Plan: | Partiële herziening Centraal Stadsgebied-Noord |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0307.BP00050-0301 |
De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; verbetering van emissies; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.
De vierde nota waterhuishouding geeft het kader voor het waterbeheer voor Nederland, nu en in de toekomst. De hoofddoelstelling is “een veilig en goed bewoonbaar land en het in stand houden/versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd”. Om de veerkracht van de watersystemen te vergroten dient de waterconservering en buffering te worden bevorderd en de afwenteling van (water-) problemen op naastgelegen gebieden te worden beperkt.
De hoge waterstanden in de rivieren in 1995 en 1996 en de klimaatscenario's waarin naast de zeespiegelstijging ook meer en heviger buien worden voorspeld hebben geleid tot vernieuwde aandacht voor water. Nederland is met zijn lage ligging en hoge verstedelijkingsgraad kwetsbaar voor wateroverlast en de veiligheid is in de toekomst in het geding. Maar ook door de drogere zomers is er het risico van watertekorten en verdroging. De commissie “Waterbeheer 21e eeuw” heeft in opdracht van de regering duidelijk gemaakt dat we anders moeten omgaan met water en ruimte. Ruimte die nu beschikbaar is voor de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast moet ten minste behouden blijven. De aanwezige ruimte mag niet sluipenderwijs verloren gaan bij de uitvoering van nieuwe projecten voor infrastructuur, woningbouw, landbouw of bedrijventerreinen.
Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. De doelstelling van het plan is: een veilig en bewoonbaar land. Het plan geeft de gewenste ontwikkelingen in het waterbeheer in de provincie Utrecht aan.Hierbij is rekening gehouden met de Europese kaderrichtlijn water en het beleid Waterbeheer 21e eeuw (WB21). Het thema “water als ordenend principe” loopt als een rode draad door het gehele plan. Dit houdt in dat, voordat er beslissingen worden genomen op ruimtelijk gebied,er wordt bekeken welke gevolgen die hebben voor watersystemen.
In het Waterbeheersplan 2010 - 2015 heeft Waterschap Vallei & Eem zijn ambities en uitvoeringsprogramma vastgelegd voor de periode 2010 tot en met 2015. Het plan bepaalt in grote lijnen de agenda van Waterschap Vallei & Eem voor de komende zes jaar. Dit plan is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied.
In 2005 heeft de gemeenteraad het “Waterplan gemeente” vastgesteld waarin een aantal streefbeelden zijn opgenomen. Alle nieuwe ontwikkelingen worden, afhankelijk van de ligging, aan een van deze streefbeelden en de daarbij behorende omschrijving, getoetst.
Verder sluit het waterplan aan bij het waterplan van de provincie Gelderland of Utrecht en het waterbeheerplan van Waterschap Vallei & Eem.
Bij ruimtelijke plannen geldt vanaf 1 november 2003 de wettelijke verplichting van een waterparagraaf/watertoets. De watertoets is één van de pijlers van het Waterbeleid voor de 21 eeuw, waarin aan water een meesturende rol in de ruimtelijke ordening is toegekend. Met de watertoets wordt beoogd waterbeheerders vroegtijdig in het ruimtelijke ordeningsproces te betrekken. De watertoets betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van een waterparagraaf is een samenhangend beeld te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met duurzaam waterbeheer en de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het voorkomen van negatieve effecten op de waterhuishouding staat bij de watertoets voorop. Dan pas komen inrichtingsmaatregelen en compensatie in beeld.
Voor het Oppidium is in het kader van een goede ruimtelijke onderbouwing voor de vrijstellingsprocedure ex artikel 19 lid 1 WRO het navolgende opgemerkt:
"Het streefbeeld voor oppervlaktewater vanuit het waterplan voor het CSG-gebied is 'Water voor de wijk'. Er is echter binnen het plangebied geen oppervlaktewater aanwezig.
In de huidige situatie is een gescheiden rioolstelsel aanwezig. In het CSG-gebied bevindt zich een bodemverontreiniging, waarvoor reeds een saneringsproces is gestart. Hierbij wordt ongeveer 10 m3 per uur aan grondwater onttrokken, dat na een zuiveringsstap geloosd wordt op de Eem. Om dit proces niet te verstoren kan het regenwater van en in de directe omgeving van het handelsgebouw niet worden geïnfiltreerd in de bodem, maar moet via de reeds aanwezige regenwaterriolering naar de Eem worden afgevoerd. Om te voorkomen dat verontreinigd water naar de Eem wordt afgevoerd mogen geen uitlogende bouwstoffen/metalen, o.a koper lood en zink, worden toegepast op die plaatsen waar deze met regen- of grondwater in aanraking kunnen komen.
De grondwaterstanden in het gebied zijn relatief laag (meer dan 1 meter beneden maaiveld). De verwachting is dat dit mede veroorzaakt wordt door de continue bemaling van de tunnel van de Amsterdamseweg. Dat betekent tevens dat geïnfiltreerd regenwater indirect via de tunnelbemaling weer opgepompt zou worden. Als ondergronds gebouwd wordt is het aan te bevelen om tot boven het maaiveld waterdicht te bouwen. Dit om problemen in de toekomst te voorkomen."
Het Oppidium voorziet ten opzichte van de vergunde situatie niet in een vergroting van het verharde oppervlakte waardoor bovengenoemde beschrijving nog steeds van toepassing is. De resterende bebouwing in het plangebied is al gerealiseerd en wordt in het bestemmingsplan geconsolideerd opgenomen. In totaal zal het verharde oppervlakte derhalve niet toenemen.
In het kader van het vooroverleg is het plan in verband met de verplichte watertoets opgestuurd naar het waterschap. Er is geen reactie binnengekomen.