direct naar inhoud van 4.3 Archeologisch onderzoek
Plan: Kern Est
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0304.BPest-0904

4.3 Archeologisch onderzoek

Bodemingrepen, bijvoorbeeld als gevolg van woningbouw, kunnen eventueel aanwezige archeologische resten verstoren of vernietigen. Voorafgaand aan dergelijke werkzaamheden worden dan ook de bekende en te verwachten archeologische waarden in kaart gebracht. Hiertoe is een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (door middel van boringen) uitgevoerd, waarbij een specifiek verwachtingsmodel is opgesteld.

4.3.1 Bureauonderzoek

Op basis van het bureauonderzoek kan de conclusie getrokken worden dat voor het gehele onderzoeksgebied een hoge trefkans voor archeologische vindplaatsen geldt. In de dekzandafzettingen, die dieper dan 7 meter – mv voorkomen, kunnen resten worden verwacht uit het

Paleolithicum, Mesolithicum en Neolithicum. Deze resten zullen echter bij de reguliere bouwwerkzaamheden niet worden verstoord.

In het grootste deel van het onderzoeksgebied was in de Bronstijd tot de Vroeg-Romeinse tijd geen bewoning mogelijk door overstromingen door rivieren. In het zuidoostelijk deel van het onderzoeksgebied kunnen wel vondsten uit deze periode worden aangetroffen. Vondsten uit de Bronstijd tot de Vroeg-Romeinse tijd worden verwacht in de stroomrugafzettingen van de

Esterweg. Deze komen waarschijnlijk direct onder het oppervlak voor. Uit de periode Vroeg-Romeins (na 138 na Christus) tot en met de Nieuwe Tijd kunnen in het hele onderzoeksgebied archeologische indicatoren worden aangetroffen. Vooral de kans op het aantreffen van resten van 'het huis van Est' is hoog. Gezien het feit dat in een groot deel van het onderzoeksgebied al bebouwing aanwezig is, is de kans groot dat de bodem en daarmee eventuele archeologische indicatoren deels verstoord zijn. De bodemkaart geeft aan dat de bebouwde kom deels gelegen is op een terp. In de overige geraadpleegde bronnen is van deze terp geen melding gemaakt.

Verder is al bekend dat zich ter plaatse van de noordelijke twee percelen een nederzetting uit de Romeinse tijd bevindt. In het bijzonder in een 60 – 150 m brede strook evenwijdig aan de Karnheuvelsestraat moet worden gerekend met bewoningssporen als greppels, kuilen en paalkuilen. Om het bureauonderzoek te ondersteunen is er een booronderzoek uitgevoerd in het onderzoeksgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0304.BPest-0904_0012.jpg"

Afbeelding 12: Archeologische verwachtingskaart.

4.3.2 Veldonderzoek

Het uitgevoerde booronderzoek heeft de verwachtingen ten aanzien van vindplaatsen uit de Midden-Late IJzertijd, de Romeinse tijd en de Middeleeuwen dan wel Nieuwe Tijd aangevuld en getoetst. Deze verwachtingen zijn gedeeltelijk bevestigd. De al bekende inheems Romeinse nederzetting (vindplaats 1) kon door het booronderzoek nauwelijks worden aangetoond. Dit komt vermoedelijk door het ontbreken van een afdekkende vondstlaag. Op het zuidelijke perceel is waarschijnlijk een laatprehistorische vindplaats ontdekt (vindplaats 2). Daarnaast zijn op twee plaatsen aan de zuidwestzijde van het zuidelijke perceel sporen of lagen uit de Late Middeleeuwen aangeboord. Aan de hand van deze resultaten zal voorafgaand aan de ontwikkeling van het plangebied een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven plaats moeten vinden. Op basis van de resultaten uit het sleuvenonderzoek kan bepaald worden of de resten vrijgegeven of behouden worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0304.BPest-0904_0013.jpg"

Afbeelding 13: A oeverafzettingen over crevasse-afzettingen; B oeverafzettingen; C meandergordel Est; D restgeulafzettingen; E vindplaatsbegrensing; F boorpunt (met boornummer); G boring met recente verstoring; H boring met archeologische indicatoren (hoe meer ringen hoe meer indicatoren), met aangegeven de diepte in de boring (–Mv) waar de indicatoren zijn aangetroffen.

4.3.3 Conclusies

Op basis van het hiervoor beschrevene is overgegaan tot de uitvoering van aanvullend onderzoek middels proefsleuven. Dit heeft in het noordelijk kwadrant reeds plaatsgevonden. De bevindingen van het onderzoek worden weergegeven in separate rapportages; de uitkomst van het eerst uitgevoerde proefsleuven-onderzoek is dat daar geen waardevolle archeologische vondsten aangetroffen zijn; daarmee is de weg vrij voor verdere herontwikkeling zonder verstoring of vernietiging van archeologische resten. Het proefsleuven-onderzoek binnen het midden-kwadrant dient nog plaats te vinden. Hier is herontwikkeling vooralsnog echter nog niet concreet aan de orde. Voorafgaand aan eventuele ontwikkeling, die in principe mogelijk gemaakt zal worden middels een in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid, zal het aanvullend archeologisch onderzoek plaatsgevonden moeten hebben en zal op basis van een goedgekeurd onderzoek incl. rapport moeten worden bekeken of en in welke mate er sprake is van beïnvloedding van de ontwikkeling door het aspect archeologie.