Plan: | Utrechtseweg 371 375 en Utrechtseweg 302 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0307.BP00052-0301 |
De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot de vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.
De Wet ruimtelijke ordening zelf bevat geen bepalingen omtrent inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In de gemeente Amersfoort is de inspraak over bestemmingsplannen vastgelegd in de notitie "Rol van de Raad in RO-procedures". In deze notitie wordt een driedeling gemaakt in soorten bestemmingsplannen; model 1, 2 en 3 plannen. Model 1 volgt in feite de wettelijk voorgeschreven behandeling met een zo kort mogelijke procedure, model 2 voegt hieraan een extra moment van kaderstelling door de raad toe en model 3 voorziet in de meest uitgebreide behandeling. Het voorliggende bestemmingsplan voldoet aan de voorwaarden van een model 1 plan omdat het gaat om een ontwikkeling met een beperkt karakter die zich afspeelt op perceelsniveau. Een model 1 plan wordt direct in ontwerp ter inzage gelegd. Er wordt dus geen officiële inspraak gehouden.
Wel is op 2 november 2011 en 8 maart 2012 een inloopavond gehouden voor de omwonenden van het project.
Het Besluit ruimtelijke ordening geeft in artikel 3.1.1 aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. In dit geval zal overleg worden gevoerd met de VROM-inspectie, De Ministeries van Defensie en Infrastructuur en Milieu, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, de provincie Utrecht, de gemeente Soest, het Waterschap Vallei en Eem, de SGLA, WAC voor de woningbouw, het Serviceburau Gemeenten, Brandweer Afdeling Veiligheid, Brandweer Regio Utrechts Land.
Het wateradvies van het Waterschap en de (eventuele) reacties van anderen worden verwerkt in deze toelichting.
A) Reactie Servicebureau/Gemeenten (SG/B)
Utrechtseweg 302
1) M.b.t. externe veiligheid. De op de risicokaart vermelde zone voor a, b en c lijken niet actueel te zijn aangezien in een revisievergunning geen vergunning is verleend voor opslag van explosieven en munitie.
Beantwoording: Op basis van de bekend zijnde gegevens zal hoogstens alleen het perceel Utrechtseweg 302 binnen de C zone komen te liggen. Voor de zekerheid is in de regels voor dit perceel opgenomen dat geen gebouwen met vlies- of gordijngevelconstructies en gebouwen met zeer grote glasoppervlakten mogen worden gebouwd.
2) M.b.t. paragraaf 5.3 geluid. De geluidsrapportage kon nog niet worden beoordeeld.
Beantwoording: Inmiddels is het geluidsrapport beoordeeld en door het servicebureau akkoord bevonden. Het geluidsrapport is als aparte bijlage in het bestemmingsplan gevoegd.
3) M.b.t. paragraaf 5.3 luchtkwaliteit. Aanbevolen wordt om bij het luchtkwaliteitsonderzoek te vermelden dat de enkele woning "Niet in betekenende mate" (NIMB) bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Toetsing aan de grenswaarden voor het aspect lucht is daardoor niet nodig.
Beantwoording: Dit wordt opgenomen in paragraaf 5.3 Luchtkwaliteit
4) M.b.t. paragraaf 5.6 water. Op welke wijze wordt de voorwaarde dat vloeibare fecaliën en urine van paarden niet in de grond worden geïnfiltreerd vastgelegd en hoe dit gaat als paarden buiten lopen?
Beantwoording:
De paardenbak is een mogelijk invulling van voor het terrein.
Het gebruik zou dan hobbymatig zijn en zal zich beperken tot minder dan 7 paarden. Voor de paarden die in de wei lopen vormt dit geen probleem. Overal lopen paarden buiten. Het grondwater zit redelijk diep en wel zo diep en op zo'n grote afstand van de waterwinning dat bacteriologisch in ieder geval geen problemen ontstaan.
Voor de paardenbak zelf is een eb- en vloed bak de oplossing. Op de ondergrond wordt een EPDM membraan toegepast als waterdichte laag. Op deze folie worden drainage buizen aangebracht. Vervolgens wordt er speciaal zand aangebracht. 's Zomers wordt er water via een pomp door de drainage buis gepompt, waardoor de ondergrond de juiste hardheid heeft. In de regenperiode werkt het systeem andersom; het water wordt via de drainage afgevoerd. Gedurende het hele jaar heeft de ondergrond dezelfde kwaliteit, dankzij de drainage en de waterdichte folie van een EPDM membraan.
Als een paardenbak wordt gerealiseerd zal dit een vergelijkbare bak moeten worden als deze beschreven 'eb- en vloed bak'. Door de EPDM-folie wordt het zandpakket aan 5 zijden omsloten en afgesloten van de onderlagen. De drainage buizen zullen op het vuilwatersysteem aangesloten moeten worden om te voorkomen dat vloerbare fecaliën en urine van de paarden in de grond worden geïnfiltreerd.
Utrechtseweg 371/375
1) M.b.t. paragraaf 5.4 Externe veiligheid. De op de risicokaart vermelde zone voor a, b en c lijken niet actueel te zijn aangezien in een revisievergunning geen vergunning is verleend voor opslag van explosieven en munitie.
Beantwoording: Op basis van de bekend zijnde gegevens zal hoogstens alleen het perceel Utrechtseweg 302 binnen de C zone komen te liggen. Voor de zekerheid is in de regels voor dit perceel opgenomen dat geen gebouwen met vlies- of gordijngevelconstructies en gebouwen met zeer grote glasoppervlakten mogen worden gebouwd.
2) M.b.t. paragraaf 5.4 Externe veiligheid. De opmerking dat over het spoortraject Amersfoort-Utrecht transport van gevaarlijke stoffen plaatsvind is niet juist. Zowel in het basisnet als conform de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen vindt hier geen transport plaats van gevaarlijk stoffen.
Beantwoording: Dit zal in paragraaf 5.4 worden aangepast.
3) M.b.t. paragraaf 5.6 geluid. Het geluidrapport is niet beoordeeld omdat het niet was bijgevoegd.
Beantwoording: Inmiddels heeft het Servicebureau/Gemeenten het rapport beoordeeld en akkoord bevonden. Het geluidsonderzoek is als aparte bijlage in het bestemmingsplan opgenomen.
4) M.b.t paragraaf 5.6 geluid. Aangegeven wordt dat indien hogere waarden worden verleend als bedoeld in de Wet geluidhinder enz. het aspect geluid geen belemmering vormt. Als een gemeente een hogere waarde verleent bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan, moet zij, ingevolge de Wet geluidhinder, het ontwerpbesluit hiervoor tegelijk met het ontwerp-bestemmingsplan ter inzage leggen.
Beantwoording: Dit is juist. Paragraaf 5.6 wordt aangevuld met deze opmerking.
B) Reactie van Brandweer Afdeling Veiligheid
1) In paragraaf 5.4 Externe veiligheid van de toelichting van het bestemmingsplan wordt niet verwezen naar de bijlage "Ruimtelijke onderbouwing Utrechtseweg 371/375" waarin ook aandacht wordt besteedt aan het onderwerp externe veiligheid. In deze ruimtelijke onderbouwing wordt verwezen naar bijlage 8 van dat document. Dit moet bijlage 10 zijn. Deze bijlage geeft geen goede onderbouwing over de externe veiligheid. De VRU moet hierover adviseren. Ook de bijlagevermelding van deze ruimtelijke onderbouwing komt niet overeen met de daadwerkelijke bijlage vermelding.
Beantwoording: De bijlagevermelding in de ruimtelijke onderbouwing komt niet overeen met de bijlagen nummering in het bestemmingsplan. Dit komt omdat de bijlagen die worden genoemd in de ruimtelijke onderbouwing afzonderlijk als bijlage in het bestemmingsplan zijn opgenomen met afzonderlijke bijlagenummers. De verwijziging naar de bijlagen in de ruimtelijke onderbouwing zijn derhalve niet juist maar deze zijn wel opgenomen in het bestemmingsplan als afzonderlijke bijlage. In paragraaf 5.4 van de toelichting van het bestemmingsplan zal ook een verwijzing worden opgenomen naar de bijlage ruimtelijke onderbouwing "Utrechtseweg 371/375 en 302". De VRU heeft in het kader van vooroverleg reeds een reactie ingediend die in deze paragraaf wordt behandeld. In paragraaf 5.4 is in tegenstelling tot de aparte bijlage externe veiligheid wel uitgebreid aandacht besteedt aan het aspect externe veiligheid.
2) Bluswatervoorzieningen:
De afstand tussen een primaire bluswatervoorziening en de toegang van een woning is maximaal 40 meter en heeft een capaciteit van 60 m3 per uur.
Ingeval van ontoereikende openbare primaire bluswatervoorziening en indien de afstand vanaf de openbare weg meer dan 40 meter tot aan de toegang van het object (brandweeringang) is moet er een primaire bluswatervoorziening op eigen terrein worden gerealiseerd. Dit kan in de vorm van een geboorde put of andere bron, waarbij de pomp van de bron zorgt voor de gewenste stijgdruk. De minimale capaciteit van de primaire bluswatervoorziening is 60 m3 per uur.
Beantwoording: In het bestemmingsplan zijn binnen de bestemmingen Bos I en II en Wonen 2, nutsvoorzieningen toegelaten. Daarmee wordt in het bestemmingsplan gegarandeerd dat blusvoorzieningen binnen een straal van 40 meter tot aan de toegang van het object mogelijk zijn. Bij de toetsing van het plan in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning zal worden beoordeeld op welke lokatie deze blusvoorzieningen worden geplaatst.
3) Bereikbaarheid:
De toegang van de objecten moeten tot op 10 meter, door een brandweervoertuig, benaderd kunnen worden.
Een geschikte verbindingsweg, tussen de openbare weg en het object, dient
A) een breedte te hebben van 4,5 m, over een breedte van tenminste 3,25 m zijn verhard en een vrije hoogte van boven de kruin van de weg hebben van tenminste 4,2 m.
B) zijn verhard op een wijze die geschikt is voor motorvoertuigen met een massa van ten minste 14.600 kg en zijn voorzien van de nodige kunstwerken; en
C) op doeltreffende wijze kunnen afwateren.
Beantwoording: In het landschapsontwerp is in bijlage 1 een tekening bijgevoegd waarin de ontsluiting van de woningen rond de Hof verder is uitgewerkt conform de richtlijnen van de brandweer. Daarbij is een wegbreedte van minimaal 3,25 meter en een binnenbochtstraal van 10 meter aangehouden. Hiermee is de toegankelijkheid van het gebied voor de brandweer en andere diensten (zoals bijvoorbeeld de vuilophaaldienst) gegarandeerd.
C) Reactie van de VRU
1) De reactie van de Brandweer Afdeling Veiligheid wordt onderstreept
Beantwoording: zie beantwoording reactie B)
2) De N237 (Utrechtseweg) wordt gezien als een risicovolle weg. De voorgenomen ontwikkeling zal meer verkeersbewegingen van en naar de N237 veroorzaken, hierdoor zal het risico nog meer verhoogd worden. Geadviseerd wordt om ook bij de toekomstige aanpassing van de N237 dit mee te nemen en zorg te dragen voor een verlaging van het risico op de N237.
Beantwoording: De risico's van het wegtransport van gevaarlijke stoffen zijn door provincie Utrecht onderzocht in 2001 ('Risico's wegtransport gevaarlijke stoffen provincie Utrecht peiljaar 2001'- AVIV, 6 februari 2002). Uit deze gegevens kan geconcludeerd worden dat de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico op de Rondweg-Zuid en de Stichtse Rotonde niet aanwezig is (dus op 0 meter van de wegas ligt). De oriënterende waarde van het groepsrisico wordt niet overschreden. Het voorliggende bestemmingsplan ligt derhalve niet binnen de invloedssfeer van de genoemde wegen.
Daarnaast is onderzocht welke effecten de nieuwe ontwikkeling op de verkeerssituatie van de N237 heeft. Daaruit wordt onder meer het volgende geconcludeerd:
Over het geheel genomen wordt de verkeersdrukte in de maatgevende spitsuren op werkdagen ten opzichte van de huidige situatie minder waardoor de kans op ongelukken in het kader van externe veiligheid ook niet zal toenemen.
Het aspect externe veiligheid zal in ieder geval bij een eventuele aanpassing van de N237 worden meegenomen.
D) Reactie Provincie Utrecht
Utrechtseweg 371/375
1) Met de conclusie van de natuurtoets dat er geen sprake is van een significante aantasting van de EHS kan worden ingestemd. De gekozen inrichting wordt aanvaardbaar geacht gelet op andere in het gebied meespelende factoren, zoals het wegverkeerslawaai.
Beantwoording: Dit is ter kennisgeving aangenomen
2) In de voorschriften is in artikel 3.1 onder 1 (Bos I) en 4.1 onder f (Bos II ) bepaalt dat de gronden worden aangelegd en ingericht volgens het landschapsontwerp Utrechtseweg. Voorgesteld wordt om iets specifieker met de bepaling om te gaan, omdat dit nu nog erg vrijblijvend is. Het is bijvoorbeeld niet duidelijk wanneer, welk onderdeel van de aanleg en inrichting van het landschapsontwerp van de genoemde onderdelen daadwerkelijk gaat plaatsvinden.
Een mogelijkheid voor termijnstelling is om in de bestemming Bos I de daadwerkelijke aanleg en inrichting van het gebied conform het landschapsontwerp als voorwaarde op te nemen voordat met de bouw van de woningen begonnen kan worden. In steeds meer plannen worden zogenaamde voorwaardelijke verplichtingen opgenomen waarin vooraf aan bepaalde (groene) inrichtingseisen moet zijn voldaan voordat een bepaalde (rode) ontwikkeling gestart mag worden. Verwezen wordt naar een uitspraak van de ABRvS van 29 december 2010 (201003274) over afschermende beplantingen.
Beantwoording:
Het plan aan de Utrechtseweg heeft een aantal specifieke kenmerken. Een daarvan is dat de huidige ontsluiting om de kavel van nr. 375 loopt. Voor een deel is dit een onverharde weg. In bovenstaande suggestie van Provincie die initiatiefnemers op zich graag ter harte nemen, wordt voorbij gegaan aan de realisatiefase en met name ook de ecologische kwaliteit en bijbehorende mitigerende maatregelen. Initiatiefnemers zijn van zins om de bouwweg via de huidige ontsluiting te laten plaatsvinden. Hierdoor hoeft geen bouwweg te worden aangelegd (deze ligt er namelijk al) en de huidige ecologische structuur wordt niet aangetast.
Vanzelfsprekend is gezien de unieke punten van het plan en de locatie van het grootste belang dat de inrichting van het terrein zo snel mogelijk wordt ingevuld. De toekomstige bewoners zullen dit ook eisen van de huidige eigenaar.
Het is niet verstandig om voor deze ontwikkeling in de regels een voorwaardelijke verplichting op te nemen waarmee wordt beoogd om eerst te voldoen aan de inrichtingseisen alvorens kan worden gestart met de rode ontwikkeling. Dit zou immers betekenen dat bij een dergelijke uitvoering de nieuwe groene inrichting door de bouwwerkzaamheden voor de rode ontwikkeling deels teniet zal worden gedaan.
3) In de natuurtoets is aangegeven dat het aan te raden is om (naast een inrichtingsplan) een beheersplan op te stellen om zodoende de natuurwaarden in het gebied te verhogen. Hoewel voor het opstellen van een beheersplan geen tijdstip is gegeven, lijkt dit gekoppeld aan het inrichtingsplan. Dit is een andere gedachte dan is verwoord in het landschapsontwerp waarin is gesteld dat in een latere fase een onderhouds- en beheersplan wordt opgesteld. Door wie dit gedaan moet worden is niet gedefinieerd. Wel is aangegeven dat het beheer en onderhoud uitgevoerd zal worden onder de verantwoordelijkheid een vereniging van eigenaren van alle bewoners.
Graag wordt vernomen welke marsroute in deze wordt gevolgd.
Beantwoording:
Na het verkrijgen van de bestemmingswijziging zoals nu voorligt wordt op basis van het landschapsontwerp door de huidige eigenaar een inrichtingsplan voor het landschap gemaakt waarbij een onderhouds- en beheersplan wordt opgesteld. Tegelijkertijd worden de mitigerende maatregelen uit het ecologisch onderzoek hierin meegenomen. De uitvoering van de mitigerende maatregelen zijn geborgd in een zogenaamd ecologisch werkprotocol om zo overtreding van de wet bij werkzaamheden te voorkomen. Dit protocol wordt afgesloten tussen aannemer, initiatiefnemer en gemeente. Deze stappen zijn ook opgenomen in een overeenkomst van grondexploitatie Utrechtseweg 371-375 die is gesloten tussen initiatiefnemers en de gemeente. In deze overeenkomst is een boeteclausule opgenomen voor het niet nakomen van de “verplichting van het na realisatie van het goedgekeurde inrichtingsplan gebruiken en beheren overeenkomstig het door de Gemeente goedgekeurde beheerplan”.
4) In zowel het landschapsontwerp als de natuurtoets zijn mitigerende maatregelen opgenomen. Het lijkt zinvol om alle maatregelen eens op een rij te zetten en te bezien op welke wijze en wanneer deze uitgevoerd gaan worden. In tegenstelling tot het landschapsontwerp maakt de natuurtoets geen onderdeel uit van de voorschriften. Dit impliceert dat de eerder genoemde mitigerende maatregelen uit het landschapsontwerp leidend zijn. De vraag is of dit ook is beoogd. Ook de uitvoering van de mitigerende maatregelen is op dit moment nog te vrijblijvend geformuleerd.
Beantwoording:
De mitigerende maatregelen zijn integraal opgenomen in het landschapontwerp en maken daarmee onderdeel uit van het plan. Na het verkrijgen van de bestemmingswijziging zoals nu voorligt wordt door de huidige eigenaar een Inrichtingsplan voor het landschap gemaakt waarbij een onderhouds- en beheersplan wordt opgesteld. Tegelijkertijd worden de mitigerende maatregelen uit het ecologisch onderzoek hierin meegenomen. De uitvoering van de mitigerende maatregelen zijn geborgd in een zogenaamd ecologisch werkprotocol om zo overtreding van de wet bij werkzaamheden te voorkomen. Dit protocol wordt afgesloten tussen aannemer, initiatiefnemer en gemeente.
5) Een cruciaal punt is de Boswet. Omdat ten behoeve van de beoogde ontwikkeling ± 2.000m2 bos gekapt zal gaan worden, zal dit oppervlak op een ander locatie, al dan niet op het perceel, op basis van de Boswet gecompenseerd moeten gaan worden. Geadviseerd wordt om voor dit onderdeel contact op te nemen met de heer C. Zuidema van de afdeling Vergunningverlening, team natuur en landschap van de provincie Utrecht.
Beantwoording:
Naar aanleiding van deze vooroverlegreactie heeft met de provincie (dhr. Zuidema) een gesprek plaatsgevonden en er zijn concrete afspraken gemaakt. Eigenaar levert op korte termijn oppervlaktestaat aan waarna concrete afspraken over compensatie gemaakt kunnen worden. Voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld zal in overleg met de provincie conform de Boswet een bomencompensatieplan zijn opgesteld
Utrechtseweg 302
6) De onderbouwing voor de landschappelijke kwaliteitsverbetering ontbreekt. De ruimte voor ruimte regeling is in deze situatie onder de norm van 1.000 m2 (te weten 632 m2), dus is hier extra aandacht voor nodig. De samenhang van de bebouwing op het perceel met het omliggend bos is hier niet gezocht. De woningen worden nu zo ver mogelijk uit elkaar gezet op het perceel, met daartussen een onduidelijke inrichting. De ligging van deze locatie in het raamwerk van de 'Wegh- der Weghen' is niet meegewogen. (De locatie ligt langs een zogenaamde sortie).
Alleen een verbetering van de bebouwing wordt onvoldoende geacht. De ruimtelijke samenhang tussen bebouwing, buitenruimte en landschappelijke structuren vraagt om verbetering.
Informatie hierover is te vinden in de Kwaliteitsgids Utrechtse Landschappen, katern Utrechtse Heuvelrug.
Beantwoording:
Normaliter wordt in dit gebied geen medewerking verleend aan nieuwe ontwikkelingen/nieuwe functies. Bestaande functies worden, mits voldaan wordt aan een aantal ( ruimtelijke ) randvoorwaarden, bij evt. nieuw- of verbouw gefaciliteerd. Voor het gebied is de nieuwbouw alleen ter vervanging van bestaande bebouwing.
-toen de aanvraag enkele jaren geleden werd ingediend was het terrein naast/ achter de bestaande woning een rommelig conglomeraat van hokken, schuren ,roestige bussen en vervallen caravans. De gemeente heeft toendertijd bij de initiatiefnemer dan ook de eis neergelegd dat evt. nieuwbouw gepaard zou moeten gaan met een substantiële verbetering van de landschappelijke kwaliteit van het perceel.Deze intentie is neergelegd in een ( globale ) inrichtingsschets en vervolgens vertaald in het bestemmingsplan.
-in dit bestemmingsplan heeft een deel van het perceel de bestemming bos gekregen, daarmee aansluitend op het bosgebied daarachter. Daarbij is bewust gekozen voor twee kleinere woonkavels in plaats van één grote omdat daarmee o.i een betere integratie van bos en bebouwing tot stand zou komen.
Gezien de opmerkingen van de provincie heeft overleg plaatsgevonden met initiatiefnemers. Afgesproken is dat de inrichtingsschets een stap verder wordt gebracht en dusdanig wordt aangepast dat de inrichting van het gebied tussen de twee woningen een meer bosachtig karakter te geven (conform het bestemmingsplan ) en de sortie beter in het plan wordt geintegreerd. In de bijlage van het bestemmingsplan is het aangepaste inrichtingsvoorstel (Inrichtingsschets Utrechtseweg 302, toelichting t.b.v. de inrichting van het perceel Utrechtseweg 302 te Amersfoort) opgenomen.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 8 maart 2012 tot en met 18 april 2012 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn kon ten aanzien van het ontwerpbestemmingsplan een ieder een zienswijze indienen. Binnen deze termijn is geen zienswijze ontvangen.
Dit bestemmingsplan dient door de gemeenteraad te worden vastgesteld. Tegelijkertijd wordt het beeldkwaliteitplan vastgesteld. Dat plan is beoordeeld door de welstandscommissie en heeft een status die vergelijkbaar is aan de welstandsnota. In de regels van het bestemmingsplan wordt naar dit beeldkwaliteitsplan verwezen. Daarmee dient het dus mede als toetsingskader voor aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen.
Op dit besluit is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Crisis- en herstelwet van toepassing. De omstandigheid dat in de beroepsprocedures het procesrecht van de Chw van toepassing is betekent: