Plan: | Utrechtseweg 371 375 en Utrechtseweg 302 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0307.BP00052-0301 |
Het gebied van de Utrechtseweg vormt geomorfologisch een onderdeel van het gebied van de Utrechtse Heuvelrug. Gedurende met name de voorlaatste ijstijd werd het gebied gevormd door gletsjers vanuit Scandinavië. Tijdens en na de laatste ijstijdonderging het landschap door erosie en zandverstuivingen een verdere verandering en vervlakking. Daarna raakten de gebieden spontaan bebost.
Uit archeologische vondsten is duidelijk geworden dat het gebied in de bronstijd (ca. 600 v. Chr.) al sporen van bewoning vertoonde. Door menselijk ingrijpen raakten gebieden ontbost en ontstond een gebied met een woeste, vrijwel onbewoonde heidevegetatie. Door deze verlaten heidegebieden ontstonden langzamerhand smalle wegen. In de zeventiende eeuw liep door het gebied een postweg van Amsterdam naar Keulen. Straatnamen in het gebied verwijzen daar vandaag de dag nog naar.
De aanvankelijke route van Amersfoort naar Utrecht was een behoorlijk eind om, via Leusden en Zeist. Daarom besloten Gedeputeerde Staten van Utrecht in 1652 tot de aanleg van een directere route van Amersfoort recht over de heide naar Vollenhove en van daaruit aansluitend op de weg Arnhem - Utrecht. De weg en de aangrenzende gebieden ten noorden en ten zuiden werden op een wel heel bijzondere manier tot ontwikkeling gebracht: men verdeelde het wegvak aan weerszijden van Amersfoort tot Vollenhove in blokken van 100 roe (376 m) lang en 50 roe (168 m) breed. Iedere burger kon zich aanmelden voor zo'n perceel mits hij zorg droeg voor de aanleg van de weg en het onderhoud en men eigenaar werd van het aangrenzende perceel. De vakken dienden te worden omzoomd door een sortie, een pad van 11 meter breed. Ook al werd de zandweg door de eigenaren onderhouden, het bleef een karrenspoor dat 's winters vaak wekenlang onbegaanbaar was. Pas in 1808 werd een aanvang gemaakt met het bestraten van de weg.
Veel eigenaren bouwden een huis op hun perceel omdat dat het recht gaf op verbreding van het perceel tot 100 roe, aan dezelfde zijde van de weg, dan wel aan de overzijde van de weg. Binnen het grondgebied van Amersfoort waren op deze wijze twaalf vakken (lang) te verdelen. Het bijzondere doet zich voor dat deze verkavelingstructuur ook heden nog is af te lezen aan de verkaveling van de omgeving van de Utrechtseweg in Amersfoort, tussen de Stichtse Rotonde en de gemeentegrens met Soest. Een deel van de zijdelingse ontsluitingswegen tussen de Stichtse Rotonde en Vollenhove ligt precies ter plekke van de zeventiende-eeuwse sorties.
In het plan voor de inrichting van het perceel Utrechtseweg 371/375 wordt de sortie aan de westzijde behouden en waar mogelijk versterkt. Hierbij wordt gestreefd naar het herstel van het kenmerkende profiel van 18 m met aan weerszijden een houtwal en een laanbeplanting langs de weg.
figuur: behoud en herstel sortie
De ontwikkeling van de bebouwing aan de west en zuid-westzijde van de stad houdt gelijke tred met de ontwikkeling van de infrastructuur, allereerst langs de Utrechtseweg. Bestond de bebouwing vóór de negentiende eeuw uit spaarzame, verspreide bebouwing met hier en daar een herberg (bijvoorbeeld het huidige café-restaurant de Spitsheuvel), vanaf het begin van de twintigste eeuw trad hierin een sterke verandering op.
Toelichting
Voor het perceel Utrechtseweg 371/375 is de omwallingsstructuur deels aanwezig evenals een rudiment van een centraal, evenwijdig aan de weg lopend bospad. In de westhoek staat een landhuis uit 1937 van de architect Gerrit Rietveld dat in gewijzigde vorm is afgebouwd door architect Joh. H. Blom. Dit is als rijksmonument beschermd.
Historische ontwikkeling
Enkel vakdeel (100 bij 50 roede), in 1652 in eigendom van de Amersfoortse burgemeester Willem van Dam (1596-1673). Het bestond in 1832 uit een heideperceel, driezijdig (achterzijde niet) omzoomd door een kreupelbos, in eigendom van de weduwe Hendrik Goudoever. Op een kaart uit 1681 staat hier de 'Spitsheuvel' aangegeven, waarschijnlijk de hoogte 41,5 meter +NAP, net ten noorden van het vak nabij de grensscheiding tussen Soest en Amersfoort op de sortie tussen vak 4 en 5. Hier ergens stonden volgens de kaart van 1681 de 'Plaets van het oude gerecht' en de 'Piramide van de Hr. Goudoever'. De oude gerechtplaats was een soort schouwtoneel waar men de terechtgestelde misdadigers kon zien hangen. Mogelijk is in 1585 de galg naar de Galgenberg geplaatst. In 1898 kreupelbos. In 1916 is het voorste deel bos, het achterste deel -gescheiden door pad evenwijdig aan de weg- heide en kreupelbos.
Voor 1927 werd het vak verkaveld in rechthoekige percelen. Op de beide oostelijke percelen verrezen twee verder van de weg af gelegen landhuizen (nrs.367 en 365). Het westelijke perceel kreeg in 1937 een witgepleisterde landhuis (nr.375) uit 1937 naar ontwerp van de architect Gerrit Rietveld voor de Rotterdamse familie Van Beek. De ontwerpgeschiedenis geeft een blik op de vooroorlogse architectuurstrijd tussen modernisten en traditionalisten. Rietveld ontwierp een moderne bungalow met een ondergrondse inpandige garage. De Amersfoortse welstandscommissie keurde het plan af vanwege het dominante platte dak. Opdrachtgeefster mevrouw Van Beek zocht, na ruzie met de principiële Rietveld over onder meer de open stalen balkonhekken op de verdieping aan de voorzijde, een andere ontwerper en vond die in de persoon van de Amersfoortse architect Joh.H. Blom. Hij 'verzachtte' het uiterlijk door het platte dak op verschillende niveaus te laten verspringen. Blom was meer een architect van het compromis, zoals blijkt uit een interview in de Amersfoortse krant van 10 april 1960: 'Ik heb honderden huizen gemaakt. Er zoekt dan iemand contact met je en nu kan je wel zeggen: “Ik teken een huis voor U” maar dan leg je je wil aan zo iemand op. Dus zei ik altijd: “Tekent U zelf eens iets dat U zou willen hebben”. Je krijgt soms de meest eenvoudige krabbetjes voor je, maar dan weet je wat ze bedoelen. Daar zet je dan je eigen inzicht en opvattingen tegenover. En dan zijn alle partijen tevreden.'
De beide middelste percelen zijn in 1964 bebouwd met een proefstation voor kippenziekten. In 1974 is vrijstelling verleend voor het gebruik als kantoor (nr.371). De ontsluitingswegen volgen nog grotendeels de oudere perceelscheidingen. De achterste percelen bleven onbebouwd. Tegen de achterbegrenzing aan is in 1941 de meest oostelijke uitloper van het uitgebreide Duitse Luftpark aangelegd voor de gecamoufleerde opstelplaatsen van de vliegtuigen. Op een luchtfoto uit 1950 geven een drietal open ruimten op het achterste deel van vak 4 de locaties daarvan aan. Op deze foto zien we het nog bestaande opslaggebouwtje staan, dat met het gewapend betonnen dak en wanden herinnert aan de militaire invloed van vliegbasis Soesterberg.
Het was wenselijk om het oude axiale padenpatroon te behouden tbv de ontsluiting en geen slingerpaden maken. Het gaat daarbij met name om het nog deels aanwezige, evenwijdig aan de weg lopende bospad achter het huidige kantoorcomplex. In verband met het behoud van de bestaande boskwaliteit is er voor gekozen om de ontsluiting meer in de vorm van slingerpaden te ontwerpen.