Plan: | Hoogland |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0307.BP00048-0302 |
Op 30 juni 2009 heeft de gemeenteraad van Amersfoort de 'Structuurvisie Amersfoort' vastgesteld. Deze structuurvisie is gebaseerd op bestaand beleid. Het gaat in hoofdlijnen om beleidsnota's en ruimtelijke kaders die voor projecten zijn bepaald.
Bij de gemeentelijke structuurvisie is de Ruimtelijke hoofdstructuur 2030 aangegeven. Hierin wordt Hoogland aangewezen als 'Woongebied'.
Structuurvisie Amersfoort: Ruimtelijke hoofdstructuur 2009
Uit het 'Ontwikkelingsbeeld' dat bij de structuurvisie is gevoegd, blijkt dat er voor Hoogland geen ontwikkelingen zijn gepland. Het betreft dus een bestaand gebied, waarvoor volgens het geldende beleid geen ruimtelijke plannen bestaan.
Structuurvisie Amersfoort: Ontwikkelingsbeeld
Omdat de Hamseweg en de Zevenhuizerstraat sinds de uitbreiding van Hoogland en de nieuwbouwwijken Kattenbroek en Nieuwland steeds meer verstedelijken, is de structuurvisie Hamseweg - Zevenhuizerstraat 2001 opgesteld. De structuurvisie is een beleidsvisie op hoofdlijnen, waarin de gewenste ontwikkeling van het plangebied wordt aangegeven. het bevat spelregels en richtlijnen voor die situaties waarin om gemotiveerde redenen van het geldende bestemmingsplan moet worden afgeweken, bijvoorbeeld in geval van bedrijfsbeëindiging of verplaatsing. De uitgangspunten zijn behoud en herstel van de dorpse karakteristieken enerzijds, en ruimte voor nieuwe ontwikkelingen anderzijds.
Deze structuurvisie was basis voor het thans geldende bestemmingsplan Hoogland 2002 (zie paragraaf 2.2.1.3).
Het plangebied voor het nieuwe bestemmingsplan Hoogland is nagenoeg gelijk aan het plangebied van het bestemmingsplan Hoogland 2002. Na vaststelling van het bestemmingsplan Hoogland 2002 hebben er nog wel planologische mutaties plaatsgevonden, maar voor het overgrote deel van het plangebied geldt nog steeds het bestemmingsplan Hoogland 2002 (zie paragraaf 1.2.2). Daarom wordt bij de beschrijving van het gemeentelijk beleid volstaan met een beschrijving van dit bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan Hoogland 2002 was het eerste plan in een reeks herzieningen die door het projectbureau Goed Bij in het kader van een inhaalslag is opgesteld. Aan het bestemmingsplan ligt de in 2001 vastgestelde Structuurvisie Hamseweg - Zevenhuizerstraat (zie paragraaf 2.2.1.2) ten grondslag.
Het bestemmingsplan Hoogland 2002 heeft een overwegend conserverend karakter. Voor drie locaties bevat het bestemmingsplan mogelijkheden voor nieuwe woningbouw:
- het voormalige terrein transportbedrijf Hoogland aan de Hamseweg;
- het voormalige terrein van houthandel Schimmel aan de Hamseweg;
- het terrein aan de Hamseweg tegenover het voormalige terrein van houthandel Schimmel.
Van deze mogelijkheid is inmiddels gebruik gemaakt.
Daarnaast bevat het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid, die het mogelijk maakt om langs de Zevenhuizerstraat en de Hamseweg te schuiven met functies. Deze wijzigingsbevoegdheid vloeit voort uit de Structuurvisie Hamseweg - Zevenhuizerstraat en is bedoeld om deze linten levendig te houden, passend bij het dorpse karakter van Hoogland.
De gemeenteraad heeft op 20 december 2011 de startnotitie voor het bestemmingsplan Hoogland vastgesteld. Deze startnotitie geeft een beeld van de begrenzing en opzet van het nieuwe bestemmingsplan Hoogland, de planning van de bestemmingsplanprocedure en de met het bestemmingsplan samenhangende financiën en participatie. In de notitie wordt verder een voorstel gedaan voor de modelkeuze voor de te volgen bestemmingsplanprocedure.
In de startnotitie zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd:
In de woonvisie Amersfoort 2011 – 2020 (vastgesteld 27 september 2011) staat beschreven met welk woonbeleid de gemeente aan de slag gaat. Het is een van de bouwstenen voor de structuurvisie waar vooral de ruimtelijke invulling een plek moet krijgen. In de koers voor de Structuurvisie Amersfoort 2030 is als ambitie vastgesteld dat Amersfoort zich verder ontwikkelt tot een duurzame, vitale stad met een centrumfunctie voor de regio. De kracht van Amersfoort zit in de goede mix van stedelijkheid en groene leefbare wijken, met een waardevol historisch centrum in een groene omgeving.
Programma voor de stad
De vraag naar wonen in Amersfoort is en blijft groot. Voldoende nieuwbouw is belangrijk om de doorstroming op gang te houden zodat er in alle segmenten van de markt woningen beschikbaar komen. Voldoende planologische ruimte voor de realisatie van gemiddeld 900 woningen per jaar.
Uitgangspunt voor het woningbouwprogramma vormen de uitbreiding van het centrumstedelijk woonmilieu, het versterken van de naoorlogse wijken en de verdere uitbouw van het groenstedelijk wonen in Vathorst. Naast de uitbreiding van het groenstedelijk woningaanbod in Vathorst (sterk gericht op gezinnen) en met de vernieuwingsopgave van Amersfoort Vernieuwt, ligt er een opgave in de uitbreiding van het aanbod centrumstedelijk wonen in Amersfoort. Hiermee versterken wij de positie als stedelijk hart van de regio.
Nieuwbouw in bestaande wijken
Voor andere delen van de stad en bij ontwikkelingen op kleinere locaties zal de nieuwbouw moeten passen binnen het daar aanwezige woonmilieu en ligt de focus op een zorgvuldig proces van de programmakeuze. Vanuit het woonbeleid worden geen randvoorwaarden meegegeven over het programma op kleine locaties (tot circa 30 woningen). Bij grotere nieuwbouwlocaties in bestaande wijken vragen wij aan de ontwikkelende partijen om op basis van een analyse van de woningbehoefte in de wijk of buurt tot planontwikkeling te komen. Dit moet passen bij de sfeer en schaal van de buurt. Ontwikkelaars en corporaties geven daar zelf invulling aan en de gemeente geeft daarvoor alleen een procesvereiste mee.
Dreigend overaanbod appartementen
In het centrumstedelijk wonen is het opvallend dat de behoefte sterk gericht is op eengezinswoningen en niet op appartementen. Wij zullen een Amersfoortse invulling moeten geven aan het compact binnenstedelijk bouwen met een hoog aandeel grondgebonden woningen. Dat vraagt om de ontwikkeling van nieuwe woonconcepten, zoals stadswoningen met een kleine buitenruimte. Dergelijke stedelijke ontwikkelingen zullen in de zone rond de binnenstad met de centrumstedelijke invloedssfeer worden gerealiseerd. Het gaat om De Kop van Isselt, het Emplacement, De Zonnehof en op een aantal kleinere locaties. Het aandeel appartementen in Vathorst willen we beperkt houden.
Beschikbaarheid van woningen
De woonvisie blijft aandacht houden naar het aanbod van woonruimte voor woonconsumenten die zijn aangewezen op het sociale woningsegment. Daarbinnen is maatwerk nodig voor bijzondere doelgroepen die extra zorg en begeleiding nodig hebben. De gemeente maakt afspraken met de corporaties voor een nieuwe benadering waarbij de focus wordt gelegd op het aantal woningzoekenden dat aan een passende woning wordt geholpen. Het doel hiervan is de zoektijd van actief woningzoekenden te verlagen. Daarvoor krijgen de corporaties de ruimte om woningen te verkopen of te verhuren op een manier die aansluit op de behoefte van de groepen die zijn aangewezen op het sociale woningsegment. Dit maatwerk resulteert in een efficiënte inzet van de sociale voorraad.
Nieuwbouw in de sociale sector
De verwachting is dat de behoefte van het aantal huishoudens dat is aangewezen op het sociale segment de komende jaren op peil zal blijven. Om ook het gemiddelde jaarlijkse aanbod van woningen in het sociale segment op peil te houden zou de sociale woningvoorraad in omvang ook gelijk moeten blijven. Dat betekent dat in principe een gesloopte sociale huurwoning, de vrije verkoop van sociale huurwoningen of een huurverhoging naar de vrije sector gecompenseerd moet worden door nieuwbouw in de sociale sector. Corporaties geven aan dat er momenteel financieel beperkt ruimte is voor groei van de sociale huurvoorraad. De financiering van nieuwe sociale woningen zal betaald moeten worden uit de verkoop van huurwoningen en uit de herontwikkeling van locaties waar sociale huurwoningen zijn gesloopt. Buiten een mogelijke korting op de grondkosten (die in de grondexploitatie wordt gefinancierd uit de opbrengsten van de vrijesectorwoningen) zijn er geen gemeentelijke- of rijkssubsidies voor sociale woningbouw.
Speciale aandacht blijft uitgaan naar de huishoudens die door een lager inkomen zijn aangewezen op het sociale segment. Verschillende partijen en maatschappelijke instellingen richten zich op de huisvesting en zorg voor deze groepen. Wij laten aan deze partijen de ruimte om met hun kennis en ervaring tot de best passende oplossing te komen voor deze doelgroepen.
Functiemenging van wonen en werken
Wij willen ruimte geven voor functiemenging omdat dat past binnen de stedelijke dynamiek en de veranderende woonwensen. De vervlechting van wonen en werken zien we in alle stedelijke woonmilieus, maar met verschillende accenten. Dit is ook de lijn in Visie Werklocaties waar bij werkfuncties een verschuiving zichtbaar is van grootschaligheid naar kleinschaligheid en van formele locaties (kantoor- en bedrijfsterreinen) naar informele locaties (gemengde zones en woonwijken). Functiemenging kan op verschillende schaalniveaus gestalte krijgen: binnen de woning, in de straat, in de buurt, in delen van de stad. De mate van stedelijkheid speelt een rol bij de kansen voor combinaties van wonen en werken. Functiemenging draagt bij aan de reuring, sociale veiligheid, levendigheid en afwisseling in de woonomgeving.
Kwaliteitseisen
De centrumstedelijke compacte invulling van locaties rondom de binnenstad sluit aan bij de duurzaamheidsambitie die uitgaat van intensief ruimtegebruik. Voor een duurzame stad is het daarnaast nodig dat nieuwbouwwoningen voldoende kwaliteit en toekomstwaarde hebben. Vooruitlopend op de komende vergrijzing is levensloopgeschikt bouwen het uitgangspunt. Ook in de bestaande voorraad zijn investeringen nodig om de kwaliteit, aanpasbaarheid, energiezuinigheid en mogelijkheden voor duurzame energieopwekking te verbeteren. Vanuit woonbeleid zijn energiebesparende maatregelen en energiezuinige nieuwbouw belangrijk omdat energielasten een steeds groter onderdeel vormen van de woonlasten. Mensen met lage inkomens wonen veelal in slecht geïsoleerde woningen en worden daardoor extra getroffen door de stijgende energieprijzen. In de bestaande woningbouw is veel energie te besparen door na-isolatie van de woningen. Bij nieuwbouw moet zoveel mogelijk gestreefd worden naar energieneutraal bouwen.
Woonbeleid vanuit een nieuwe bestuursfilosofie
Woningmarktontwikkelingen en nieuwbouw die voor de stad belangrijk worden benoemd, onder de aandacht gebracht bij betrokkenen in de stad, zonder zelf een pasklaar antwoord te geven. Kwalitatief goede en gewilde woningbouw komt tot stand door de interactie tussen woonconsument en marktpartijen. Daarvoor worden minder regels gesteld. De gemeente heeft het vertrouwen dat marktpartijen, woningcorporaties, zorgpartijen en de bewoners zelf hun eigen rol en verantwoordelijkheid nemen.
Kamergewijze verhuur
In de raadsvergadering van 27 september 2011 is naast de woonvisie ook de Huisvestingsverordening 2011 vastgesteld. In de Huisvestingsverordening 2011 is over het omzetten van een zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte (kamergewijze verhuur) bepaald dat Burgemeester en Wethouders beleidsregels maken met voorwaarden en voorschriften.
Deze beleidsregels "Woonruimteverdeling gemeente Amersfoort" (27 september 2011) geven toetsingscriteria over brandveiligheid, gezondheid, comfort, hygiëne en parkeren.
Bij kamerverhuur tot drie kamers wordt geen aanvullende parkeereis gesteld. Kamerverhuur vanaf vier kamers is alleen mogelijk via een gemeentelijke parkeertoets (op kosten van de aanvrager). De gemeente zal bepalen of het parkeren door de kamerverhuur opgevangen kan worden op privaat terrein of in de openbare ruimte. De aanvullende parkeernorm per extra bewoner is 0,6 parkeerplaats bovenop de voor de woning geldende norm. In de openbare ruimte mag de parkeerdruk door de kamerverhuur 's avonds en 's nachts namelijk niet boven de 90% komen.
In dit bestemmingsplan is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om kamergewijze verhuur mogelijk te maken mits aan de beleidsregels wordt voldaan.
Op 26 april 2011 heeft de gemeenteraad de Visie Werklocaties 2030 vastgesteld.
In deze visie wordt de ambitie uitgesproken dat Amersfoort er voor kiest om nadrukkelijk een woon- én werkstad te blijven met een goede balans tussen wonen en werken, regionaal. Deze visie gaat over de plekken waar mensen in Amersfoort nu en in de toekomst kunnen werken. Op bedrijventerreinen, kantoorlocaties, maar ook in toenemende mate in woonwijken.
Met de Visie Werklocaties wordt de koers aangegeven voor het verbeteren van randvoorwaarden om een aantrekkelijke woon- en werkstad te blijven.
Kaart: Werklocaties Amersfoort 2010-2020
Hoogland is geen werklocatie. Echter de grootste en tegelijkertijd minst grijpbare ontwikkeling, is de verschuiving van werkgelegenheid van reguliere werklocaties naar wijken en gemengde gebieden (de ‘verspreide werklocaties’). In 1998 bevond 35% van de werkgelegenheid zich op verspreide werklocaties, momenteel is dat 42% en de verwachting is dat deze trend verder doorzet. Verspreide werklocaties worden dan ook steeds belangrijker: gezien de trend is er behoefte aan en ze zijn steeds meer nodig om voldoende ruimte te bieden voor banengroei. Daarom is het streven vanuit de Visie Werklocaties om voor werkfuncties op verspreide werklocaties meer ruimte bieden. Dit past bij de stedelijke dynamiek: ruimhartig omgaan met functiemenging.
Op 29 maart 2011 is de geactualiseerde Nota detailhandel vastgesteld. Het detailhandelsbeleid is een toetsingskader voor nieuwe initiatieven. Ook is het nieuwe beleid input voor nieuwe bestemmingsplannen.
Het geactualiseerde detailhandelsbeleid geeft een visie op de detailhandelsontwikkelingen in Amersfoort. Het beleid geeft ook handvatten om dat resultaat te bereiken doordat het een economisch toetsingskader biedt voor nieuwe detailhandelsontwikkelingen.
Algemeen
Amersfoort heeft een optimaal voorzieningenniveau voor haar inwoners en heeft een sterke centrumfunctie in de regio. Het voorzieningenniveau is aantrekkelijk en heeft een hoge kwaliteit. Hiervoor is er ruimte voor dynamiek, waardoor veel ruimte voor ondernemen bestaat en waardoor marktinvesteringen worden uitgelokt.
Basiskeuzes voor beleid:
Algemeen toetsingskader |
||
Toetsingswijze | Het bestemmingsplan is het juridisch bindende kader voor nieuwe ontwikkelingen. Dit economische toetsingskader voor detailhandel komt daarom aan de orde als een nieuwe ontwikkeling niet past in het bestemmingsplan. Voor nieuwe detailhandelsontwikkelingen gelden daarnaast ook de toetsingskaders van overig beleid, zoals het beleid voor verkeer en parkeren, ruimtelijke ordening, milieu, etc. | |
Detailhandel buiten de detailhandelsstructuur | Uitbreiding van het aantal winkelmeters is op deze locaties niet mogelijk, behoudens een vijftal panden in de woonwijk Vathorst, die bij wijze van proef de bestemming detailhandel kunnen krijgen en bedoeld zijn voor startende ondernemers. Winkels buiten de detailhandelsstructuur kunnen in bestaande omvang aanwezig blijven en ook opvolging door nieuwe ondernemers blijft mogelijk. |
|
Internetverkoop | Bij internetverkoop worden artikelen getoond op internet en wordt ook de transactie afgehandeld via internet. Als deze activiteiten op locatie plaatsvinden is er sprake van detailhandel. Het tonen van artikelen en afhandelen van de transactie is daarom niet toegestaan op een locatie zonder detailhandelsbestemming, omdat dat oneigenlijk concurrentie met detailhandel kan zijn. Als internetverkoop plaatsvindt op een locatie met woonbestemming, geldt het bestemmingsplan ‘Beroepen en bedrijven huis’. Het afhalen van artikelen is in dit geval ook uitgesloten, vanwege de verkeersaantrekkende werking die de afhaalfunctie met zich meebrengt. |
|
Wijkwinkelcentra |
||
Winkelgebieden in Hoogland | Hamseweg Kraailandhof |
|
Functie | Aankoop van voornamelijk dagelijkse artikelen. |
|
Positie in de detailhandelsstructuur | Aanvullend op stadshart en verspreid over de stad: Voor grote ontwikkelingen in wijkwinkelcentra (>1000 m² bruto vloeroppervlakte) moet in een distributieplanologisch onderzoek worden aangetoond dat de nieuwe ontwikkeling niet zal leiden tot duurzame ontwrichting van de detailhandelsstructuur. |
|
Toetsingskader voor wijkwinkelcentra | Voor de wijkwinkelcentra is uitbreiding van het aantal winkelmeters toegestaan. De Hamseweg, Leusderweg en Noordewierweg zijn wijkwinkelcentra die zijn ontwikkeld aan een lange weg. Ten behoeve van concentratie van winkels is uitbreiding van het aantal winkelmeters toegestaan binnen de daarvoor aangegeven zones. Voor grote ontwikkelingen (meer dan 1000 m² bruto vloeroppervlakte) moet in een distributieplanologisch onderzoek worden aangetoond dat de nieuwe ontwikkeling niet zal leiden tot duurzame ontwrichting van de detailhandelsstructuur. |
|
Toetsingskader voor winkelstrips en verspreide winkels | We breiden de overige verspreide winkels en winkelstrips niet verder uit, behoudens een vijftal panden in de woonwijk Vathorst, die bij wijze van proef de bestemming detailhandel kunnen krijgen en bedoeld zijn voor startende ondernemers. Uitbreiding van verspreide winkels en winkelstrips kunnen de detailhandelsstructuur verzwakken, ten koste van het totale voorzieningenniveau. Op deze locaties kiezen we voor flexibiliteit in bestemmingen, zodat hier andere functies kunnen ontstaan. Huidige verspreide winkels kunnen desgewenst blijven bestaan. Door de doorstroming van winkeliers naar andere winkellocaties blijven ook hier vestigingsmogelijkheden bestaan voor startende ondernemers aan het begin van hun winkelcarrière. |
Deze nota vormt het beleidskader dat beschrijft op welke wijze in de periode 2008-2015 invulling wordt gegeven aan het gemeentelijke sportbeleid. Het formuleert doelstellingen voor de sport op zichzelf maar ook voor de sport in samenhang met andere beleidssectoren, zoals jeugd- en gezondheidsbeleid.
De centrale missie is dat Amersfoort een sportieve stad wil zijn waarin de kracht van de sport in zijn meest brede betekenis wordt benut. Daartoe wordt gestreefd naar:
In de nota wordt een aantal thema's uitgewerkt. In het onderhavige plangebied zijn weinig sportvoorzieningen. In het aangrenzende pakr Schothorst liggen echter veel sportvoorzieningen, die een functie voor Hoogland vervullen. Voor dit plangebied is het vooral van belang, dat deze sportvoorzieningen goed bereikbaar zijn en blijven.
Gestreefd wordt naar een sportvoorzieningenniveau dat aansluit bij de groei en de behoefte van de stad zonder daarbij overigens de relatie met de regio uit het oog te verliezen. Het voorzieningenniveau in
2015 moet passen bij een stad van 160.000 inwoners. In dit jaar moet de stad beschikken over een aantal sportvoorzieningen met een bovenlokaal karakter.
Het gemeentelijk beleid is gericht op het realiseren van een doelmatig verkeer- en vervoerssysteem voor alle vervoerswijzen om de bereikbaarheid in en van Amersfoort te waarborgen. Daarbij worden sluipverkeer en doorgaand verkeer geweerd en de verkeersveiligheid en leefbaarheid verbeterd. Stilstaand verkeer is slecht voor de luchtkwaliteit. Met de toenemende ontwikkelingen in de stad ligt hier een opgave om een efficiënt verkeer- en vervoerssysteem in te richten voor alle modaliteiten. De gemeente wil de beschikbare verkeersruimte op het wegennet optimaal gaan benutten.
Dit houdt in dat gekeken wordt naar een slimmere indeling van bestaande rijstroken en ook, waar dit winst voor de totale afwikkeling oplevert, extra opstelstroken op kruispunten met verkeerslichten worden toegevoegd.
Momenteel wordt gewerkt aan een nieuw Verkeer- en vervoerplan. naar verwachting wordt dit in september/oktober 2012 vastgesteld. Hierin zijn naar verwachting geen relevante wijzigingen op het Verkeer- en vervoerplan 2005, die invloed hebben op het bestemmingsplan 'Hoogland'.
In de Nota Parkeernormen Amersfoort 2009 is per functie een parkeernorm opgenomen. Een parkeernorm is een getal dat aangeeft hoeveel parkeerplaatsen voor een functie nodig zijn bij een bepaalde eenheid: voor woningen bijvoorbeeld kan een norm 1,7 parkeerplaats per woning zijn. Parkeernormen worden alleen gebruikt voor de berekening van de parkeervraag bij aanvragen voor nieuwe ontwikkelingen of bij functiewijzigingen waarvoor een omgevingsvergunning is vereist. De parkeernormen bieden houvast bij het bepalen van de benodigde parkeerruimte (de parkeereis) bij woningen, kantoren, winkels, etc. Het aantal aan te leggen plaatsen is afhankelijk van de grootte van de voorziening en de parkeernorm die bij die ontwikkeling hoort. Volgens de Bouwverordening dient degene die een aanvraag indient, dit aantal parkeerplaatsen in eerste instantie aan te leggen op eigen terrein. Het gebruik van juiste parkeernormen draagt bij aan een gunstig leef- en woonklimaat: met voldoende parkeerplaatsen wordt parkeeroverlast voorkomen, en met een lager aanbod van plaatsen voor bepaalde functies kunnen mensen gestimuleerd worden tot een bewuster mobiliteitsgedrag en een andere vervoerwijze. Sturing in het aanbod van parkeerplaatsen via parkeernormen kan daarbij een middel zijn.
Volgens de 'Welstandsnota Amersfoort 2008' is het historische lint langs de Hamseweg en de Zevenhuizerstraat cultuurhistorisch en bouwkundig het meest interessant. Dit lint vormt de belangrijkste structuurlijn en de bebouwing hieraan vormt een visitekaartje van het dorp.
Het samenspel tussen bebouwing, verkaveling, groen en openbare ruimte draagt zorg voor het prettige dorpse karakter van de verschillende woonbuurten. Vanuit welstand gezien, is geen extra aandacht nodig, afgezien van het behouden van een zekere architectonische samenhang in die buurten waar dit uitgangspunt van ontwerp was.
Voor de Hamseweg en de Zevenhuizerstraat zijn aanvullende welstandscriteria geformuleerd.
In het Coalitieakkoord Amersfoort 2010-2014 staat het voornemen een experiment te doen met welstandsvrije gebieden om het effect ervan inzichtelijk te krijgen. Enkele gebieden in de gemeente zijn nu al welstandsvrij. Het betreft het Dierenpark en de Bernardkazerne. Voorts werd in april 2008 besloten het nog te ontwikkelen deelgebied De Laak 2b in Vathorst aan te wijzen als welstandsvrij.
Experimenteel welstandsvrij gebied Bieshaar-noord
In het kader van het experiment is een van de voorgestelde gebieden Bieshaar-noord in Hoogland. De wijk Bieshaar in Hoogland is een typische 70er jaren wijk. De wijk bestaat bijna geheel uit rijtjeswoningen. In het noordelijke deel hebben de woningen een plat dak en zijn er veel sprongen in de gevel en/of de rooilijn. Daardoor ontstaat hier een gevarieerd ruimtelijk beeld, opgebouwd uit herkenbare basisvormen. Enerzijds verdraagt deze opbouw vrij gemakkelijk nieuwe toevoegingen, anderzijds is het van belang dat de toevoegingen worden ontworpen vanuit de leidende basisvormen. De wijk kan dus tegen een stootje, maar is in de detaillering ook kwetsbaar, omdat de aanwezige samenhang in vorm gemakkelijk kan worden aangetast. Deze eigenschappen maken dit deel van de wijk Bieshaar interessant als experimentwijk voor welstandsvrij.
Aanvragen voor omgevingsvergunningen waarbij het bouwen of gebruik in strijd is met het bestemmingsplan moeten worden geweigerd, tenzij het college van burgemeester en wethouders een vergunning wil verlenen die de strijdigheid met het bestemmingsplan opheft. In het beleid voor het afwijken van het bestemmingsplan staat, in welke gevallen het college standaard wil meewerken aan een dergelijke afwijking. Het beleid geldt voor een aantal veel voorkomende bouwwerkzaamheden, zoals bijgebouwen, tuintrappen, erfafscheidingen, dakkapellen en dakopbouwen. Voldoet het bouwplan aan de (stedenbouwkundige) criteria uit dit beleid, dan wordt de procedure voor het afwijken van het bestemmingsplan altijd gestart.
De bedoeling van dit beleid is, dat het overgenomen wordt in alle nieuwe bestemmingsplannen. Wanneer het beleid eenmaal in alle bestemmingsplannen is geïntegreerd, is voor deze gevallen dus geen afwijking van het bestemmingsplan meer nodig. Voor gevallen die niet passen binnen het beleid, blijft een aparte afweging nodig.
Door het opheffen van het algemeen bordeelverbod hebben gemeenten bij het reguleren van prostitutie een grotere rol gekregen. Teneinde ongewenste situaties en ontwikkelingen te kunnen voorkomen of te kunnen tegengaan is het noodzakelijk dat gemeentelijk beleid wordt vastgelegd en dat de regelgeving wordt aangepast. De aanpassing van regelgeving bestaat uit het wijzigen van de APV door invoering van een vergunningstelsel voor seksinrichtingen en een regeling van seksinrichtingen in de bestemmingsplannen.
Het prostitutiebeleid van de gemeente Amersfoort is vastgelegd in de Nota prostitutiebeleid gemeente Amersfoort (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 september 2000). In deze nota is bepaald, dat er maximaal zeven seksinrichtingen in Amersfoort kunnen worden gevestigd. In verband met het stedelijke karakter, de groei van de gemeente en de centrumfunctie die Amersfoort voor de regio heeft, wordt een verruiming van het huidige aantal seksinrichtingen van vijf naar zeven verantwoord geacht.
In een facetbestemmingsplan is voor alle geldende bestemmingsplannen en verbod opgenomen voor het gebruik van gronden en/of bouwwerken als seksinrichting.
Dit wordt verder toegelicht in hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving.
Bij het provinciale beleid is met name de Ruimtelijke Structuurvisie Provincie Utrecht van belang. Deze structuurvisie is ontstaan door een beleidsneutrale omzetting van het streekplan 2005-2015 van de provincie Utrecht. Deze omzetting vond plaats op 1 juli 2008. Provinciale Staten hebben hiervoor de “Beleidslijn nieuwe Wro” vastgesteld op 23 juni 2008.
In de structuurvisie worden verschillende ruimtelijke functies afgewogen en keuzen bepaald. Ook worden bestemmings- en bouwplannen van gemeenten aan het streekplan getoetst.
Binnen de structuurvisie vormen de begrippen kwaliteit, uitvoering en samenwerking gezamenlijk de rode draad. Er is een grote behoefte aan woningen en bedrijventerreinen. Ruimte hiervoor moet zoveel mogelijk worden gezocht binnen de huidige verstedelijking (inbreiden). In totaal is er ruimte gereserveerd voor 72.000 nieuwe woningen in de structuurvisie. Voor bedrijventerreinen is er ongeveer 100 ha aan ruimte gereserveerd. In de structuurvisie zijn ook de bebouwingscontouren van de gemeenten precies vastgelegd en op kaarten aangegeven. Daarbinnen mag worden gebouwd; daarbuiten niet. Het bestemmingsplan Hoogland ligt in het structuurvisie deelgebied 'stedelijk gebied'. Het volledige plangebied ligt binnen de rode bebouwingscontour.
Plankaart structuurvisie Utrecht
De Cultuurhistorische Hoofdstructuur
De structuurvisie geeft aan dat de CHS bestaat uit samenhangende historisch waardevolle structuren van bovenlokaal belang. Het zijn ruimtelijke herkenbare structuren die kenmerkend zijn voor een bepaalde periode of ontwikkeling. Het streekplan geeft aan dat het terugbrengen van de Grebbelinie de cultuurhistorische richting geeft aan de mogelijkheden voor nieuwe ontwikkelingen. Verandering van beeld en functie is in principe mogelijk als aantoonbaar is dat deze verandering zich in de geest van de cultuurhistorische samenhang voltrekt. Op deze wijze levert cultuurhistorie een bijdrage aan (nieuwe) ruimtelijke kwaliteit.
Cultuurhistorische hoofdstructuur
De provinciale ambities met betrekking tot de CHS kennen drie soorten sturingsmechanismen:
De Ecologische Hoofdstructuur
Wat betreft de natuur wordt in algemene zin gekozen voor “natuur voor mensen, mensen voor natuur” (toegankelijke natuur, zeker rond stedelijke concentraties). Maar ook ecologie is belangrijk. Bij de structuurvisie hoort de kaart “Gebieden binnen groene contouren”.
Ecologische hoofdstructuur
De EHS heeft in het nieuwe streekplan een zogenaamde groene contour gekregen. De grenzen van de EHS zijn daarbij bijna volledig overgenomen uit de natuurgebiedplannen (hier Natuurgebiedplan Eemland).
Nieuwe plannen, projecten of handelingen binnen en in de nabijheid van gebieden die binnen de groene contour vallen en die per saldo significant negatieve gevolgen hebben voor de te behouden waarden en kenmerken, zijn niet toegestaan, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang (het “nee, tenzij” principe). Op basis van een afweging tussen het te beschermen belang en het met het plan of project gemoeide belang wordt al dan niet toestemming verleend door de provincie. Wordt een plan of project na afweging van belangen toch toegestaan, dan moet een besluit worden genomen over mitigerende (mitigeren is verzachten of verlichten) en compenserende maatregelen (het zogenaamde compensatiebeginsel). Als de mitigerende maatregelen onvoldoende zijn, moeten compenserende maatregelen worden getroffen: maatregelen waarmee nieuwe waarden worden gecreëerd die vergelijkbaar zijn (in kwantiteit of kwaliteit) met de verloren gegane waarden.
Recreatie en toerisme
In de structuurvisie wordt geconstateerd dat een kwalitatieve en kwantitatieve inhaalslag nodig is. Hierbij zijn de belangrijkste aandachtspunten: voldoende aanbod, bereikbaarheid, toegankelijkheid en diversiteit. De intensiteit van het gebruik verschilt per gebied, afhankelijk van de aantrekkelijkheid en de bereikbaarheid vanuit het stedelijk gebied. Fietsen, wandelen en varen zijn belangrijke vormen van recreatief medegebruik. Het recreatief medegebruik door uitbreiding van wandelpaden, fietspaden wordt gestimuleerd.
Veiligheid
Om toekomstige verbredingen en/of bundeling van hoofdinfrastructuur fysiek en financieel niet te belemmeren, dient langs de hoofdinfrastructuur uitbreidingsruimte beschikbaar te blijven. De structuurvisie gaat ervan uit dat langs alle hoofdinfrastructuur vrijwaringzones nodig zijn. De provincie zal de vrijwaringzones zo veel mogelijk in acht nemen, maar is echter wel van mening dat een vrijstellingsbeleid noodzakelijk is voor situaties waarin vrijwaringzones zorgvuldig ruimtegebruik te zeer in de weg staan. Daarom geldt ook langs de primaire waterkeringen langs het Eemmeer en de Eem een vrijwaringzone: 175 meter buitendijks en 100 meter binnendijks. In overleg met het waterschap kan tot een andere maat gekomen worden.
De Grebbelinie werd in de 18e eeuw aangelegd als één van de Nederlandse grote verdedigingslinies. Het gebied dat zich uitstrekt van de Grebbeberg bij Rhenen tot aan het Eemmeer bij Spakenburg is in vele opzichten van grote waarde. Het systeem van forten, kades en dijken zijn goed bewaard gebleven en ook bunkers en loopgraven zijn nog goed in het landschap terug te vinden. Het halfopen afwisselende landschap, de natuur en het water van de kanalen en beken vormen een prachtig decor voor wandelen en fietsen.
De voor deze linie vastgestelde gebiedsvisie 'De Grebbelinie boven water' zoekt een balans tussen natuur, cultuurhistorie en recreatie. Hoewel de toeristisch- recreatieve potentie van de Grebbelinie groot is, is de aantrekkingskracht op dit moment nog beperkt en speelt het beleven van de cultuurhistorie een kleine rol. Een van de doelstellingen van de gebiedsvisie 'De Grebbelinie boven water' is dan ook het versterken van de recreatietoeristische mogelijkheden.
Een van de beste manieren om de Grebbelinie beleefbaar te maken voor recreanten en toeristen is het realiseren van een routenetwerk rondom de Grebbelinie. Het verhaal van de Grebbelinie is een deel van onze recente geschiedenis en spreekt veel mensen aan. Het verhaal van de Grebbelinie kan bij uitstek worden verteld als men al wandelend of fietsend het gebied in trekt. Een kwalitatief hoogwaardig routenetwerk dat is afgestemd op de interessante punten van de Grebbelinie is hiervoor noodzakelijk.
Langs het Valleikanaal in Amersfoort is de route onveilig en heeft weinig belevingswaarde. Oplossing hiervoor wordt voornamelijk gelegd bij de Gemeente Amersfoort zelf. Herstructurering van het gebied kan bijdragen aan de doelstelling van deze nota.
Onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening behoefde het bestemmingsplan na vaststelling goedkeuring van Gedeputeerde Staten. Het Streekplan en Handleiding vormden hierbij het toetsingskader. De nieuwe Wro kent de figuur van goedkeuring niet meer. Ter borging en doorwerking van het provinciaal belang kan de provincie een verordening vaststellen: kaderstelling vooraf. De figuur van verordening is nieuw in de ruimtelijke ordening. Maar de inhoud van de Utrechtse verordening is in die zin niet nieuw. De verordening is namelijk gebaseerd op de Wro-proof gemaakte Structuurvisie (Beleidslijn nieuwe Wro) en de Wro-proof gemaakte Handleiding (Uitvoering Beleidslijn nieuwe Wro).
De Provinciale Ruimtelijke Verordening is op 21 september 2009 vastgesteld door Provinciale Staten en in werking getreden op 24 december 2009.
In het regeerakkoord "vrijheid en verantwoordelijkheid" van de VVD en het CDA (september 2010) is aangekondigd dat het rijk veel afspraken over verstedelijking, groene ruimte en het landschap over laat aan provincies en gemeenten. De uitwerking hiervan staat in de 'ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte', dat in de zomer van 2011 ter inzage is gelegd. De structuurvisie vervangt onder andere de Nota Ruimte, het nationaal verkeers- en vervoersplan en de structuurvisie Randstad 2040.
In de structuurvisie worden twee beleidsthema's voor het eerst samengevoegd in één nota, te weten ruimte en mobiliteit. In de structuurvisie ligt de nadruk op deregulering en decentralisatie: "beslisruimte zo dicht mogelijk bij de burger". Zo wordt de lijst met nationale ruimtelijke belangen teruggebracht van 39 belangen naar 13 en gaat het rijk zich niet meer bemoeien met (de inrichting van) het landschap. Ook stelt het rijk geen doelen meer voor bundeling en verdichting van verstedelijking en voert het geen locatiebeleid meer voor bedrijven en voorzieningen. De reden om meer verantwoordelijkheden en beslisruimte bij provincie en gemeenten te leggen is dat de regionale verschillen in Nederland toenemen. Dat maakt maatwerk noodzakelijk. Een voorbeeld is het feit dat Nederland te maken krijgt met bevolkingskrimp in het noorden, oosten en uiterste zuiden van het land én groei van de bevolking in het westen. Ook de economische ontwikkeling van gebieden varieert enorm.
Verder ligt in de structuurvisie de nadruk op het stimuleren economische groei. Zo wordt geïnvesteerd in infrastructuur, waarbij de stedelijke regio's Amsterdam, Rotterdam en Eindhoven prioriteit krijgen. Ook waterveiligheid, milieukwaliteit, bescherming van cultureel erfgoed en natuur krijgen de aandacht.
Sommige nationale belangen uit de structuurvisie moeten juridisch worden verankerd. Hiertoe wordt de Algemene maatregel van bestuur (amvb) ruimte ontwikkeld, die in juridische termen aangeduid wordt als het 'besluit algemene regels ruimtelijke ordening (barro)'. Deze amvb is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. De amvb ruimte is nog niet in werking getreden. Wanneer dit wel gebeurt, is nog onbekend. Tot slot kan gemeld worden dat een nieuw wetsvoorstel voor een raamwet omgevingsrecht (de Omgevingswet) wordt opgesteld. Dit moet een eenvoudig en samenhangend wettelijk stelsel zijn voor ruimtelijke ordening, infrastructuur, water, wonen, milieu, natuur, landbouw, archeologie en monumenten. Doel hiervan is om de doorlooptijd van procedures te verkorten en om het omgevingsrecht simpeler en beter te maken. Met ditzelfde doel wordt ook de Crisis- en Herstelwet verankerd in reguliere wetgeving.
In het ontwerp van de structuurvisie infrastructuur en ruimte zijn geen specifieke nationale opgaven voor Amersfoort benoemd. Dit betekent waarschijnlijk dat er geen sprake (meer) is van specifieke rijksbelangen in Amersfoort en dat voor de meeste bestemmingsplannen vrijwel geen overleg met het rijk noodzakelijk is. Aangezien de structuurvisie en de amvb ruimte nog niet in werking zijn getreden, moet hier nog aan het 'oude' rijksbeleid worden getoetst. Dat er nog veel gaat veranderen in het ruimtelijk omgevingsrecht is duidelijk, maar dit is naar verwachting pas uitgekristalliseerd als dit bestemmingsplan al in werking is getreden.
Zolang de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte niet is vastgesteld, geldt de Nota Ruimte (april 2004), waarin deel 3 van de Vijfde Nota en het Tweede Structuurschema Groene Ruimte zijn geïntegreerd. Algemene uitgangspunten van de nota Ruimte zijn: ontwikkelingsplanologie, decentralisatie, deregulering en uitvoeringsgerichtheid. Het nationale ruimtelijk beleid voor steden en netwerken richt zich op voldoende ruimte voor wonen, werken en mobiliteit en de daarbij behorende voorzieningen, groen, recreatie, sport en water. In het beleid en de uitvoering daarvan is het van belang dat er een goede koppeling en bundeling plaatsvindt tussen verstedelijking, economie, infrastructuur, groen, recreatie, natuur, milieu en veiligheid.
Leefbaarheid
De achteruitgaande leefbaarheid en de tweedeling tussen arm en rijk hebben de afgelopen jaren geleid tot steeds grotere sociaal-economische en sociaal-culturele problemen in de grote steden. Om een eenzijdige sociaaleconomische samenstelling van de bevolking te voorkomen stimuleert het rijk meer variatie in het woningaanbod. Met name in de stad zijn meer hoogwaardige woonmilieus nodig. Dit vraagt enerzijds om verdichting tot hoogstedelijke milieus en anderzijds om verdunning tot groene milieus. Dit voorkomt de trek van midden en hoge inkomens uit de stad. Stedelijke vernieuwing en herstructurering blijven dringend nodig om de leefbaarheid te vergroten.
Recreatie
De kwaliteit en kwantiteit van het groen in en om de stad zijn de afgelopen decennia aanzienlijk verminderd. De beschikbaarheid van bereikbare en toegankelijke sport- en recreatievoorzieningen in en rondom de steden houdt geen gelijke trend met de vergaande verstedelijking van de laatste jaren. Er dreigt een groot tekort aan vaar-, fiets-, wandel- en andere groene recreatiemogelijkheden. Aanbod van voldoende rode en groene ontspanningsmogelijkheden is echter belangrijk voor de leefbaarheid, het welzijn en de gezondheid van de bewoners en zelfs voor de economie. In de ruimtelijke plannen van provincies en gemeentes moet daarom de balans tussen bebouwingen groen integraal worden meegenomen. Het is belangrijk dat voldoende ruimte gereserveerd wordt voor de loop- en fietsafstand liggende en daarmee goed vanuit de stad bereikbare perken, groenvoorzieningen, sportvoorzieningen en recreatiemogelijkheden.
Het rijk heeft de Utrechtse Heuvelrug in het Structuurschema Groene Ruimte voor een groot gedeelte aangewezen als kerngebied in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS heeft als doel om de duurzaamheid van de natuur in Nederland te vergroten. Dit betekent dat het natuurareaal wordt uitgebreid en de geïsoleerde ligging van natuurgebieden waar mogelijk wordt opgeheven. Het beleid voor de kerngebieden is er op gericht de aanwezige natuurwaarden veilig te stellen en te vergroten. Waar de (interne) ruimtelijke samenhang van kerngebieden onvoldoende is, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van infrastructurele barrières, zijn maatregelen vereist om de gebieden (beter) met elkaar te verbinden.
De nota Natuur voor mensen, mensen voor natuur (Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer & Visserij 2000) geeft aan dat de ruimtelijke samenhang en het functioneren van de EHS verder versterkt wordt. Enerzijds door slimmere begrenzingen, en anderzijds door de realisering van groene verbindingen tussen natuurgebieden. De opgave is om de Utrechtse Heuvelrug, in samenhang met de omliggende lagere gebieden en de Veluwe, als één samenhangend geheel te ontwikkelen. Het beleid is daarbij om doorsnijdingen met infrastructuur op te heffen.
De hoofddoelstelling is: Nederland biedt aan iedereen een doelmatig, veilig en duurzaam functionerend verkeers- en vervoerssysteem, waarvan de kwaliteit voor de individuele gebruiker in een goede verhouding staat tot de kwaliteit voor de samenleving als geheel. Deze hoofddoelstelling wordt in het NVVP vertaald naar doelstellingen voor bereikbaarheid, veiligheid en leefbaarheid .
Bereikbaarheid: tegemoet komen aan de behoefte aan mobiliteit en transport
Gestreefd wordt naar behoud en verbetering van de leefbaarheid. De verbindingen over de weg moeten positief worden gewaardeerd door burgers, bedrijven en potentiële investeerders. De bereikbaarheid wordt beter door minder oponthoud en een betrouwbare reistijd.
Leefbaarheid: nog schoner, nog zuiniger, nog stiller
Nederland wil tot de best presterende landen in Europa op het gebied van milieu en leefomgeving behoren. Dit betekent voor verkeer en vervoer: minder uitstoot van vervuilende stoffen, minder geluidshinder en minder versnippering van landschap.
Veiligheid: het ambitieniveau blijft hoog. De doelstelling voor 2010 voor de verkeersveiligheid op de weg is een reductie van het aantal verkeersdoden en ziekenhuisgewonden met 25% ten opzichte van het huidige niveau. De veiligheid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen moet in ieder geval op het huidige niveau blijven.