direct naar inhoud van 5.5 Water
Plan: Park Schothorst e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00068-0301

5.5 Water

5.5.1 Europees beleid

Kaderrichtlijn water

Op Europees niveau is de Kaderrichtlijn Water uit 2000 van belang. De kaderrichtlijn is een Europese richtlijn die voorschrijft dat de waterkwaliteit van de Europese wateren (vanaf 2015) aan bepaalde eisen moeten voldoen. Deze Kaderrichtlijn gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks hiervan afhankelijk zijn voor verdere achteruitgang worden behoed. Verder wordt een duurzaam gebruik van water bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn. Tot slot wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.

De lidstaten van de EU hebben de kaderrichtlijn uitgewerkt binnen hun eigen wet- en regelgeving.

5.5.2 Nationeel en provinciaal beleid

Waterwet

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Hiermee kan de komende tijd worden voldaan aan de eisen die het waterbeheer van de toekomst stelt aan Nederland. Belangrijk doel van de waterwet was om tot één wet voor waterbeheer te komen in plaats van de 8 verschillende wetten die tot dan toe van kracht waren. Dit levert een belangrijke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningenstelsels en administratieve lasten. Voor onder andere het lozen van afvalwater op het oppervlaktewater, het onttrekken van grondwater of het bouwen van een steiger moet nu één watervergunning worden aangevraagd. In de wet worden ook zoveel mogelijk handelingen met algemene regels gereguleerd, waarbij er geen vergunning meer hoeft te worden aangevraagd.

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een belangrijk element in de Waterwet is de onderverdeling in het bevoegde gezag met betrekking tot directe (rechtstreeks op het oppervlaktewater) en indirecte lozingen (via de gemeentelijke riolering en rioolafvalwaterzuiveringsinstallatie op het oppervlaktewater. De directe lozingen vallen onder de Waterwet, terwijl de indirecte lozingen zijn opgegaan in de Wet Milieubeheer.

Nationale waterplan

Het nationale Waterplan geeft het kader voor het waterbeheer voor Nederland, nu en in de toekomst. Het is in feite het rijksplan voor waterbeheer in Nederland, waarin beschreven is hoe welke maatregelen in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.

In het nationale waterplan is Nederland in diverse gebieden ingedeeld, elk met eigen opgaven en beleidskeuzes rond het thema water. Het plangebied van dit bestemmingsplan valt binnnen het gebied 'Hoog Nederland'. Hoog Nederland omvat grofweg de zandgronden van Nederland, waartoe ook dit gebied behoort. Streefbeeld voor dit gebied is een watersysteem dat op een ecologisch gezonde en duurzame wijze functioneert. Centraal staat een aanpak die gericht is op herstel en reactiveren van natuurlijke processen, zoals het herstel van beken. Eventuele problemen op het gebied van watertekort en wateroverlast moeten zijn aangepakt en tot een beheersbaar niveau zijn teruggebracht.

Voor het plangebied geeft onderstaande kaart van het Waterschap Vallei en Eem een goed beeld van het totale watersysteem. Hierin is te zien dat de singels en het Valleikanaal een belangrijke functie vervullen in de berging van water uit diverse beken in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00068-0301_0061.png"

In het plangebied van dit bestemmingsplan zijn geen beken aanwezig.  

Provinciaal waterplan

Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. De doelstelling van het plan is: een veilig en bewoonbaar land. Het plan geeft de gewenste ontwikkelingen in het waterbeheer in de provincie Utrecht aan. Hierbij is onder andere rekening gehouden met de Europese kaderrichtlijn water. Het thema “water als ordenend principe” loopt als een rode draad door het gehele plan. Dit houdt in dat, voordat er beslissingen worden genomen op ruimtelijk gebied,er wordt bekeken welke gevolgen die hebben voor watersystemen. In het plan zijn provinciale belangen benoemd op het gebied van waterkwaliteit en waterberging, waarmee gemeenten rekening dienen te houden bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Er zijn geen provinciale belangen te beschermen in het plangebied van dit bestemmingsplan.

5.5.3 Beleid waterschap en gemeente

Waterbeheersplan Waterschap Vallei en Eem

In het Waterbeheersplan 2010 - 2015 heeft Waterschap Vallei & Eem zijn ambities en uitvoeringsprogramma vastgelegd voor de periode 2010 tot en met 2015. Het plan bepaalt in grote lijnen de agenda van Waterschap Vallei & Eem voor zes jaar. Dit plan is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied.

Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt in een zone waar overstromingsgevaar geldt bij het falen van de primaire waterkering langs de Eem.

Een primare waterkering is een dijk die beschermd tegen water van grote rivieren, het IJsselmeer, het Markermeer en de zee. Langs de Eem loopt een primaire waterekering tot aan de spoorlijn in Koppel. In onderstaande afbeelding is te zien dat deze waterkering onderdeel uitmaakt van een stelsel aan waterkeringen (Randmeer- en Eemdijken) om water vanuit het IJsselmeer tegen te houden. Indien een van deze dijken zou bezwijken, zou het grootste deel van het plangebied onder water kunnen komen te staan. De dijken voorkomen vooral dat de polders ten noorden van Amersfoort overstromen bij hoogwater in het Ijsselmeergebied. Dit vormt namelijk een van de laagste delen van Amersfoort en omgeving.

Het Waterschap Vallei en Eem kent een hoge waarde toe aan veiligheid. Preventie staat hierbij voorop, overstromingen moeten worden voorkomen. De wettelijk vastgelegde veiligheidsnorm voor die delen van het beheersgebied die door primaire waterkeringen worden beschermd, is dat de kans op overstroming vanuit het IJsselmeer niet groter mag zijn dan 1 op 1250 per jaar. Daarvoor moet het Waterschap zorgen dat de dijken te allen tijde op orde zijn. Daarnaast moet het waterschap adequaat kunnen optreden als onverhoopt toch dijkdoorbraken en overstromingen voorkomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00068-0301_0062.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00068-0301_0063.jpg"

In 2004 heeft het waterschap een toetsing uitgevoerd van de primaire waterkeringen. Gebleken is dat langs de Randmeren en de Eem grote delen, met een lengte van 24 kilometer, niet voldoen aan de normen. Dit is gevolg van het feit dat de Randmeren recent zijn aangewezen als buitenwater (dit zijn wateren als rivierwater en IJsselmeerwater) dat er voor deze waterkeringen zwaardere normen gelden dan voorheen. De tekortkomingen betreffen voornamelijk de stabiliteit, piping (waterstromingen onder de dijken door) en de hoogte.

In 2009 is een nieuwe toetsing uitgevoerd. Het doel voor de primaire keringen is dat de onvoldoende scorende dijken uit de toetsing van 2004 zijn verbeterd in 2013 en de eventueel onvoldoende scorende dijken uit de toetsing van 2009 zijn verbeterd vóór 2016.

Waterplan gemeente Amersfoort

In het waterplan staat de gezamenlijke ambitie van de gemeente Amersfoort, Waterschap Vallei en Eem en Hydron Midden-Nederland beschreven om te komen tot duurzaam en integraal waterbeheer in Amersfoort. In het Waterplan Amersfoort zijn die visie en de hieruit voortvloeiende activiteiten van gemeente, waterschap, waterbedrijf en andere betrokkenen vastgelegd.

In het waterplan Amersfoort gaat het in eerste instantie om het stedelijk gebied van de gemeente Amersfoort, waarbij het watersysteem en de waterketen integraal worden beschouwd. Het Amersfoortse watersysteen is beschreven aan de hand van deelsystemen. Deze worden onderscheiden om rekening te kunnen houden met de variaties in fysieke omstandigheden en gebruik. Per deelgebied zijn accenten gelegd met behulp van de volgende streefbeelden: "water met allure", "water van de wijk" en "water voor natuur".

In het waterplan komen achtereenvolgens de huidige situatie (per deelsysteem), een visie tot 2030 en de doelstellingen om de ambities uit de visie te bereiken. Voor heel Amersfoort gelden een tiental duurzaamheidsprincipes, als toetsingscriteria voor duurzaam en integraal waterbeheer. Deze zijn achtereenvolgens:

  • 1. Voorkom (water)overlast
  • 2. Zorg voor een inrichting en beheer die horen bij de functie
  • 3. Hou wat schoon is schoon
  • 4. Houd de waterbalans gesloten
  • 5. Sluit aan bij natuurlijke processen en kansen
  • 6. Behoud en versterk de aanwezige waarden
  • 7. Zorg voor (multi)functionaliteit, flexibiliteit en beheersbaarheid
  • 8. Wentel problemen niet af (b.v. naar een ander gebied)
  • 9. Werk samen
  • 10. Houd het waterbeheer betaalbaar

Deze duurzaamheidsprincipes zijn aangevuld met een aantal voorwaarden, minimale eisen waaraan inrichting wn beheer van het watersysteem en de waterketen moet voldoen. Afhankelijk van het gebied zijn nog extra ambities geformuleerd aan de hand van streefbeelden. In de figuur hieronder is de samenhang tussen de begrippen te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00068-0301_0064.png"

Grondwaterplan Amersfoort

Het Amersfoortse grondwaterplan is door de gemeenteraad in 2005 vastgesteld. Reden voor het opstellen van dit plan is dat in Amersfoort op een aantal lokaties grondwateroverlast voorkomt en mensen en instanties vaak niet weten wie daarvoor verantwoordelijk is. Overlast van grondwater kan leiden tot natte kruipruimten en vochtige woningen. Beplanting in tuinen kan beperkt worden in de groei door een te natte ondergrond.

Doelstelling van het grondwaterplan is om duidelijkheid te scheppen over verantwoordelijkheden en taken bij grondwateroverlast, om bestaande overlastsituaties aan te pakken en nieuwe overlastsituaties te voorkomen en tot slot om een bijdrage te leveren aan een duurzaam beheer van het grondwater.

5.5.4 Water in relatie tot het plangebied

Bij ruimtelijke plannen geldt vanaf 1 november 2003 de wettelijke verplichting van een waterparagraaf/watertoets. De watertoets is één van de pijlers van het Waterbeleid voor de 21 eeuw, waarin aan water een belangrijke rol in de ruimtelijke ordening is toegekend. Met de watertoets zijn waterbeheerders vroegtijdig in het ruimtelijke ordeningsproces betrokken. De watertoets betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van een waterparagraaf is een samenhangend beeld te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met duurzaam waterbeheer en de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het voorkomen van negatieve effecten op de waterhuishouding staat bij de watertoets voorop. Indien voorkomen echt niet mogelijk is, komen inrichtingsmaatregelen en compensatie in beeld.

Watergangen

Vaste afspraak met het waterschap is dat primaire watergangen, die een belangrijke waterbergende en -afvoerende functie vervullen, in het bestemmingsplan rechtstreeks worden bestemd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00068-0301_0065.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00068-0301_0066.jpg" 

Een belangrijk gegeven voor het stadspark is dat (op de noordkant van vijver Emiclaer na) er geen gebiedsvreemd water vanuit de wijken het stadspark in kan om de waterkwaliteit optimaal te houden. Er is dus sprake van een gesloten waterhuishouding.

Regenwater en grondwater

Het is van belang dat grondwater wordt beschermd tegen vervuiling, ook in stedelijk gebied. Om hieraan bij te dragen mogen bij ruimtelijke ontwikkelingen geen uitloogbare materialen worden gebruikt zoals koper, lood, zink en geïmpregneerd hout op plekken waar die met regenwater in aanraking kunnen komen.

Het regenwater in het plangebied moet zoveel mogelijk worden verwerkt op eigen terrein, bijvoorbeeld door infiltratie in de bodem. Alleen als dit niet mogelijk is, moet het gescheiden worden aangeboden op het gemeentelijk riool.

Riolering

In het totale plangebied komt voor het grootste deel een gemengd rioolstelsel voor. Dit houdt in dat het afvalwater en regenwater (vanaf daken en straten) door één stelsel worden afgevoerd.

Bij nieuwbouw van woningen moet ook een gescheiden stelsel worden aangelegd, dat wordt aangesloten op de bestaande systemen.

Waterberging

In het plangebied zijn geen grote problemen bekend rondom waterberging. Het meeste regenwater infiltreert in de grond en komt uiteindelijk terecht in de Eem of het Valleikanaal. Het stadspark kent een groot oppervlak groen, de inzet is gericht op het zo groen en onverhard mogelijk houden van het gebied.

In het plangebied komen vrijwel geen grote ontwikkelingen voor die invloed kunnen hebben op de waterberging ter plekke. Alleen de ontwikkeling van het nieuwe CNME is een nieuwe planologische situatie. Het oppervlak van het nieuwe gebouw, alsmede het verharde oppervlak neemt ten opzichte van de voorgaande situatie echter nauwelijks toe. Algemeen geldt dat watercompensatie moet plaatsvinden zodra er sprake is van een toename van verhard oppervlak van meer dan 1000 vierkante meter, dat is hier niet aan de orde.

Bebouwing

In het plangebied komen geen grote ondergrondse bouwwerken voor. Bij nieuwe bouwplannen moeten eventuele kelders / parkeergarages waterdicht worden aangelegd.

Onderhoud
Watergangen en ander oppervlaktewater moet ten alle tijden bereikbaar zijn om onderhoud te kunnen plegen, bijvoorbeeld bij het uitbaggeren van water.

Natuurvriendelijke oevers

Uitgangspunt is dat meer dan 10% aan natuurvriendelijke oevers aanwezig is.