direct naar inhoud van Artikel 4 Bos II
Plan: Utrechtseweg 371 375 en Utrechtseweg 302
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00052-0301

Artikel 4 Bos II

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bos II" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. natuur en landschap in de vorm van bos, water, groen en bijzondere parkelementen;
  • b. de instandhouding, bescherming en ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden;
  • c. in- en uitritten ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  • d. ontsluitingswegen;
  • e. nutsvoorzieningen;

met dien verstande dat,

  • f. de gronden worden aangelegd en ingericht volgens het van deze regels deel uitmakende landschapsontwerp Utrechtseweg 371-375 d.d. 9 januari 2012.
4.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 4.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen voor nutsvoorzieningen;
  • b. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals palen, masten en kunstwerken, verkeers- en andere tekens en speelvoorzieningen, niet zijnde terreinafscheidingen;
  • c. voor het bouwen van gebouwen als bedoeld in lid 4.2 onder a geldt dat de bruto-inhoud ten hoogste 50 m3 mag bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 3.5 m;
  • d. voor het bouwen van andere bouwwerken als bedoeld in lid 4.2 onder b. geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m met dien verstande dat de bouwhoogte van speelvoorzieningen maximaal 5 m mag bedragen.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op de in artikel 4.1 bedoelde gronden de volgende andere werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleggen en verharden of wijzigen van het profiel van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. ophogen, afgraven en egaliseren van de gronden;
  • c. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • d. vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge kunnen hebben;
  • e. vernieuwen of reconstrueren van de groenstructuur.

4.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in lid 4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het verkrijgen van rechtskracht van het bestemmingsplan;
  • c. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd in overeenstemming met het van deze regels deel uitmakende landschapsontwerp Utrechtseweg 371-375 d.d. 9 januari 2012.

4.3.3 Verlening vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning als bedoeld in lid 4.3.1 indien naar hun oordeel blijkt dat er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de natuur- en landschapswaarden.

4.4 Afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 onder f met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de doelstellingen uitgangspunten van de van deze regels deel uitmakende landschapsontwerp Utrechtseweg 371-375 d.d. 9 januari 2012.
  • b. de aanwezige waarden van natuur en landschap mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het gebruik van belendende percelen.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Onverminderd het bepaalde in lid 4.4 wordt tot een strijdig gebruik met de bestemming in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van de gronden voor het parkeren van auto's;
  • b. het gebruik van de gronden in strijd met het van deze regels deel uitmakende landschapsontwerp Utrechtseweg 371-375 d.d. 9 januari 2012.
4.6 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening met het oog op de instandhouding, bescherming en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden nadere eisen stellen aan de plaats, afmetingen en vormgeving van gebouwen, andere bouwwerken en de inrichting van onbebouwde gronden, waaronder de plaats, het aantal en de afmetingen van in- en uitritten en ontsluitingswegen.