direct naar inhoud van 7.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Plan: Partiële herziening Centraal Stadsgebied-Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00050-0301

7.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot de vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.

7.3.1 Wettelijk (voor)overleg

Het Besluit ruimtelijke ordening geeft in artikel 3.1.1. aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De instanties die in kennis gesteld moeten worden van dit bestemmingsplan zullen worden geïnformeerd. De reacties van deze instanties zullen in dit plan worden verwerkt.

Het plan is toegestuurd aan de volgende instanties: Provincie Utrecht, KvK, Brandweer, Waterschap Vallei en Eem, Samenwerkende Groeperingen Leefbaar Amersfoort (SGLA), Woonadviescommissie Amersfoort (WAC), en hebben vier weken de gelegenheid gekregen om te adviseren. De reacties van deze instanties worden in dit plan verwerkt.

7.3.2 Reacties uit het vooroverleg

Op 31 mei 2012 is door de Veiligheidsregio Utrecht (zie bijlage vooroverlegreacties) de volgende overlegreactie ingediend:

Naar aanleiding van de bovenstaande beschouwing van de externe veiligheid ter plaatse van het plangebied wordt geadviseerd om:

1. In het bestemmingsplan op te nemen dat het plangebied valt binnen het effectgebied van het LPG tankstation Serva. Tevens hierbij vermelden wat de laatste ontwikkelingen zijn inzake Serva of deze wordt gesaneerd conform het eerdere advies of niet en daarmee het risico verdwijnt bij een sanering. Daarbij te vermelden dat er geen verantwoording van het groepsrisico hoeft plaats te vinden conform artikel 13 van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi), aangezien het plangebied niet gelegen is binnen het invloedsgebied van het LPG vulpunt;

2. Tot slot wordt geadviseerd om, zoals ook in het eerdere advies voor Serva, in het kader van de zelfredzaamheid alle betrokkenen in het effectgebied van een BLEVE voorlichting te geven over het risico van een BLEVE bij dit LPG tankstation en wat zij moeten doen bij een dreigende BLEVE. Goede risicocommunicatie ondersteunt de zelfredzaamheid;

3. De paragraaf ‘Planologisch relevante leidingen’ te vermelden onder de paragraaf ‘Externe veiligheid’ aangezien het leidingen betreffen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd en daarmee vallen onder externe veiligheid;

4. om de verwijzing naar de oude circulaire Zonering langs hoogdrukaardgasleidingen aan te passen naar het huidige Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Ad 1 en 2) Paragraaf 5.5.4 is aangepast naar aanleiding van opmerking 1).

Meest recente ontwikkeling om het groepsrisico van Shell Serva te reduceren is de beperking van de doorzet. Bij besluit van 18 oktober 2011 is de doorzet van Shell Serva beperkt op 1000 m3. Tegen dit besluit is door Serva beroep ingesteld. Op 19 juni 2012 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Utrecht het beroep ongegrond verklaard. Tegen dit beroep kan nog hoger beroep worden ingesteld.

Op 31 mei 2012 heeft de veiligheidsregio Utrecht (VRU) geadviseerd om alle betrokkenen in het effectgebied van Serva voorlichting te geven over het risico van een BLEVE en wat zij moeten doen bij een dreigende BLEVE. Momenteel worden vanuit het Provinciale Uitvoeringsprogramma Externe Veiligheid (PUEV) pilots risicocommunicatie voorbereid. Op basis van de leerpunten uit de pilots wordt een advies aan de VRU opgesteld over de invulling en implementatie van risicocommunicatie voor een provinciaal risicocommunicatiebeleid. De leerpunten worden ook meegenomen in de verschillende risicoscenario's die de Multidisciplinaire Werkgroep Risicocommunicatie van VRU gedurende de beleidsperiode 2012-2015 wil uitwerken.

Ad 3) De afzonderlijke paragraaf voor "Planologische relevante leidingen" is nu opgenomen in paragraaf 5.5.2 onder "Externe veiligheid"

Ad 4) De tekst in paragraaf 5.5.2 is geactualiseerd naar het huidige Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)

7.3.3 Inspraak

De Wet ruimtelijke ordening zelf bevat geen bepalingen omtrent inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen b.v. op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Inspraak zal plaatsvinden volgens de in de “Rol van de Raad” opgenomen gevallen. Via een modelkeuze is besloten om geen inspraak te houden voor dit bestemmingsplan.

7.3.4 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft na publicatie in Amersfoort Nu en de Staatscourant van 28 december 2012 tot en met 7 februari 2013 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn kon een ieder schriftelijk of mondeling bij de gemeenteraad een zienswijze indienen. Binnen de inzagetermijn is één schriftelijke zienswijze ingediend. De zienswijze is opgenomen en beantwoord in een zienswijzennota "partiële herziening Centraal stadsgebied-Noord" (met nummer #4303357), dat als bijlage bij deze toelichting is opgenomen.