstand tot
de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in
de perceelgrens wordt gebouwd;
- de goothoogte
van een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping mag niet meer dan 3
m bedragen, met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd
tot niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van
het hoofdgebouw;
- de goothoogte
van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
- de bouwhoogte
van een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping mag niet meer dan 5
m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte minimaal 2 m lager is
dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
- in afwijking van
het bepaalde onder artikel
7 lid 2.1 sub j mag de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw,
bijgebouw of overkapping niet hoger zijn dan de bouwhoogte van het
hoofdgebouw, indien dat hoofdgebouw bestaat uit maximaal 1 bouwlaag;
- de maximale
gezamenlijke oppervlakte aan aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en
overkappingen buiten het bouwvlak bedraagt 50 m² per perceel, met
dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen
dan 50% van de oppervlakte van het achter de voorgevel van het
hoofdgebouw en het verlengde daarvan gelegen bouwperceel, verminderd
met de oppervlakte van het hoofdgebouw;
- in afwijking van
het bepaalde in artikel
7 lid 2.1 sub l mag, indien het perceel een oppervlakte van
tenminste 1.000 m² heeft, de gezamenlijke oppervlakte van
aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en/of overkappingen 60 m² per
perceel bedragen.
- de dakhelling
van een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping mag niet meer
bedragen dan de dakhelling van het hoofdgebouw, met een maximum van 60
graden;
- als dakvormen
van vrijstaande bijgebouwen of vrijstaande overkappingen zijn
uitsluitend platte daken, zadeldaken, schilddaken en/of tentdaken
toegestaan.
7.2.2
Andere bouwwerken
voor overige
andere bouwwerken de volgende regels gelden:
- de bouwhoogte
van erfafscheidingen mag, indien zij vóór de voorgevel of
een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde
daarvan worden opgericht, niet meer dan 1 m bedragen;
- in overige
gevallen mag de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2 m
bedragen;
- de bouwhoogte
van overige andere bouwwerken mag niet meer dan 3 meter bedragen.
7.3
Nadere eisen
Burgemeester en
wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van
de bebouwing, ten behoeve van:
- een goede
woonsituatie;
- de
verkeersveiligheid;
- de
milieusituatie;
- de sociale
veiligheid;
- de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4
Afwijken van de bouwregels
Met een
omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel
7 lid 2.1 sub c in die zin dat de gronden en bouwwerken worden
gebruikt voor een uitbreiding met één woning per
hoofdgebouw, met dien verstande dat:
- er geen
zelfstandige bewoning in de kapverdieping boven de tweede bouwlaag
plaatsvindt;
- de
karakteristiek en typologie van de woning behouden blijft;
- dit niet leidt
tot een onevenredige verhoging van de parkeerdruk of tot extra
autoverkeer in een mate, waardoor het woonklimaat in onevenredige mate
kan worden aangetast;
Artikel 8 Groen
8.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen'
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groenvoorzieningen,
paden, speelvoorzieningen, parkeerstroken, waterhuishoudkundige
voorzieningen;
- een speeltuin,
ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin'.
met daarbij
behorende andere bouwwerken en verhardingen.
8.2 Bouwregels
Op de tot 'Groen'
bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- andere
bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de
bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen en de gezamenlijke
oppervlakte per perceel niet meer dan 10 m2;
- ter plaatste van
de aanduiding 'speeltuin' mag een gebouw uitsluitend binnen
het bouwvlak worden gebouwd;
- ter plaatse van
de aanduiding 'bijgebouw' is tevens een bijgebouw met een maximum
oppervlak van 6 m2 en een maximum bouwhoogte
van 2,5 m toegestaan;
- de goot- en
bouwhoogte van een gebouw mogen niet meer dan de ter plaatse van de
aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte
bedragen.
8.3
Nadere eisen
Burgemeester en
wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van
de andere bouwwerken, ten behoeve van:
- een goede
woonsituatie;
- de
verkeersveiligheid;
- de
milieusituatie;
- de sociale
veiligheid;
- de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 9 Horeca
9.1
Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- horecabedrijven
uit categorie 1 en 2 van de bij deze regels behorende bijlage 4 'Staat
van Horeca-activiteiten';
- bedrijfswoningen,
uitsluitend voor zover het bestaande bedrijfswoningen betreft,
met
de daarbij behorende tuinen, erven,
terreinen, parkeervoorzieningen, (ontsluitings)wegen, paden, laad-
en losplaatsen, waterhuishoudkundige
voorzieningen, nutsvoorzieningen en bouwwerken.
9.2 Bouwregels
Op de tot
'Horeca' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd
bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
9.2.1 Gebouwen en overkappingen
voor gebouwen en
overkappingen de volgende regels gelden:
- een hoofdgebouw
mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- aanbouwen,
uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het
bouwvlak worden gebouwd;
- het aantal
woningen bedraagt maximaal 1 woning per perceel tenzij ten tijde van de
terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan meer woningen
aanwezig waren in welk geval dat aantal als maximum geldt;
- de goot- en
bouwhoogte van een gebouw mogen niet meer dan de ter plaatse van de
aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte
bedragen;
- de dakhelling
mag niet meer bedragen dan 60°;
- aanbouwen,
uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen met een minimale afstand
van 3 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd;
- de afstand tot
de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in
de perceelgrens wordt gebouwd;
- de goothoogte
van een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping mag niet meer dan 3
m bedragen, met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd
tot niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van
het hoofdgebouw;
- de goothoogte
van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
- de bouwhoogte
van een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping mag niet meer dan 5
m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte minimaal 2 m lager is
dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
- in afwijking van
het bepaalde onder artikel
9 lid 2.1 sub j mag de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw,
bijgebouw of overkapping niet hoger zijn dan de bouwhoogte van het
hoofdgebouw, indien dat hoofdgebouw bestaat uit maximaal 1 bouwlaag;
- de maximale
gezamenlijke oppervlakte aan aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en
overkappingen buiten het bouwvlak bedraagt 50 m² per perceel, met
dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen
dan 50% van de oppervlakte van het achter de voorgevel van het
hoofdgebouw en het verlengde daarvan gelegen bouwperceel, verminderd
met de oppervlakte van het hoofdgebouw;
- in afwijking van
het bepaalde in artikel
9 lid 2.1 sub l mag, indien het perceel een oppervlakte van
tenminste 1.000 m² heeft, de gezamenlijke oppervlakte van
aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en/of overkappingen 60 m² per
perceel bedragen;
- de dakhelling
van een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping mag niet meer
bedragen dan de dakhelling van het hoofdgebouw, met een maximum van 60
graden;
- als dakvormen
van vrijstaande bijgebouwen of vrijstaande overkappingen zijn
uitsluitend platte daken, zadeldaken, schilddaken en/of tentdaken
toegestaan.
9.2.2
Andere bouwwerken
voor overige
andere bouwwerken de volgende regels gelden:
- de bouwhoogte
van erfafscheidingen mag, indien zij vóór de voorgevel of
een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde
daarvan worden opgericht, niet meer dan 1 m bedragen;
- in overige
gevallen mag de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2 m
bedragen;
- de bouwhoogte
van overige andere bouwwerken mag niet meer dan 3 meter bedragen.
9.3
Nadere eisen
Burgemeester en
wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van
de andere bouwwerken, ten behoeve van:
- een goede
woonsituatie;
- de
verkeersveiligheid;
- de
milieusituatie;
- de sociale
veiligheid;
- de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig
gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 20 wordt in
elk geval gerekend het gebruik voor:
- een
seksinrichting;
- een
automatenhal;
- een coffeeshop.
Artikel 10 Kantoor
10.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor'
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- kantoren;
- ter plaatse van
de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - garageboxen' zijn tevens
garageboxen toegestaan.
met daarbij
behorende gebouwen, andere bouwwerken, tuinen, erven, terreinen,
parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
Op de tot
'kantoor' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd
bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
10.2.1 Gebouwen en overkappingen
voor gebouwen en
overkappingen de volgende regels gelden:
- een hoofdgebouw
mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- aanbouwen,
uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het
bouwvlak worden gebouwd;
- de goot- en
bouwhoogte van een gebouw mogen niet meer dan de ter plaatse van de
aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte
bedragen;
- het aantal
woningen bedraagt maximaal 1 woning per perceel tenzij ten tijde van de
terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan meer woningen
aanwezig waren in welk geval dat aantal als maximum geldt;
- de dakhelling
mag niet meer bedragen dan 60°;
- aanbouwen,
uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen met een minimale afstand
van 3 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd;
- de afstand tot
de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in
de perceelgrens wordt gebouwd;
- de goothoogte
van een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping mag niet meer dan 3
m bedragen, met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd
tot niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van
het hoofdgebouw;
- de goothoogte
van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
- de bouwhoogte
van een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping mag niet meer dan 5
m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte minimaal 2 m lager is
dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
- in afwijking van
het bepaalde onder artikel
10 lid 2.1 sub j mag de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw,
bijgebouw of overkapping niet hoger zijn dan de bouwhoogte van het
hoofdgebouw, indien dat hoofdgebouw bestaat uit maximaal 1 bouwlaag;
- de maximale
gezamenlijke oppervlakte aan aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en
overkappingen buiten het bouwvlak bedraagt 50 m² per perceel,
met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag
bedragen dan 50% van de oppervlakte van het achter de voorgevel van het
hoofdgebouw en het verlengde daarvan gelegen bouwperceel, verminderd
met de oppervlakte van het hoofdgebouw;
- in afwijking van
het bepaalde artikel
10 lid 2.1 sub l mag, indien het perceel een oppervlakte van
tenminste 1.000 m² heeft, de gezamenlijke oppervlakte van
aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en/of overkappingen 60 m² per
perceel bedragen;
- de dakhelling
van een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping mag niet meer
bedragen dan de dakhelling van het hoofdgebouw, met een maximum van 60
graden;
- als dakvormen
van vrijstaande bijgebouwen of vrijstaande overkappingen zijn
uitsluitend platte daken, zadeldaken, schilddaken en/of tentdaken
toegestaan.
10.2.2
Andere bouwwerken
voor overige
andere bouwwerken de volgende regels gelden:
- de bouwhoogte
van erfafscheidingen mag, indien zij vóór de voorgevel of
een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde
daarvan worden opgericht, niet meer dan 1 m bedragen;
- in overige
gevallen mag de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2 m
bedragen;
- de bouwhoogte
van overige andere bouwwerken mag niet meer dan 3 meter bedragen.
10.3
Nadere eisen
Burgemeester en
wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van
de andere bouwwerken, ten behoeve van:
- een goede
woonsituatie;
- de
verkeersveiligheid;
- de
milieusituatie;
- de sociale
veiligheid;
- de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 11 Maatschappelijk
11.1
Bestemmingsomschrijving
De voor
'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- een
verpleeghuis, ter plaatse van de aanduiding ’specifieke vorm van
maatschappelijk – verpleeghuis
- een
zorgwoningen;, ter plaatse van de aanduiding ‘zorgwoning’;
- een
begraafplaats, ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
- een
gezondheidzorginstelling, ter plaatse van de aanduiding
'gezondheidzorg';
- een
onderwijsinstelling, ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs';
- een sporthal,
ter plaatse van de aanduiding 'sporthal';
- een sportzaal,
ter plaatse van de aanduiding 'sportzaal';
- een religieuze
instelling, ter plaatse van de aanduiding 'religie';
- een theater, ter
plaatse van de aanduiding 'theater';
- verenigingsleven,
ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven';
- een zwembad, ter
plaatse van de aanduiding 'zwembad';
- per bouwperceel
is één dienstwoning toegestaan;
- een
sportvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'sport';
- een
parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding
‘parkeerterrein’.
met daarbij
behorende gebouwen, andere bouwwerken, tuinen, erven, terreinen,
parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.
11.2 Bouwregels
Op de tot
'Maatschappelijk' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd
bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
11.2.1 Gebouwen en overkappingen
voor gebouwen en
overkappingen de volgende regels gelden:
- een hoofdgebouw
mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- indien in een
bouwvlak geen bebouwingspercentage is aangegeven, mag dit vlak geheel
bebouwd worden;
- indien binnen
een bestemmingsvlak een bouwvlak en een bebouwingspercentage zijn
aangegeven is het bebouwingspercentage van toepassing op de gronden
binnen het bouwvlak;
- aanbouwen,
uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het
bouwvlak worden gebouwd;
- de dakhelling
mag niet meer bedragen dan 60°;
- de goot- en
bouwhoogte van een gebouw mogen niet meer dan de ter plaatse van de
aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte
bedragen;
- aanbouwen,
uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen met een minimale afstand
van 3 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd;
- de afstand tot
de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in
de perceelgrens wordt gebouwd;
- de goothoogte
van een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping mag niet meer dan 3
m bedragen, met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd
tot niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van
het hoofdgebouw;
- de goothoogte
van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
- de bouwhoogte
van een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping mag niet meer dan 5
m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte minimaal 2 m lager is
dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
- in afwijking van
het bepaalde onder artikel
11 lid 2.1 sub k mag de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw,
bijgebouw of overkapping niet hoger zijn dan de bouwhoogte van het
hoofdgebouw, indien dat hoofdgebouw bestaat uit maximaal 1 bouwlaag;
- de maximale
gezamenlijke oppervlakte aan aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en
overkappingen buiten het bouwvlak bedraagt 50 m² per perceel,
met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag
bedragen dan 50% van de oppervlakte van het achter de voorgevel van het
hoofdgebouw en het verlengde daarvan gelegen bouwperceel, verminderd
met de oppervlakte van het hoofdgebouw;
- in afwijking van
het bepaalde onder artikel
11 lid 2.1 sub m mag, indien het perceel een oppervlakte van
tenminste 1.000 m² heeft, de gezamenlijke oppervlakte van
aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en/of overkappingen 60 m² per
perceel bedragen;
- ter plaatse van
de aanduiding 'geen nieuwe bebouwing toegestaan' is geen nieuwe
bebouwing toegestaan;
- de dakhelling
van een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping mag niet meer
bedragen dan de dakhelling van het hoofdgebouw, met een maximum van 60
graden;
- als dakvormen
van vrijstaande bijgebouwen of vrijstaande overkappingen zijn
uitsluitend platte daken, zadeldaken, schilddaken en/of tentdaken
toegestaan.
11.2.2
Andere bouwwerken
voor overige
andere bouwwerken de volgende regels gelden:
- de bouwhoogte
van erfafscheidingen mag, indien zij vóór de voorgevel of
een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde
daarvan worden opgericht, niet meer dan 1 m bedragen;
- in overige
gevallen mag de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2 m
bedragen;
- de bouwhoogte
van overige andere bouwwerken mag niet meer dan 3 meter bedragen.
11.3
Nadere eisen
Burgemeester en
wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van
de andere bouwwerken, ten behoeve van:
- een goede
woonsituatie;
- de
verkeersveiligheid;
- de
milieusituatie;
- de sociale
veiligheid;
- de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 12 Tuin
12.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin'
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- Tuin behorende
bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen, met daarbij
behorende andere bouwwerken en paden;
- Ter plaatse van
de specifieke bouwaanduiding 'overbouwing' is tevens een overbouwing
toegestaan.
12.2
Bouwregels
Op de tot 'Tuin'
bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken ten
dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
- de bouwhoogte
van erfafscheidingen niet meer dan 1 m mag bedragen;
- de bouwhoogte
van speeltoestellen niet meer dan 3 m mag bedragen;
- de bouwhoogte
van pergola's niet meer dan 2,50 m mag bedragen;
- de bouwhoogte
van overige andere bouwwerken niet meer dan 2 m mag bedragen;
- ter plaatse van
de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - toren' een toren van 15 m is
toegestaan;
- er geen
overkappingen en zwembaden mogen worden gebouwd.
12.3
Nadere eisen
Burgemeester en
wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van
de andere bouwwerken, ten behoeve van:
- een goede
woonsituatie;
- de
verkeersveiligheid;
- de
milieusituatie;
- de sociale
veiligheid;
- de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.4
Afwijken van de bouwregels
12.4.1
Afwijkingsbevoegdheid
Mits geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld,
de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale
veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan
met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in
artikel
12 lid 2 ten behoeve van de bouw van:
- erker, entree-
of tochtportaal aan het op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouw,
met dien verstande dat:
- de diepte
niet meer dan 1,50 m bedraagt;
- de breedte
ten hoogste 50% van de breedte van het hoofdgebouw bedraagt;
- de erker
niet hoger mag zijn dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het
hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m2
- luifels, met
dien verstande dat de bouwgrens van de aangrenzende woningen met niet
meer dan 1,50 meter wordt overschreden;
- aan- en
uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, tot een afstand van tenminste
1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de aangrenzende woning,
met dien verstande dat:
- de regels
met betrekking tot aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen van
de naastgelegen woonbestemming van overeenkomstige toepassing zijn,
mits de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen
en overkappingen op het betreffende bouwperceel binnen de bestemmingen
'Tuin' en 'Wonen' niet meer bedraagt dan in artikel Wonen is
toegestaan.
12.4.2
Toetsingscriteria
De
omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen
onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de te beschermen
waarden van het beschermd dorpsgezicht;
- het straat- en
bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie.
Artikel 13 Verkeer
13.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer'
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- Ontsluitingswegen
en straten, waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk
gericht op de afwikkeling van het verkeer, met daarbij behorende
groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen,
carpoolplaatsen en andere bouwwerken;
- Ter
plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer -
garageboxen' zijn tevens garageboxen toegestaan;
- Ter plaatse van
de aanduiding 'overbouwing' is tevens een overbouwing toegestaan;
- Ter plaatse van
de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - voetpad' is enkel
langzaamverkeer toegestaan.
13.2
Bouwregels
Op de tot
'Verkeer' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- andere
bouwwerken ten dienste van de bestemming, anders dan rechtstreeks ten
behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, met
dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 9 m mag bedragen;
- ter plaatse van
de aanduiding 'garagebox' mag een garagebox worden gebouwd met een
bouwhoogte van maximaal 3 m.
13.3
Nadere eisen
Burgemeester en
wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van
de andere bouwwerken, ten behoeve van:
- een goede
woonsituatie;
- de
verkeersveiligheid;
- de
milieusituatie;
- de sociale
veiligheid;
- de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 14 Water
14.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water'
aangewezen gronden zijn bestemd voor een vijver, kaden, oevers en de
waterhuishouding, met daarbij behorende andere bouwwerken.
14.2 Bouwregels
Op de tot 'Water'
bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken ten
dienste van de bestemming, met dien verstande dat de bouwhoogte niet
meer dan 2 m mag bedragen.
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en
wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van
de andere bouwwerken, ten behoeve van:
- een goede
woonsituatie;
- de
verkeersveiligheid;
- de
milieusituatie;
- de sociale
veiligheid;
- de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 15 Wonen
15.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen'
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het bestaande
aantal woningen;
- (inpandige)
parkeergarages bij gestapelde woningen ter plaatse van de aanduiding
'parkeergarage';
- volkstuinen, ter
plaatse van de aanduiding 'volkstuinen';
- overbouwingen,
ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'overbouwing';
- een aan huis
verbonden beroep zoals beschreven in bijlage 3, waarvan het
bruto-vloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 25% van het
bruto-vloeroppervlak van de woning, met een maximum van 50 m²;
- ter plaatse van
de aanduiding 'bedrijf' zijn uitsluitend bedrijven toegestaan
in categorie 1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
- ter plaatse van
de aanduiding 'kantoor' is uitsluitend op de begane grond tevens
een kantoor toegestaan;
- ter plaatse van
de aanduiding “dienstverlening” is uitsluitend op de begane
grond dienstverlening toegestaan;
- ter plaatse van
de aanduiding “kinderdagverblijf” is uitsluitend op de
begane
grond een kinderopvang toegestaan;
- ter plaats van
de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk -
dagopvang”, is uitsluitend dagopvang op de begane grond
toegestaan.
met daarbij
behorende gebouwen, andere bouwwerken, tuinen en erven.
15.2 Bouwregels
Op de tot 'Wonen'
bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten
dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
15.2.1 Hoofdgebouwen
voor hoofdgebouwen
de volgende regels gelden:
- een hoofdgebouw
mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- per bouwperceel
is maximaal 1 woning toegestaan; splitsing van een bouwperceel ten
behoeve van nieuwbouw van een tweede woning is niet toegestaan. Hier
geldt de situatie op het moment van de tervisielegging van het
ontwerp-bestemmingsplan als uitgangspunt;
- de goot- en
bouwhoogte van hoofdgebouwen mogen niet meer dan de ter plaatse van de
aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte
bedragen;
- de dakhelling
mag niet meer bedragen dan 60°;
- de bouwhoogte
van hoofdgebouwen mogen niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding
'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte bedragen;
- in afwijking van
het bepaalde onder artikel
15 lid 2.1 sub c tot en met artikel
15 lid 2.1 sub e geldt dat afwijkingen in de genoemde maten,
zoals die bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het
ontwerp van dit plan, gelden als minimale dan wel maximale maat.
15.2.2
Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
voor aanbouwen,
uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen de volgende regels
gelden:
- aanbouwen,
uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen met een minimale afstand
van 3 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd;
- de afstand tot
de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in
de perceelgrens wordt gebouwd;
- ter plaatse van
de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - carports' zijn tevens
carports toegestaan;
- de goothoogte
van een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping mag niet meer dan 3
m bedragen, met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd
tot niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van
het hoofdgebouw indien aangebouwd aan het hoofdgebouw;
- de goothoogte
van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
- de bouwhoogte
van een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping mag niet meer dan 5
m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte minimaal 2 m lager is
dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw of ter plaatse van de aanduiding
'maximale bouwhoogte (m)' de aangegeven hoogte;
- in afwijking van
het bepaalde onder artikel
15 lid 2.2 sub f mag de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw,
bijgebouw of overkapping niet hoger zijn dan de bouwhoogte van het
hoofdgebouw, indien dat hoofdgebouw bestaat uit maximaal 1 bouwlaag;
- de maximale
gezamenlijke oppervlakte aan aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en
overkappingen buiten het bouwvlak bedraagt 50 m² per perceel,
met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag
bedragen dan 50% van de oppervlakte van het achter de voorgevel van het
hoofdgebouw en het verlengde daarvan gelegen bouwperceel, verminderd
met de oppervlakte van het hoofdgebouw,
- in afwijking van
het bepaalde onder artikel
15 lid 2.2 sub g mag, indien het perceel een oppervlakte van
tenminste 1.000 m² heeft, de gezamenlijke oppervlakte van
aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en/of overkappingen 60 m² per
perceel bedragen;
- in afwijking van
het bepaalde onder artikel
15 lid 2.2 sub a tot en met artikel
15 lid 2.2 sub h geldt dat afwijkingen in de genoemde maten,
zoals die bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het
ontwerp van dit plan, gelden als minimale dan wel maximale maat.
- in afwijking van
het bepaalde onder artikel
15 lid 2.2 sub a tot en met artikel
15 lid 2.2 sub i geldt dat op de gronden behorende bij
de aanduiding 'gestapeld' geen aanbouwen,
uitbouwen, bijgebouwen of overkappingen mogen worden
gerealiseerd;
- in afwijking van
het bepaalde onder artikel
15 lid 2.2 sub g en artikel
15 lid 2.2 sub h geldt dat overkappingen van
gemeenschappelijke toegangspaden niet worden meegerekend in de
oppervlaktebepaling;
- de dakhelling
van een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping mag niet meer
bedragen dan de dakhelling van het hoofdgebouw, met een maximum van 60
graden;
- als dakvormen
van vrijstaande bijgebouwen of vrijstaande overkappingen zijn
uitsluitend platte daken, zadeldaken, schilddaken en/of tentdaken
toegestaan.
15.2.3
Overige andere bouwwerken
voor overige
andere bouwwerken de volgende regels gelden:
- de gezamenlijke
oppervlakte van onoverdekte zwembaden mag niet meer dan 50 m²
bedragen, met dien verstande dat deze oppervlakte niet meer mag
bedragen dan 50% van de oppervlakte van het achter de voorgevel van het
hoofdgebouw en het verlengde daarvan gelegen bouwperceel, verminderd
met de oppervlakte van het hoofdgebouw, tenzij de bestaande oppervlakte
meer bedraagt, in welk geval de bestaande oppervlakte als maximum
geldt;
- de bouwhoogte
van erfafscheidingen mag, indien zij vóór de voorgevel of
een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde
daarvan worden opgericht, niet meer dan 1 m bedragen;
- in overige
gevallen mag de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2 m
bedragen;
- de bouwhoogte
van overige andere bouwwerken mag niet meer dan 3 meter bedragen.
15.3
Nadere eisen
Burgemeester en
wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van
de andere bouwwerken, ten behoeve van:
- een goede
woonsituatie;
- de
verkeersveiligheid;
- de
milieusituatie;
- de sociale
veiligheid;
- de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.4
Afwijken van de bouwregels
15.4.1
Afwijkingsbevoegdheid
Met een
omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- het bepaalde
in artikel
15 lid 2.1 sub a in die zin dat het hoofdgebouw ook buiten het
bouwvlak wordt gebouwd tot een maximale diepte van 12 m, mits de
afstand van het hoofdgebouw tot de achterste perceelsgrens ten minste
10 m bedraagt en achter de voorgevel of het verlengde daarvan wordt
gebouwd;
- het bepaalde
in artikel
15 lid 2.1 sub b in die zin dat het aantal woningen in
een bouwperceel meer dan één bedraagt, met dien
verstande dat:
- zelfstandige
bewoning in de kapverdieping niet is toegestaan;
- de
karakteristiek en typologie van het hoofdgebouw in stand wordt gelaten;
- parkeren
slechts is toegestaan op het eigen terrein;
- het bepaalde
in artikel
15 lid 2.2 sub a in die zin dat een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of
overkapping tot minimaal 1 m achter de voorgevel of het verlengde
daarvan wordt gebouwd.
15.4.2
Toetsingscriteria
De
omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen
onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de te beschermen
waarden van het beschermd dorpsgezicht;
- een goede
woonsituatie;
- de
verkeersveiligheid;
- de sociale
veiligheid;
- de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.5
Specifieke gebruiksregels
Tot een met de
bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van
een hoofdgebouw voor meer dan één woning, tenzij het
aantal woningen meer bedraagt;
- het gebruik van
de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten,
anders dan in de vorm van een aan huis verbonden beroep;
- het gebruik van
de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep,
zodanig dat:
- de
beroepsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 25% van de totale
gezamenlijke begane grondvloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op
het bouwperceel;
- de
vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis
verbonden beroep meer bedraagt dan 50 m².
15.6
Afwijken van de gebruiksregels
15.6.1
Afwijkingsbevoegdheid
Met een
omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- het bepaalde
in artikel
15 lid 5 sub a in die zin dat de gronden en bouwwerken worden
gebruikt voor meer dan één woning per hoofdgebouw, met
dien verstande dat:
- in de
kapverdieping geen zelfstandige bewoning zal plaatsvinden;
- de
karakteristiek en typologie van de woning behouden blijft;
- dit niet
leidt tot een onevenredige verhoging van de parkeerdruk of tot extra
autoverkeer in een mate, waardoor het woonklimaat in onevenredige mate
kan worden aangetast;
- het bepaalde
in artikel
15 lid 5 sub b in die zin dat in combinatie met het wonen de
gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van kleinschalige
bedrijfsmatige activiteiten die zijn genoemd in bijlage 2, dan wel naar
de aard en de invloed van de omgeving daarmee gelijk te stellen
bedrijven, met dien verstande dat:
- de
woonfunctie als overwegende functie op het betreffende perceel en/of in
de betreffende woning niet wordt aangetast;
- dit niet
leidt tot een onevenredige verhoging van de parkeerdruk of tot extra
autoverkeer in een mate, waardoor het woonklimaat in onevenredige mate
kan worden aangetast;
- voor zover
de vergunning betrekking heeft op bijgebouwen, ten minste een berging
ten behoeve van de woonfunctie aanwezig is met dien verstande dat deze
berging grondgebonden dient te zijn en de oppervlakte ten minste 6
m² bedraagt;
- de
bedrijfsvloeroppervlakte van de gebouwen niet meer dan 25% van de
totale vloeroppervlakte van de desbetreffende woning bedraagt, met een
maximum van 50 m²;
- het bepaalde
in artikel
15 lid 5 sub c in die zin dat een ruimte in een woning, die is
aangewezen als monument, ten behoeve van kantoor-, dienstverlenings- of
maatschappelijke doeleinden wordt gebruikt, mits;
- de
betreffende functie noodzakelijk is in verband met de instandhouding
van het monument;
- de
woonfunctie als overwegende functie op het betreffende perceel en/of in
de betreffende woning niet wordt aangetast;
- dit niet
leidt tot een onevenredige verhoging van de parkeerdruk of tot extra
autoverkeer in een mate, waardoor het woonklimaat in onevenredige mate
kan worden aangetast;
- voor zover
de vergunning betrekking heeft op bijgebouwen, ten minste een berging
ten behoeve van de woonfunctie aanwezig is met dien verstande dat deze
berging grondgebonden dient te zijn en de oppervlakte ten minste 6
m² bedraagt;
- de
bedrijfsvloeroppervlakte van de gebouwen die gebruikt worden voor
kantoor-, dienstverlenings- of maatschappelijke doeleinden niet meer
dan 50% van de totale vloeroppervlakte van de desbetreffende woning
bedraagt met een maximum van 200 m²;
- het bepaalde in artikel
15 lid 5 sub c in die zin dat een ruimte ten behoeve van een
aan huis verbonden beroep is toegestaan, tot een oppervlakte van
maximaal 100 m², met dien verstande dat:
- de
woonfunctie als overwegende functie op het betreffende perceel en/of in
de betreffende woning niet wordt aangetast;
- dit niet
leidt tot een onevenredige verhoging van de parkeerdruk of tot extra
autoverkeer in een mate, waardoor het woonklimaat in onevenredige mate
kan worden aangetast;
- voor zover
de vergunning betrekking heeft op bijgebouwen, ten minste een berging
ten behoeve van de woonfunctie aanwezig is met dien verstande dat deze
berging grondgebonden dient te zijn en de oppervlakte ten minste 6
m² bedraagt;
- de
oppervlakte van de gebouwen die gebruikt en/of verbouwd worden voor de
beroepsvloeroppervlakte niet meer dan 25% van de totale
vloeroppervlakte van de desbetreffende woning bedraagt.
15.6.2
Toetsingscriteria
De
omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen
onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de te beschermen
waarden van het beschermd dorpsgezicht;
- de woonsituatie;
- de
verkeersveiligheid;
- de sociale
veiligheid;
- de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 16 Wonen - Buitenplaatsen
16.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen -
Buitenplaatsen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- de aanleg en
instandhouding van een buitenplaats, waarbij de instandhouding, het
herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en
cultuurhistorische waarden van de gronden wordt nagestreefd;
- wonen;
- het gebruik als
kantoor;
- maatschappelijke
of sociaal-culturele doeleinden;
- een aan huis
verbonden beroep, waarvan het bruto-vloeroppervlak niet meer mag
bedragen dan 25% van het bruto-vloeroppervlak van de woning, met een
maximum van 50 m².
met
daarbijbehorende gebouwen, verhardingen,
parkeervoorzieningen, tuinen, erven, water, parken, bebossing,
groenvoorzieningen en andere bouwwerken.
16.2 Bouwregels
Op de tot 'Wonen
- Buitenplaatsen' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd
bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
16.2.1 Hoofdgebouwen
voor hoofdgebouwen
de volgende regels gelden:
- een hoofdgebouw
mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- een hoofdgebouw
mag uitsluitend vrijstaand worden gebouwd;
- het aantal
woningen in een bouwvlak mag niet meer dan één bedragen;
- de dakhelling
mag niet meer bedragen dan 60°;
- de goot- en
bouwhoogte van een hoofdgebouw mogen niet meer dan de ter plaatse van
de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte
bedragen;
- in afwijking van
het bepaalde onder d tot en met e geldt dat afwijkingen in de genoemde
maten, zoals die bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van
het ontwerp van dit plan, gelden als minimale dan wel maximale maat.
16.2.2
Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
voor aanbouwen,
uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen de volgende regels
gelden:
- aanbouwen,
uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen met een minimale afstand
van 3 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd;
- de afstand tot
de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in
de perceelgrens wordt gebouwd;
- de goothoogte
van een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping mag niet meer dan 3
m bedragen, met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd
tot niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van
het hoofdgebouw;
- de goothoogte
van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
- de dakhelling
van een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping mag niet meer
bedragen dan de dakhelling van het hoofdgebouw, met een maximum van 60
graden;
- de bouwhoogte
van een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping mag niet meer dan 5
m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte minimaal 2 m lager is
dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw of ter plaatse van de aanduiding
'maximale bouwhoogte (m)' de aangegeven hoogte;
- in afwijking van
het bepaalde onder artikel
16 lid 2.2 sub f mag de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw,
bijgebouw of overkapping niet hoger zijn dan de bouwhoogte van het
hoofdgebouw, indien dat hoofdgebouw bestaat uit maximaal 1 bouwlaag;
- de maximale
gezamenlijke oppervlakte aan aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en
overkappingen buiten het bouwvlak bedraagt 50 m² per perceel,
met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag
bedragen dan 50% van de oppervlakte van het achter de voorgevel van het
hoofdgebouw en het verlengde daarvan gelegen bouwperceel, verminderd
met de oppervlakte van het hoofdgebouw;
- in afwijking van
het bepaalde onder artikel
16 lid 2.2 sub a tot en met artikel
16 lid 2.2 sub h geldt dat afwijkingen in de genoemde maten, zoals
die bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp
van dit plan, gelden als minimale dan wel maximale maat;
- als dakvormen
van vrijstaande bijgebouwen of vrijstaande overkappingen zijn
uitsluitend platte daken, zadeldaken, schilddaken en/of tentdaken
toegestaan.
16.2.3
Overige andere bouwwerken
voor overige
andere bouwwerken de volgende regels gelden:
- de bouwhoogte
van erfafscheidingen mag, indien zij vóór de voorgevel of
een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde
daarvan worden opgericht, niet meer dan 1 m bedragen;
- in overige
gevallen mag de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2 m
bedragen;
- de bouwhoogte
van overige andere bouwwerken mag niet meer dan 3 meter bedragen.
16.3
Nadere eisen
Burgemeester en
wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van
de bouwwerken, ten behoeve van:
- de te beschermen
waarden van de buitenplaats;
- een goede
woonsituatie;
- de
verkeersveiligheid;
- de sociale
veiligheid;
- de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.4
Afwijken van de bouwregels
16.4.1
Afwijkingsbevoegdheid
Met een
omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- het bepaalde in artikel
16 lid 2.1 sub c in die zin dat in een bouwvlak meer woningen
mogen worden gebouwd;
- het bepaalde
in artikel
16 lid 2.1 sub d of artikel
16 lid 2.2 sub e in die zin dat ten behoeve van afwijkende
dakvormen een hogere of geringere dakhelling is toegestaan;
- het bepaalde
in artikel
16 lid 2.2 sub a in die zin dat een aanbouw, uitbouw,
bijgebouw of overkapping tot minimaal 1 m achter de voorgevel of het
verlengde daarvan wordt aangebouwd.
16.4.2
Toetsingscriteria
De
omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien dit
noodzakelijk is ter instandhouding van de buitenplaats en/of ter
bescherming van architectonische belangen van het hoofdgebouw en indien
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de te beschermen
waarden van de buitenplaats;
- de woonsituatie;
- de
verkeersveiligheid;
- de sociale
veiligheid;
- de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.5
Specifieke gebruiksregels
Tot een met de
bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van
een hoofdgebouw voor meer dan één woning;
- het gebruik van
de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten,
anders dan in de vorm van een aan huis verbonden beroep;
- het gebruik van
de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep,
zodanig dat:
- de
beroepsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 25% van de totale
gezamenlijke begane grondvloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op
het bouwperceel;
- de
vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis
verbonden beroep meer bedraagt dan 50 m².
16.6
Afwijken van de gebruiksregels
16.6.1
Afwijkingsbevoegdheid
Met een
omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- het bepaalde
in artikel
16 lid 5 sub a in die zin dat de gronden en bouwwerken worden
gebruikt voor meer dan één woning per bouwperceel, met
dien verstande dat:
- in de
kapverdieping geen zelfstandige bewoning zal plaatsvinden;
- de
karakteristiek en typologie van de woning behouden blijft;
- dit niet
leidt tot een onevenredige verhoging van de parkeerdruk of tot extra
autoverkeer in een mate, waardoor het woonklimaat in onevenredige mate
kan worden aangetast;
- het bepaalde
in artikel
16 lid 5 sub b in die zin dat in combinatie met het wonen de
gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van kleinschalige
bedrijfsmatige activiteiten die zijn genoemd in bijlage 2, dan wel naar
de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen
bedrijven, mits:
- de
woonfunctie als overwegende functie op het betreffende perceel en/of in
de betreffende woning niet wordt aangetast;
- dit niet
leidt tot een onevenredige verhoging van de parkeerdruk of tot extra
autoverkeer in een mate, waardoor het woonklimaat in onevenredige mate
kan worden aangetast;
- voor zover
de vergunning betrekking heeft op bijgebouwen, ten minste een berging
ten behoeve van de woonfunctie aanwezig is met dien verstande dat deze
berging grondgebonden dient te zijn en de oppervlakte ten minste 6
m² bedraagt;
- de
oppervlakte van de gebouwen die gebruikt en/of verbouwd worden voor de
bedrijfsruimte niet meer dan 25% van de totale vloeroppervlakte van de
desbetreffende woning bedraagt, met een maximum van 50 m²;
- het bepaalde
in artikel
16 lid 5 sub c in die zin dat een ruimte in een woning, die
is aangewezen als monument, ten behoeve van kantoor-, dienstverlenings-
of maatschappelijke doeleinden wordt gebruikt, mits:
- de
betreffende functie noodzakelijk is in verband met de instandhouding
van het monument;
- de
woonfunctie als overwegende functie op het betreffende perceel en/of in
de betreffende woning niet wordt aangetast;
- dit niet
leidt tot een onevenredige verhoging van de parkeerdruk of tot extra
autoverkeer in een mate, waardoor het woonklimaat in onevenredige mate
kan worden aangetast;
- voor zover
de vergunning betrekking heeft op bijgebouwen, ten minste een berging
ten behoeve van de woonfunctie aanwezig is met dien verstande dat deze
berging grondgebonden dient te zijn en de oppervlakte ten minste 6
m² bedraagt;
- de
oppervlakte van de gebouwen die gebruikt worden voor kantoor-,
dienstverlenings- of maatschappelijke doeleinden niet meer dan 50% van
de totale vloeroppervlakte van de desbetreffende woning bedraagt met
een maximum van 200 m²;
- het bepaalde
in artikel
16 lid 5 sub c in die zin dat een ruimte ten behoeve van een
aan huis verbonden beroep is toegestaan, tot een oppervlakte van
maximaal 100 m², met dien verstande dat:
- de
woonfunctie als overwegende functie op het betreffende perceel en/of in
de betreffende woning niet wordt aangetast;
- dit niet
leidt tot een onevenredige verhoging van de parkeerdruk of tot extra
autoverkeer in een mate, waardoor het woonklimaat in onevenredige mate
kan worden aangetast;
- voor zover
de vergunning betrekking heeft op bijgebouwen, ten minste een berging
ten behoeve van de woonfunctie aanwezig is met dien verstande dat deze
berging grondgebonden dient te zijn en de oppervlakte ten minste 6
m² bedraagt;
- de
oppervlakte van de gebouwen die gebruikt en/of verbouwd worden voor de
praktijkruimte niet meer dan 25% van de totale vloeroppervlakte van de
desbetreffende woning bedraagt.
16.6.2
Toetsingscriteria
De
omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien dit
noodzakelijk is ter instandhouding van de buitenplaats en/of ter
bescherming van architectonische belangen van het hoofdgebouw en indien
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de te beschermen
waarden van de buitenplaats;
- de woonsituatie;
- de
verkeersveiligheid;
- de sociale
veiligheid;
- de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.7
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
16.7.1
Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Op de tot 'Wonen
- Buitenplaatsen' bestemde gronden is voor de volgende werkzaamheden
een omgevingsvergunning vereist:
- het ophogen van
de bodem;
- het aanleggen,
verbreden of verharden van wegen, banen of parkeergelegenheid en het
aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, met uitzondering van
paden, inritten, terrassen en soortgelijke verhardingen;
- het aanbrengen
van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie of andere
leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
- het rooien van
bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
- het aanleggen
van bos of boomgaard;
- het uitvoeren
van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,30 m, waartoe ook
wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van
drainage en ontginnen;
- het aanleggen
van baad- en speelvijvers met een grotere oppervlakte dan 10 m².
16.7.2
Uitzonderingen
- werken en
werkzaamheden binnen het kader van het op de bestemming gerichte
normale onderhoud en beheer;
- werken en
werkzaamheden die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht
verkrijgt, in uitvoering zijn.
16.7.3
Toetsingscriteria
- De
omgevingsvergunning wordt niet verleend voor werken en werkzaamheden
als bedoeld in artikel
16 lid 7.1 die de landschappelijke en stedenbouwkundige
waarden van de buitenplaats in onevenredige mate kunnen aantasten.
- De
omgevingsvergunning kan slechts worden verleend voor werken en
werkzaamheden als bedoeld in artikel
16 lid 7.1, indien daardoor, dan wel door de daarvan te verwachten
gevolgen, het karakter van de buitenplaatsen niet wordt of niet kan
worden aangetast en/of het aandeel van de toelaatbare bebouwing en
verharding waarvoor de omgevingsvergunning vereist is op een perceel,
niet meer dan 50% van de oppervlakte zou kunnen gaan bedragen.
- De
omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het karakter van de buitenplaats
en de ruimtelijke kwaliteit van het openbare gebied.
Artikel 17 Leiding - Gas
17.1
Bestemmingsomschrijving
De voor "
Leiding
- Gas” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar
voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding
van een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding.
17.2 Bouwregels
Op gronden met de
bestemming “
Leiding
- Gas” mogen uitsluitend worden gebouwd:
- Bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming;
- Voor het bouwen
van de in artikel
17 lid 2 sub a bedoelde bouwwerken mag de bouwhoogte niet meer
bedragen dan 3 m.
17.3
Afwijken van de bouwregels
- Burgemeester en
wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in artikel
17 lid 2 voor de bouw van bouwwerken, indien de veiligheid
met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare
objecten worden toegelaten.
- Alvorens te
beslissen op een aanvraag zoals bedoeld in artikel
17 lid 3 sub a, wint het college van burgemeester en wethouders
schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies
betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en
het voorkomen van schade aan de leiding.
17.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
17.4.1
Uitvoeren van werkzaamheden
Het is verboden
binnen de bestemming "
Leiding
- Gas", zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het
uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de
volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- de werken en
werkzaamheden waarvoor ingevolge de bepalingen van de overigens
voor de desbetreffende gronden geldende bestemming een
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden is vereist;
- het aanbrengen
van gesloten verhardingen;
- het wijzigen van
het peil van het maaiveld door ophoging of afgraving;
- het verrichten
van graafwerkzaamheden;
- het aanbrengen
en of rooien van diepwortelende beplanting en bomen;
- het indrijven
van voorwerpen in de grond;
- het permanent
opslaan van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van
afvalstoffen;
- buis- en
kabelleidingen voor riolering, nutsbedrijven en overeenkomstige
doeleinden.
17.4.2
Uitzonderingen
- werken en
werkzaamheden binnen het kader van het normale onderhoud, beheer of
herstel van de functies, die het plan aan de gronden toekent;
- werken en
werkzaamheden, voor zover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht
worden van het plan, reeds een vergunning is verleend ingevolge de
Ontgrondingenwet;
- werken en
werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in
uitvoering waren;
- werken en
werkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten
of plagen te beperken.
17.4.3
Onderzoek
Een
omgevingsvergunning, als bedoeld in
artikel
17 lid 4.1, kan alleen worden verleend indien de betrokken
leidingbeheerder schriftelijk om advies is gevraagd en is gebleken
dat de veiligheid van de desbetreffende leidingen, of de veiligheid van
de mensen, dieren en goederen niet wordt geschaad.
Artikel 18 Leiding - Hoogspanning
18.1
Bestemmingsomschrijving
De voor "
Leiding
- Hoogspanning” aangewezen gronden zijn, behalve voor de
andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor ondergrondse
hoogspanningsleidingen.
18.2
Bouwregels
- Bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming;
- Voor het bouwen
van de in artikel
18 lid 1 bedoelde bouwwerken geldt de bouwhoogte van bouwwerken ten
behoeve van een 50 kV hoogspanningsleiding mag niet meer bedragen dan 3
m.
18.3
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en
wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in
artikel
18 lid 2 voor de bouw van bouwwerken, indien en voor zover
deze zijn toegestaan voor de in de bestemmingsomschrijving van dit
artikel bedoelde, eveneens voor deze gronden aangegeven, andere
bestemmingen, en, gehoord de betrokken leidingbeheerder, is gebleken
dat hierdoor de belangen van de bescherming van de desbetreffende
leidingen, of de veiligheid van mensen, dieren en goederen, niet
blijvend onevenredig worden geschaad.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
18.4.1
Uitvoeren van werkzaamheden
Het is verboden
binnen de bestemming "
Leiding
- Hoogspanning", zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken en werkzaamheden uit te
voeren of te laten uitvoeren:
- de werken en
werkzaamheden waarvoor ingevolge de bepalingen van de overigens
voor de desbetreffende gronden geldende bestemming een
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden is vereist;
- het aanbrengen
van gesloten verhardingen;
- het wijzigen van
het peil van het maaiveld door ophoging of afgraving;
- het verrichten
van graafwerkzaamheden;
- diepploegen;
- het aanbrengen
van hoogopgaand en/of diep-wortelende beplanting, waaronder
rietbeplanting;
- het indrijven
van voorwerpen in de grond;
- het permanent
opslaan van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van
afvalstoffen;
- buis- en
kabelleidingen voor riolering, nutsbedrijven en overeenkomstige
doeleinden.
18.4.2
Uitzonderingen
- werken en
werkzaamheden binnen het kader van het normale onderhoud, beheer of
herstel van de functies, die het plan aan de gronden toekent;
- werken en
werkzaamheden, voor zover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht
worden van het plan, reeds een vergunning is verleend ingevolge de
Ontgrondingenwet;
- werken en
werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in
uitvoering waren;
- werken en
werkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten
of plagen te beperken;
- werken en
werkzaamheden ten aanzien waarvan door Burgemeester en wethouders is
medegedeeld dat deze, wat aard en omvang betreft, van zodanige
ondergeschikte betekenis zijn, dat voor de uitvoering daarvan geen
omgevingsvergunning wordt vereist.
18.4.3
Onderzoek
Een
omgevingsvergunning, als bedoeld in
artikel
18 lid 4.1, kan alleen worden verleend indien, gehoord de
betrokken leidingbeheerder, is gebleken dat hierdoor de belangen
van de bescherming van de desbetreffende leidingen, of de veiligheid
van mensen, dieren en goederen, niet blijvend onevenredig worden
geschaad
.
Artikel 19 Waarde - Archeologie
19.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde -
Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar
voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het behoud en de
bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
19.2
Bouwregels
19.2.1
Onderzoeksplicht
Voor
bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m², moet alvorens
een omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport
worden overgelegd waarin, naar het oordeel van burgemeester en
wethouders:
- de
archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen
worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
- in voldoende
mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden
bewaard en/of gedocumenteerd.
19.2.2
Nadere voorwaarden
Indien uit het
in
artikel
19 lid 2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische
waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning
zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders
één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan
de omgevingsvergunning:
- de verplichting
tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische
waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting
tot het doen van opgravingen;
- de verplichting
de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten
begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische
monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de
vergunning te stellen kwalificaties.
19.2.3
Uitzonderingen
- het bouwen
gepaard gaat met bodemingrepen van ten hoogste 30 cm onder het
bestaande maaiveld;
- het bouwplan
betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de
oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt
benut, met uitzondering van nieuwe kelders;
- gebouwen ten
hoogste 2,50 m uit de bestaande fundering worden gebouwd.
19.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
19.3.1
Verbodsbepaling
Het
is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van
burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde,
en werkzaamheden uit te voeren, ongeacht het bepaalde in de regels bij
de andere op deze regels van toepassing zijnde bestemmingen:
- het ontgronden,
afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen),
egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend
wijzigen van de bodemstructuur;
- het uitvoeren
van overige gronde bewerkingen;
- het verwijderen
en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
- het aanleggen
van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.
19.3.2
Uitzonderingen
Het
bepaalde in
artikel
19 lid 3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken
zijnde, en werkzaamheden die:
- het normale
onderhoud betreffen;
- reeds in
uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- in het kader van
archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd,
mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
- niet dieper gaan
dan 0,30 m beneden het maaiveld;
- een kleinere
oppervlakte dan 100 m² beslaan.
19.3.3
Voorwaarden
De in
artikel
19 lid 3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend
indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische
waarden van de gronden.
19.3.4
Onderzoeksverplichting
Alvorens
een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde te verlenen, moeten burgemeester en wethouders besluiten dat de
vergunning pas kan worden verleend nadat door de aanvrager een rapport
is overgelegd waarin, naar het oordeel van burgemeester en wethouders:
- de
archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen
worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
- in voldoende
mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden
bewaard en/of gedocumenteerd.
19.3.5
Adviesverplichting
Alvorens een
omgevingsvergunning te verlenen moeten burgemeester en wethouders ten
behoeve van de beoordeling van het rapport advies inwinnen bij een ter
zake deskundige.
19.3.6 Nadere voorwaarden
Indien
uit het in
artikel
19 lid 3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden
van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen
worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één
of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de
omgevingsvergunning:
- de verplichting
tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische
waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting
tot het doen van opgravingen;
- de verplichting
de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten
begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische
monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de
vergunning te stellen kwalificaties.
Artikel 20 Waarde - Beschermd dorpsgezicht
20.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde -
Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere
daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het
herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische, ruimtelijke en
stedenbouwkundige waarden en voor het behoud en herstel van de
infrastructuur, groenstructuur en bebouwingsstructuur van het
beschermde gezicht.
20.2 Bouwregels
De voor 'Waarde -
Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere
daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding
van de bestaande nokrichting en kapvorm bij het bouwen van gebouwen en
andere bouwwerken.
20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
20.3.1
Vergunningplicht
Op de tot 'Waarde
- Beschermd dorpsgezicht' bestemde gronden is voor de volgende werken,
geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunning
vereist:
- het aanleggen,
verbreden, verleggen of verharden van wegen en paden;
- het aanbrengen
of wijzigen van oppervlakteverhardingen;
- het verwijderen
van karakteristieke hekwerken en stoepen;
- het wijzigen van
de inrichting van wegen en paden.
20.3.2
Uitzonderingen
- werken en
werkzaamheden, binnen het kader van het op de bestemming gerichte
normale onderhoud en beheer;
- werken en
werkzaamheden die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht
verkrijgt, in uitvoering zijn.
20.3.3
Voorwaarde
Alvorens de
omgevingsvergunning kan worden verleend wordt overleg gepleegd met de
monumentencommissie.
20.3.4
Toetsingscriteria
De
omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien door de werken
en werkzaamheden als bedoeld in
artikel
20 lid 3.1, dan wel de gevolgen daarvan, geen onevenredige
aantasting ontstaat of kan ontstaan van de waarden van het beschermd
dorpsgezicht.
3 Algemene regels
Artikel 21 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal
in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de
beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 22 Algemene bouwregels
22.1
Onderkeldering
22.1.1
Ondergrondse gebouwen
Ondergrondse
gebouwen zijn uitsluitend toegestaan onder het hoofdgebouw, mits:
- de bouwdiepte
niet meer dan 4 m bedraagt;
- de inrit achter
(het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw wordt
gerealiseerd;
- de bouwhoogte
van de keermuren ten behoeve van de inrit niet meer dan 1,2 m bedraagt,
gemeten vanaf peil;
- in afwijking van
a t/m c geldt dat als de bestaande situatie anders is, deze situatie is
toegestaan.
22.1.2
Afwijkingsmogelijkheid
Met een
omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel
22 lid 1.1 in die zin dat ondergrondse gebouwen worden gebouwd
buiten het hoofdgebouw, mits:
- uitsluitend
bovengrondse gebouwen worden onderkelderd, met aansluitend daaraan
15 m2;
- de gezamenlijke
oppervlakte van bouwwerken, ondergronds danwel bovengronds, niet meer
bedraagt dan 50% van de oppervlakte van het achter de voorgevel van het
hoofdgebouw en het verlengde daarvan gelegen bouwperceel, verminderd
met de oppervlakte van het hoofdgebouw;
- de afstand van
ondergrondse bouwwerken tot de zijdelingse perceelgrens minimaal 1 m
bedraagt;
- de bouwdiepte
van ondergrondse gebouwen niet meer dan 4 m bedraagt;
- de inrit achter
(het verlengde van) de achtergevel van het hoofdgebouw wordt
gerealiseerd;
- de bouwhoogte
van de keermuren ten behoeve van de inrit niet meer dan 1,2 m bedraagt,
gemeten vanaf peil;
- het gebruik van
de ondergrondse gebouwen niet strijdig is met de bestemming;
- de ondergrondse
gebouwen niet gebruikt worden als zelfstandige woning.
22.1.3
Toetsingscriteria
De
omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen
onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de te beschermen
waarden van het beschermd dorpsgezicht;
- het groene
karakter van het perceel;
- de ruimtelijke
kwaliteit van het openbaar gebied;
- de
verkeersveiligheid.
Artikel 23 Algemene gebruiksregels
23.1
Strijdig gebruik
Tot een gebruik,
strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval verstaan:
- het gebruik van
de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk
gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
- het gebruik van
de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen,
grond, bodemspecie en puin voor het storten van vuil, anders dan ten
behoeve van de uitvoering krachtens de bestemming toegelaten
bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- het gebruik van
de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- het gebruik van
de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- het wonen in
vrijstaande bijgebouwen.
23.2
Niet strijdig gebruik
Tot een gebruik,
strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval niet
gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van
weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten, manifestaties en
horecaterrein, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk
voorschrift, vergunning is verleend.
Artikel 24 Algemene afwijkingsregels
24.1
Afwijkingsbevoegdheid
Met een
omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- de bij recht in
het plan gegeven maten, afmetingen, percentages, tot niet meer dan 10%
van die maten, afmetingen en percentages;
- de
bestemmingsregels in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of
de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast,
indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding
geven;
- de
bestemmingsregels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden,
indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft, dit tot een maximum
van 1 m;
- de
bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, in die zin dat deze hoogte ten behoeve van
kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang-
en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
-
de
bestemmingsregels in die zin dat de grenzen van het bouwvlak naar de
buitenzijde niet meer dan 1,5 meter worden overschreden door:
- plinten,
pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatie kanalen en
schoorstenen;
- gevel- en
kroonlijsten en overstekende daken;
- ingangspartijen;
- het oprichten
van antennemasten, die onderdeel zijn van een gebouw, mits de voor dat
gebouw toegestane bouwhoogte met niet meer dan 6 m wordt overschreden;
- het bepaalde ten
aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de
hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke
verhogingen, zoals luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, dit tot een
maximum van 2 meter;
- de
bestemmingsregels in die zin dat licht- en vlaggenmasten mogen worden
gebouwd mits de bouwhoogte niet meer dan 9 m bedraagt.
24.1.1
Toetsingscriteria
De
omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen
onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de te beschermen
waarden van het beschermd dorpsgezicht;
- het groene
karakter van het perceel;
- de ruimtelijke
kwaliteit van het openbare gebied;
- de
verkeersveiligheid.
Artikel 25 Overige regels
25.1
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
25.1.1
Vergunningplicht
Voor de volgende
werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
- het uitvoeren
van grondwerkzaamheden ten behoeve van het realiseren van op- en
afritten naar ondergrondse gebouwen.
25.1.2
Uitzondering
Het bepaalde
in
artikel
25 lid 1 geldt niet voor werken en werkzaamheden die op het
tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn
tenzij daarvoor ook een omgevingsvergunning nodig was.
25.1.3
Toetsingscriteria
De
omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het karakter van de tuin en de
ruimtelijke kwaliteit van het openbare gebied.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 26 Overgangsrecht
26.1
Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat
op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig
of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een
omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits
deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
- na het
teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of
veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen
wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet
gegaan.
- Het bevoegd
gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een
omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een
bouwwerk als bedoeld in artikel
26 lid 1 sub a met maximaal 10%.
- artikel
26 lid 1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die
weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan,
maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
26.2
Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van
grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding
van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden
het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel
26 lid 2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander
met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de
afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het
gebruik, bedoeld in artikel
26 lid 2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan
voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden
dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- artikel
26 lid 2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds
in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder
begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 27 Slotregel
Deze regels
worden aangehaald als: Bestemmingsplan Baarn Noord van de
Gemeente Baarn.