Plan: | Berg-Utrechtseweg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0307.BP00049-0302 |
Het gebied Utrechtseweg en Bergkwartier vormt geomorfologisch een onderdeel van het de Utrechtse Heuvelrug. Gedurende met name de voorlaatste ijstijd werden de hoogteverschillen gevormd door gletsjers vanuit Scandinavië. Tijdens en na de laatste ijstijd onderging het landschap door erosie en zandverstuivingen een verdere verandering en vervlakking, met als resterende hoogtepunten de Amerongse Berg van 69 meter, de Stompert van 57 meter, de Grebbeberg van 52 meter en de Galgenberg van 44 meter. Daarna raakten de gebieden spontaan bebost.
Uit archeologische vondsten is duidelijk geworden dat het gebied in de bronstijd (ca. 600 v. Chr.) al sporen van bewoning vertoonde. Door menselijk ingrijpen raakten gebieden ontbost en ontstond een gebied met een woeste, vrijwel onbewoonde heidevegetatie. Door deze verlaten heidegebieden ontstonden langzamerhand smalle wegen en diepe karrensporen, bijvoorbeeld van Amersfoort naar Driebergen (Traay) en van Amersfoort via Den Dolder naar Utrecht (Heeser Spoor, oftewel een Hessenweg). Langs deze wegen trokken kooplieden uit onder andere Hessen met hun handelswaar de Nederlanden in.
In de zeventiende eeuw liep door het gebied een postweg van Amsterdam naar Keulen. Straatnamen in het gebied verwijzen daar vandaag de dag nog naar. Het gebied was in deze tijd een onveilig oord, waar struikrovers de nietsvermoedende reiziger overvielen en van geld, goederen en vaak het leven beroofden.
Bergkwartier vóór 1850
Door de ligging op de flank van de Utrechtse Heuvelrug die is ontstaan in de voorlaatste IJstijd (200.000-130.000 v. Chr.) wordt het sterk geaccidenteerde gebied ten zuidwesten van de binnenstad gekenmerkt door relatief grote hoogteverschillen. Bedraagt de hoogte aan de voet van de Utrechtseweg slechts zeven meter boven NAP, nauwelijks 1200 meter zuidelijker wordt bij de Galgenberg het hoogste punt van 44 meter boven NAP bereikt. Vanaf de huidige Barchman Wuytierslaan is in het talud van het spoorwegemplacement de overgang duidelijk merkbaar van de Utrechtse Heuvelrug naar het lager gelegen, voormalige weilandgebied van het Eemdal.
Het gebied kende lange tijd slechts een lage begroeiing met een beplanting van eikenhakhout, waardoor men vanaf de Berg een schitterend panorama had over de stad en de wijde omgeving. Naar het noorden kon men, kijkend over de weilanden van het Eemdal, de voormalige Zuiderzee onderscheiden. Naar het oosten had men zicht op de Gelderse Vallei. Van oudsher doorkruisten slechts enkele wegen het gebied.
De huidige ‘Utrechtseweg’ is zonder twijfel de oudste en belangrijkste en vormt de verbinding tussen Utrecht en Amersfoort.
Mogelijk is de Utrechtseweg zelfs prehistorisch van oorsprong, gezien de aanwezigheid van verschillende grafheuvels aan en in de nabijheid van deze weg. De grafheuvel op het huidige terrein van de Lichtenberg (Monumentennr. 45448) is, tijdens de bouw van het ziekenhuis in de jaren vijftig, onderzocht. Het is een grafheuvel uit de Nieuwe Steentijd met latere bijzettingen uit de IJzertijd. Overigens is toen ook geconstateerd dat bij de bouw minstens één (wellicht meer) grafheuvel is verdwenen. Langs de Utrechtseweg bevonden zich meerdere heuveltjes die oorspronkelijk grafheuvels kunnen zijn geweest. Duidelijk herkenbaar is de zogenoemde Galgenberg, op het hoogste punt van de Berg, ook zeer waarschijnlijk van oorsprong een prehistorische grafheuvel (Monumentennr. 45449). Vanuit de gehele omtrek zichtbaar, werden hier de stoffelijke overschotten van misdadigers opgehangen, die op de Hof waren terechtgesteld.
Een kaart uit 1690 toont dat de kenmerkende splitsing van de Utrechtseweg en de Prins Frederiklaan in de 17de eeuw aanwezig is. Daarnaast is duidelijk dat het wat slingerende verloop van de Utrechtseweg in de omgeving van de Galgenberg aansluit op de door Jacob van Campen ontworpen 'Wegh der Weegen' (Amersfoortsewegh) richting Zeist en Utrecht met de daaraan gelegen kenmerkende 17de-eeuwse vakkenstructuur. Met de aanleg van de Stichtse Rotonde, omstreeks 1962, is de zichtas, komend vanuit Zeist, op de Galgenberg met “het Gerecht” sterk verminderd.
Bergkwartier 1850 – 1890
De eerste verandering in het vrijwel geheel onbebouwde gebied vond in 1863 plaats met de aanleg van de spoorlijn Utrecht-Amersfoort door de Centraal Spoorweg Maatschappij. Hiervoor werd in dat jaar in de directe omgeving van de oude stad, aan het huidige Smallepad, door architect N.J. Kamperdijk een station gebouwd. De kaart uit de gemeente-atlas van Kuyper (1865) bevestigt dat het gebied in het midden van de negentiende eeuw nog vrijwel onbebouwd was. Aan de 'Straatweg van Utrecht' was ter hoogte van de splitsing met de Vlasakkerweg een tol geplaatst. Halverwege de Berg gaat de Utrechtseweg voor een deel over in de huidige Prins Frederiklaan. Dit pad leidde naar het gebied 'de Vlasakkers', dat in die tijd als exercitieterrein fungeerde. Daarnaast waren er de 'Vlasakkerweg' in het noorden (momenteel gedeeltelijk Barchman Wuytierslaan), waar in de directe omgeving met de spoorwegovergang enkele panden staan aangegeven met de naam ‘Klein Kolfschoten’. In het zuiden staan de 'Dievenweg' en 'Appelweg' aangegeven (momenteel respectievelijk Vondellaan en Kapelweg).
De topografische kaart uit 1890 geeft een meer exact beeld van het Bergkwartier, met een verkaveling die, zoals gebruikelijk, loodrecht op de bestaande wegen was aangebracht. Over het gehele gebied verspreid staat slechts een tiental gebouwen aangegeven. Met name aan de Utrechtseweg werden na de spoorwegontsluiting in 1863 met Utrecht en in 1874 met Amsterdam, door de ‘Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij’, sporadisch enkele grote villa’s voor de zeer welgestelden gebouwd. Voorbeelden hiervan zijn onder andere villa Meerwegen, Mezzo Monte en villa Genista.
Villa Meerwegen, Utrechtseweg 125
In 1876 waren grote delen van dit gebied door de gemeente verkocht, waarmee de ontwikkeling van het Bergkwartier in handen kwam van particulieren.
Bergkwartier 1890-1915
Nog net voor de eeuwwisseling kwam de 'NV Amersfoort, Maatschappij tot exploitatie van onroerende goederen', ook wel 'Nieuw Amersfoort' genoemd, met de eerste schetsen voor een villapark. In september 1900 kwam de maatschappij met een plan waarbij de uitgangspunten van de Engelse Landschapsstijl werden gehanteerd met een evenwichtig lanenpatroon. Dit plan is voor een groot deel uitgevoerd. Door het opnemen van servituten in de koopcontracten probeerde de exploitatiemaatschappij het landschappelijke karakter voor langere tijd vast te leggen. Het was bijvoorbeeld verboden 'arbeiderswoningen of woningen van minder dan 300 gulden werkelijke huurwaarde, fabrieken, werkplaatsen, pakhuizen, schuren, bordeelen, danshuizen, herbergen, kroegen, koffiehuizen, bierhuizen en logementen' te bouwen. Bovendien moesten de huizen minimaal twee verdiepingen bezitten en ten minste acht meter van elkaar zijn gelegen. De uitgangspunten van dit plan werden in het Uitbreidingsplan uit 1905 door stadsarchitect W.H. Kam overgenomen.
Naast incidentele bebouwing aan met name de Utrechtseweg vond vanaf 1900 een meer planmatige ontwikkeling plaats. In de omgeving van de Johan van Oldenbarneveltlaan werden langs drie noord-zuid gesitueerde lanen, die met elkaar verbonden zijn door een gebogen laan in het zuiden, door de NV Java dubbele villa's gebouwd op relatief kleine percelen. Voor 1905 werden vervolgens de huidige Koningin Wilhelminalaan en de Emmalaan aangelegd. Daarna werden voor de welgestelden tot circa 1915 zeer grote, vrijstaande villa's gebouwd, die op uitgestrekte percelen aan de lineaire assen zijn gelegen. Het landhuis Middeloo, ' t Huis Lumey en Huize Paaslo zijn hiervan goede voorbeelden.
Landhuis Middeloo, Koningin Wilhelminalaan 1 |
Bergkwartier 1915-1940
In 1913 werden de gronden van de Exploitatiemaatschappij door de gemeente overgenomen, waardoor de gemeente zelf initiatieven kon ontwikkelen om nieuwe inwoners te werven. Tussen 1918 en 1920 werd een uitbreidingsplan opgesteld, waarbij met de bouw van een groot aantal woningen rekening werd gehouden. Deze ging voort op de door zijn voorgangers ingeslagen weg, zij het dat de kavelgrootte over het algemeen werd verkleind. Op deze wijze werd het buiten wonen voor bredere lagen bereikbaar. Voor deze groep werden kleinere villa's en landhuizen gebouwd, waarbij met name voor het personeel geen aparte vertrekken meer werden ontworpen. Een goed voorbeeld van deze ontwikkeling is ondermeer villa De Oogst aan de Barchman Wuytierslaan 46.
Villa De Oogst Barchman Wuytierslaan 46 |
In deze periode werd het gebied rond de huidige Van Hogendorplaan tot ontwikkeling gebracht, wat ook gold voor het gebied ten westen van de Emmalaan en ten zuiden van de Prins Frederiklaan. Na de aanleg in 1914 van de tramlijn naar Zeist via de huidige Barchman Wuytierslaan en de Daam Fockemalaan werd het ook aantrekkelijk in het westelijke deel van het Bergkwartier woningen te bouwen. Het complex van de Frisiawoningen uit 1920-22 is hiervan een goed voorbeeld. Tot na de Tweede Wereldoorlog voorzag het Uitbreidingsplan 1918-1920 in de behoefte.
Hoewel het Bergkwartier als villapark is ontworpen, heeft het vanaf het allereerste begin ook ruimte geboden aan grote instellingen. Een van de eerste instellingen, die in het Bergkwartier werden gebouwd, was het Rijks Opvoedingsgesticht voor Jongens in 1908. Aangezien deze wijk echter vooral door de betere stand werd bevolkt, is het niet verwonderlijk dat hier in 1913, dichtbij haar belangrijkste afnemers, de gemeentelijke watertoren werd gerealiseerd. De situering op het hoogste punt, waardoor de toren relatief laag kon blijven, was daarbij ook een niet onbelangrijke overweging. Begin jaren twintig werd aan de zuidzijde van de watertoren op de helling van de berg 'Klein Zwitserland' aangelegd; een wandelpark dat gekenmerkt wordt door gebogen lanen, hoogte-verschillen, doorzichten en houten bruggetjes.
Daarnaast zijn in het Bergkwartier ook de betere scholen gebouwd. In 1919 vestigde zich de Rijks H.B.S. aan het Thorbeckeplein en in het begin van de jaren dertig werden grote school- en kloostercomplexen gebouwd, zoals het stedelijk Johan van Oldenbarnevelt Gymnasium en Onze Lieve Vrouw ter Eem aan de Daam Fockemalaan. In die periode is ook het protestants-christelijk ziekenhuis De Lichtenberg op de Berg gebouwd. Al deze complexen en instellingen werden via kleinere zichtassen en ruimtelijk aangelegde groenstructuren met de landschappelijke aanleg van het villapark verweven. De traditionele oriëntatiepunten in een wijk, zoals kerken met hun torens, zijn in deze periode opvallend genoeg net buiten de grenzen van het plangebied gerealiseerd. De toren van de rooms-katholieke Sint-Ansfriduskerk is wel vanaf verschillende punten in het oostelijk deel van het Bergkwartier zichtbaar.
Bergkwartier 1940-2000
Vanzelfsprekend zijn in de periode 1940-2000 binnen de structuur van het villagebied eigentijdse invullingen gerealiseerd, die echter door hun maat in meerdere of mindere mate bij het oorspronkelijke karakter aansluiten.
De traditie van het huisvesten van grote instellingen werd in 1952 met de bouw van het Constantinianum aan de Daam Fockemalaan voortgezet. Ook hier vormt de toren met de uivormige bekroning een oriëntatiepunt.
Na 1950 zijn op verschillende plaatsen flatwoningen gebouwd, die door een strokenverkaveling met uitgestrekte gazons eveneens een grote samenhang met de bestaande groenstructuur bezitten.
In 1957 werd halverwege de Utrechtseweg het complex van Ziekenhuis de Lichtenberg gebouwd.
De aanleg van de Stichtse Rotonde met een oppervlakte bijna ter grootte van de Amersfoortse binnenstad betekende in het begin van de jaren zestig een grote schaalvergroting van de straatprofielen, waardoor de lineaire as van de Utrechtseweg werd verbroken. In de jaren tachtig werden enkele kavels uitgegeven voor de bouw van villa's.
Eind jaren negentig kreeg het Rijks Opvoedingsgesticht een woonfunctie, waarbij ook het achterterrein voor villa- en woonbebouwing werd verkaveld.
Utrechtseweg en omgeving in de 17e en 18e eeuw
De aanvankelijke route van Amersfoort naar Utrecht was een behoorlijk eind om, via Leusden en Zeist. Daarom besloten Gedeputeerde Staten van Utrecht, op initiatief van het stadsbestuur van Amersfoort, in 1652 tot de aanleg van een directere route van Amersfoort recht over de heide naar Vollenhove en van daaruit aansluitend op de weg Arnhem - Utrecht. Door het brede profiel werd deze weg wel als 'Wegh der Weegen' aangeduid. De weg en de aangrenzende gebieden ten noorden en ten zuiden werden door Jacob van Campen op een wel heel bijzondere manier tot ontwikkeling gebracht: men verdeelde het wegvak aan weerzijden van Amersfoort tot Vollenhove in blokken van 100 roe (376 m) lang en 50 roe (168 m) breed. Iedere burger kon zich aanmelden voor zo’n perceel mits hij zorg droeg voor de aanleg van de weg en het onderhoud en men eigenaar werd van het aangrenzende perceel. De vakken dienden te worden omzoomd door een sortie, een pad van 11 meter breed. Ook al werd de zandweg door de eigenaren onderhouden (lees:aangeharkt), het bleef een karrenspoor dat ‘s winters vaak wekenlang onbegaanbaar was. Pas in 1808 werd een aanvang gemaakt met het bestraten van de weg.
Veel eigenaren bouwden een huis op hun perceel omdat dat het recht gaf op verbreding van het perceel tot 100 roe, aan dezelfde zijde van de weg, dan wel aan de overzijde van de weg. Binnen het grondgebied van Amersfoort waren op deze wijze twaalf vakken (lang) te verdelen. Het bijzondere doet zich voor dat deze verkavelingstructuur ook heden nog is af te lezen aan de verkaveling van de omgeving van de Utrechtseweg in Amersfoort, tussen de Stichtse Rotonde en de gemeentegrens met Soest. Een deel van de zijdelingse ontsluitingswegen tussen de Stichtse Rotonde en Vollenhove ligt precies ter plekke van de zeventiende-eeuwse sorties.
Utrechtseweg en omgeving in de 19e en 20e eeuw
In de Napoleontische tijd waren er grote legereenheden (20.000 manschappen in Midden Nederland) gehuisvest, onder andere op de heide bij Soesterberg. Dat leidde tot de aanleg van grote kampementen en het uitwaaieren van militairen in de omgeving ten behoeve van oefeningen en allerlei andere activiteiten om de soldaten bezig te houden, bijvoorbeeld de bouw van de piramide van Austerlitz. De heidegebieden waren in die tijd inmiddels in kale vlakten veranderd en in de tweede helft van de negentiende eeuw werd besloten tot een grootschalige bebossing van de Utrechtse Heuvelrug met dennen, sparren, lariksen, beuken, zomereiken en Amerikaanse eiken.
Het grootschalige militaire gebruik in de omgeving van Soesterberg en Amersfoort zette zich echter in de tweede helft van de negentiende eeuw voort, zij het nog zonder al te veel bebouwing. In het midden van de negentiende eeuw ontstond de spoorverbinding Amersfoort - Utrecht, die van grote invloed is geweest op de ontsluitingsstructuur aan de west en zuid-westzijde van de stad. Het tracé van de huidige Barchman Wuytierslaan en de Daam Fockemalaan zijn hierdoor bepaald. Langs de Daam Fockemalaan en de Utrechtseweg loopt tot na de Tweede Wereldoorlog de tramverbinding naar Zeist. Rond 1960 ontstaat een grote ingreep door de aanleg van de Stichtse Rotonde, het meest beeldbepalende element in dit deel van de stad en de Rondweg-Zuid. Deze laatste krijgt een bescheidener functie na het gereedkomen van de Rijksweg A28 tussen Utrecht en Zwolle in de zeventiger jaren.
De ontwikkeling van de bebouwing aan de west en zuid-westzijde van de stad houdt gelijke tred met de ontwikkeling van de infrastructuur, allereerst langs de Utrechtseweg. Bestond de bebouwing vóór de negentiende eeuw uit spaarzame, verspreide bebouwing met hier en daar een herberg (bijvoorbeeld het huidige café-restaurant de Spitsheuvel), vanaf het begin van de twintigste eeuw trad hierin een sterke verandering op. Voorbeelden van de nu nog aanwezige oude bebouwing zijn onder meer het voormalige katholieke pensionaat St. Louis (thans Hoornbeeck College) en het voormalige Rijksopvoedingsgesticht (thans een woonfunctie), gebouwd in de jaren 1910-1920. In de dertiger jaren ontstonden in het Bergkwartier radiale wegen met villabebouwing. Korte tijd later ontstond een verdere verfijning in woonstraten. Langs de Utrechtseweg-West ontstonden onder meer het psychiatrisch ziekenhuis Zon en Schild (begin jaren 30), het ziekenhuis De Lichtenberg (inmiddels gesloopt), het klooster O.L. Vrouw ter Eem (1933) met bijbehorende scholen en het verpleeghuis De Lichtenberg.
De militaire activiteiten die van oudsher al op de Vlasakkers plaatsvinden waren de opmaat voor de bouw van de Bernhardkazerne langs de spoorlijn naar Utrecht. Op een wat grotere afstand ontstond het militaire vliegveld Soesterberg en andere militaire complexen. Daarnaast werd de oefenfunctie van onder andere de Leusderhei en de Vlasakkers versterkt. In de vijftiger jaren werd het ziekenhuis De Lichtenberg vervangen door een nieuw complex aan de Vondellaan. Het oude complex is gesloopt en vervangen door een nieuw verpleeghuis. Ook werd het Kruisherenklooster gerealiseerd (1952-1954).
Laan 1914 / Kamp Amersfoort
De Laan 1914 vertoonde aan eind van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw een zelfde, landelijke beeld als de omgeving van de Utrechtseweg: heidevelden die eind negentiende eeuw bebost werden en een brede zandweg.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog lag langs deze weg de ingang van het concentratiekamp Amersfoort, dat zich grotendeels op Leusdens grondgebied bevond. Na ontruiming van het kamp, na de Tweede Wereldoorlog, is het verlaten complex gesloopt en is de politieschool 'De Boskamp' er gevestigd. Hoewel het voormalig kamp altijd een herinneringsplek is geweest, is het in de laatste decennia weer duidelijker in de belangstelling gekomen. Vandaag de dag is er een herdenkings-monument (de Stenen Man) en wordt in een van de oude barakken de geschiedenis van het kamp in ere gehouden. De ingang naar dit herdenkingsmonument is nog steeds aan de Laan 1914 gesitueerd, naast het complex van DHV. In 1958 werd het congrescentrum Evert Kupersoord aan de Stichtse Rotonde / Laan 1914 geopend en rond 1960 het complex van het Sinaï Centrum aan de Laan 1914, later gevolgd door het hoofdkantoor van ingenieursbureau DHV.
DHV
Sinds de oprichting in 1917 is DHV uitgegroeid tot het grootste ingenieursbureau van Nederland. In 1969 wordt aan de Laan 1914 een spraakmakend kantoorgebouw gebouwd. Geschakelde honingraatvormige bouwdelen vormen een voor die tijd spectaculair kantoorlandschap, dat aan een groot aantal medewerkers huisvesting biedt. Om aan het sterk vergrote bureau huisvesting te blijven bieden wordt eind negentiger jaren, pal ten zuiden van het bestaande gebouw aan Laan 1914, een nieuw grootschalig gebouw toegevoegd, op Leusdens grondgebied. De ontsluitingen vinden plaats via de Appelweg, Laan 40-45 en Laan 1914.
Binnenkort fuseert DHV met Royal Haskoning. Het hoofdkantoor na de fusie zal op de plek van DHV aan de Laan 1914 worden gehuisvest.
Al ver voor de fusiebesprekingen (2008-2009) is er door de gemeente met DHV gesproken over het parkeren op het terrein aan de Laan 1914. De aanleiding was toen het verzoek van DHV om parkeergelegenheid op maaiveld te realiseren in het bos rechts naast het kantoor. Deze parkeergelegenheid was nodig omdat de huur van een parkeerterrein met 200 parkeerplaatsen door DHV op het naburige terrein van de KLPD werd opgezegd.
De insteek destijds vanuit de gemeente was om een oplossing te zoeken voor het parkeren zonder daarvoor bos op te offeren.
Dit heeft uiteindelijke geresulteerd in de voorgenomen bouw van een nieuwe parkeergarage op het huidige parkeerterrein aan de voorzijde van het perceel. Hiervoor heeft de gemeente 2009 een bestemmingsplan gemaakt, dat door de raad in 2010 is vastgesteld. De nieuwe parkeergarage is er (nog) niet gekomen.
Met de fusie tussen beide bureau's zal de parkeerdruk verder toenemen en zal de bouw van de garage waarschijnlijk noodzakelijk zijn, tenzij DHV een alternatieve parkeeroplossing vindt die niet of nauwelijks ten koste gaat van bos. Daarom wordt in het voorliggende bestemmingsplan de mogelijkheid voor de bouw van de garage opnieuw opgenomen.
Sinaï Centrum
Het voormalige Sinaï Centrum, een centrum voor psychiatrische zorg aan Joodse mensen die de Tweede Wereldoorlog hebben overleefd en zorg aan Joodse cliënten met een verstandelijke handicap, is enige tijd geleden gesloopt nadat het centrum was verhuisd naar Amstelveen. Een projectontwikkelaar heeft plannen ontwikkeld voor woningbouw op deze locatie. Deze plannen liggen momenteel stil. Omdat niet duidelijk is hoe de invulling van het terrein er uit gaat zien, heeft het terrein in het voorliggende bestemmingsplan de bestemming die het ook heeft in het nu nog geldende bestemmingsplan, namelijk de bestemming 'Maatschappelijk - zorginstelling' met de bijbehorende bouwmogelijkheden. Omdat de panden op het terrein al zijn gesloopt en het wel duidelijk is dat het terrein een andere invulling gaat krijgen, is in de bestemming 'Maatschappelijk - 5' een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de bestemming van het perceel onder voorwaarden kan worden gewijzigd.
Golden Tulip
Het meest westelijk gelegen grote complex langs de Laan 1914 is het voormalige Evert Kupersoord, genoemd naar een van de grondleggers van het NVV (voorganger van de FNV). Dit door de architecten Brakel en Buma ontworpen gebouw is gerealiseerd in 1958 en was bedoeld als vakantie- en ontspanningsoord voor NVV-leden. Het huisvestte tevens opleidingsfaciliteiten en de kaderschool van het NVV. Ook was een inpandige beheerderswoning aanwezig.
Het oorspronkelijke gebouw is van een bijzondere architectonische waarde. Moderne architectuur met zwevende trappen en zwevende plafonds, van moderne materialen als beton en glas, met veel licht en lucht. Ook aan de inrichting werd zeer veel zorg besteed terwijl het gebouw en de omringende tuinen verfraaid werden met diverse kunstwerken. Rond 1980 werd het complex, dat inmiddels een conferentieoord was geworden, uitgebreid met een extra zalenaccommodatie. Tevens werden de hotelfaciliteiten gemoderniseerd. Vandaag de dag is er een hotel annex congrescentrum in het complex gehuisvest van het Golden Tulip-concern.
Op het perceel stond aanvankelijk een villa, die in de Tweede Wereldoorlog is verwoest. De twee bijbehorende personeelswoningen (Stichtse Rotonde 9 en Laan 1914 nr. 17) zijn in de loop der tijd in particuliere handen geraakt.
Hoornbeeck College / Van Lodensteincollege
Het katholieke pensionaat St. Louis, een school voor middelbaar onderwijs en beroepsonderwijs met internaat, werd in 1913 gerealiseerd naar een ontwerp van de architecten Faber en De Hoog. Het is een uitgebreid complex met leslokalen, praktijklokalen, technisch ondersteunende functies, sier- en werktuinen en een zogenaamd buitengoed. Na de Tweede Wereldoorlog nam onder invloed van veranderde onderwijsopvattingen en deconfessionalisering het leerlingenaantal en de omvang van de school af. Enige tientallen jaren later werd het complex verworven ten behoeve van een scholencomplex voor voortgezet onderwijs op bijzondere reformatorische grondslag, het Van Lodensteincollege. De wens tot nieuwbouw van deze school werd gehonoreerd en in de jaren 1983-1986 verrees ten westen van het oude pensionaat het nieuwe, grootschalige Van Lodensteincollege.
In 1997 werd het Hoornbeeck College opgericht na de fusie van een aantal MBO en MDGO instellingen. Het is een MBO cluster, vergelijkbaar met een ROC, maar door haar specifieke grondslag een school met een aanvankelijk landelijke functie. In de loop van de tijd is gewerkt aan een meer regionale spreiding over het land en kwamen er nevenvestigingen in Goes, Rotterdam, Kampen en Apeldoorn. De vestiging in Amersfoort is echter de hoofdvestiging, waar ook directie en bestuur gehuisvest zijn. De school is onderwijskundig gericht op de sectoren techniek, economie, welzijn, verzorging en gezondheidszorg.
In 2004 werd een ingrijpend sloop- nieuwbouw- en renovatieplan ontwikkeld. De oude pensionaatsgebouwen waren onpraktisch ingedeeld, nog gericht op drie verschillende scholen met faciliteiten in drievoud. De herinrichting moest leiden tot een geïntegreerd complex waarbij een praktische, adequate huisvesting ontstaat met functionele clusters. Het leerlingenaantal van het MBO complex zal de komende jaren nog groeien. Daar staat tegenover dat het leerlingenaantal van het Van Lodensteincollege langzamerhand zal afnemen door regionale spreiding in het reformatorische, voortgezet onderwijs. Het totale leerlingenaantal van beide schoolcomplexen samen zal daardoor vrijwel gelijk blijven, een enkel gebouw van het Van Lodensteincollege zal in gebruik worden genomen door het Hoornbeeck College, terwijl gebouwen met een tijdelijke vergunning zullen worden gesloopt.
Bijzonder is dat het oude katholieke pensionaat, weliswaar cultuurhistorisch interessant voor Amersfoort maar zonder monumentenstatus, zoveel mogelijk cultuurhistorisch zal worden gerespecteerd. Daarnaast heeft het buitenterrein een kwalitatieve metamorfose ondergaan, waarbij groenkwaliteit, parkeeroplossingen, sportvoorzieningen en openbaar vervoerfuncties tot een nieuw, beter samenhangend geheel zijn gevormd.
Het parkeren blijft aandacht vragen. Veelvuldig wordt geparkeerd in de groenstroken voor het schoolterrein, langs de Daam Fockemalaan. Dit is echter niet toegestaan en leidt tot bezwaren uit de omgeving. Het parkeren moet op eigen terrein worden opgelost en mag alleen gebeuren op gronden waar parkeren is toegestaan.
De Lichtenberg
In 1931 werd op deze locatie het Nederlands Hervormde ziekenhuis De Lichtenberg gebouwd, een jaar later gevolgd door een rusthuis. Het ontwerp was van architect Van der Linden. Het complex draagt de sporen van de ontwikkelingen in de gezondheidszorg in de twintigste eeuw. Toen in de loop der tijd de behoefte aan een nieuw, modern geëquipeerd ziekenhuis ontstond, werd in het Bergkwartier een nieuw ziekenhuis gebouwd, tussen Vondellaan en Hugo de Grootlaan. Het oude ziekenhuis werd vervolgens als verpleeghuis in gebruik genomen. In de tachtiger jaren werden de oorspronkelijke gebouwen vervangen door gebouwen die meer aan de dan geldende zorgopvattingen en normen voldeden. Sinds enige tijd maakt het complex deel uit van de zorgkoepel Beweging 3.0 (voorheen Stichting Amant).
Op dit moment zijn de zorgopvattingen en normen dusdanig gewijzigd dat veel van de gebouwen daar niet meer aan voldoen. Met name de oppervlakte van de kamers is (te) klein. Daarom werkt de Beweging 3.0 momenteel aan een strategische visie over sloop en vervangende nieuwbouw op deze locatie. Deze plannen zijn nog niet in een dusdanig stadium dat ze meegenomen kunnen worden in het voorliggende bestemmingsplan.
Bernhardkazerne
Zoals al eerder opgemerkt is sinds de Napoleontische tijd sprake van intensief militair gebruik van een deel van de Utrechtse Heuvelrug in en rondom Amersfoort. Aanvankelijk betrof het vooral militaire tentenkampen met een semi-permanente status. Begin van de twintigste eeuw was op het terrein van de Vlasakkers en de huidige Bernhardkazerne een barakkenkamp. Dit was de voorloper van de huidige kazerne. De eerste gebouwen van het tegenwoordige complex dateren van de periode kort voor de Tweede Wereldoorlog. In de oorlog werd het complex betrokken door de Duitse troepen. Op het zogenaamde KELA terrein, naast het voormalige ziekenhuis De Lichtenberg was een grote Duitse militaire opslag gevestigd, die in 1944 door de geallieerden is gebombardeerd. Na de oorlog werd in de overgebleven barakken aan de zuidzijde van het huidige terrein het Militair Sanatorium gevestigd, waar militairen werden verpleegd die tijdens hun werk of dienstperiode tuberculose hadden opgelopen. Toen deze functie werd afgebouwd, zijn de resterende gebouwen in gebruik gekomen bij de Bernhardkazerne.
De kazerne is in de naoorlogse tijd uitgegroeid tot een groot complex. Er is een duidelijke relatie met de oefenterreinen Vlasakkers, de Leusderhei en de Stompert. Tot in de tachtiger jaren van vorige eeuw was Defensie een van de grootste werkgevers in Amersfoort. Met de verschillende reorganisatierondes binnen de militaire organisatie zijn in de zeventiger jaren enkele grote kazernes in Amersfoort gesloten, zoals Willem III en Juliana van Stolberg. Deze complexen/terreinen zijn herontwikkeld en maken nu deel uit van het stedelijk woongebied. Daarnaast zat er een militair hospitaal aan de Hogeweg. De militaire complexen Bernhardkazerne en Dumoulin (net over de grens van Soest) en de oefenterreinen Leusderhei, Vlasakkers en de Stompert zijn nog steeds in militair gebruik.
Zon en Schild
De psychiatrie in Nederland heeft een lange weg afgelegd van de middeleeuwse dolhuizen tot aan de hedendaagse groepswoningen in de Nederlandse binnensteden. In 1927 wordt de Vereniging Nederlands Hervormde Stichting voor Zenuw- en Geesteszieken opgericht als afsplitsing van de christelijke organisatie van dat moment, met een meer reformatorische signatuur. In 1931 realiseert deze hervormde vereniging de instelling Zon en Schild. Zoals in die tijd gebruikelijk werd het complex opgezet volgens het paviljoenstelsel.
Zoals bij vele psychiatrische instellingen in Nederland vormen de ruimtelijke configuratie, het stedenbouwkundige concept en de architectuur van dit complex vrijwel een afspiegeling van de opvattingen en behandelingswijzen die in de loop van de tijd opgeld doen. De realisering van het oorspronkelijke complex vond tussen 1931 en 1938 plaats. Volgens een ontwerp van de architecten Mensink uit Apeldoorn en Van Hoogevest uit Amersfoort ontstond een complex met een administratiegebouw (het huidige hoofdgebouw) met twee opnamevleugels voor mannen en vrouwen, twee klassepaviljoens, twee paviljoens voor onrustige patiënten achter op het terrein, een afrondend gebouw aan de zuidzijde en een kerk. Daarnaast verrees op het terrein een sanatorium (Hebron) dat twee naar klasse gedifferentieerde afdelingen had. In de bijgebouwen kwamen allerlei werkplaatsen voor bijvoorbeeld houtbewerking, een weverij, borstelmakerij, smederij en een was- en strijkafdeling.
De ontwikkeling vanaf midden jaren vijftig met de wellicht meest belangrijke implicaties is de ontwikkeling en bredere toepassing van psychofarmaca. Vanaf dat moment nam de behandelbaarheid van patiënten toe, de scheiding tussen rustige en onrustige patiënten vervaagde en de ontwikkeling van diagnostiek en therapievormen nam een grote vlucht. Dit had ook zijn weerslag op de ruimtelijke inrichting van psychiatrische instellingen. Vanaf dat moment werd die meer bepaald door leeftijd en de aard van de ziekte/therapie.
Zon en Schild is aanvankelijk sterk symmetrisch ontworpen. Een hoofdgebouw met twee zijvleugels, een lengteas in zuidelijke richting met aan weerszijden tweemaal twee paviljoens en een afsluitend paviljoen midden op de lengteas. De kerk en het sanatorium worden meer oostelijk op het terrein ontworpen. Ook verschenen ondersteunende voorzieningen als een wasserij, keuken, verwarmings-gebouw, transformatorhuisjes en een mortuarium. Voor de reiniging van huishoudelijk water werden de zogenaamde vloeivelden gebruikt. In die periode was er nog sprake van geïntegreerde gebouwen waarbij verblijf en behandeling onder één dak plaatsvonden. Ook werd het gebouw Heidezicht in gebruik genomen als paviljoen voor psychiatrische patiënten met tuberculose in een parkachtige setting aan de rand van het bos. Gelijk aan de landelijke trend ontstond na de vijftiger jaren een indeling naar leeftijd en ziektebeeld. Van de oorspronkelijke bebouwing zijn twee paviljoens verdwenen en vervangen door nieuwe paviljoens. Het symmetrische concept is geheel losgelaten.
Tegenwoordig is het complex een soort “psychiatrisch bedrijventerrein” waar een deel van de oorspronkelijke bebouwing aan vervanging of renovatie toe is. Het complex bestaat nu uit zo’n vijfendertig grotere en kleinere gebouwen en paviljoens met specifieke functies, bijvoorbeeld woongebouwen, fysiotherapie, polikliniek, restaurant, zwembad, soos, winkeltje en kleine woongroepen in de villa’s langs de Utrechtseweg. Daarnaast bevindt zich op het terrein op specifieke doelgroepen gerichte bebouwing, zoals een kinder- en jeugdpsychiatriecluster, een autismecluster, een long-stay afdeling en psychogeriatrie. De stijl en architectuur van de diverse gebouwen is een staalkaart van de verschillende verpleeg-opvattingen en de daaraan gerelateerde architectuur van de laatste vijfenzeventig jaar.
Gedurende de laatste decennia wijzen de algemene verpleegopvattingen en zorgconcepten weer meer richting stedelijk gebied. Er is een wijdverbreide opvatting dat psychiatrische patiënten meer geïntegreerd moeten worden in de “normale” samenleving. Veel grote instellingen van weleer lopen leeg, terreinen worden herontwikkeld, bijvoorbeeld voor woningbouw. In de steden verrijzen nieuwe, soms kleinschalige klinieken waaraan ook een polikliniek is verbonden. Ook wordt op sommige plekken de “samenleving naar de instelling gebracht”. Door aanvullende woningbouw voor niet-patiënten wil men een vorm van integratie bevorderen. De tendens is om zoveel mogelijk patiënten thuis te laten wonen en poliklinisch te behandelen. Deze trend wordt sterk ingegeven door bezuinigingen in de psychiatrische zorg en een hele strakke normering. Ook vindt een zekere marktuitbreiding plaats van de psychiatrische sector, bijvoorbeeld in de vorm van verslavingszorg of de behandeling van forensisch-psychiatrische patiënten. De geschetste tendens gaat echter maar voor een deel op voor Zon en Schild. Er is duidelijk sprake van specialisatieclusters zoals Fornhese (kinder- en jeugdpsychiatrie) en Emerhese (autisme). Het totaal aantal bewoners zal de komende jaren mogelijk wat afnemen onder invloed van de verandering in de zorg. Ook vindt er een gedeeltelijke verschuiving plaats van intramurale naar poliklinische zorg. Veel gebouwen zijn aan vervanging of renovatie toe, ingegeven door de hedendaagse normen ten aanzien van het woonoppervlak, eigen kamers, energienormen, milieuvoorschriften etc. Ook de organisatievorm in de geestelijke gezondheidszorg is veranderd. Een golf van schaalvergroting en doorfuseren heeft geleid tot een landschap met minder organisaties, een marktgerichte benadering, onder strakgenormeerde rijksfinanciering, met nieuwe namen.
Zon en Schild maakt momenteel deel uit van GGZ centraal. Anders dan veel andere instellingen, leeft bij Zon en Schild niet de wens “terug naar de stad”. Integendeel, de instelling wil graag blijven zitten op de huidige plek, maar wil het gebouwenbestand actualiseren, renoveren en deels slopen.
Woningen langs noordzijde Utrechtseweg
Langs de Noordzijde van de Utrechtseweg bevinden zich 16 grote woonpercelen met daarop vrijstaande woningen. De verkaveling langs dit deel van de Utrechtseweg weg werd door Jacob van Campen op een wel heel bijzondere manier tot ontwikkeling gebracht: het wegvak aan weerzijden van Amersfoort tot Vollenhove werd verdeeld in blokken van 100 roe (376 m) lang en 50 roe (168 m) breed. Iedere burger kon zich aanmelden voor zo’n perceel mits hij zorg droeg voor de aanleg van de weg en het onderhoud. Deze verkavelingsstructuur is ook nu nog af te lezen aan de verkaveling van de omgeving van de Utrechtseweg in Amersfoort, tussen de Stichtse Rotonde en de gemeentegrens met Soest.
De rooilijn op de percelen is niet voor alle woningen gelijk. De ene woning ligt wat dichter bij de Utrechtseweg dan de andere woning. Wel heeft de hele strook een groene uitstraling, zoals op onderstaande afbeelding is te zien.
Het driehoekige terrein gelegen tussen de huidige Stationsstraat - Van Asch van Wijckstraat en het spoor maakte oorspronkelijk deel uit van het gebied Nederberg. De nog vrijwel onbebouwde gronden vormden de overgang tussen de lager gelegen wijken Binnenstad en Soesterkwartier en het hoog gelegen Bergkwartier. Pas na het midden van de 19e eeuw werden enkele verspreid gelegen percelen bebouwd, terwijl het grootste deel als exercitieterrein werd gebruikt.
Gebied rond Stationsstraat/Asch van Wijckstraat 1850-1900
Met de aanleg van de spoorlijk Utrecht-Amersfoort door de Nederlandse Centraalspoorweg Maatschappij verrees in 1863 het eerste stationsgebouw van Amersfoort, ontworpen door architect N.J. Kamperdijk. In het meest westelijke deel werd een spoorweghuisje gebouwd. Tien jaar later (1873) werd langs de Stationsstraat, op de plek van de huidige Brouwersstraat, de 'Amersfoortsche Beiersche Bierbrouwerij Phoenix' gevestigd. Deze markante gebouwen bepaalden bijna 100 jaar het straatbeeld.Om de verbinding tussen Binnenstad en Soesterkwartier voor de voetganger te vergemakkelijken werd omstreeks 1900 een brug over het spoor gebouwd.
Gebied rond Stationsstraat/Asch van Wijckstraat 1900-1950
Geleidelijk werden de kavels langs het spoor volgebouwd. In de jaren dertig werd tegenover het spoorhuisje een complex woningen neergezet en aan de westzijde van de Brouwersstraat werd een garagebedrijf gevestigd.
Gebied rond Stationsstraat/Asch van Wijckstraat 1950-2000
In deze periode werd de voetgangersbrug door een fietstunnel vervangen. Het oostelijk deel van hetgebied werd in beslag genomen door een door stadsarchitect L.J. Linssen in 1970 ontworpen brandweergarage. Na de afbraak van de Phoenixbrouwerij werd op deze plek in 1977 door architect Van Gool een kantoorgebouw ontworpen dat aan het eind van de jaren negentig werd gemoderniseerd. Aan het eind van deze periode werd het politiebureau van stadsarchitect W.B. Dogger uit 1975 gesloopt en verrees in de bocht van de Van Asch van Wijckstraat een politiebureau. Uit deze periode dateren ook de parkeergarage en een kantoorgebouw op de hoek van de Stadsring (1984 EGM architecten).
Gebied rond Stationsstraat/Asch van Wijckstraat 2000-2010
In het laatste decennium is met name de noordzijde van het gebied ingrijpend gewijzigd met de komst van een groot aantal kantoorgebouwen die zowel op de Stationsstraat als op het Smallepad zijn georiënteerd. Met deze laatste invullingen heeft het gebied zijn huidige aanzien verkregen.