direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Partiële herziening Amersfoort Zuid en Kattenbroek - Marimbastraat 1-29
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00203-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In 1993 is een bouwvergunning verleend voor het bouwen van een appartementengebouw met 15 woningen aan de Marimbastraat 1-29 in Kattenbroek. Dit gebouw heeft in het bestemmingsplan Kattenbroek 2006 en vervolgens in "Chw bestemmingsplan Amersfoort Zuid & Kattenbroek" per abuis de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied gekregen. De voorliggende partiële herziening Chw-bestemmingsplan Amersfoort-Zuid & Kattenbroek - Marimbastraat 1-29, legt de vergunde en bestaande situatie planologisch vast en herstelt daarmee de omissie in het geldende "Chw bestemmingsplan Amersfoort Zuid & Kattenbroek".

1.2 Bestemmingsplan

1.2.1 Oorspronkelijke bestemmingsplan

In het destijds geldende (globale) "bestemmingsplan Amersfoort-Noord", vastgesteld op 11 september 1984, was deze locatie bestemd voor uit te werken Centrale voorzieningen categorie UC-s (stadsdeelvoorzieningen en woondoeleinden). Op grond van artikel 5 van de planvoorschriften waren deze gronden bestemd voor onder meer detailhandels- en horecavoorzieningen, kantoren en dienstverlenende bedrijven, educatieve, sociaal-culturele, sociaal-medische en bijzondere voorzieningen, kleinschalige bedrijven en werkplaatsen en woningen in gestapelde en niet-gestapelde vorm. Deze bestemming is in het Plan van Uitwerking Zielhorst G (vastgesteld op 12 juni 1987) uitgewerkt. De bestemming van de locatie was Kantoren. Op grond van artikel 7 van de planvoorschriften waren deze gronden bestemd voor kantoren in 4 bouwlagen. In artikel 7 lid 3 van de planvoorschriften was een vrijstellingsmogelijkheid opgenomen voor het bouwen van een woongebouw, conform de bepalingen die waren gesteld voor het bouwen van een kantoorgebouw. Op 21 september 1993 is de bouwvergunning met toepassing van deze vrijstellingsmogelijkheid van het bestemmingsplan verleend voor het bouwen van een appartementencomplex met 15 woningen aan de Marimbastraat 1-29 (BVG932744). In het daarna vastgestelde bestemmingsplan is dit appartementengebouw per abuis niet positief bestemd.

1.2.2 Geldend(e) plan(nen)

Binnen het plangebied gelden op dit moment de volgende bestemmingsplannen:

  • "Chw bestemmingsplan Amersfoort Zuid en Kattenbroek" (vastgesteld op 4 september 2018).

Zoals in paragraaf 1.1 Aanleiding is beschreven, is in het geldende bestemmingsplan de verkeerde bestemming opgenomen. In de voorliggende partiële herziening wordt deze omissie hersteld en wordt het appartementendgebouw bestemd als 'Wonen-4' en het omliggende terrein als 'Tuin'.

  • Bestemmingsplan Veegplan B (vastgesteld op 26 september 2017)

Veegplan B heeft betrekking op de archeologische bepalingen van de gemeente Amersfoort. Omdat er niet wordt geroerd in de grond, hebben deze bepalingen geen gevolgen voor de bouw- en gebruiksregels van het appartementencomplex.

1.3 Plangebied

De partiële herziening van "Chw bestemmingsplan Amersfoort Zuid & Kattenbroek" heeft betrekking op een appartementencomplex en bijbehorende groenvoorzieningen. Het complex wordt omgeven door de straten Marimbastraat en de Tamboerijnstraat. De partiële herziening heeft betrekking op huisnummers 1 t/m 29 van de Marimbastraat. Op onderstaande afbeeldingen is een uitsnede te zien van het huidige bestemmingsplan waarop het appartementencomplex de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied heeft. Op de afbeelding daaronder is een satelliet afbeelding te zien met een rood kader voor het betreffende plangebied van deze partiële herziening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00203-0301_0001.png"

Uitsnede uit "Chw bestemmingsplan Amersfoort Zuid en Kattenbroek".

Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00203-0301_0002.png"

Uitsnede vanuit een satellietbeeld met rode omkadering van het plangebied voor de partiële herziening. Bron: Geopoort

1.4 Doelstelling

In artikel 3.1 lid 1 Wet ruimtelijke ordening is bepaald dat de gemeenteraad voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meerdere bestemmingsplannen dient vast te stellen, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in het plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven. Om het perceel Marimbastraat 1-29 weer te voorzien van bestemmingen die in overeenstemming zijn met de feitelijke, vergunde en oorspronkelijke situatie wordt dit bestemmingsplan vastgesteld, waarbij aan het perceel de bestemmingen 'Wonen-4' en 'Tuin' worden toegekend. Zoals hierboven is aangegeven kan een bestemming alleen aan een perceel worden gegeven, indien die bestemming niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Dit document toont aan dat de toe te kennen bestemming niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Na inwerkingtreding van het bestemmingsplan zijn de bestemmingen van het perceel Marimbastraat 1-29 weer in overeenstemming met de feitelijke en vergunde situatie.

1.5 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen:

  • een verbeelding waarop enkel dat deel van de bestemmingen is opgenomen dat wordt gewijzigd met voorliggende partiële herziening;
  • de planregels waarin uitsluitend die onderdelen van de regels zijn opgenomen die wijzigen met voorliggende partiële herziening;
  • een korte toelichting waarin de aanleiding en de achtergronden van de wijzigingen worden beschreven. Hoofdstuk 2 van de toelichting beschrijft de bestaande en nieuwe situatie. Hoofdstuk 3 gaat in op de uitvoerbaarheidsaspecten van het plan. Voor de beleidsaspecten wordt verwezen naar de toelichting van het "Chw bestemmingsplan Amersfoort Zuid & Kattenbroek".

De verbeelding vormt samen met de planregels het bindende deel van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Algemeen ruimtelijk beleid

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de inhoud van het ruimtelijk relevante beleid voor het bestemmen van het pand Marimbastraat 1-29 voor 'Wonen-4' en 'Tuin'. Het beleid vormt het kader van toetsing voor nieuwe ontwikkelingen. Vanwege de beperkte omvang van het project wordt in dit hoofdstuk uitsluitend aandacht besteed aan het relevante gemeentelijke beleid en is het rijks- en provinciaal beleid achterwege gelaten. Er zijn geen belangen van provincie of rijk in het geding.

2.2 Structuurvisie Amersfoort 2030

De gemeenteraad van Amersfoort heeft op 9 juli 2013 de Structuurvisie Amersfoort 2030 vastgesteld. In de Structuurvisie geeft de gemeente Amersfoort onder meer aan, de vitaliteit van de stad te willen vergroten door het woonklimaat nog aantrekkelijker te maken. Hierbij wordt het accent gelegd op binnenstedelijk bouwen. Het verdichten met stedelijke woonmilieus en het intensiveren van de bestaande stad, wordt geconcentreerd rond het Stadshart. Zo krijgt Amersfoort een meer gevarieerde woningvoorraad die voorziet in de woonbehoefte van verschillende doelgroepen en bijdraagt aan het perspectief van de aantrekkelijke en gevarieerde Amersfoortse regio.

Het bestaande gebruik van het appartementencomplex op Marimbastraat 1-29 past bij het principe van binnenstedelijk bouwen en draagt bij aan een gevarieerd woningaanbod. Hiermee sluit het op de juiste wijze bestemmen van het gebruik van dit gebouw aan bij het ruimtelijk beleid van de gemeente Amersfoort, zoals vastgelegd in de Structuurvisie Amersfoort 2030.

2.3 Coalitieakkoord 2018-2022

In juni 2018 is het coalitieakkoord 2018-2022 'Samen aan de slag voor duurzame groei' gepresenteerd. In het coalitieakkoord zijn ambities geformuleerd voor de toekomst van Amersfoort en zijn afspraken gemaakt over het behalen van de doelen die het toekomstbeeld werkelijkheid maken. Verduurzaming, in combinatie met de groei van de stad wordt gezien als de grootste opgave en zal voortvarend en in samenwerking met de stad opgepakt worden.

2.4 Beoordeling gemeentelijk beleid in relatie tot het plangebied

Dit bestemmingsplan omvat geen nieuwe ruimtelijke ontwikkeling. De situatie zoals deze al sinds 1993 bestaat, het gebruik van het perceel ten behoeve van de woonfunctie, wordt opnieuw bestemd. Dit past binnen het algemene ruimtelijke beleid. Er wordt voldaan aan het vereiste van een goede ruimtelijke ordening en er is sprake van een goed woon- en leefklimaat.

Omdat er enkel sprake is van een omissie in het bestemmingsplan, waarbij de bestaande en in 1993 vergunde situatie planologisch wordt gecorrigeerd, zijn overige omgevingsaspecten zoals bodem, luchtkwaliteit etc. niet opnieuw onderzocht. Deze aspecten zijn destijds bij het verlenen van de bouwvergunning, waarbij de vrijstellingsbevoegdheid is toegepast, voldoende afgewogen. Verder wordt voor deze aspecten verwezen naar de toelichting van het vastgestelde "Chw bestemmingsplan Amersfoort Zuid & Kattenbroek".

Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid

3.1 Financiële uitvoerbaarheid

Het project is vanuit gemeentelijk perspectief financieel uitvoerbaar. Het bestemmingsplan legt uitsluitend de bestaande en reeds vergunde situatie vast. De plan- en apparaatskosten worden gedekt uit de gemeentelijke begroting.

3.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

3.2.1 Modelkeuze

In de gemeente Amersfoort is de procedure voor bestemmingsplannen vastgelegd in de notitie “Rol van de Raad in RO-procedures” (vastgesteld op 10 februari 2009). In deze notitie wordt een driedeling gemaakt in soorten bestemmingsplannen. Model 1 volgt de wettelijk voorgeschreven behandeling met een zo beperkt mogelijke procedure. Model 2 voegt hieraan kaderstelling door de raad toe. Model 3 voorziet in de meest uitgebreide behandeling.

Voor het voorliggende bestemmingsplan wordt de procedure behorende bij model 1 gevolgd. Model 1 wordt toegepast bij bestemmingsplannen voor ontwikkelingen met een beperkt karakter die zich in het algemeen afspelen op perceelsniveau. Het presidium heeft op 21-01-2021 ingestemd met het toepassen van model 1 voor dit bestemmingsplan.

3.2.2 Overleg

Op grond van de artikelen 6.18 Bor en 3.1.1 Bro wordt over een project overleg gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Omdat er in casu geen belangen van de betrokken organisaties bij het voorliggende plan zijn betrokken, hoeft geen overleg te worden gepleegd.

3.2.3 Communicatie

Met het voorliggende plan wordt uitsluitend de bestaande en vergunde situatie planologisch vastgelegd. Voor de bekendmaking van het (ontwerp) bestemmingslpan wordt volstaan met de wettelijk voorgeschreven publicaties in de Stadsberichten, de Staatscourant en op de gemeentelijke website.

3.2.4 Vaststelling bestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 8 juli 2021 tot en met 18 augustus 2021 ter inzage gelegen waarbij een ieder de mogelijkheid had een zienswijze over het plan kenbaar te maken aan de gemeenteraad. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

3.3 Handhaving

Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor de daadwerkelijke controle en handhaving ligt op basis van artikel 7.1 van de Wet ruimtelijke ordening bij de gemeente. Daarnaast zijn ook de VROM-Inspectie en de provincie bevoegd tot opsporing van feiten die in het bestemmingsplan strafbaar zijn gesteld. Daarnaast kunnen ook derden belanghebbenden vorderen dat de bepalingen van het bestemmingsplan worden nageleefd.

De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een deugdelijk mutatie-registratiesysteem bij de uitvoering van het bestemmingsplan, onder andere met betrekking tot verleende vergunningen.

Belangrijk aspect van handhaving is daarnaast dat het draagvlak heeft. Het gaat hierbij om bestuurlijk draagvlak, ambtelijk draagvlak en maatschappelijk draagvlak. Een lastig onderwerp als handhaving heeft grote kans om aan de aandacht te ontsnappen of terzijde te worden gelegd als het geen draagvlak heeft. Steun, of in ieder geval begrip, van alle bij de handhaving betrokkenen, is dan ook zeer gewenst. Het bestuurlijke en ambtelijke draagvlak kan worden verkregen door tijdens het opstellen van het handhavingsbeleid regelmatig met elkaar om tafel te zitten, door de ins en outs van handhaving te bespreken, door de behaalde resultaten door te spreken en door toetsbare afspraken met elkaar te maken. Daarnaast is ook de "maatschappij" bij de handhaving betrokken via bijvoorbeeld de wijkbeheerteams en de gemeentelijke wijkmanagers.

Handhaving kan nadrukkelijk plaatsvinden via publiekrechtelijke maar tevens via privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang en het opleggen van een dwangsom ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de belangen van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden. De wijze van toepassing van deze

bevoegdheden is geregeld in afdeling 5.3. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Daarnaast wordt de preventieve handhaving onderscheiden. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen, waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Aan preventieve handhaving wordt bovendien bijgedragen door duidelijke, consistente en handhaafbare bestemmingsregelingen en het geven van goede voorlichting, een en ander in nauw overleg met de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving (Stadsberichten, folders, gemeentelijke website).

In het plan zijn instrumenten van toezicht opgenomen. Genoemd kunnen worden de afwijkingsbevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden en de bevoegdheid om nadere eisen te stellen. Deze instrumenten maken een toetsing mogelijk voordat met de beoogde activiteit (bouwen, gebruiken, het verrichten van werken en/of werkzaamheden) een aanvang wordt gemaakt. De te nemen besluiten op basis van de genoemde bevoegdheden dienen te berusten op een deugdelijke motivering.