direct naar inhoud van 3.3 Provinciaal beleid
Plan: Kern Est
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0304.BPest-0904

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Streekplan Gelderland 2005, Kansen voor de regio's

Provinciale Staten hebben het nieuwe Streekplan op 29 juni 2005 vastgesteld en het is vanaf 20 september in werking getreden. In het streekplan 'Gelderland 2005' kiest de provincie voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit in Gelderland. Dat gebeurt door op provinciaal niveau te sturen op kenmerken en waarden die van provinciaal belang worden geacht: natuur en water – het zogenoemde - 'groenblauw raamwerk', maar ook de ruimtelijke ontwikkelingen in het 'rode raamwerk' van stedelijke functies en infrastructuur.

In het Streekplan worden de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen op hoofdlijnen aangegeven. Ruimtelijke kenmerken en kwaliteiten van gebieden spelen hierbij een bepalende rol. Voor het provinciale ruimtelijk beleid gelden de volgende uitgangspunten:

  • Regionale inzet: het Streekplan kent een ontwikkelingsgerichte, regionale benadering. Het globale generieke beleidskader biedt voldoende ruimte voor uitwerking op regionaal niveau. Voor wat betreft het regiospecifieke beleid vindt programmatische sturing op regionaal niveau plaats. In gebieden waar provinciale ruimtelijke belangen gelden wordt een duidelijke provinciale ruimtelijke hoofdstructuur gehanteerd.
  • Versterking ruimtelijke kwaliteit:
    • 1. Water en ruimtegebruik: watersystemen zijn medesturend bij locatiekeuze, inrichting en beheer van ruimtelijke ontwikkelingen. Uitgangspunt hierbij is een duurzaam, veerkrachtig watersysteem. Problemen mogen niet worden afgewenteld op omliggende watersystemen.
    • 2. Bundeling infrastructuur en ruimtegebruik: bij veranderingen in het ruimtegebruik moet zoveel mogelijk worden voorkomen dat er infrastructurele aanpassingen nodig zijn. Aanwezige infrastructurele capaciteit moet zo goed mogelijk worden benut, om zo min mogelijk de aanwezige infrastructuur te hoeven uitbreiden, of nieuwe infrastructuur aan te leggen.
    • 3. Bundeling stedelijke functies – stedelijke netwerken: door middel van bundeling van stedelijke functies wordt bijgedragen aan efficiënt ruimtegebruik en aan een versterking van draagvlak van een kwalitatief hoogwaardig voorzieningenniveau. Stedelijke functies worden op twee niveaus gebundeld: in stedelijke netwerken en in regionale centra.

De gemeente Neerijnen en daarmee de kern Est maakt deel uit van de regio Rivierenland. Est ligt te midden van het oeverwallen en stroomruggenlandschap en maakt deel uit van het provinciaal waardevolle landschap Passewaay/Opijnen. (Het waardevolle landschap bij Neerijnen is ondanks de discussie niet toegevoegd aan het Nationale Landschap 'Rivierengebied'). Waardevolle landschappen zijn gebieden met belangrijke natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten.

Voor Est betekent dit, dat er een zogenaamde 'ja, mits' benadering geldt voor het toevoegen van bouwlocaties en andere ruimtelijke ingrepen, waarbij recht wordt gedaan aan de kernkwaliteiten van de betreffende landschappen. Eventuele nieuwe bebouwing moet passen in de door de regio vastgelegde, dan wel nieuw vast te leggen, zoekzones voor stedelijke functies en landschappelijke versterking. De provincie heeft de kwaliteitscontouren uit het 'Experiment Ruimtelijke beleid Rivierengebied' als zoekzones voor stedelijke functies overgenomen en aangeduid op de beleidskaart ruimtelijke ontwikkelingen van het Streekplan Gelderland 2005. Het gebied grenzend aan de oostzijde van de kern Est is aangewezen als ´zoekzone stedelijke functies´. Voor de vastlegging van aanpassingen van zoekzones en intensiveringpercentages is een streekplanuitwerking opgesteld.

Op de beleidskaart ruimtelijke structuur ligt Est vrijwel geheel te midden van het gebied dat is aangewezen als zoekgebied voor de regionale waterberging. In waterbergingsgebieden is functieverandering die het tijdelijk bergen van water frustreert, zoals verstedelijking, aanleg van bedrijventerreinen en hervestiging van glastuinbouw uitgesloten. Uitbreiding van niet agrarische functies die de waterbergingsfunctie kunnen belemmeren zijn niet toegestaan. Voor de ontwikkelingsmogelijkheden van Est is dan ook van belang te weten hoe de definitieve begrenzing van het waterbergingsgebied zal lopen. De definitieve begrenzing is nog niet vastgesteld.

3.3.2 Regionale uitwerking Streekplan

Op 12 december 2006 hebben Gedeputeerde Staten (GS) van Gelderland de Streekplanuitwerking 'zoekzones voor stedelijke functies en landschappelijke versterking' vastgesteld. Het is een uitwerking van het nieuwe streekplan 2005. Zoekzones geven de gebieden aan die worden gereserveerd voor stedelijke functies: wonen (huizen), werken (bedrijventerreinen) en voorzieningen (scholen, kerken, sportvelden en dergelijke). Daarnaast bevat de streekplanuitwerking zoekzones voor 'landschappelijke versterking'. Dat zijn gebieden waar het landschap moet worden versterkt en waar slechts incidenteel en op beperkte schaal woningen mogen worden gebouwd. Voor deze gebieden moet nog een gebiedsplan worden gemaakt.

Ten aanzien van de omvang van de zoekzones is uitgegaan van de vuistregel van 20won/ha, inclusief groen, water, wegen, voorzieningen, et cetera. Vervolgens zijn de zoekzones ruim twee keer zo groot aangegeven als nodig is. In bestemmingsplannen moet nader worden uitgewerkt welke ruimte daadwerkelijk gebruikt zal worden. Met deze streekplanuitwerking wil de provincie voorzien in de ruimtebehoefte voor de komende jaren (tot 2015).

De Gelderse regio's hebben de zoekzones voorgesteld. Bij het bepalen van de zoekzones hebben de regio's rekening gehouden met de programma's voor regionale woningbouw en bedrijventerreinen. Daarnaast hebben zij hierbij de doelstellingen betrokken om woningbouw te bundelen in stedelijke regio's. Bij het bepalen van de zoekzones is rekening gehouden met mogelijkheden binnen bestaand bebouwd gebied. De resultaten van het Experiment Ruimtelijk Beleid Rivierenland zijn opgenomen in de streekplanuitwerking. Daarmee is de betekenis van het experiment als basis voor ruimtelijke planvorming en beoordeling komen te vervallen. De indicatieve taakstelling voor regio Rivierenland betreft 10.000 woningen. Bij locatiekeuze en planuitwerking moet worden voldaan aan de basiskwaliteiteisen van bodem (waaronder archeologie), water, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Verder moet in de planvorming het aspect cultuurhistorie zorgvuldig worden meegenomen.

3.3.3 Experiment Ruimtelijk Beleid Rivierenland

In het Experiment ruimtelijk beleid Rivierenland 2002 'Een lijn voor kwaliteit' is de visie op het ruimtelijke ontwikkelingsperspectief voor wonen en werken in het Rivierenland tot 2015 opgesteld in samenwerking met de provincie en alle betrokken gemeenten.

Centraal in de visie staat dat de bijzondere kwaliteiten die Rivierenland heeft beschermd en (soms) verbeterd moeten worden. Het resultaat van de visie is gerelateerd aan doelen gericht op:

  • versterking stedelijk draagvlak/ruimtelijke hoofdstructuur;
  • versterking sociale samenhang;
  • verbetering/behoud bereikbaarheid en geleiding mobiliteit;
  • behoud kwaliteit van het buitengebied;
  • de mogelijkheid voor gemeenten om zelf gezamenlijk invulling te geven aan het volkshuisvestingsbeleid van het Rivierenland voor een langere termijn.

In het Experiment Ruimtelijk Beleid Rivierenland hebben de samenwerkende gemeenten de zoekruimte voor verstedelijking tot 2015 in de vorm van kwaliteitscontouren vastgelegd en medio 2004 geactualiseerd. Door middel van deze contouren wordt aangegeven wat de gemeenten willen behouden c.q. versterken vanuit landschappelijk, natuurlijk en agrarisch oogpunt. Daarnaast stelt het Experiment dat bundeling van verstedelijking zo beperkt mogelijk wordt gehouden en dat inprenting de voorkeur boven uitbreiding moet krijgen.

De regio wil in de planvorming voor kleinschalige uitbreidingen van dorpen en linten of buurtschappen aandacht besteden aan het concept organisch groeien. Dergelijke nieuwe, kleinschalige inbreidingen dienen te worden betrokken in de zoekzones voor stedelijke functies en landschappelijke versterking.

3.3.4 Structuurvisie Rivierenland 2004-2015

De structuurvisie is bedoeld als bouwsteen voor het Streekplan en vormt een integratiekader van al bestaande plannen of de ruimtelijke elementen uit die plannen. De Structuurvisie Rivierenland 2004-2015 formuleert als hoofdopgave het behouden en versterken van het unieke karakter van de regio rond de ruimtelijke structuurdragers die de eigenheid van het rivierenlandschap bepalen. De hoofdstructuurdragers zijn leidend voor de ruimtelijke ontwikkeling in de regio. De ruimtelijke structuurdragers zijn de uiterwaarden, dijken, oeverwallen en kommen en het cultuurhistorische landschap. Deze geven de richting aan waarin verstedelijking, de functies van het landelijke gebied, verkeer en vervoer, recreatie en toerisme zich in het Rivierenland mogen ontwikkelen, zodat het unieke landschap met haar contrasten behouden blijft dan wel wordt versterkt.

Op de visiekaart Rivierenland staat aangegeven dat aan de west en noordzijde van Est, het historisch landschap leidend is voor ruimtelijke ontwikkelingen. Rond Est is de visie deels gericht op versterking van de karakteristieke oeverwallen en functiemenging en deels op het behoud openheid en grondgebonden landbouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0304.BPest-0904_0008.jpg"

Afbeelding 8: Visiekaart Regio Rivierenland.en Concentratiegebied glastuinbouw.

De kwaliteitscontour uit het Experiment ruimtelijke beleid Rivierenland is overgenomen in de structuurvisie. Bij nieuwe bebouwing moet worden gedacht aan kleinschalige uitbreidingen bij kleine kernen. Doel is om de uniforme stedenbouwkundige ontwikkeling te keren en in te zetten op 'organisch groeien': het veelal stuksgewijs bouwen van woningen of bedrijven binnen en door een set van bouwregels bepaalde structuur, waardoor de ruimtelijke kwaliteit van dorp en landschap worden versterkt. Van belang daarbij is een kwaliteitsvisie of beeldkwaliteitplan die draagvlak heeft onder de bevolking.

Het gebied ten oosten van Est aangewezen als concentratiegebied glastuinbouw. Bestaande glastuinbouwbedrijven in de gemeente Neerijnen kunnen alleen tot duurzame omvang groeien indien ze binnen een concentratiegebied dan wel op de oeverwal zijn gelegen. Het glasconcentratiegebied bij Est zal binnen de bestaande omvang in overleg met de provincie worden afgerond.

3.3.5 Zoekgebieden glastuinbouw

De provincie Gelderland heeft de Gelderse regio's gevraagd voor 1 januari 2007 regionale zoekgebieden voor concentratie van glastuinbouw aan te wijzen. In de structuurvisie Rivierenland zijn de gebieden Tuil en Est al aangewezen als concentratiegebied voor de glastuinbouw. Het dagelijks bestuur van de Regio Rivierenland heeft ingestemd met de aanwijzing en begrenzing van de glastuinbouw zoekgebieden rond Tuil en Est.

Hiermee wordt de gemeente Neerijnen de mogelijkheid geboden binnen deze zoekgebieden zogenaamde glastuinbouwclusters te bestemmen waarbinnen glastuinbouwbedrijven verder kunnen uitbreiden en waarbinnen solitair gelegen bedrijven uit de regio Rivierenland zich kunnen hervestigen.

In verband met de aanwezige landschappelijke waarden van het zoekgebied in Est is grootschalige uitbreiding van glastuinbouw en daarmee hervestiging van solitaire bedrijven in Est niet wenselijk. Uitbreiding van zittende bedrijven worden gezien de al aanwezige concentratie van glastuinbouw wel inpasbaar geacht.

In de toekomst zouden mogelijkheden kunnen ontstaan voor warmtelevering vanuit een bio-energiecentrale.

3.3.6 Streekplanuitwerking Kernkwaliteiten Waardevolle landschappen

De zoekzone van Est ligt binnen het 'Waardevolle landschap' Passewaay-Opijnen. Voor Waardevol Landschap geldt de 'ja mits'-benadering. Deze houdt in dat allerlei ontwikkelingen mogelijk zijn op voorwaarde dat de kwaliteiten worden behouden of versterkt. Met de streekplanuitwerking Kernkwaliteiten en omgevingscondities geeft de provincie aan welke ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten aan de orde zijn in deze gebieden. In de streekplanuitwerking zijn de beschrijvingen van de kernkwaliteiten specifieker gemaakt dan in het streekplan zelf. De uitwerking is daarmee voor gemeenten een middel waarmee zij afwegingen gefundeerd kunnen maken.

De kernkwaliteiten van het waardevolle landschap Passewaay-Opijnen zijn:

  • gave en karakteristieke gradiënten en ensembles van kommen, oeverwallen en uiterwaarden;
  • karakteristieke kleinschalige oeverwallen met afwisseling van boomgaarden, beeldbepalende boerderijen, verspreide bebouwing, buurtschappen, dorpen en kasteelterreinen;
  • kleine karakteristieke, matig grootschalige open kommen met weidebouw (onder andere De Steendert);
  • lintbebouwing op de smalle oeverwal langs de Waal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0304.BPest-0904_0009.jpg"

Afbeelding 9: Streekplankaart Waardevol landschap.

Gemeenten dienen in hun Wro-plannen expliciete verantwoording op te nemen van het omgaan met kernkwaliteiten. Het gaat hierbij om de locatiekeuze en de gekozen inrichting. Inzichtelijke dient gemaakt te worden hoe het ontwerp tot stand is gekomen in relatie tot de omgeving van het plangebied, het plangebied zelf en karakter en omvang van de activiteit. Om het structureel omgaan met kernkwaliteiten in Waardevolle landschappen te bevorderen, vragen GS van gemeenten het vaststellen of aanpassen van een landschapsontwikkelingsplan dat de kwaliteiten in beeld brengt en richting geeft aan het omgaan met de kernkwaliteiten.

Nieuwe stromen door het landschap, landschapsontwikkelingsplan (LOP) Geldermalsen,

Lingewaal en Neerijnen (concept 2007). In het LOP wordt voortgebouwd op het vigerend beleid. Een belangrijk aspect daarbij zijn het behoud van en ontwikkeling binnen de bestaande kwaliteiten van het landschap. Hoofddoel van het LOP is: bescherm de erkend waardevolle elementen in het landschap, maar ontwikkel ook actief nieuwe kwaliteiten in dit landschap.

De drie opgaven die gesteld worden in het LOP zijn:

  • accentueer kruisingen van de bovenregionale stromen door het landschap;
  • behoud en versterk de kernkwaliteiten van de landschapsensembles, waarin de historische ontwikkeling van de rivierenlandschappen nog herkenbaar is;
  • bouw aan een vernieuwde robuuste landschappelijke groenstructuur, waarbinnen de grootschalige bedrijvigheid en verstedelijking ontwikkelingsruimte heeft in de meest dynamische landschapsensembles.

De kern Est maakt deel uit van het landschapsensemble 'Dynamische stroom van

Geldermalsen naar Haaften'. Elk ensemble is opgedeeld in deelgebieden. De visie voor de omgeving van Est is:

  • rond Est zijn als mogelijk toekomstperspectief voor de robuuste structuur de akkercomplexen op de stroomruggen geaccentueerd, bijvoorbeeld met beplanting langs de Neerijnense Mark en de Blankertseweg;
  • aan de rand van de dorpen kunnen klimaatbosjes en dorpsrandbeplanting de overgang van het dorp naar het landschap begeleiden. Vooral de nieuwbouw (woningen, glastuinbouw) vraagt aandacht voor een groene aankleding;
  • de nieuwe rondweg krijgt meer allure wanneer deze met paardenkastanjes of notenbomen wordt beplant;
  • de toegankelijkheid voor wandelaars en fietsers kan sterk verbeterd worden. Aan de dorpsrand kunnen korte wandelingen over de akker beginnen;
  • streefbeeld: kleurrijk en vol met details als fruitbomen, smalle akkerpaden, akkerbloemen en windsingels. Dit stelsel kan onderdeel vormen van nieuwe landgoederen die aan de rand van Est worden ontwikkeld.

Bij elk landschapsensemble hoort een bijbehorend Ensembleboek waarin de doelen en visie voor het gebied verwoord zijn. Het boek kan geraadpleegd worden bij een projectidee of initiatief in het buitengebied. Het boek vermeldt de bestaande waarden en biedt handvaten voor eventuele verevening of het ontwerp van nieuwe of herstelde landschapselementen.

Waardevolle elementen rond Est zijn bijvoorbeeld: de cultuurhistorisch waardevolle wetering ter hoogte van de historische stroomgeul, de kerk, waardevolle akkercomplexen ten westen van Est, hoogstamfruitboomgaarden en oude bewoningsplekken langs de wetering.

Binnen het gebied dient gestreefd te worden naar:

  • robuuste groenstructuren: stevige lanenstructuren, eventueel langs kavelpaden en –randen met name bij traditionele akkers.
  • nieuwe bebouwing inpassen door middel van singels en lanen
  • nieuwe landgoederen aanbevolen als instrument voor landschapsverbetering
  • waterberging zoeken binnen watergangen.

Stimuleren landschapselementen: verdichten

  • Lijnen: akkerrandpaden, bloemrijke ruigtestroken en akkerranden, natuurvriendelijke oevers, jonkvrouw- en jonkheerhagen, fruit- en notenbomen, linden, essen- en eikenlanen; maaswijdte (50) 100-200 m.
  • Vlakken: hoogstamboomgaarden en erfbeplantingen, woon- en werkgoederen: eiken, essen, beuken, linden, paardenkastanjes.
3.3.7 Woonvisie Gelderland 'Keuzevrijheid en identiteit'

Provinciale Staten hebben op 19 februari 2003 de algemene provinciale Woonvisie vastgesteld. Onder de titel 'Keuzevrijheid en identiteit' staan in deze woonvisie de woonwensen van de burgers centraal. Deze woonvisie verwoordt de omslag van een kwantitatief woonbeleid naar een beleid gericht op kwalitatief passende woningen en woonmilieus voor de Gelderse bevolking.

De provinciale woonvisie vormt een drieluik:

  • de algemene woonvisie voor Gelderland;
  • de regionale woonvisie, inclusief de regionale kwalitatieve woonbehoefte.
  • het provinciaal Kwalitatief Woonprogramma 2000-2009 (KWP).

Algemene woonvisie

De algemene woonvisie formuleert drie centrale doelen van beleid:

  • bewoners meer vrijheiden en meer kansen bieden om hun woonwensen te realiseren:
  • a. bevorderenparticulier opdrachtgeverschap;
  • b. vergroten van zeggenschap van huurders;
  • c. versterken positie van bewoners;
  • aan aanbod van woningen en woonmilieus, dat beter aansluit bij de voorkeuren van bewoners:
  • a. versnellen van de herstructurering en transformatie van bestaande wijken;
  • b. aanpakken van de stagnerende (nieuwbouw)productie;
  • c. vergroten aanbod aan levensloopbestendige woningen en wijken;
  • d. versterken verscheidenheid en identiteit;
  • de provincie optredend als 'partner in wonen'; stimuleren, ondersteunend en in dialoog met andere actoren in het veld:
  • a. stimuleren, faciliteren en committeren van gemeenten en andere partners;
  • b. waarborgen van een sterke woonvisie bij gemeenten.

Regionale woonvisie

In de regionale woonvisies wordt ingegaan op de kwaliteit, de identiteit en de woonproblematiek per regio. Deze visies zijn in samenspraak met gemeenten, regio's ontwikkelt en vastgesteld. Centraal in de visies staan de woonmilieus, de woningen en de bewoners.

Het rivierenland kent vrijwel alleen dorpse en landelijke woonmilieus. De verhuisgeneigdheid is relatief klein, de nabijheid van voorzieningen is echter beperkt. Onder de verhuisgeneigde is een grote vraag naar een centrumdorpse omgeving (kleinschalig dorps, maar nabij voorzieningen), dit geldt in het bijzonder voor 65+ers. Daarnaast is er een (veel kleinere) vraag naar landelijk wonen en dorpsrand-wonen.

Rivierenland is de minst vergrijsde regio van Gelderland. Dit hangt vooral samen met een grotere middengroep. De vraag naar ouderenwoningen stijgt echter snel door de vergrijzing, de vraag naar woningen voor starters groeit niet. Het overgrote deel van de huishoudengroei heeft de komende jaren betrekking op een- en tweepersoonshuishoudens. Het aandeel gezinnen zal dalen, maar zal in Rivierenland duidelijk hoger blijven dan elders in Gelderland.

In Rivierenland wordt relatief ruim, groot en luxe gewoond. De ligging van de regio is aantrekkelijk, vooral ten opzichte van de Randstad. Er zijn relatief veel eengezinswoningen. In de gemeente Neerijnen ligt het aandeel meergezinswoningen onder de een procent (ten opzichte van 30% landelijk). De planning voor de bouw van meergezinswoningen in 2002 loopt achter bij de behoefte. Er wordt veel in het dure segment gebouwd. Vooral starters hebben het door de enorme prijsstijgingen moeilijk gekregen.

De belangrijkste beleidsopgave voor Rivierenland is:

  • de bouwproductie verhogen;
  • ambitie om minstens 40% van de totale nieuwbouw als levensloopbestendige woningen (direct geschikt voor ouderen) te bouwen;
  • locaties in of nabij voorzieningencentra uitsluitend bestemmen voor woningen, geschikt voor ouderen;
  • woningsplitsing en functieverandering in het buitengebied goed benutten om aan de vraag voor landelijk wonen te voldoen;
  • vooral in kleinere kernen meer meergezinswoningen bouwen (wel bij voorzieningen);
  • beduidend minder woningen in het dure segment (<45%) en beduidend meer woningen in het goedkope segment bouwen (mede door kleinere woningen);
  • meer verscheidenheid in woningtypen creëren, mede met behulp van particulier opdrachtgeverschap;
  • toename van inspanningen op het gebied van herstructurering en stedelijke vernieuwing.

Kwalitatief woonprogramma

De regionale visie vormt de basis voor het opstellen van een kwalitatief woonprogramma per regio, waarin concreet wordt afgesproken wat voor soort woningen er gebouwd gaan worden. Het kwalitatief woonprogramma is gebaseerd op afspraken met de gemeenten. Het ontwikkeltraject voor de regio Rivierenland 2005-2014 is gericht op:

  • meer dure huurwoningen realiseren (ambitie 9%);
  • meer goedkope huurwoningen realiseren (ambitie 10%);
  • meer goedkope koopwoningen realiseren (20%);
  • meer levensloopbestendige woningen realiseren (ambitie: 38% van de nieuwbouw met Woonkeur);
  • in het buitengebied het woonmilieu landelijk wonen primair te realiseren door functieverandering, hergebruik van bestaande gebouwen en woningsplitsing, en secundair door nieuwbouw (uitbreiding van kernen).

Belangrijk regionale aandachtspunten in het programma 2005-2014 zijn: Herstructurering, landelijk wonen en meergezinswoningen

3.3.8 Integraal Waterbeheersplan Gelders Rivierengebied 2002-2006 / Nota Waterbeheer in stedelijk gebied

Het Waterschap Rivierenland heeft uitgangspunten uiteengezet voor een duurzaam stedelijk waterbeheer. Deze zijn uitgangspunten ook in het Integraal Waterbeheersplan Gelders Rivierengebied 2002-2006 en in de Nota waterbeheer in stedelijk gebied opgenomen. In het kader van duurzaam waterbeheer hanteert het waterschap naast de drietapsstrategie 'Vasthouden, bergen en afvoeren' de drietrapsstrategie 'Schoonhouden, scheiden en zuiveren'. Als uitwerking van 'Schoonhouden, scheiden en zuiveren' hanteert het Waterschap voor de afvoer van hemelwater de beslisboom voor hemelwater, waarbij leidraad is dat schoon hemelwater niet thuis hoort in het riool maar moet worden afgekoppeld. Bij uitbreiding van het verhard oppervlak, dient er afhankelijk van de mate van toename van het verhard oppervlak compenserend oppervlak aan open water te worden gegraven. Zodoende kan de door toename verhard oppervlak veroorzaakte versnelde afvoer van het hemelwater naar het oppervlaktewater opgevangen worden, zodat niet elders in het peilgebied ongewenste peilstijgingen optreden. Hiermee wordt invulling gegeven aan de drietrapsstrategie 'Vasthouden, bergen en afvoeren'.

Het Waterschap Rivierenland stelt momenteel samen met de gemeente een waterplan op, waarin de visie en ambities, knelpunten en bijbehorende maatregelen worden vastgelegd. Overeenkomstig de ambities zoals opgenomen in het waterplan (in ontwikkeling) en de beslisboom omgang met hemelwater dient zoveel mogelijk hemelwater afgekoppeld te worden bij nieuwbouw en herbouw. Gezien de ondergrond van het plangebied zal dit uiteindelijk afgevoerd worden naar het oppervlaktewater.

De gemeente zal het waterbeleid kritisch volgen. In de normenstudie is het waterbergingsvraagstuk voor het gebied gedetailleerder bestudeerd. In het kader van het momenteel op te stellen waterplan (door Waterschap en gemeente) zal duidelijker naar voren komen of er daadwerkelijk geen maatregelen voor de kern genomen dienen te worden.

3.3.9 Stroomgebiedsvisie Rivierengebied

De stroomgebiedvisies zijn ontwikkeld onder regie van de provincie, in nauwe samenwerking met het Waterschap Rivierenland en Rijkswaterstaat Directie Oost-Nederland. Het algemene doel is om vanuit het beleidsveld water een -lange termijn- visie (2050) te geven op bescherming en herstel van het Gelderse regionale (grond)watersysteem, gericht op het 'op orde' brengen en houden van het watersysteem. Hierbij anticiperend op klimaatverandering en ruimtelijke ontwikkelingen.

Gestreefd wordt naar een duurzaam en veerkrachtig watersysteem dat tegen een stootje kan. De sleutel om zover te komen, ligt bij een sterkere binding tussen ruimtelijke ordening en waterbeheer (onder meer via de Watertoets). De deelstroomgebiedsvisie reikt voor deze integratie vanuit water de benodigde informatie aan. Als eerste stap zijn de ambities tot 2015 uitgewerkt in een voorlopig maatregelenprogramma. Deze programma's per visie vormen de Gelderse bijdrage aan het Nationaal Bestuursakkoord Water. Hierin hebben Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen in juli 2003 afspraken gemaakt over de uitvoering van het nieuwe waterbeheer. Tot slot hebben de stroomgebiedvisies tot doel een doorkijk te geven naar wat de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water voor het Gelderse waterbeheer betekent. Samengevat worden met de deelstroomgebiedsvisie de volgende doelen nagestreefd:

  • waterbouwsteen voor de regionale - ruimtelijke - plannen;
  • eerste referentiekader voor de toepassing van de Watertoets;
  • bijdrage van Gelderland aan het Nationaal Bestuursakkoord Water;
  • doorkijk op de invoering van de Europese Kaderrichtlijn Water;
  • ontwikkelen strategie om kennis over waterbeheer te vergroten.

De stroomgebiedsvisie omvat alle ruimtelijk relevante wateropgaven, waarvoor het waterbeheer in Gelderland zich nu en de toekomst gesteld ziet. Het gaat daarbij om:

  • aanpak regionale wateroverlast (extreme neerslag, hoog grondwater of rivierkwel);
  • herstel en bescherming natte natuur;
  • veiligstelling drinkwatervoorziening;
  • aanpak watertekort (landbouwschade, zetting stedelijk gebied, afname doorspoelmogelijkheden);
  • verbetering waterkwaliteit;
  • afstemming met het waterbeheer van rijkswateren (ruimtelijk en waterhuishoudkundig).
3.3.10 Derde Waterhuishoudingsplan Gelderland 2005-2009

Met het Waterhuishoudingsplan (vastgesteld in december 2004) wordt richting gegeven aan de inrichting en beheer van de waterhuishouding in Gelderland. Er is gekozen voor de invalshoek van integraal waterbeheer. Het Waterhuishoudingsplan bevat de hoofdlijnen van het beleid en er wordt zorg gedragen voor de afstemming van het waterbeleid met de ruimtelijke ordening, het milieubeleid en het verkeer- en vervoerbeleid van verschillende overheden. Het Derde Waterhuishoudingsplan kent zes speerpunten:

  • ruimte voor de rivier tussen de dijken;
  • beschermen van waterbergingsgebieden en natte natuur;
  • inrichten van waterbergingsgebieden;
  • vasthouden van regenwater in de actiegebieden;
  • herstellen van natte natuur in de actiegebieden;
  • riooloverstorten op ecologisch waardevolle wateren worden volledig gesaneerd in de actiegebieden.

Het derde Waterhuishoudingsplan is na vaststelling het toetsingskader voor waterbeleid voor de plannen van waterbeheerders.

afbeelding "i_NL.IMRO.0304.BPest-0904_0010.jpg"

Afbeelding 10: Maatregelen normenstudie.