direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Varelseweg 211 Hulshorst
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0302.bp01141-vg02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Situering en begrenzing plangebied

Het plangebied bestaat uit recreatiepark Droompark Bad Hoophuizen aan de Varelseweg 211 te Hulshorst. De ligging is weergegeven in figuur 1.1. De exacte begrenzing is op de verbeelding (plankaart) weergegeven.

Ten noorden van het plangebied grenst het recreatiepark direct aan het Veluwemeer, dat deel uitmaakt van het gelijknamige Natura 2000-gebied. De grens van het Natura 2000-gebied ligt ter plaatse van het plangebied op enige afstand van de kustlijn.

Het plangebied is verder begrensd door een groenstrook (oost-, zuid- en westzijde). Aan de zuidwestzijde grenst het plangebied aan de Killenbeek, aan de oostzijde aan De Varelsebeek. Waar aan de zuidzijde geen beek ligt, grenst het plangebied aan de Munnekesteeg. Aan de overzijde van de Munnekesteeg (ten zuiden en ten westen) liggen agrarische gronden met een landschappelijke en ecologische waarde. Een belangrijk deel van deze gronden heeft een natuurbestemming. Een aantal van de percelen heeft nog een agrarische bestemming. Voor zover deze gronden in eigendom zijn van Droomparken, worden deze omgezet naar een natuurbestemming en maken zij tevens onderdeel uit van het plangebied.

Op circa 2,5 km afstand ligt de kern Hulshorst en de Harderwijkerweg. Deze weg verbindt van oudsher de kern Nunspeet met de kernen Hulshorst, Hierden en Harderwijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.bp01141-vg02_0001.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0302.bp01141-vg02_0002.png"  

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.2 Aanleiding en doel

Aanleiding

Droomparken is sinds 2012 eigenaar van recreatiepark Droompark Bad Hoophuizen. Het betreft een traditioneel recreatiebedrijf dat Droomparken een nieuwe impuls geeft door toevoeging van recreatiewoningen en moderne chalets. De herontwikkeling van het recreatiepark tot een multifunctioneel recreatiecentrum vindt geheel plaats binnen de bestaande terreingrenzen. Er is dus geen sprake van uitbreiding van het terrein.

Wat blijft zijn het strand, de haven, de surf- en zeilschool en de sfeer van rietkragen, strand, zwem-, surf- en vaarwater alsook de lanen, groensingels/houtwallen en de sfeer van het natuurlijke weidelandschap. Wat verandert zijn de accommodaties. De toeristische en seizoensgebonden standplaatsen en de stacaravans maken (deels) plaats voor recreatiewoningen, chalets en groepsaccommodaties. De centrale voorzieningen zijn vernieuwd en een overdekt zwembad is toegevoegd. De toeristische sector in Nunspeet is sterk seizoensafhankelijk met een relatief hoge piekbezetting in het zomerseizoen. Door meer jaarrondproducten (recreatiewoningen en slechtweer-faciliteiten) aan te bieden, wordt Nunspeet ook in andere seizoenen en voor andere recreanten interessant. Hierdoor ontstaat een meer gelijkmatig gebruik van de voorzieningen in de kern Nunspeet, zonder afbreuk te doen aan het gebruik gedurende de piekperiode. Dit is in lijn met het provinciale en gemeentelijke beleid om de capaciteit en de kwaliteit van kampeer- en bungalowterreinen te verbeteren, zonder dat dit ten koste gaat van de aanwezige natuurwaarden. De herontwikkeling vindt in deelfasen plaats, zodat de omvang van de onderdelen van het ruimtelijk programma zullen wisselen, afhankelijk van de fase waarin de herontwikkeling zich bevindt. Het aantal kampeerplaatsen zal daarbij geleidelijk worden ingewisseld voor recreatiewoningen en chalets/stacaravans.

Doel

Doel van dit bestemmingsplan is de realisatie van de genoemde ontwikkeling mogelijk te maken. Het vigerende bestemmingsplan staat niet alle gewenste ontwikkelingen toe.

1.3 Opzet bestemmingsplan

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en gaat vergezeld van deze toelichting. Op de verbeelding zijn de bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. Deze bestemmingsplanonderdelen vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

Dit plan is conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) vormgegeven volgens de SVBP2012 (Standaard voor vergelijkbare Bestemmingsplannen). De SVBP geeft voorschriften over inrichting van de verbeelding (kleuren en tekens) en de opbouw van de regels.

Diverse facetbelangen zijn door andere regelgeving gewaarborgd, bijvoorbeeld de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Wet milieubeheer (Wm). Het is niet nodig dat het bestemmingsplan dezelfde waarborgen nogmaals schept.

1.4 Geldende bestemmingsplan

Het plangebied ligt grotendeels binnen het bestemmingsplan 'Recreatieterreinen 2010' en voor een gedeelte binnen het bestemmingsplan 'Buitengebied 2019' (zie figuur 1.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.bp01141-vg02_0003.png"

Figuur 1.2 Uitsnede vigerende bestemmingsplannen (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

Bestemmingsplan 'Recreatieterreinen 2010' is vastgesteld op 19 december 2012. In dit bestemmingsplan is voor het plangebied de bestemming 'Recreatie - Gemengd terrein' opgenomen.

Aan de zuid- en westgrens van het plangebied is een circa 5 meter brede strook opgenomen met de bestemming 'Groen'. Naast de bestemming 'Recreatie - Gemengd terrein' en 'Groen' ligt op 3 locaties de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' en zijn enkele zones langs de rand van het plangebied aangeduid als EHS (Ecologische HoofdStructuur). De westelijke helft van het plangebied heeft de gebiedsaanduiding 'milieuzone - beschermingsgebied', hetgeen te maken heeft met bescherming van Natte Landnatuur die ontwikkeld wordt door vernatting van het natuurgebied rond Bad Hoophuizen (zie paragraaf 4.4). Verspreid over het park zijn 4 vlakken aangeduid waarbinnen een bedrijfswoning is toegestaan. Binnen het plangebied is tevens een nadere aanduiding ten behoeve van groepsaccommodaties opgenomen.

Het huidige programma op Droompark Bad Hoophuizen wordt uitgebreid met recreatiewoningen en een aantal groepsaccommodaties. Het vigerende bestemmingsplan staat alleen de realisatie van 30 (reeds vergunde) recreatiewoningen toe.

De gronden die binnen het Bestemmingsplan Buitengebied liggen, zijn bestemd voor Dagrecreatie, Agrarisch of Natuur en/of EHS, weidevogelgebied, verwevingsgebied recontructiewet en Waarde - Randmeerkust.

1.5 Mer-beoordelingsprocedure

In het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten wanneer mer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Op grond van bijlage D (activiteit 10) uit dit Besluit is de aanleg, wijziging of uitbreiding van 'vakantiedorpen en hotelcomplexen buiten stedelijke zones met bijbehorende voorzieningen' mer-beoordelingsplichtig wanneer het een oppervlakte van meer dan 25 ha behelst, of meer dan 10 ha in een gevoelig gebied. Het bestemmingsplan vormt hierbij het mer-beoordelingsplichtige besluit.

Het recreatiepark ligt binnen het Nationaal landschap en het Gelders Natuurnetwerk (GNN; voorheen EHS) en het heeft een omvang groter dan 10 ha. Daarmee betreft het een ontwikkeling van meer dan 10 ha in gevoelig gebied. Als gevolg daarvan dient naast een bestemmingsplan ook een mer-beoordeling te worden opgesteld. Hierin wordt uitgebreid getoetst of de herontwikkeling effecten heeft voor natuur- en landschapsaspecten, alsook voor bodem, water en archeologie. Van belang is verder dat de ontwikkeling grenst aan het Natura 2000-gebied Veluwerandmeren.

De mer-beoordeling voor Droompark Bad Hoophuizen is opgenomen in de separate rapportage 'Aanmeldingsnotitie mer-beoordelingsprocedure Droompark Bad Hoophuizen / Milieuparagraaf bij bestemmingsplan Varelseweg 211 Hulshorst' (zie bijlage 3). De gemeenteraad heeft op basis van de aanmeldingsnotitie op 28 juni 2018 besloten dat het doorlopen van een volledige m.e.r.-procedure niet noodzakelijk is (zie bijlage 4 en 5).

1.6 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de bestaande en toekomstige situatie. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op de wettelijke en beleidskaders, waarna het plan in hoofdstuk 4 wordt getoetst aan de relevante milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een planbeschrijving en verantwoording. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de exploitatie waarna ten slotte in hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de bestemmingsplanprocedure waarbij de ingediende zienswijzen worden behandeld.

Het rapport mer-beoordeling Droompark Bad Hoophuizen (zie Bijlage 3) vormt in feite ook een uitgebreid milieuhoofdstuk voor het bestemmingsplan. Wel is in deze toelichting van dit bestemmingsplan een samenvatting van het rapport mer-beoordeling opgenomen.

Hoofdstuk 2 Ontwikkeling

2.1 Omgeving

Droompark Bad Hoophuizen ligt aan de rand van het Veluwemeer in de gemeente Nunspeet, nabij de kern Hulshorst. Het plangebied zelf ligt buiten het Natura 2000-gebied Veluwerandmeren. De grens van het Natura 2000-gebied ligt circa 200 m uit de oever van Droompark Bad Hoophuizen. Aan de landzijde is Droompark Bad Hoophuizen omringd door het Gelders Natuurnetwerk (voorheen EHS genaamd). Het park ligt verder binnen het gebied dat onderdeel uitmaakt van het natuurherstelprogramma Bloemkampen en Hierdense Beek.

De omgeving van Droompark Bad Hoophuizen bestaat aan de landzijde uit kleine weidekavels in een grootschalig coulisselandschap met houtwallen en zichtdieptes van 600 tot 1.000 m. Aan de waterzijde strekken de landtongen van Droompark Bad Hoophuizen zich uit in het heldere Veluwemeer, waardoor een enigszins grillige en afwisselende kustlijn ontstaat. Langs de kust liggen in het noordoosten het strand en in het zuidwesten meer grazige oevers in combinatie met rieteilanden. Op 2,5 km uit de kust van Droompark Bad Hoophuizen ligt de kust van Flevoland. Halverwege ligt het eiland Pierland, dat 30 tot 60 aanlegplaatsen voor plezierjachten kent.

2.2 Landschap

De 'onderlaag' van het landschap is gevormd in een lange ontwikkelingsgeschiedenis. Als gevolg daarvan heeft zich het landschap gevormd dat Droompark Bad Hoophuizen omringt, en waarvan de kenmerken een rol spelen bij de landschappelijke inrichting van het park. Droompark Bad Hoophuizen maakt onderdeel uit van de Randmeerkust, de oever waar de helling van de Veluwse dekzanden de voormalige Zuiderzee – het huidige Veluwemeer – raken. Het is een gebied waar het water van het Veluwemassief via beken naar het Veluwemeer stroomt. Kenmerkend voor dit gebied is de huidige openheid. Er was daarvoor ook een periode waarin houtwallen langs de perceelsgrenzen, het gebied een halfopen aanblik gaf. Resten van deze houtwallen zijn nog te vinden in het laagland, maar ook op het park zelf. Kenmerkend zijn de oude wegen die van de hogere zandgronden en bouwlanden in het oosten naar de voormalige Zuiderzee lopen. Deze wegen verbonden de lage weidegebieden met de bewoning langs de bouwlanden. Ze worden ook wel aangeduid met hooiwegen of 'stegen'. Voorbeelden zijn de Beekweg, de Bredeweg, de Killenbeekweg, de Vreeweg en de Varelseweg. Behalve als hooiweg, functioneerden de wegen ook als ontginningsas. Bebouwing in het laagland is te vinden aan deze wegen. De strandwallen zijn een tastbaar overblijfsel van de aanwezigheid van de Zuiderzee en cultuurhistorisch waardevol.

2.3 Historie van Droompark Bad Hoophuizen

Buurtschap Hoophuizen

Een stuk uit het stadsarchief van Harderwijk maakt reeds melding van de buurtschap Hoophuizen. Zo werd in 1437 al melding gemaakt van de buurtschap: "Arnolt Hertog van Gelre maakt geltgiftige horige erven en landerijen te Hoophuisen". Tijdens de Franse overheersing aan het begin van de 19e eeuw was op Hoophuizen een douanepost gevestigd in verband met de diverse smokkelroutes die ontstonden door het handelsverbod voor goederen naar Engeland.

Marinahoeve, van boerenerf naar camping

Hoophuizen heeft zijn naam waarschijnlijk te danken aan het feit dat de bewoners een terp (hoop) maakten om hun huizen en stallen op te bouwen. Zo waren zij enigszins beschermd tegen de overstromingen, die tot de afsluiting van de Zuiderzee regelmatig voorkwamen. De boerderij op het terrein was door het opstuwende water in 1916 zodanig aangetast, dat die moest worden afgebroken. Een nieuwe boerderij (in Spaanse stijl) werd gebouwd, De 'Marinahoeve'.

Als 'Hoophuizen' niet de oudste camping van ons land is, dan toch wel een van de oudste. In 1925 nam de familie Nijhuis haar intrek in de Marinahoeve. Een boerenfamilie, die geen andere bedoeling had dan het boerenbedrijf voort te zetten. Het liep echter anders. In de zomer van 1926 was daar opeens dat tentje. Verscholen achter de struiken aan de waterkant. Een landloper, dacht men aanvankelijk. De boer en boerin overlegden of ze hem weg zouden jagen. De 'landloper' was hen echter een stap voor. Hij kwam om melk en eieren aankloppen. Men ontmoette een beschaafde heer die graag bereid was voor het gevraagde te betalen. Ook vertelde hij dat zijn beide zoons de volgende dag zouden komen. Voor de familie Nijhuis was dit de eerste ontmoeting met het verschijnsel kamperen. Toen zij de heer Van Vloten (eigenaar van de gronden en boerderij) enige tijd later over het gebeurde inlichtten, reageerde deze zeer enthousiast. Hij adviseerde hen advertenties te plaatsen, onder meer in de Haagse Post. En ook om kampeergeld te vragen. De jaren daarop kwamen steeds meer mensen uit verschillende delen van het land hun vakantie op Hoophuizen doorbrengen.

Na verloop van tijd besloot Van Vloten een theehuis te plaatsen. Hoophuizen was voorgoed een camping geworden. Het boerenbedrijf werd overigens wel voortgezet. De Marinahoeve was echter ruim genoeg om vakantiegasten onderdak te bieden. De zomers vormden voor de familie Nijhuis een drukke tijd. Zorg voor de boerderij en daarbij ook nog zorg voor een steeds toenemend aantal vakantiegasten. Op den duur was het voor de familie Nijhuis nauwelijks meer mogelijk de zondag als rustdag te handhaven. Kerkelijk meelevend als ze was, voelde zij dit steeds meer als een bezwaar. Mede om deze redenen besloot zij in 1937 een andere boerderij, tussen Harderwijk en Ermelo, te gaan bewonen.

2.4 Bestaande situatie

Het huidige recreatiepark Droompark Bad Hoophuizen had aanvankelijk vooral standplaatsen voor kampeermiddelen (waaronder ook stacaravans) en daarnaast 11 sterk verouderde recreatiewoningen en één groepsaccommodatie. Na aankoop van het park in 2012 is gestart met de herontwikkeling van het recreatiepark. De herontwikkeling is gericht op een kwaliteitsverbetering en de omvorming van seizoensgericht naar jaarrond gebruik.

Vanaf het moment waarop het recreatieterrein is verworven zijn investeringen gedaan in het kader van de herontwikkeling. Onder meer is de bovengrondse en ondergrondse infrastructuur vernieuwd, zijn de centrale voorzieningen (waaronder het restaurant, de receptie en de parkwinkel) gerenoveerd en is een overdekt zwembad met animatieruimtes gebouwd.

Het park wordt door een groenstrook omzoomd en afgeschermd van het weidelandschap en de langs het park lopende beken die een zeer hoge natuurwaarde hebben. Aan de waterzijde liggen het strand, de grazige oevers en rieteilanden. In tegenstelling tot de randen is de natuur inclusief de aanwezige bomen op het park zelf niet heel bijzonder, maar desondanks zonder meer het behouden waard.

De entree ligt aan de zuidzijde. De centrale voorzieningen zijn verdeeld over drie locaties. Direct bij de entree ligt de receptie. Aan het strand ligt het restaurant. Halverwege tussen de receptie en het restaurant ligt de parkwinkel. Daarnaast is in 2013 een nieuwe slechtweer-voorziening gerealiseerd in de vorm van een overdekt zwembad en animatieruimtes.

Het park omvat in de huidige situatie de volgende functies en voorzieningen:

  • a. bedrijfseenheden:
    • 1. 4 bedrijfswoningen;
    • 2. een receptie (inclusief fietsverhuur);
  • b. voorzieningen:
    • 1. overdekt zwembad + wellness;
    • 2. horecagelegenheid (restaurant en snackbar);
    • 3. vergaderfaciliteiten en zaalruimte (bij de receptie);
    • 4. campingwinkel;
    • 5. tennisbaan;
    • 6. indoor speeltuin/gameroom;
    • 7. haven met surf- en catamaranschool;
  • c. verblijf:
    • 1. 420 toeristische en seizoensgebonden standplaatsen (standplaatsen voor mobiele kampeermiddelen);
    • 2. 380 chalets/stacaravans;
    • 3. 30 recreatiewoningen;
    • 4. 2 groepsaccommodaties (Mariahoeve en 1 voormalige bedrijfswoning).

Daarnaast zijn op het terrein ook sanitairgebouwen en diverse sportvoorzieningen aanwezig. Verder ligt net buiten de hekken van het hoofdterrein een multifunctioneel terrein dat onderdeel van het recreatiepark is en in gebruik is als schepenstalling, parkeerterrein, milieustraat en voor camperplaatsen.

2.5 Toekomstige situatie

2.5.1 Het concept

Het voorliggende plan gaat uit van een toekomst voor Droompark Bad Hoophuizen die een voortzetting is van de bestaande kwaliteiten. De unieke en sterke punten van Droompark Bad Hoophuizen zijn de aanwezigheid van het heldere Veluwemeer met strand en het natuurlijke weidelandschap direct aangrenzend aan het terrein. Bij de herontwikkeling wordt de recreatief hooggewaardeerde combinatie van recreatiewater en weidelandschap versterkt door de inrichting van het terrein. 'Droom' in 'Droomparken' verwijst naar de tijdelijke vervanging van de dagelijkse werkelijkheid door een andere, harmonieuze en vriendelijke omgeving. De basis hiervoor ligt in drie concepten, die gezamenlijk het plan en de ruimtelijke kwaliteit bepalen. Het zijn:

  • het type vakantiepark dat hier past: harmonieus, authentiek, natuurlijk, veilig en geborgen;
  • de beoogde landschappelijke sferen op Droompark Bad Hoophuizen: lanen, beken, weide, erven en strand;
  • eenheid in verscheidenheid: ruimte voor verschillen, architectonische verwantschappen per cluster, aansluitend bij het natuurlijke karakter van omgeving en terrein.

Droomparken richt zich op diverse doelgroepen, waarbij ook bijzondere aandacht uitgaat naar speciale groepen. Droomparken heeft ruime ervaring met de ontvangst van mensen die zorg nodig hebben. Op Droompark Bad Hoophuizen wordt een zorg-verhuurconcept aangeboden. Zo heeft Droomparken ruime ervaring met onder meer de verhuur aan en de begeleiding van autistische kinderen. De voorzieningen en verblijfsrecreatieve eenheden zijn (technisch) hierop afgestemd. Daarnaast organiseert Droomparken zo nodig de gewenste zorg. Ook op Droompark Bad Hoophuizen wordt een zorg-verhuurconcept aangeboden.

2.5.2 De herontwikkeling

De natuurlijke omgeving dient als basis voor de ontwikkeling en zal nadrukkelijk onderdeel zijn van de beleving die Droompark Bad Hoophuizen wil oproepen bij zijn gasten. Beleving is een belangrijk onderdeel van het recreatieconcept in het algemeen, maar vooral ook in de filosofie van Droomparken waarin natuurbeleving, rust, ruimte en kwaliteit kernwoorden zijn. De herinrichting van Droompark Bad Hoophuizen zal nadrukkelijk rekening houden met het leefgebied van de aanwezige flora en fauna. In potentie biedt de herinrichting ook mogelijkheden om het leefgebied van de aanwezige en andere soorten te versterken. Dit sluit aan bij de visie en ambitie van Droomparken om Droompark Bad Hoophuizen verder te ontwikkelen tot een recreatieterrein met ruimte voor bijzondere natuurwaarden, zodat de natuurlijke omgeving optimaal kan worden beleefd.

Het programma van het toekomstige Droompark Bad Hoophuizen omvat vier elementen:

  • recreatiewoningen en chalets/stacaravans, geschikt voor verhuurdoeleinden;
  • een kampeergedeelte met toeristische standplaatsen en seizoensgebonden standplaatsen;
  • groepsaccommodaties, waaronder de bestaande 'Marinahoeve' en een tot groepsverblijf verbouwde voormalige bedrijfswoning;
  • dagrecreatie (in de huidige vorm: strand, surf- en catamaranschool).

Daarnaast zijn er centrale voorzieningen die inmiddels ingrijpend gerenoveerd zijn en is uitgebreid met een slechtweervoorziening in de vorm van een klein overdekt zwembad.

Droompark Bad Hoophuizen heeft veel jaarplaatshouders die vaste gast zijn. De gasten worden gestimuleerd het voorbeeld van Droomparken te volgen en de objecten die zij bezitten indien nodig te verbeteren of te moderniseren en de ruimtelijke inrichting rond het object aan te passen. Daarnaast wordt er een actief beleid gevoerd om binnen de financiële kaders van de bestaande cliënten nieuwe producten in de vorm van stacaravans aan te bieden. Hierdoor ontstaat er op termijn een verbeterd totaalproduct waar ook de trouwe gasten deel van uitmaken.

De toekomstige situatie is vastgelegd in een Masterplan en een Beeldkwaliteitskader. Deze zijn in de bijlagen 1 en 2 van deze bestemmingsplantoelichting opgenomen.

2.5.3 Het programma

De aantallen

De herontwikkeling van het recreatiepark vindt geheel plaats binnen de bestaande terreingrenzen. Het te realiseren programma is flexibel, zodat goed kan worden ingespeeld op de ontwikkeling van de marktvraag en de herontwikkeling zo nodig kan worden versneld of juist kan worden getemporiseerd of een andere verhouding tussen de type producten kan worden gekozen.

Het toekomstige programma omvat de volgende programmaonderdelen en aantallen:

  • maximaal 165 recreatiewoningen, waarvan:
    • 1. 30 reeds vergund met grondoppervlak van 75 m² en een inhoud van 300 m³;
    • 2. 115 nieuwe met een grondoppervlak van 75 m² en een inhoud van 300 m³;
    • 3. 20 nieuwe met een grondoppervlak van 100 m² en een inhoud van 400 m³;
  • maximaal 17 groepsaccommodaties, waarvan:
    • 1. twee bestaande groepsaccommodaties voor 16 personen;
    • 2. maximaal 15 nieuwe voor 12-16 personen met een grondoppervlak van 150 m² en een inhoud van 600 m³;
  • 380 aanwezige en/of vergunde stacaravans/chalets met een maximaal grondoppervlak van 70 m² en maximaal 5,5 m hoog;
  • maximaal 150 standplaatsen voor mobiele kampeermiddelen plus maximaal 30 camperplaatsen op het multifunctionele terrein dat onderdeel van het recreatiepark is maar afgescheiden van het overige terrein ligt;
  • maximaal 4 bedrijfswoningen;
  • het huidige voorzieningencluster.

De omvang van de programmaonderdelen wisselt, afhankelijk van de fase waarin de herontwikkeling zich bevindt. De overwegend toeristische standplaatsen zijn en worden ingewisseld voor gebouwde recreatieobjecten, maar verdwijnen niet allemaal.

Verantwoording van het programma

De commissie Ruimte en Wonen van de gemeente Nunspeet heeft ingestemd om onder voorwaarden mee te werken aan het bouwen van extra recreatiewoningen op Droompark Bad Hoophuizen. In de uitwerking daarvan is benoemd dat naast recreatiewoningen ook chalets/stacaravans, groepsaccommodaties en toeristische standplaatsen van belang zijn. Een en ander heeft geleid tot de volgende geconcretiseerde uitgangspunten voor de verkaveling.

  • Er zullen 10 tot 15 groepsaccommodaties moeten worden gerealiseerd van circa 600 m³, om voor extra 'warme bedden' te zorgen.
  • Er moet een substantieel aantal (minimaal 50) toeristische standplaatsen worden behouden om verscheidenheid in het productaanbod te behouden.
  • De verhouding tussen het bouwoppervlak van de recreatiewoningen en chalets (footprint) en de kaveloppervlakte waarop deze staat is minimaal 1:4, openbare ruimte niet meegerekend. Indien hieraan bij bestaande objecten niet wordt voldaan, dient dit bij vervanging van de objecten in acht te worden genomen.
  • Afschermende groenstroken rond het park zijn minimaal 5 m breed. Deze groenstroken dienen geheel in eigendom te blijven. Waar deze breder zijn dan 5 m blijft in ieder geval 7 m in eigendom van Droomparken. Op het park aanwezige aantal laanbeplantingen blijven in stand/worden aangelegd ten behoeve van de landschappelijke inpassing, gezien vanaf het water. Ook deze blijven in eigendom van Droomparken.
  • De footprint van schuurtjes worden in de verhouding voor de kavelomvang van 1:4 meegerekend.
  • Er wordt conform het parkeerbeleid van de gemeente per recreatiewoning 1,8 parkeerplaats gerealiseerd, waarvan 1,0 op eigen terrein en 0,8 in openbaar gebied (op het park en buiten de kavels van de recreatieobjecten).
  • Buiten de wegen wordt minimaal 15% extra ruimte gereserveerd ten behoeve van sport- en speelvoorzieningen, groen, zichtlijnen en milieutechnische voorzieningen.

Deze uitgangspunten zijn vervolgens nader uitgewerkt en geconcretiseerd. Dit heeft, mede gelet op de weging van alle relevante belangen zoals omschreven in het Masterplan van 17 december 2017, geresulteerd in een bestemmingsplan dat maximaal een toevoeging van 150 recreatiewoningen, waaronder in dit verband tevens grotere recreatiewoningen en groepsaccommodaties worden verstaan. De grotere recreatiewoningen betreffen een 20-tal. Dit aantal (circa 12% van het totale aantal) is gebaseerd op het percentage van de bevolking dat hinder ondervindt van lichamelijke beperking (zie de uitleg in subparagraaf 2.5.4). De groepsaccommodaties betreffen een 15-tal. Naast de toevoeging van deze aantallen, laat het bestemmingsplan handhaving van 30 reeds vergunde recreatiewoningen, 2 aanwezige groepsaccommodaties, 4 bedrijfswoningen en bestaande voorzieningen toe.

2.5.4 Recreatiewoningen

75 m² en 100 m²

Aan de (reeds vergunde) 30 recreatiewoningen worden maximaal 115 nieuwe recreatiewoningen toegevoegd met een footprint van 75 m² en een inhoud van circa 300 m³. Zij staan op kavels die ten minste vier maal de omvang van de footprint hebben (footprint : kavelomvang = 1 : 4). Uitgaande van een footprint van 75 m² betreft het kavels van minimaal 300 m². Daarnaast worden 20 recreatiewoningen mogelijk gemaakt met een grondoppervlak van 100 m² en een inhoud van 400 m³. Zij staan op een kavel van ten minste 400 m2.

Ontwerp, uitstraling en plaatsing

De recreatiewoningen worden 'state of the art' ontworpen en uitgevoerd, met het oog op duurzaamheid, comfort en beleving van de natuur. Daarbij kan gedacht worden aan koude/warmteopslag en individuele voorzieningen zoals een sauna. Ook wordt ingespeeld op de vraag naar ruim opgezette woningen die voldoende manoeuvreerruimte bieden voor hulpbehoevenden en de vraag naar gezamenlijk verblijf met voldoende privacy meerdere badkamers. De woonkamer van de recreatiewoning heeft grote glaspartijen en kijkt samen met het terras uit op de omgeving. Aan de waterzijde kijken zij uit over het Veluwemeer. De architectuur van de recreatiewoningen is exclusief voor Droomparken ontworpen en wisselt qua stijl: strakke recreatiewoningen die door de toegepaste geleding in de opstelling goed tot hun recht komen in de thema's Laan, Boulevard en Strand, Berken en Beken, Beek en Weide. Binnen het thema Beek en Weide is de architectuur minder strak en sluit het meer aan bij de architectuur van traditionele woningen in de omgeving.

Vraag naar grotere recreatiewoningen

Er zijn twee markttrends die leiden tot de vraag naar grotere recreatiewoningen.

Mensen met een functiebeperking

Op dit moment ondervindt 12% van de Nederlandse bevolking hinder van een ontoegankelijke omgeving en heeft ongeveer 30% van de bevolking te maken met een tijdelijke of permanente functiebeperking. Het totaal aantal mensen met een functiebeperking groeit en zal in de toekomst alleen maar toenemen. Dat heeft vooral te maken met de steeds groter wordende groep ouderen. Deze groep bereikt namelijk een steeds hogere leeftijd door de toenemende kwaliteit en kwantiteit van de gezondheidssector en de zorg(mogelijkheden). Dit ouder worden gaat echter ook gepaard met lichamelijke (en/of verstandelijke) beperkingen. Tegelijkertijd blijft deze groep steeds langer zelfstandig, zijn zij behoorlijk kapitaalkrachtig, hebben zij veel vrije tijd en een zeer ruime vakantie-ervaring. Het recreatiegedrag dat zij vertonen is voor de komende 20 jaar van groot belang voor de verblijfsrecreatieve sector. Dit betekent dat aangepaste verblijfsrecreatieve eenheden nodig zijn met voldoende manoeuvreerruimte voor rolstoelen binnen de recreatiewoning, grotere en aangepaste doucheruimtes, brede deuren en voldoende ruimte rondom bed, in de zithoek en de keuken. Droomparken wil inspelen op deze trends en ontwikkelingen voor de komende jaren door aangepaste recreatiewoningen te realiseren. Dat vergt echter meer ruimte. Binnen de in het bestemmingsplan 'standaard' op te nemen maximum maten van 75 m²/300 m³ is onvoldoende ruimte aanwezig voor de extra ruimte die een aangepaste woning vraagt. Om in te kunnen spelen op deze vraag is het daarom wenselijk iets grotere recreatiewoningen te realiseren.

Verblijf met meer generaties

Er is vraag naar recreatieverblijven waarin met meer generaties tegelijkertijd kan worden verbleven. Denk hierbij aan grootouders, ouders en kinderen. Tegelijkertijd bestaat er wel de behoefte om zich zo nu en dan terug te trekken in een eigen ruimte. Ook is er behoefte aan eigen voorzieningen. Als gevolg daarvan bestaat er behoefte aan ruimere slaapkamers en een eigen badkamer.

Schuurtjes en kelders

In het kader van ruimtelijke kwaliteit zijn aangebouwde schuurtjes uitgangspunt:

  • deze zijn vormgegeven in het zelfde materiaal als het hoofdgebouw en architectonisch passend in het geheel;
  • deze zijn niet vanuit binnen bereikbaar;
  • voor de oppervlakte van de footprint en inhoud van de recreatiewoning worden zij niet meegeteld, voor de verhouding van de totale footprint tot de kavelomvang wel.

Bij recreatie- en ook bij bedrijfswoningen kunnen als alternatief kelders worden toegepast plus een afdak op maaiveld gekoppeld aan de gevel, ten behoeve van het plaatsen van fietsen:

  • bij de berekening van de inhoud worden kelders niet meegerekend.

In kelders wordt ondergebracht:

  • een stijgpunt (trap);
  • bergruimte voor seizoensartikelen, zoals tuinmeubelen (opslag voor fietsen blijft op de begane grond onder bijvoorbeeld een afdakje aan de zijkant van het huis);
  • technische ruimte, voor onder meer de toegepaste energiebesparende systemen zoals warmtepompen;
  • compensatie van de extra ruimte die op de begane grond en de verdieping nodig is om deze geschikt te maken voor mensen met een beperking. Voorzieningen die vanuit comfort worden gevraagd verhuizen dan naar de kelder. Denk hierbij aan een privé-wellnessvoorziening, zoals een sauna, een turks stoombad en een fitnessruimte.
2.5.5 Chalets/stacaravans

Een belangrijk deel van het terrein wordt ingericht met chalets met een footprint van 45 tot 70 m². Ook voor de chalets geldt dat een gemiddelde verhouding footprint: kavelomvang van 1: 4 wordt toegepast om de ruimtelijke kwaliteit te waarborgen. De chalets zijn 'state of art' ontworpen: veel licht en zicht op de omgeving, maar ook duurzaam en comfortabel. De chalets zijn exclusief voor Droomparken ontworpen en wisselen qua stijl: strakke kubusvormige chalets, en meer traditionele ontwerpen.

2.5.6 Standplaatsen voor kamperen

Het kampeergedeelte biedt ruimte aan (de huidige) seizoensgasten en toeristische standplaatsen en omvat in de eindsituatie 150 standplaatsen voor mobiele kampeermiddelen. Deze standplaatsen zijn van alle gemakken voorzien, waaronder kabel-tv, internet, wateraansluiting en afvoer. De standplaatsen kunnen in principe jaarrond worden gebruikt, maar in de praktijk zijn zij tussen 1 april en 1 oktober in gebruik. Op het multifunctionele terrein wordt daarnaast voorzien in 30 camperplaatsen. Deze plaatsen zijn alleen tussen 1 april en 1 oktober in gebruik.

2.5.7 Het multifunctionele terrein

Het multifunctionele terrein is onderdeel van het recreatiepark. In het winterseizoen worden de schepen uit het water gehaald en op dit terrein gestald, 's zomers liggen de schepen in het water en worden op dit terrein de trailers gestald. Binnen de bestaande groenbegrenzingen wordt voorzien in:

  • 30 standplaatsen voor campers;
  • 15 'parkeerplaatsen' voor opslag van boottrailers;
  • een milieustraat en loosplaats voor vuil water;
  • circa 80 parkeerplaatsen als dagparkeerterrein voor bezoekers.

Het parkeerterrein met circa 80 parkeerplaatsen is regulier beschikbaar voor dagrecreatiegasten. Tevens kan er geparkeerd worden op drukke stranddagen en op momenten dat er kan worden geschaatst op het Veluwemeer. In de huidige situatie parkeren deze gasten in de berm van de Varelseweg en de Munnekesteeg. Ook bij een evenement op het park kan hier het parkeren worden opgevangen. Met de aanleg van het parkeerterrein kan een vrije doorgang over de Varelseweg en Munnekesteeg voor landbouwverkeer en hulpdiensten te allen tijde worden gegarandeerd. Waar nodig is het parkeerterrein van een gestabiliseerde ondergrond of halfverharding voorzien.

Het multifunctionele terrein is voor voertuigen bereikbaar vanaf de Varelseweg. Daarnaast is er een directe loopverbinding aanwezig tussen het multifunctionele terrein en het recreatiepark via een brug over de Varelsebeek. De randen van het multifunctionele terrein worden afgezet met een stevige haag van meidoorn of sleedoorn om betreding van het er buiten gelegen natuurterrein te voorkomen en om het geheel landschappelijk in te passen. Het multifunctionele terrein is tussen 1 april en 1 november als kampeerterrein in gebruik en daarbuiten als terrein voor bootopslag.

2.5.8 Voorzieningen

In de eerste helft van 2012 is een belangrijke impuls gegeven aan de kwaliteitsverbetering die het park ondergaat. Hierbij heeft renovatie van de centrale voorzieningen en herinrichting van de openbare ruimte plaatsgevonden. Het aan het strand gelegen horecabedrijf en de bestaande parkwinkel zijn geheel gerenoveerd. De kwaliteitsverbetering bestond daarnaast uit het toevoegen van een (klein) overdekt zwembad, een kleinschalige wellness en twee onderkomens voor animatie van respectievelijk jonge en oudere kinderen. De voorzieningen richten zich op jaarrond recreatie. Naast fietsverhuur worden ook aanvullende diensten aangeboden zoals een boodschappenservice, een wasservice, zorg- en gezondheidsdiensten.

2.5.9 Verkeersontsluiting

De ontsluiting vanaf de Harderwijkse weg

Droompark Bad Hoophuizen is vanaf de Harderwijkerweg bereikbaar via de Varelseweg en via de Bredeweg en Randmeerweg. Dit zijn kenmerkende oude wegen die van de hogere zandgronden en bouwlanden in het oosten naar de voormalige Zuiderzee lopen. Deze wegen verbonden de lage weidegebieden met de bewoning langs de bouwlanden. Ze worden ook wel aangeduid met hooiwegen of 'stegen'. Vanwege het beperkte wegprofiel van de Varelseweg en het ruimere profiel van de Bredeweg wordt het verkeer via bewegwijzering over de Bredeweg en Randmeerweg van/naar Droompark Bad Hoophuizen geleid. Droompark Bad Hoophuizen ligt aan het eind van de Varelseweg, waar het terrein onderdeel uitmaakt van de Randmeerkust. De ontsluitende wegenstructuur is op de verkeersomvang die Droompark Bad Hoophuizen in de toekomst genereert berekend.

Twee aansluitingen op de Munnekesteeg

Vlak voor Droompark Bad Hoophuizen buigt de Varelseweg naar links en gaat over in de Munnekesteeg. De Munnekesteeg loopt langs de rand van het recreatiepark en biedt een uniek zicht over het weidelandschap. Droompark Bad Hoophuizen heeft twee aansluitingen op de Munnekesteeg. Om de verkeersdruk binnen het park te verdelen, worden beide entrees benut. De entree bij de receptie behoudt een hoofdfunctie. De zuidwestelijke entree ligt 350 m westelijk van de hoofdentree. Deze entree heeft een functie voor de ontsluiting van het zuidwestelijke deel. Deze entree wordt alleen voor de ontsluiting van het recreatiepark benut (eenrichtingsverkeer).

Ter plaatse van de westelijke aansluiting van het recreatiepark op de Munnekesteeg is een picknickplek aanwezig voor passanten. Hier is een rustpunt voor passanten met een oplaadpunt voor elektrische fietsen.

2.5.10 Dagrecreatie op het park

Het strand, de surf- en catamaranschool, de natuurbelevingsactiviteiten en het restaurant op Droompark Bad Hoophuizen blijven openstaan voor bezoekers van buiten het park. Het Veluwemeer heeft ter plaatse van Droompark Bad Hoophuizen een diepte van 0,4 tot 0,6 m. Op Droompark Bad Hoophuizen is daardoor alleen kleine watersport aanwezig: zwemmen, surfen en kleine bootjes. Door de beperkte diepgang van het Veluwemeer is de aanwezige haven ook niet bereikbaar voor grotere boten. De haven is in 2013 voorzien van een nieuwe steiger. Verdere uitbreiding van de havenfaciliteiten zal niet plaatsvinden. Deze behouden de huidige omvang. Kitesurfen is niet toegestaan. Bordjes op het strand en de pieren geven dat aan.

2.5.11 Natuurontwikkeling

In hoofdstuk 5 van het Masterplan Droompark Bad Hoophuizen is duidelijk aangegeven op welke wijze de kwaliteit van de aanwezige natuur op en rond het park zal worden gewaarborgd. Het volgende kan hierover worden gezegd.

  • De aanwezige groensingel/houtwal rond het park wordt behouden. De groensingel/houtwal zal langs het fietspad, waar deze het smalst is, aan de zijde van het fietspad worden verdicht.
  • Op het park zal een afwisselende inrichting worden gerealiseerd (verschillende thema's worden gehanteerd), uitgaande van inheemse planten en bomen.
  • De bomen op het park zijn ingemeten en de soort en kwaliteit van elke boom is geïnventariseerd zodat er een goede basis is waarop de uiteindelijke verkaveling kan plaatsvinden, rekening houdend met de aanwezige huidige aanplant.
  • Er is een groenbeheerplan opgesteld in afstemming met de gemeente. Deze vormt de basis voor het groenbeheer en de ontwikkeling van het park.
  • Er is geen toename van de waterrecreatie aan de orde, noch in de zomer, noch in de winter.
  • Er worden maatregelen genomen ter bescherming en bevordering van de aanwezigheid van vogels en vleermuizen.
  • Er wordt nieuw water aangelegd. Dit water zal niet in verbinding met het grondwater staan, met uitzondering van een vijver op het laagste deel van het terrein die nodig is om te voorkomen dat bij vernatting van de omliggende gronden wateroverlast op het recreatiepark ontstaat. Hierover is overeenstemming met de gemeente, de natuurorganisaties en het waterschap.
  • De ontwikkeling van de natuur zal periodiek worden gemonitord. Eventueel worden naar aanleiding daarvan beheermaatregelen getroffen.

2.6 Stedenbouwkundige en landschappelijke inrichting

Het deel met chalets en toeristische standplaatsen

De entree bij de receptie ontsluit het deel met de toeristische standplaatsen en de chalets/stacaravans. De eerste indruk – bij binnenkomst – bepaalt de identiteit van Droompark Bad Hoophuizen: een groene plek aan het Veluwemeer. Vanaf de receptie voert een ruime, licht meanderende allee in de richting van het strand. De meanderende allee buigt vlak voor het restaurant af naar het noordoosten. Het restaurant is voorzien van een klokkentorentje (een dakruiter) dat als herkennings- en oriëntatiepunt dient.

De velden met toeristische standplaatsen zijn dan inmiddels aan de rechterhand gepasseerd. De weg voert (na bij het restaurant naar het noorden afgeslagen te zijn) op ruime afstand langs de oever. Langs de weg zijn in vier rijen een vijfde deel van de chalets/stacaravans gesitueerd. Profiterend van het aanwezige hoogteverschil van de strandwal zijn de chalets hier op drie naar het water aflopende terrassen gezet. De chalets zijn zodanig versprongen en ten opzichte van elkaar opgesteld dat vanaf elke rij zicht op het water is vanuit het chalet en het er voor gelegen terras.

De andere chalets/stacaravans liggen vanaf de receptie gezien links ten opzichte van het restaurant. Zij worden ontsloten door een centrale as die halverwege de receptie en het restaurant op de hoek bij de parkwinkel aansluit op de meanderende allee die naar het strand en het restaurant loopt. De huidige structuur van het park is hier behouden. Hier is gestreefd naar een parkachtige opzet met bomen, hagen en gazons.

Het deel met recreatiewoningen

Laan

De zuidwestelijke aansluiting op de Munnekesteeg krijgt een functie voor de ontsluiting van het zuidwestelijke deel. Deze entree zal hier worden gevormd door een stevig beplante laan met bomen op een tapijt van gras dan wel struweel, begrensd met lage beukenhagen. De laan doorkruist het terrein in de breedterichting en verbindt het weidelandschap met het water: vanaf de picknickplaats bij de entree is er een doorzicht naar het Veluwemeer dat uitnodigt om een kijkje te nemen.

Boulevard en Strand

Dit terreindeel wordt aan de landzijde begrensd door een laan die circa anderhalve meter hoger ligt dan zijn omgeving en een licht gebogen vorm heeft die de kustlijn volgt. Deze laan heeft een asymmetrisch profiel. Aan de landzijde wordt de laan begrensd door een bestaande houtwal met bomen, aan de strandzijde staan lage struiken. Langs het strand is een zand- en schelpenpromenade met een zitrand.

Aan de strandzijde staan deels luxe chalets en deels recreatiewoningen in een aantal V-vormige clusters opgesteld. Op die wijze heeft elk object zicht op het water. Fraaie natuurlijke beplanting garandeert het behoud van zicht op het water. De objecten in de clusters zijn vanaf de laan bereikbaar via paden die refereren aan het strand. Via een aantal van die paden kan de kustlijn worden bereikt.

Aan de landzijde staan langs de laan recreatieobjecten – meer in het gelid – maar achter laanbeplanting. In het meest westelijke deel maakt een grote strakke vijver deel uit van het gebied.

Beek en Weide

Door het terreindeel Beek en Weide loopt een informeel vormgegeven route met een wegprofiel dat overloopt in een grasberm en min of meer het meanderende profiel van de groene rand volgt die het recreatiepark aan de landzijde omzoomt. Grind kan worden toegepast als bestrating van de entrees van de woningen. Enkele accentuerende gletsjerstenen passen hier eveneens. De route loopt vanuit het uiterste zuidwestelijke puntje langs de rand in noordoostelijke richting, kruist halverwege de Laan – die ontsluit naar de Munnekesteeg – en volgt de rand om op enig afstand voor de receptie terug te buigen en nabij de parkwinkel aan te sluiten op de allee die de receptie met het restaurant en het strand verbindt.

In het meest westelijke deel maakt aan de strandzijde een grote strakke vijver deel uit van het gebied.

Daar waar de Killenbeek langs de rand van het terrein loopt vormt een robuuste groensingel/houtwal met bomen het decor voor de woningen. Waar de Killenbeek is afgebogen en de Munnekesteeg langs het terrein loopt is de houtwal met bomen fragieler. De groensingel/houtwal wordt hier versterkt met onderbeplanting.

In een groenbeheerplan is uitgewerkt op welke wijze de groensingel/houtwal wordt onderhouden. De materialisatie van de weidewoningen is zodanig dat zij niet voor een ruimtelijke verstoring van het beeld vanuit het landelijk gebied zorgen. Uitgangspunt is onder meer dat gedekte kleuren worden toegepast. Droomparken, de natuurorganisaties en de gemeente hebben afgesproken dat een inrichtings- en beheerplan wordt opgesteld, waarvan de uitvoering periodiek gezamenlijk zal worden geëvalueerd. Zo nodig worden op basis daarvan aanpassing in het beheer doorgevoerd, bijvoorbeeld als blijkt dat er sprake is van een grotere impact op het landschap dan verwacht. Met natuurmonumenten is verder afgesproken dat zij op haar gronden ter plaatse van de huidige toegangen tot het recreatieterrein beplanting zal aanbrengen ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing.

Berken en Beken

Een laan met berken verbindt de Marinahoeve in het noordoosten met de Killenbeek in het zuidwesten. Aan beide zijden staan meerstammige berken. De recreatieobjecten staan op afstand van de weg, buiten de bomenrij. De entrees worden bestraat met een halfverharding.

In het gebied liggen twee vijvers die refereren aan brede beken. Omdat zij qua maat ruim zijn opgezet kan het water goed worden beleefd, zowel vanuit de percelen met recreatieobjecten als van af de paden en wegen rond het gebied.

Terreininrichting en themaclusters

Binnen het park wordt een rijke variatie bereikt met een aantal thema's: Laan, Boulevard en Strand, Berken en Beken, Beek en Weide. De ruimtelijke inrichting en materialisatie geven de clusters samen met de bebouwing een eigen identiteit. Met de clusters wordt een zonering in het recreatiepark gecreëerd, die aansluit op de thema's die in de omgeving van het park zijn te vinden.

De landschapstypen worden in de themaclusters uiteraard omgevormd, in overeenstemming met de schaal van de ruimte en de functies die erin geplaatst worden. Het gaat om de verschillen, die worden bereikt door (al dan niet) toepassen van water, de wijze van beplanting (bomen, struiken, bodembedekking), de opstelling van de woningen (ruimte, ritme, de behandeling van grondvlak en reliëf), erfscheidingen (aan- of afwezig; hagen, struiken, hoogteverschil), en de overgang van publieke, collectieve en private ruimte. Bij voorkeur wordt de ruimte als een eenheid ingericht; afscheidingen worden alleen geplaatst waar dat vanuit privacyoverwegingen nodig is. De architectuur van de bebouwing verschilt per cluster, maar heeft binnen elk cluster verwantschap.

Landschappelijke inpassing aan de landzijde

Aan de landzijde wordt het park omzoomd door een groensingel/houtwal. Het westelijk deel van deze groensingel/houtwal heeft een minimale breedte van 10 meter. Het oostelijke deel heeft een breedte van minimaal 5 meter. De groensingel/houtwal wordt verdicht met (onder)beplanting waar deze minder dan 5 of 10 m breed is. Langs Killenbeek wordt de groensingel/houtwal op het huidige schouwpad uitgebreid. Met het Waterschap is hierover overeenstemming.


Ter plaatse van de Munnekesteeg en de Killenbeek is de buitenste 5 m van de groensingel/houtwal in eigendom van Droomparken. Waar de huidige groensingel / houtwal nu al breder dan 10 m is, is niet 5, maar 7 m in eigendom van Droomparken. Het binnenste deel van de groensingel / houtwal behoort tot de er achtergelegen kavels. Voorzover de groensingel/houtwal nog niet (deels) is verkocht met de verkoop van kavels voor recreatiewoningen / chalets, blijft deze in eigendom van Droompark Bad Hoophuizen B.V. of diens rechtsopvolger(s).

Laanbeplanting op het terrein

Op het terrein worden twee tot drie laanbeplantingen gerealiseerd die parallel aan de kustlijn lopen en zo min mogelijk doorsnijdingen hebben. Zoveel mogelijk wordt uitgegaan van opname van bestaande beplanting in de lanen.


In het bestemmingsplan wordt in de regels en op de verbeelding (de plankaart) geborgd dat de laanbeplantingen worden gerealiseerd/in stand worden gehouden. Hiertoe wordt op de verbeelding (bestemmingsplankaart) aangegeven binnen welke strook de laanbeplanting wordt gerealiseerd en gehandhaafd. Ook in het beheerplan is vastgelegd hoe met deze laanbeplanting wordt omgegaan bij de inrichting van het park en bij onderhoud.

Bebouwingsdichtheid

Voor de recreatiewoningen en groepsaccommodaties is een verhouding tussen footprint en kavelomvang van 1:4 uitgangspunt. Ook voor de (veelal vergunningvrij) te plaatsen chalets wordt uitgegaan van een gemiddelde verhouding tussen footprint en kavelomvang van 1:4. Verder is uitgangspunt dat per kavel 15% extra ruimte voor sport- en spelvoorzieningen, groen en dergelijke in het openbaar gebied wordt gereserveerd.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft het relevante Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en vertaald in de verbeelding en in de regels.

3.2 Ruimtelijk beleid

3.2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte & Barro

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheer EHS), de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het besluit kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. De volgende zaken zijn relevant voor het plangebied:

  • artikel 2.10: Het NNNmoet in de provinciale verordening worden opgenomen en via de provinciale verordening en bestemmingsplannen worden beschermd;
  • artikel 2.12: Landaanwinning en nieuwe verstedelijking in het IJsselmeergebied zijn in principe niet mogelijk.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling houdt rekening met de relevante rijksbelangen. Het plangebied ligt voor een klein deel binnen het NNN. Zie paragraaf 3.2.2. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe landaanwinning mogelijk.

Actuele regionale behoefte (3.1.6 lid 2 Bro)

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied de behoefte worden beschreven. Hiervoor moet worden gemotiveerd waarom deze niet binnen bestaand stedelijk gebied gerealiseerd kunnen worden.

Ontwikkeling

Het gaat in dit geval om noodzakelijke vernieuwing van een bestaand recreatiepark waarbij het aantal eenheden (slaapplaatsen) afneemt van 4.600 naar 4.260 en de kwaliteit van de eenheden toeneemt (van stacaravans en kampeerplaatsen naar huisjes).

Alhoewel sprake is van herstructurering van een bestaand recreatiepark, kan de ontwikkeling gelet op de toename aan huisjes mogelijk worden gezien als nieuwe stedelijke ontwikkeling. Daarom is besloten de stappen uit artikel 3.1.6 lid 2 Bro te doorlopen.

Relevante regio

De toeristische regio's zijn aangegeven in het rapport 'Verblijfsrecreatie op de Veluwe, Onderzoek naar het perspectief voor de sector' (Provincie Gelderland, maart 2015):

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.bp01141-vg02_0004.png"

De relevante regio is in dit geval Noord-Veluwe. Het zoekgebied voor de beoogde kwaliteitsverbetering is in of aansluitend aan het bestaande recreatiepark.

Beschrijving behoefte

De provincie en regio willen door kwaliteitsverbetering van het toeristisch product hun landelijk marktaandeel vergroten. Voor een kwaliteitsverbetering is het onder andere belangrijk te investeren in innovatieve en duurzame concepten.


De behoefte aan de herstructurering is met name gelegen in de opwaardering van het terrein in zijn geheel voor zowel recreatieve doeleinden als natuurdoeleinden. Het park is immers al in gebruik voor verblijfsrecreatie en dit zal niet veranderen. Wel wordt het verblijfsrecreatieve aanbod vernieuwd en verbreed: chalets, recreatiewoningen, stacaravans, groepsaccommodaties, etc. Door deze verbreding wordt ingespeeld op de marktvraag naar onder andere kwalitatief hoogwaardige recreatieverblijven en parken waarop een breed aanbod van activiteiten en faciliteiten aanwezig is.


Met de vernieuwing wordt ingespeeld op een aantal trends in de recreatiemarkt: de toegenomen vraag naar comfort, zoals een tweede badkamer, privé wellness en dergelijke, de vraag naar recreatieonderkomens voor mensen met een beperking (ruimte voor rolstoelen en ziekenhuisbedden). Dit heeft onder meer te maken met het langer zelfstandig blijven van senioren. Overigens neemt het aantal overnachtingsplaatsen op het recreatiepark af. Het ruimtebeslag voor recreatieve nachtverblijven wordt verder geheel binnen een bestaande recreatieve bestemming gerealiseerd.


Het plan past daarmee binnen de genoemde doelstelling om te streven naar een kwaliteitsverbetering van de sector en om beter in te spelen op veranderende omstandigheden.

Motivering locatiekeuze

In dit geval is geen sprake van nieuwvestiging of uitbreiding van een recreatiepark, maar van een wijziging van de invulling van het bestaande terrein, zodat op dit punt sprake is van zorgvuldig ruimtegebruik.

Het grootste deel van de ontwikkelingen vindt plaats binnen de bestaande verblijfsrecreatieve bestemming. Om de kwaliteitsverbetering op het park mogelijk te maken is ontdichting/verdunning noodzakelijk. Hiertoe wordt binnen het park aansluitend aan de verblijfsrecreatieve bestemming ruimte benut op een dagrecreatieve bestemming.

Andere uitbreidingen/omvormingen van vakantieparken zijn niet relevant. Het gaat in dit geval om omvorming van een kansrijk vakantiepark (zie paragraaf 3.2.3). De aanwezige restcapaciteit in bestemmingsplannen (op andere locaties) is niet relevant omdat deze geen invulling kunnen geven aan de noodzakelijke kwaliteitsverbetering op dit park.


Dit is bovendien een van de kansrijke vakantieparken die omgevormd kan worden naar een duurzaam/toekomstbestendig park. De minst kansrijke parken verliezen de aansluiting met de markt en zullen omgevormd moeten worden (zie paragraaf 3.2.3).


Conclusie

De herstructurering van het bestaande verblijfsrecreatieterrein voldoet aan de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking. Er is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik. Met de beoogde ontwikkeling die het bestemmingsplan mogelijk maakt, wordt een kans uit het Programma vitale vakantieparken verzilverd. Dit is een kansrijk bedrijf dat de basis op orde heeft en ontwikkelkansen benut. Plancapaciteiten op andere locaties zijn niet relevant, omdat deze geen invulling kunnen geven aan de noodzakelijke kwaliteitsverbetering op dit park.

3.2.2 Regels landschap

Omgevingsvisie Gelderland

De provincie en haar partners zien de volgende opgaven voor een gezonde vrijetijdseconomie:

  • 1. voorzien in een kwalitatieve en kwantitatieve behoefte voor vrijetijdsbesteding in Gelderland en een verhoging van de kwaliteit van het toeristisch product;
  • 2. vergroten van de bijdrage van vrijetijdseconomie aan de werkgelegenheid en het inkomen van de mensen in Gelderland;
  • 3. de vrijetijdseconomie ondersteunen bij het aanpassen aan de eisen van deze tijd (duurzaam, maatschappelijk verantwoord ondernemen, ruimtelijke kwaliteit);
  • 4. ondersteunen van de vrijetijdseconomie als nieuwe economische drager op het platteland;
  • 5. cultuurhistorie vermarkten voor vrijetijdseconomie;
  • 6. meer Gelderse burgers laten sporten en bewegen ter bevordering van de gezondheid en sociale cohesie en ter vermindering van overgewicht;
  • 7. het initiatief nemen voor een Gelders wandelnetwerk om het recreatief toeristisch product 'Gelderland wandel-provincie nr. 1' te ontwikkelen en een infrastructuur te bieden die bewegingsarmoede tegengaat.

De provincie en haar partners willen ruimte bieden aan kwaliteitsverbeteringen en innovatie van recreatiebedrijven. Tegelijkertijd willen zij zorgvuldig omgaan met de ruimte. Leegstand en verpaupering in de bestaande voorraad moeten worden voorkomen en een goede inpassing is nodig. De bijzondere natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden in Gelderland staan daarbij centraal.

De provincie streeft naar een impuls aan de werkgelegenheid binnen de vrijetijdseconomie door meer toeristische bezoekers en daarmee bestedingen aan te trekken. Daartoe moet de kwaliteit van het toeristisch product omhoog. De provincie wil het bedrijfsleven ondersteunen bij het verbeteren van die kwaliteit. Verder wil de provincie de huidige kwaliteit van de dagrecreatieterreinen en routestructuren behouden of verbeteren. Voor de sector zijn er mogelijkheden om mee te liften met gebiedsprocessen en om vanuit die dynamiek kansen te grijpen. Er zijn goede afwegingen nodig voor het bieden van ruimte voor ontwikkelingen in de sector. Er moet daarbij een relatie worden gelegd tussen de kwaliteit van 'nieuwe' ontwikkelingen en de kwaliteit van het bestaande.

Toeristische bedrijven met een ontwikkelambitie

De provincie wil door kwaliteitsverbetering van het toeristisch product hun landelijk marktaandeel vergroten. Voor een kwaliteitsverbetering is het vaak zaak om te investeren in innovatieve en duurzame concepten en daarnaast te investeren in compensatiemaatregelen. Dit zijn vaak ook lastige trajecten. De provincie wil bedrijven daarom op dit vlak ondersteunen.

Ontwikkelen van bestaande terreinen en gebouwen verdient de voorkeur boven nieuwbouw. Uitbreiding van bedrijven of nieuwvestiging in de recreatiesector hoeft echter niet te leiden tot overcapaciteit op provinciaal niveau. Het kan zelfs leiden tot verbetering van het totale aanbod doordat bestaande bedrijven meeprofiteren van extra kwalitatief goede activiteiten. Beter dan de provincie kennen ondernemers de markt. Zij kunnen hierop inspelen en bepalen welke activiteiten zij uit moeten voeren.

Adequate aanpak met de sector voor de scheefgroei in vraag en aanbod

De provincie biedt ruimte voor kwaliteitsverbeteringen en innovatie van de recreatiebedrijven. Dit vereist fysieke ruimte, terwijl de kwaliteit en het gebruik van het huidige aanbod afnemen. Hier zit spanning op. De verslechterde kwaliteit is in de loop der jaren ontstaan. Deze is niet op korte termijn te verhelpen. Aankopen van verpauperde terreinen door de provincie is geen optie. Samen met de betrokken partijen wil de provincie een werkwijze ontwikkelen waarin ontwikkelingsruimte wordt gekoppeld aan zorg voor het bestaande. Samen met de sector en de betrokken partijen wil de provincie goede initiatieven hiertoe stimuleren. Afspraken op regionale schaal tussen partijen ziet de provincie als een mogelijkheid die moet worden verkend en ingevuld.

Ontwikkelen van bestaande terreinen en gebouwen verdient de voorkeur boven nieuwbouw. Bij plannen voor uitbreiding en nieuwbouw moet worden onderzocht of er mogelijkheden zijn op bestaande terreinen, voordat nieuwe locaties worden gebruikt. De provincie denkt graag mee; gemeenten spelen hierin ook een rol.

Om de kwaliteit van het toeristisch product te behouden en vergroten is bedrijfsmatige exploitatie een voorwaarde.

Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik

De ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten van de (Gelderse) ladder. De behoefte aan de herstructurering is met name gelegen in de opwaardering van het terrein in zijn geheel voor zowel recreatieve doeleinden als natuurdoeleinden. Het park is immers al in gebruik voor verblijfsrecreatie en dit zal niet veranderen. Wel wordt het verblijfsrecreatieve aanbod vernieuwd en verbreed: chalets, recreatiewoningen, stacaravans, groepsaccommodaties, etc. Door deze verbreding wordt ingespeeld op de marktvraag naar onder andere kwalitatief hoogwaardige recreatieverblijven en parken waarop een breed aanbod van activiteiten en faciliteiten aanwezig is.


Met de vernieuwing wordt ingespeeld op een aantal trends in de recreatiemarkt: de toegenomen vraag naar comfort, zoals een tweede badkamer, privé wellness en dergelijke, de vraag naar recreatieonderkomens voor mensen met een beperking (ruimte voor rolstoelen en ziekenhuisbedden). Dit heeft onder meer te maken met het langer zelfstandig blijven van senioren.

Het plan past binnen de doelstelling van de provincie en de regio (zie paragraaf 3.2.3) om te streven naar een kwaliteitsverbetering van de sector en om beter in te spelen op veranderende omstandigheden. Zij willen door kwaliteitsverbetering van het toeristisch product hun landelijk marktaandeel vergroten. Voor een kwaliteitsverbetering is het onder andere belangrijk te investeren in innovatieve en duurzame concepten.


Conclusie

De herstructurering van het bestaande recreatieterrein geeft mede invulling aan het provinciale beleid: kwaliteitsverbetering van het toeristisch product door herontwikkeling van bestaande terreinen, waarbij kwaliteitsverbetering in het product (de verblijfsrecreatieve objecten) en de inrichting van het terrein wordt doorgevoerd. Er is sprake van bedrijfsmatige exploitatie.

Omgevingsverordening Gelderland (versie december 2018)

De Omgevingsvisie is vertaald naar de Omgevingsverordening, waarin regels worden gesteld aan de bestemmingsplannen van gemeenten. De ontwikkeling is hierna getoetst aan de relevante artikelen.

Afdeling 2.1 - Woonlocaties en recreatiewoningen

Artikel 2.4 instructieregel bestemmingsplan permanente bewoning van recreatiewoningen

Een bestemmingsplan maakt permanente bewoning van een recreatiewoning niet mogelijk.

Artikel 2.5 instructieregel bestemmingsplan bedrijfsmatige exploitatie van recreatiewoningen

  • 1. Een bestemmingsplan maakt nieuwvestiging of uitbreiding van een recreatiewoning alleen mogelijk voor bedrijfsmatige exploitatie.
  • 2. De toelichting bij het bestemmingsplan onderbouwt op welke wijze de bedrijfsmatige exploitatie van de recreatiewoning duurzaam is verzekerd.

Afdeling 2. Natuur en Landschap

Paragraaf 2.6.1 Instructieregels bestemmingsplan bescherming Gelders natuurnetwerk

Enkele kleine delen van het plangebied vallen volgens kaart 4 'regels Natuur' bij de verordening onder het Gelders Natuur Netwerk, deels met de extra aanduiding 'verkenningsgebied voorwaarden natuurbegraven en kleinschalige recreatie Gelders natuurnetwerk'. Tevens is het plangebied deels aangewezen voor 'beschermingszone natte landnatuur' (zie figuur 3.1). Hiervoor zijn de volgende bepalingen relevant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.bp01141-vg02_0005.jpg"

Figuur 3.1 Uitsnede kaart 4 'regels Natuur' (Gelders Natuurnetwerk GNN is groen en donkergroen)

Artikel 2.39 (andere bestemmingen dan natuur)

  • 1. Een bestemmingsplan maakt voor gronden binnen het Gelders natuurnetwerk een andere bestemming dan natuur alleen mogelijk als er sprake is van een groot openbaar belang en
    • a. er voor de realisering daarvan geen reële alternatieven zijn;
    • b. de negatieve effecten op de kernkwaliteiten en oppervlakte van het gebied en de ecologische samenhang binnen het gebied zoveel mogelijk worden beperkt en de overblijvende effecten gelijkwaardig worden gecompenseerd in overeenstemming met bijlage 8 Gelijkwaardige natuurbeheertypen.
  • 2. In afwijking van het eerste lid is er voor gronden met de volgende natuurbeheertypen geen andere bestemming mogelijk: bron, gemaaid rietland, hoogveen, trilveen en zwak gebufferd ven.
  • 3. In afwijking van het eerste lid kan een bestemmingsplan voor gronden binnen het Gelderse natuurnetwerk nieuwe bebouwing of terreinverharding binnen een omheind militaire terrein mogelijk maken als:
    • a. de negatieve effecten op de kernkwaliteiten, de oppervlakte en de ecologische samenhang zoveel mogelijk worden beperkt;
    • b. de overblijvende effecten gelijkwaardig worden gecompenseerd.
  • 4. Om te bepalen wat de effecten op de kernkwaliteiten, de oppervlakte en de ecologische samenhang zijn, doet de initiatiefnemer onderzoek naar actuele waarden binnen het gebied en de effecten van het initiatief op de binnen het gebied aanwezige:
    • a. natuurwaarden en potenties;
    • b. in de Wet natuurbescherming aangewezen beschermde soorten en soorten van nationale Rode lijsten;
    • c. kwaliteit van lucht, water en bodem;
    • d. mate van stilte, rust en duisternis;
    • e. ecologische samenhang;
    • f. landschappelijke, cultuurhistorische, geomorfologische, bodemkundige waarden en het reliëf.
  • 5. Compensatie kan plaatsvinden door fysieke natuurcompensatie op gronden met een andere bestemming dan natuur in de nabijheid van de te compenseren locatie of door financiële compensatie.

Artikel 2.40 (uitbreiding van bestaande bestemming)

  • 1. Een bestemmingsplan voor gronden die geheel omsloten worden door het Gelders natuurnetwerk kan uitbreiding van bestaande functies mogelijk maken als in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat:
    • a. verplaatsing naar een locatie buiten het Gelders natuurnetwerk bedrijfseconomisch niet mogelijk is;
    • b. de kernkwaliteiten van het gebied, in hun onderlinge samenhang bezien, per saldo worden versterkt, en
    • c. deze versterking planologisch is verankerd in hetzelfde of een gelijktijdig vast te stellen bestemmingsplan.
  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op de uitbreiding van de recreatiebedrijven in bijlage 11 Groeilocaties groei-krimpbeleid Veluwe, onder de voorwaarden dat de uitbreiding:
    • a. plaatsvindt op de in deze bijlage aangegeven uitbreidingslocaties;
    • b. de gereserveerde oppervlakte uit de tabel Groeilocaties niet overschrijdt;
    • c. uiterlijk 1 januari 2027 is opgenomen in een onherroepelijk bestemmingsplan.
  • 3. Gedeputeerde Staten sluiten ter uitvoering van een uitbreiding als bedoeld in het tweede lid een overeenkomst met het recreatiebedrijf waarin in ieder geval de hoogte van het door het recreatiebedrijf te betalen compensatiebedrag wordt vastgelegd.

Paragraaf 2.6.3 Compensatie natuur binnen Gelders Natuurnetwerk

Artikel 2.43 (fysieke natuurcompensatie)

  • 1. De omvang van de fysieke natuurcompensatie is gelijk aan de oppervlakte van het door de nieuwe functie aangetaste areaal, vermeerderd met de volgende toeslag:
    • a. 1/3 deel van het oppervlak en de gekapitaliseerde kosten van het ontwikkelingsbeheer bij natuur met een ontwikkeltijd tussen 5 en 25 jaar;
    • b. 2/3 deel van het oppervlak en de gekapitaliseerde kosten van het ontwikkelingsbeheer bij natuur met een ontwikkeltijd tussen 25 en 100 jaar;
    • c. een door Gedeputeerde Staten te bepalen oppervlak en bedrag voor kosten van het ontwikkelingsbeheer bij natuur met een ontwikkelingstijd van meer dan 100 jaar.
  • 2. Voor toepassing van het eerste lid geldt de ontwikkeltijd per natuurbeheertype, vermeld in bijlage 7 Ontwikkeltijd natuurbeheertypen.
  • 3. Planologische verankering van fysieke natuurcompensatie vindt plaats in hetzelfde of een gelijktijdig vast te stellen bestemmingsplan als waarin de wijziging van de bestemming wordt geregeld, die de aanleiding vormt voor de compensatie.

Artikel 2.44 (compensatieplan bij fysieke natuurcompensatie)

  • 1. De fysieke natuurcompensatie en mogelijke mitigerende maatregelen worden onderbouwd in een compensatieplan.
  • 2. Het compensatieplan bevat een digitale verbeelding van de te compenseren locatie en van de locatie waar de compensatie zal plaatsvinden.
  • 3. Het compensatieplan geeft inzicht in:
    • a. hoe verzekerd is dat de mogelijke mitigerende maatregelen en de fysieke natuurcompensatie worden uitgevoerd;
    • b. hoe de monitoring en rapportage over de uitvoering van de mitigerende maatregelen en de fysieke natuurcompensatie plaatsvindt;
    • c. hoe de compensatienatuur wordt ingericht en beheerd gedurende de ontwikkeltijd.

Artikel 2.45 (uitvoering compensatieplan)

  • 1. De uitvoering van het compensatieplan vindt plaats binnen vijf jaar na vaststelling van het bestemmingsplan, waarin de fysieke natuurcompensatie is verankerd.
  • 2. Als op de te compenseren locatie sprake is van beschermde inheemse diersoorten of soorten op een Rode lijst, dan vinden de mitigerende maatregelen en de fysieke natuurcompensatie plaats voorafgaand aan de fysieke ingreep op de locatie die de aanleiding vormt voor het compensatieplan.
  • 3. De uitvoering van het compensatieplan wordt verzekerd door de opname van een voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan en wanneer gewenst aanvullend met een privaatrechtelijke overeenkomst voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld.

Artikel 2.46 (financiële natuurcompensatie)

  • 1. De door initiatiefnemer te betalen financiële compensatie wordt door Gedeputeerde Staten verrekend met de kosten voor de al aangelegde compensatie van natuur in een compensatiepool.
  • 2. De omvang van de financiële compensatie bestemd voor de compensatiepool wordt bepaald door:
    • a. de aanschaf en de verwerving van vervangende grond;
    • b. de inrichting van de natuur;
    • c. het beheer gedurende de ontwikkelingstijd;
    • d. de procedure- en plankosten.
  • 3. De financiële compensatie is gebonden aan de ingreep en wordt gestort op de rekening van de provincie.

2.7.2 Beschermingsregime Groene Ontwikkelingszone (GO)

De oostelijke rand van het plangebied valt volgens kaart 4 'regels Natuur' bij de verordening onder de Groene Ontwikkelingszone (zie figuur 3.2). Hiervoor zijn de volgende bepalingen relevant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.bp01141-vg02_0006.jpg"

Figuur 3.2 Uitsnede kaart 4 'regels Natuur' (Groene Ontwikkelingszone GO is lichtgroen)

Paragraaf 2.6.5 Instructieregels bestemmingsplan Groene ontwikkelingszone

Artikel 2.52 (nieuwe ontwikkelingen in bestemmingsplan Groene ontwikkelingszone)

  • 1. Een bestemmingsplan voor gronden gelegen binnen de Groene ontwikkelingszone maakt geen nieuwe grootschalige ontwikkeling mogelijk die leidt tot een significante aantasting van de kernkwaliteiten Groene ontwikkelingszone van het betreffende gebied, tenzij:
    • a. er geen reële alternatieven zijn;
    • b. sprake is van redenen van groot openbaar belang;
    • c. de negatieve effecten op de kernkwaliteiten, de oppervlakte en de samenhang zoveel mogelijk worden beperkt;
    • d. de overblijvende negatieve effecten op de kernkwaliteiten, de oppervlakte en de samenhang gelijkwaardig worden gecompenseerd overeenkomstig de artikelen 2.39, derde tot en met zesde lid, en paragraaf 2.6.3.
  • 2. Een bestemmingsplan voor gronden gelegen binnen de Groene ontwikkelingszone kan een nieuwe kleinschalige ontwikkeling mogelijk maken, als:
    • a. in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat de kernkwaliteiten van het betreffende gebied, in hun onderlinge samenhang bezien, per saldo substantieel worden versterkt;
    • b. deze versterking planologisch is verankerd in hetzelfde of een gelijktijdig vast te stellen bestemmingsplan.

Artikel 2.53 (uitbreiding bestaande bedrijven of functies in Groene ontwikkelingszone)

  • 1. Een bestemmingsplan voor gronden gelegen binnen de Groene ontwikkelingszone kan uitbreiding van bestaande functies met meer dan 30 procent mogelijk maken, als:
    • a. in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat de kernkwaliteiten Groene ontwikkelingszone van het betreffende gebied, in hun onderlinge samenhang bezien, per saldo substantieel worden versterkt;
    • b. deze versterking is verankerd in hetzelfde of een gelijktijdig vast te stellen bestemmingsplan.
  • 2. In afwijking van het eerste lid kan een bestemmingsplan de uitbreiding van bestaande grondgebonden landbouwbedrijven en van extensieve openluchtrecreatie met meer dan 30 procent mogelijk maken, als:
    • a. in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat de uitbreiding zodanig wordt ingepast in het betreffende landschapstype dat de kernkwaliteiten, in hun onderlinge samenhang bezien, per saldo niet significant worden aangetast;
    • b. deze inpassing planologisch is verankerd in hetzelfde of in een gelijktijdig vast te stellen bestemmingsplan.
  • 3. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op de uitbreiding van landgoederen in de zin van de Natuurschoonwet, voor zover het daarbij opstallen betreft als bedoeld in het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928.
  • 4. Een bestemmingsplan voor gronden gelegen binnen de Groene ontwikkelingszone kan uitbreiding van bestaande functies met ten hoogste 30 procent mogelijk maken, als:
    • a. in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat de uitbreiding zodanig wordt ingepast in het betreffende landschapstype dat de kernkwaliteiten, in hun onderlinge samenhang bezien, per saldo niet significant worden aangetast;
    • b. deze inpassing planologisch is verankerd in hetzelfde of een gelijktijdig vast te stellen bestemmingsplan.

Artikel 2.54 (vellen van een houtopstand in Groene ontwikkelingszone)

  • 1. Een bestemmingsplan voor gronden gelegen binnen de Groene ontwikkelingszone maakt een functie, waarvoor een houtopstand als bedoeld in de Wet natuurbescherming moet worden geveld, anders dan in het kader van de normale bosexploitatie, alleen mogelijk als wordt voorzien in een extra compensatie voor het areaal bos dat verloren gaat.
  • 2. Compensatie kan plaatsvinden door fysieke compensatie of door financiële compensatie op basis van de volgende voorkeursvolgorde:
    • a. fysieke compensatie in of grenzend aan de Groene ontwikkelingszone en voor zover mogelijk aansluitend aan of nabij het aangetaste gebied, en wordt planologisch verankerd in hetzelfde dan wel in een ander gelijktijdig vast te stellen bestemmingsplan;
    • b. financiële compensatie in een compensatiepool, als fysieke compensatie in hetzelfde of een gelijktijdig vast te stellen bestemmingsplan niet mogelijk is;
    • c. fysieke compensatie op afstand van het gebied, waar de houtopstand wordt geveld, als fysieke compensatie aansluitend aan of nabij het aangetaste gebied en compensatie van gelijkwaardige natuur in een compensatiepool niet mogelijk is.
  • 3. De omvang van de compensatie wordt bepaald door de grootte van het aangetaste areaal vermeerderd met de volgende toeslag:
    • a. bij natuur met een ontwikkeltijd van 5 jaar of minder: geen toeslag;
    • b. bij natuur met een ontwikkeltijd tussen 5 en 25 jaar te ontwikkelen natuur: toeslag van 1/3 in oppervlak, vermeerderd met de gekapitaliseerde kosten van het ontwikkelingsbeheer;
    • c. bij natuur met een ontwikkeltijd tussen 25 en 100 jaar te ontwikkelen natuur: toeslag van 2/3 in oppervlak, vermeerderd met de gekapitaliseerde kosten van het ontwikkelingsbeheer;
    • d. bij natuur met een ontwikkelingsduur van meer dan 100 jaar: de toeslag van tenminste 2/3 in oppervlak en de gekapitaliseerde kosten van het ontwikkelingsbeheer is maatwerk.
  • 4. Als fysieke compensatie aantoonbaar niet, of niet volledig mogelijk is, wordt een financiële compensatie bepaald aan de hand van:
    • a. de kosten van aanschaf en verwerving van vervangende grond op dezelfde plaats;
    • b. de kosten van basisinrichting;
    • c. de kosten van het ontwikkelingsbeheer.
  • 5. De financiële compensatie is gebonden aan de ingreep en wordt gestort op de rekening van de provincie.

2.7.4 Bescherming landschap

Volgens kaart 5 'regels Landschap' bij de verordening valt het plangebied onder 'waardevol open gebied' en 'Nationaal Landschap buiten GNN, GO en NHW' (zie figuur 3.3). Hiervoor zijn de volgende bepalingen relevant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.bp01141-vg02_0007.jpg"

Figuur 3.3 Uitsnede kaart 5 'regels Landschap' (waardevol open gebied is bruin gearceerd; nationaal landschap betreft de groene lijn langs het park)

Paragraaf 2.6.6 Instructieregels bestemmingsplan bescherming landschap

Artikel 2.55 (ontwikkeling in Waardevol open gebied)

  • 1. Een bestemmingsplan voor gronden binnen een Waardevol open gebied maakt ten opzichte van het op 17 oktober 2014 geldende bestemmingsplan geen bestemming mogelijk die de openheid van een Waardevol open gebied aantast.
  • 2. In afwijking van het eerste lid kan een bestemmingsplan binnen een Waardevol open gebied het oprichten van een windturbinepark mogelijk maken, voor zover de toelichting van het bestemmingsplan voldoet aan artikel 2.62.
  • 3. In afwijking van het eerste lid is uitbreiding van agrarische bebouwing binnen of aansluitend aan het bestaande agrarisch bouwperceel toegestaan.
  • 4. Bij een omvangrijke uitbreiding van agrarische bebouwing aansluitend aan, maar wel buiten het bestaande agrarisch bouwperceel, voorziet het bestemmingsplan in een beeldkwaliteitsplan en de toelichting bij het bestemmingsplan in een ruimtelijk landschappelijk ontwerp.

Artikel 2.56 (ontwikkeling in Nationaal landschap)

  • 1. Een bestemmingsplan voor gronden binnen een Nationaal landschap maar buiten de Groene ontwikkelingszone, het Gelders natuurnetwerk en de Nieuwe Hollandse Waterlinie, maakt ten opzichte van het op 17 oktober 2014 geldende bestemmingsplan alleen bestemmingen mogelijk die de kernkwaliteiten van een Nationaal Landschap, bedoeld in bijlage 6 Kernkwaliteiten Nationale Landschappen, niet aantasten.
  • 2. In afwijking van het eerste lid zijn activiteiten die deze kernkwaliteiten aantasten alleen mogelijk als:
    • a. er geen reële alternatieven zijn;
    • b. er sprake is van redenen van groot openbaar belang;
    • c. compenserende maatregelen plaatsvinden ter waarborging van de kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen zoals vastgelegd in bijlage 6.

2.7.7 Natte Landnatuur

Het westelijke gedeelte van het plangebied valt volgens kaart 4 'regels Natuur' bij de verordening onder de 'Beschermingszone Natte Landnatuur' (zie figuur 3.4). Hiervoor zijn de volgende bepalingen relevant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.bp01141-vg02_0008.png"

Figuur 3.4 Uitsnede kaart 4 'regels Natuur' (Beschermingszone Natte Landnatuur is met strepen gearceerd)

Paragraaf 2.6.9 Natte Landnatuur

Artikel 2.61 (instructieregel Beschermingszone natte landnatuur)

  • 1. Een bestemmingsplan voor gronden gelegen in een Beschermingszone natte landnatuur maakt geen functies mogelijk die significant nadelige effecten kunnen hebben op de instandhouding van de natte landnatuur, tenzij:
    • a. er geen reële alternatieven zijn;
    • b. sprake is van een reden van groot openbaar belang;
    • c. de nadelige effecten worden gemitigeerd of gecompenseerd overeenkomstig paragraaf 2.6.3.
  • 2. Bij een bestemmingsplan voor gronden in een Beschermingszone natte landnatuur gelegen binnen een Groene Ontwikkelingszone, is saldering als bedoeld in artikel 2.40 alleen mogelijk als dit niet leidt tot aantasting van de kwaliteit van de natte landnatuur.

Toetsing

  • Permanente bewoning van recreatiewoningen is voor Droomparken niet wenselijk en daarom op basis van de regels van het bestemmingsplan ook niet mogelijk.
  • De begrenzing van het Gelders Natuurnetwerk (GNN) ligt op enkele locaties aan de randen van het recreatieterrein enkele meters binnen de grenzen van het plangebied. Van oudsher worden deze delen ten behoeve van de verblijfsrecreatie gebruikt: hier zijn standplaatsen en er staan recreatieobjecten. Dit wijzigt niet. Het bestaande gebruik wordt gehandhaafd. Nieuwe functies worden niet mogelijk gemaakt.
  • Aan de oostgrens van het park langs de Varelsebeek is een strook opgenomen die onderdeel uitmaakt van de Groene Ontwikkelingszone. Het huidige gebruik wijzigt hier niet. Er vindt geen uitbreiding plaats.
  • Ook het multifunctioneel terrein, dat buiten het recreatiepark ligt, is aangemerkt als Groene Ontwikkelingszone. Op basis van een omgevingsvergunning is dit terreininrichting heringericht met standplaatsen voor campers (1 april - 1 oktober) en een parkeerterrein voor met name reguliere functies als dagparkeerterrein voor bezoekers. Het bestaande gebruik als schepenstalling en milieustraat blijft gehandhaafd. Er is verder geen nieuwe ontwikkeling of uitbreiding voorzien.
  • Het gebied krijgt geen nieuwe bestemming, die het waardevolle open gebied of de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap zouden kunnen aantasten.
  • Er is geen sprake van functies die significant nadelige effecten kunnen hebben op de instandhouding van de natte landnatuur.

Conclusie

De ontwikkeling past binnen de regels van de Omgevingsverordening. De Natte Landnatuur is beschermd via een aanlegvergunningenstelsel.

3.2.3 Regionaal beleid

Onder de noemer 'Vitale Vakantieparken' werken ondernemers en overheid aan de kwaliteit van het verblijf op vakantieparken en campings:

  • Economisch: gericht op innovatie in de sector;
  • Ruimtelijk: de mogelijkheden scheppen om innovatie mogelijk te maken;
  • Leefbaarheid: om een plezierig verblijf te bevorderen.


Het programma Vitale Vakantieparken streeft naar een ondernemende recreatiesector waarin bedrijven marktgericht en duurzaam ondernemen. Om ondernemers en gemeenten te ondersteunen bij het verzilveren van (nu nog onbenutte) kansen is een zogenaamde 'kansenkaart' ontwikkeld.


In het programma Vitale Vakantieparken werken gemeenten, provincie, recreatieondernemers en vele andere partijen aan nieuwe perspectieven voor de verblijfsrecreatie op de Noord-Veluwe.


Het perspectief staat beschreven in het streefbeeld voor 2030: een vitale en ondernemende sector. Om dit te ondersteunen heeft Vitale Vakantieparken een 'kansenkaart' ontwikkeld waarmee ondernemers en gemeenten in gesprek kunnen gaan over ontwikkelkansen.

De kansenkaart voor de verblijfsrecreatie beschrijft welke (combinaties van) locaties, marktsegmenten en type bedrijven de komende decennia naar verwachting kansrijk zijn in de regio. De kansenkaart is daarmee een hulpmiddel voor het gesprek tussen overheden en ondernemers.

Ondernemers kunnen zich door de kansenkaart laten inspireren voor (her) profilering van hun bedrijf.

Alleen met een kwalitatief goed en divers aanbod aan vakantieparken kan de (Noord-)Veluwe blijven concurreren met andere populaire binnenlandse vakantiebestemmingen.

Vitale Vakantieparken hoopt dat de kansenkaart ondernemers en overheden inspireert en dat de kansen verzilverd gaan worden!

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.bp01141-vg02_0009.png"

Het streefbeeld van Vitale Vakantieparken is een vitale en ondernemende sector waarin recreatiebedrijven marktgericht ondernemen. Dat zij dit doen op basis van een duurzame, bedrijfsmatige exploitatie en in een omgeving waar nieuwe en bestaande gasten graag komen. Zo leveren recreatie en toerisme direct- en indirect een belangrijke bijdrage aan de regionale economie.


Dit is het plaatje dat Vitale Vakantieparken voor ogen heeft:

  • In 2030 bestaat de sector uit circa 150 sterke, ondernemende bedrijven (op dit moment zijn er 280 parken). Deze bedrijven worden gerund door ketens of krachtige coöperaties die marktgericht werken: er is sprake van sterk ondernemerschap, met een duidelijke klant- en belevingsoriëntatie.
  • Meer dan nu zijn zij gericht op nieuwe (internationale) doelgroepen.
  • Er heeft een fysieke- en organisatorische schaalvergroting plaatsgevonden in de sector. Hiermee zijn toekomstige investeringen en een duurzame, bedrijfsmatige exploitatie mogelijk gemaakt.
  • Het succes van bedrijven is voor een belangrijk deel afhankelijk van het management en de mate waarin zij in staat is om voldoende toegevoegde, onderscheidende waarde aan een park toe te voegen.
  • De bedrijven zijn aangesloten op de kwaliteiten van de omgeving. Er zijn minder kampeerplaatsen; deze hebben plaatsgemaakt voor innovatieve en authentieke verhuuraccommodaties. De gasten hebben behoefte aan ontspanning, privacy, goede service en een gevarieerde beleving van de streek. Zij hechten veel belang aan attracties, sport en uitgaan.
  • In de vitale verblijfsrecreatiesector van 2030 ligt 'elk bedrijf op de juiste plaats' en sluit het profiel aan op de kracht van de omgeving. Elk bedrijf heeft een duidelijke positionering gekozen. Die is gebaseerd op de kwaliteit van voorzieningen, het al dan niet aanbieden van activiteiten en de waarden die het bedrijf uitdraagt. Ieder park vertelt zijn eigen verhaal en daarmee is het aanbod aan vakantieparken in de Noord-Veluwe een boeiend mozaïek.


In het programma Vitale Vakantieparken werken gemeenten, provincie, recreatieondernemers en vele andere partijen samen. De samenwerking is erop gericht om de (Noord-)Veluwe opnieuw de toppositie van belangrijkste vakantiebestemmingen van Nederland te laten veroveren. Daarvoor is het nodig om de kwaliteit en het aanbod van verblijfsrecreatie te versterken.


afbeelding "i_NL.IMRO.0302.bp01141-vg02_0010.png"

De basis moet op orde zijn. Uitgangspunten:

  • het bedrijf ligt op een aantrekkelijke locatie
  • het bedrijf ligt centraal in Nederland
  • het bedrijf ontleent het profiel aan haar omgeving
  • het bedrijf heeft een duurzame, bedrijfsmatige exploitatie
  • het bedrijf investeert in recreatieproducten

Ontwikkelkansen zijn 'Nieuwe gasten', 'helder profiel', 'sterk management' en 'gebruik de omgeving'.

Conclusie

Met de beoogde ontwikkeling die het bestemmingsplan mogelijk maakt, wordt een kans uit het Programma vitale vakantieparken verzilverd. Dit is een kansrijk bedrijf dat de basis op orde heeft en ontwikkelkansen benut.

3.2.4 Gemeentelijk beleid

Omgevingsvisie Nunspeet 2030

De gemeenteraad van Nunspeet heeft op 20 november 2018 de Omgevingsvisie Nunspeet 2030, vastgesteld. (Deze omgevingsvisie is vastgesteld als structuurvisie volgens de “oude”, nog geldende, Wet ruimtelijke ordening). De Omgevingsvisie loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2021. In deze Omgevingsvisie kijkt de gemeente met haar beleid vooruit tot circa 2030. Op grond van artikel 3.1 van de Omgevingswet wordt, zodra deze nieuwe wet van kracht wordt, de gemeente verplicht een Omgevingsvisie vast te stellen. Dit is een strategische integrale visie op de gewenste ontwikkeling van de totale (fysieke) leefomgeving op de lange termijn. De visie gaat inhoudelijk over thema's als ruimtelijke ontwikkeling, milieu, gezonde leefomgeving, economische ontwikkeling, natuur, landschap, water, verkeer en cultuurhistorie.

Deze Omgevingsvisie vormt de beleidsmatige basis voor het toekomstige Omgevingsplan Nunspeet (de opvolger van de huidige bestemmingsplannen) en de Omgevingsprogramma's (voor bijvoorbeeld gemeentelijke milieunormen). In de Omgevingsvisie wordt een strategische ontwikkelrichting voor de gemeente neergelegd. De Omgevingsvisie is opgesteld in NEO-verband, dus door de drie gemeenten Nunspeet, Elburg, en Oldebroek gezamenlijk.

In deel 2, onderdeel B, van de Omgevingsvisie is de centrale koers voor de drie NEO-gemeenten uitgezet. Er zijn voor de gezamenlijke NEO-Omgevingsvisie de volgende vijf overkoepelende thema's en opgaven uitgewerkt.

  • 1. Leefbare dorpen met een actieve samenhang!
  • 2. Aantrekkelijke omgevingskwaliteit en identiteit.
  • 3. Een vitaal economisch klimaat.
  • 4. Duurzaam, energieneutraal en klimaatbestendig.
  • 5. Bereikbaar, nabij- en toegankelijk.

In deel 2, onderdeel C, van de Omgevingsvisie volgt een gebiedsgerichte uitwerking voor de drie NEO-gemeenten. De volgende vijf deelgebieden worden hierbij onderscheiden:

  • Deelgebied 1. Grootschalig open landschap/Randmerengebied;
  • Deelgebied 2: Gemengd kleinschalig overgangsgebied;
  • Deelgebied 3: Natura 2000 gebied Veluwe;
  • Deelgebied 4. Agrarische enclaves;
  • Deelgebied 5 Kernen.

In deel 3 van de Omgevingsvisie is de visie voor de gemeente Nunspeet gegeven. De thematische uitwerking (speerpunten) voor de gemeente Nunspeet, volgens deel 3, onderdeel B, zijn:

  • 1. Versterken van de sociaal-economische positionering.
  • 2. Een duurzame ontwikkeling van het (agrarisch) buitengebied.
  • 3. Een vitale toeristisch-recreatieve sector bereiken.
    • a. Aandacht voor kwaliteit in plaats van (uitsluitend) kwantiteit.
    • b. Verbinden natuurbezoek met centrumvoorzieningen.
    • c. Uitnodigen tot en faciliteren van initiatieven gericht op “Nunspeet aan zee”; de “Poort van de Veluwe”; “Oase van rust” en “Nunspeet hét fietsdorp van de Veluwe”.
    • d. Daarnaast het aantrekkelijker, beleefbaarder en toegankelijker maken van het agrarisch landschap voor toerisme.
  • 4. Ruimtelijk inpassen van duurzame energieopwekking.
  • 5. Ontwikkeling stationsomgeving als levendig knooppunt in Nunspeet.
  • 6. Gebiedsgericht milieu- en gezondheidsbeleid initiëren en accommoderen.
  • 7. Behouden en versterken van de rijke cultuurhistorie van Nunspeet.

De gebiedsgerichte uitwerking voor de gemeente Nunspeet vindt plaats in Ideekaarten in deel 3, onderdeel C, namelijk:

  • Deelgebied 1: Grootschalig open landschap/Randmerengebied;
  • Deelgebied 2: Gemengd kleinschalig overgangsgebied;
  • Deelgebied 3: Natura 2000 gebied Veluwe;
  • Deelgebied 4: Kern Nunspeet;
  • Deelgebied 5: Kern Hulshorst;
  • Deelgebied 6: Kern en agrarische enclave Vierhouten;
  • Deelgebied 7: Kern en agrarische enclave Elspeet.

Conclusie

Het initiatief voor de herontwikkeling van het recreatiepark Droompark Hoophuizen past met name in de thema's 1 en 3 van de voor de gemeente Nunspeet beschreven thema's in deel 3, onderdeel B van de Omgevingsvisie. De herstructurering van het recreatiepark draagt bij aan de economische positie van de gemeente, maar vooral wordt door de herstructurering bijgedragen aan een vitale toeristische recreatieve sector in de gemeente.

3.3 Welstandsbeleid

Welstandstoetsing is gericht op architectuur in relatie tot de ruimtelijke context. De ruimtelijke context zelf wordt vastgelegd in bestemmingsplannen, stedenbouwkundige plannen en structuurplannen. Het bestemmingsplan vormt het ruimtelijk kader. De Welstandsnota en beeldkwaliteitsplannen schetsen vervolgens het kader voor de welstandsadvisering. Thema's die te maken hebben met de context van een bouwwerk, zoals plaatsing op het erf, kunnen zowel in het bestemmingsplan als in de welstandsnota gereguleerd zijn.

De gemeente Nunspeet heeft een welstandsnota vastgesteld waarin aan elk woon- of werkgebied binnen de gemeente een bepaald welstandsniveau is toegekend. Ook kan een welstandsniveau gelden voor een bepaalde groep van bouwwerken of een ruimtelijke structuur. In de gemeente Nunspeet worden drie welstandsniveaus onderscheiden:

  • welstandsniveau uitgebreide toets';
  • welstandsniveau eenvoudige toets
  • welstandsniveau geen toets.

Binnen het plangebied geldt welstandsniveau eenvoudige toets. Bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen zal het bouwplan worden getoetst aan dit niveau. Door Droomparken is een Beeldkwaliteitkader opgesteld dat als bijlage 2 bij deze toelichting is opgenomen. Daarmee is het bepaalde in de welstandsnota ondergeschikt.

Vertaling naar dit bestemmingsplan

Gebruikelijk aan haar werkwijze heeft Droomparken een Masterplan en een Beeldkwaliteitkader opgesteld. Dit wordt gehanteerd om de samenhang op het terrein en de gestelde beeldkwaliteitsambities te waarborgen. Het Beeldkwaliteitkader is als Bijlage 2 bij dit bestemmingsplan gevoegd.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

De wet en de jurisprudentie stellen eisen aan de inhoud van een bestemmingsplan. De uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan moet worden aangetoond en er moet sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. Daarom is het noodzakelijk te onderzoeken welke effecten een bestemmingsplan heeft op de omgeving.

Ten behoeve van dit plan is het onderzoek opgenomen in het rapport mer-beoordeling Droompark Bad Hoophuizen (zie Bijlage 3). Uit de mer-beoordeling blijkt dat als gevolg van de beoogde ontwikkelingen in het plangebied er geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit betekent dat het doorlopen van een volledige projectmer-procedure niet noodzakelijk is. De gemeenteraad heeft op basis van de aanmeldingsnotitie op 28 juni 2018 besloten dat het doorlopen van een volledige m.e.r.-procedure niet noodzakelijk is (zie bijlage 4 en 5).

In de volgende paragrafen is per omgevingsaspect de conclusie van het onderzoek uit de mer-beoordeling opgenomen. Daarbij is per aspect aangegeven in hoeverre het onderzoek tot bepaalde maatregelen in het plan heeft geleid. Voor een volledige inzage in de onderzoeken wordt verwezen naar de mer-beoordeling in Bijlage 3.

4.2 Bodem en water

De aspecten bodem en water worden behandeld in hoofdstuk 3 van de mer-beoordeling. Het bodemonderzoek is (ook) opgenomen in bijlage 6 en 7 bij deze toelichting.

Kenmerken

  • Er is sprake van een gesloten grondbalans; de vrijkomende grond uit waterpartijen en bouwputten wordt op het terrein gebruikt om op te hogen.
  • De vastgestelde milieuhygiënische bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de realisatie van de ontwikkeling.
  • Het watersysteem staat los van de omgeving, zodat het hier geen invloed op heeft. De waterkwaliteit wordt gegarandeerd.
  • De capaciteit van de riolering is voldoende, mede omdat het regenwater wordt afgekoppeld.
  • De beoogde ontwikkeling heeft geen belangrijke negatieve milieugevolgen voor de aspecten bodem en water. Op het aspecten afvalwater en riolering is zelfs sprake van licht positieve effecten.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor de bodemkwaliteit en het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Voor het bestemmingsplan kan op basis van de uitgevoerde onderzoeken de conclusie worden getrokken dat de aspecten bodemopbouw, bodemkwaliteit, grondwater, waterberging en waterkwaliteit de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan. In het kader van de watertoets heeft hierover afstemming met het waterschap plaatsgevonden.

4.3 Natura 2000

Hoofdstuk 4 van de mer-beoordeling behandelt de voortoets Natura 2000. Hieronder worden de resultaten beknopt weergegeven.

De ecologische veldonderzoeken uit 2012 en 2017 zijn (ook) opgenomen in bijlage 8 en 9 van deze toelichting.

Kenmerken

  • Het aantal slaapplaatsen neemt licht af.
  • De waterrecreatie concentreert zich in het lente- en zomerseizoen (mei t/m augustus) en overlapt slechts zeer beperkt met het seizoen waarin de meeste kwalificerende watervogels aanwezig zijn (september t/m april).
  • Er zal niet meer verstoring op het water optreden dan in de huidige situatie omdat niet wordt gevaren als gevolg van het feit dat boten tijdens het storingsgevoelige winterseizoen niet in het water liggen en het waterpeil te laag is om uit te varen. De ontwikkeling trekt verder geen nieuwe winterwatersporters of vissers aan.
  • Lichtverstoring vermindert door het toepassen van vleermuisvriendelijke verlichting.
  • Er vinden geen nieuwe activiteiten in de openlucht plaats, waardoor ook de hinder door geluid niet zal toenemen.
  • De toename van de verkeersgeneratie leidt tot een toename van stikstofemissie. Droomparken bezit momenteel meerdere agrarische percelen die bemest worden. Deze agrarische percelen zullen worden ingezet ten behoeve van interne saldering: de stifstofemissie die samengaat met de bemesting van deze percelen wordt gestaakt. De afname van stikstofemissies op Natura 2000-gebieden wordt verrekend met de toename van stikstofemissies als gevolg van het gebruik en de aanleg van het vakantiepark. Dit bestemmingplan regelt deze interne saldering. Daartoe wordt de huidige agragische bestemming van genoemde percelen gewijzigd in de bestemming Natuur - Landschap. Het eigendom en beheer van deze percelen wordt overgedragen aan Natuurmonumenten.
    Uit een verschilberekening met Aerius Calculator tussen deze bemesting en zowel het toekomstig gebruik als de aanlegfase blijkt dat er geen toename is van stikstofdepositie groter dan 0,00 mol.ha/jr. Uit de stikstofberekeningen blijkt zelfs dat op een aantal stikstofgevoelige habitats sprake is van een beperkte afname (-0,01 mol/ha/jr). De toelichting van de berekening en de berekeningen zijn opgenomen in bijlage 10. Het betreft berekeningen met de meest recente versie van Aerius Calculator (Versie 2020). Deze berekeningen verschillen met de berekeningenuit de mer-beoordeling. De resultaten en conclusie verschilt echter niet: onderbouwd is dat ook volgens huidige wet- en rgelgeving significante effecten op Natura 2000 kunnen worden uitgesloten.
    Voor de interne saldering is bij de provincie Gelderland een Wnb-vergunning aangevraagd. Omdat als gevolg van de interne saldering geen sprake is van een toename van stikstofdepositie op Natura 2000, is op basis van recente jurisprudentie een Wnb-vergunning overigens niet verplicht.

Conclusie

De beperkte afname van het aantal verblijfsrecreatieve eenheden in combinatie met het jaarrondgebruik van het terrein leidt niet tot significant negatieve effecten op Natura 2000. Het opstellen van een passende beoordeling en het doorlopen van een volwaardige mer-procedure is dan ook niet noodzakelijk.

De Wet natuurbescherming staan de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.4 Overige natuuraspecten

In hoofdstuk 5 van de mer-beoordeling komen de overige ecologische aspecten aan de orde. Het betreft de effecten soorten en op beschermde gebieden (Gelders Natuurnetwerk, de Groene Ontwikkelingszone en de beschermingszone Natte Landnatuur). Hierna worden de resultaten samengevat weergegeven.

Kenmerken

  • Er zijn geen belangrijke negatieve milieugevolgen op beschermde gebieden (het Gelders Natuurnetwerk, Groene Ontwikkelingszone, Beschermingszone Natte Landnatuur) of op beschermde soorten.
  • Binnen het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone wordt het huidige gebruik voortgezet en vinden geen nieuwe ontwikkelingen plaats.
  • Binnen de Beschermingszone Natte Landnatuur worden de ontwikkelingen zo ingepast dat zij niet leiden tot verdroging. Invloed op de vernatting van het natuurgebied rond Bad Hoophuizen is uitgesloten. Ook de maatregel, die lokaal wordt getroffen, om overlast van grondwater op het recreatieterrein te voorkomen is niet van invloed op de vernatting in het kader van het natuurhelstelprogramma. De natuurorganisaties hebben dit laten doorrekenen. De lokale maatregel betreft de aanleg van een grondwatergebonden vijver in de meest zuidelijke punt van het terrein – daar waar de Killenbeek langs het recreatiepark gaat lopen. Deze grondwatergebonden vijver is nodig om te voorkomen dat overlast op het recreatiepark ontstaat als gevolg van de vernatting in het kader van het natuurherstelprogramma Bloemkampen en Hierdense Beek. Zonder deze grondwatergebonden vijver zou vernatting van het omliggende gebied niet mogelijk zijn. Over deze ingreep is overeenstemming met de uitvoerende natuurorganisaties en het waterschap. In gezamenlijke voorbereiding met hen is hiervoor een vergunning aangevraagd.
  • Wettelijk beschermde plantensoorten zijn niet aanwezig.
  • Het plan leidt niet tot aantasting van de natuurlijke habitat van vleermuizen en broedvogels en de ijsvogelbiotoop.
  • Het plan tast de natuurlijke habitat van amfibieën en vissen niet aan: de Varelsebeek en de Killenbeek worden niet door het plan beïnvloed.

Conclusie

De Wet natuurbescherming en het provinciale beleid ten aanzien van beschermde natuurgebieden staan de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.5 Landschap, cultuurhistorie en archeologie

Landschap en cultuurhistorie komen in de mer-beoordeling aan de orde in hoofdstuk 6.

Het onderzoek Archeologie is (ook) opgenomen in bijlage 13 bij deze toelichting.

Kenmerken

  • Voor de ontwikkeling vinden geen ingrepen in het bodemprofiel plaats. De bestaande landschappelijke kenmerken blijven behouden.
  • Aan de landzijde vindt verdichting van de groenstroken plaats. Dit verandert niets aan de reeds groene uitstraling. Hierbij worden de Killenbeek en Munnekesteeg niet aangetast.
  • De recreatieobjecten direct achter de groensingel/houtwal: door strategisch plaatsing in het groen en een gedekte kleurstelling wordt zichtbaarheid vanuit het landschap voorkomen. De objecten met gedekte kleurstelling zullen de nu erg in het oog springende witte objecten die nu reeds op het terrein staan afdekken. Droomparken, de natuurorganisaties en de gemeente evalueren de landschappelijke inpassing en maken indien nodig afspraken over maatregelen.
  • Het veldonderzoek heeft de verwachte landschappelijke opbouw aangetoond waardoor de lage archeologische verwachtingen gehandhaafd blijven. De bodem in het plangebied is grotendeels als verstoord te beschouwen waardoor het onwaarschijnlijk is dat er in het plangebied nog onverstoorde archeologische resten voorkomen. Ook in de nabijheid van de historische bebouwing zijn duidelijke verstoringen vastgesteld. Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek wordt geadviseerd om geen vervolgonderzoek uit te laten voeren.

Conclusie

Het aspect landschap en cultuurhistorie staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Ook het aspect archeologie staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Een dubbelbestemming Waarde - Archeologie is niet noodzakelijk.

4.6 Verkeer

In hoofdstuk 7 van de mer-beoordeling komt het aspect verkeer aan de orde.

De berekening van de verkeersgeneratie is (ook) opgenomen in bijlage 11 van deze toelichting.

Kenmerken

  • De verkeersintensiteit als gevolg van de herontwikkeling neemt met 562 mvt/etmaal toe (52%) ten opzichte van de huidige situatie. Dit leidt niet tot een verslechtering van de verkeersintensiteit of verkeersveiligheid. Het ontsluitende wegennet is op deze toename toegerust. De ontsluitingsstructuur en routekeuze van het verkeer wijzigt niet ten opzichte van de huidige situatie.
  • Het parkeren wordt op een goede wijze binnen het recreatiepark opgelost. De parkeernormen zijn in de bestemmingsplanregels vastgelegd. Nabij Droompark Bad Hoophuizen wordt de parkeersituatie op de Varelseweg verbeterd door de aanleg van 80 parkeerplaatsen voor dagbezoek op het multifunctionele terrein.
  • De bereikbaarheid per openbaar vervoer wijzigt niet, maar is matig tot slecht, vooral als gevolg van de grote loopafstand van 2,8 km tot de dichtstbijzijnde bushalte, hetgeen leidt tot een looptijd van circa 35 minuten.
  • De locatie wordt goed ontsloten door recreatieve fietsroutes. De veiligheid voor het fietsverkeer is voldoende gewaarborgd en dit wijzigt niet als gevolg van de (beperkte) toename van het autoverkeer als gevolg van de herontwikkeling van Droompark Bad Hoophuizen.

Conclusie

Als gevolg van de ontwikkeling treden geen belangrijke negatieve gevolgen voor het aspect verkeer op. Het aspect verkeer staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. De parkeernormen zijn in de bestemmingsplanregels vastgelegd.

4.7 Geluidshinder

In hoofdstuk 8 van de mer-beoordeling komt het aspect geluidshinder ten gevolge van wegverkeer aan de orde.

Kenmerken

Op basis van optredende geluidsbelasting op 15 m afstand en de ligging van de geluidscontouren kan worden geconcludeerd dat sprake is van een uitstekend tot goed geluidsklimaat langs de ontsluitende wegen. Deze situatie wijzigt niet als gevolg van de herontwikkeling van het park. Als gevolg van de ontwikkeling treden geen belangrijke negatieve gevolgen voor het aspect geluidshinder op.

Conclusie

De recreatieobjecten liggen buiten de geluidscontour van de voorkeursgrenswaarde. Het uitstralingseffect van de ontwikkeling is nihil: de geluidsbelasting op de gevels van de woningen langs de ontsluitende wegen neemt niet toe. Het aspect verkeer staat de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

4.8 Luchtkwaliteit

Het aspect luchtkwaliteit komt in hoofdstuk 8 van de mer-beoordeling aan de orde.

Kenmerken

De ontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Bovendien wordt ruimschoots voldaan aan de normen. Er is geen sprake van belangrijke negatieve milieugevolgen.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.9 Externe veiligheid

Het aspect externe veiligheid komt in hoofdstuk 8 van de mer-beoordeling aan de orde.

Kenmerken

  • De locatie ligt buiten de risicoafstand van het transport van gevaarlijke stoffen.
  • In het kader van Activiteitenbesluit dient alleen afstand tot de propaantank te worden gehouden.
  • De grootte van de chloorbleekloogtank van het zwembad vormt geen belemmering.

Er kunnen als gevolg van de beoogde ontwikkeling geen belangrijke negatieve milieugevolgen op het gebied van externe veiligheid optreden.

Conclusie

Er wordt voldaan aan de normstelling ten aanzien van het aspect externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.10 Bedrijven en milieuzonering

Het aspecten bedrijven en milieuzonering komt aan de orde in hoofdstuk 8 van de mer-beoordeling.

Kenmerken

  • Er zijn in de omgeving geen bedrijven aanwezig die de milieusituatie in het plangebied onaanvaardbaar beïnvloeden.
  • Voor kampeerterreinen en vakantiecentra met keuken geldt op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) een richtafstand van 50 m voor het aspect geluid ten opzichte van omgevingstype 'rustig buitengebied'.
  • De dichtstbijzijnde burgerwoning is gelegen op circa 800 m afstand ten zuiden van het plangebied. Voor de bedrijfswoningen van de eigen inrichting zelf gelden geen milieunormen. Er zullen dan ook geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden in dit kader.

Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.11 Eindconclusie

De herontwikkeling van Droompark Bad Hoophuizen veroorzaakt geen negatieve milieueffecten op de omgeving. Een volwaardige projectmer-procedure is om die reden niet wenselijk of noodzakelijk. Verder staan de milieuaspecten de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving en -verantwoording

5.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de bestaande situatie, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het opstellen van het bestemmingsplan: de verbeelding (plankaart) en de regels. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Daarnaast worden de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels verantwoord.

5.2 Opzet van de regels

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) is verplicht.

De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • a. Inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten);
  • b. Bestemmingsregels;
  • c. Algemene regels (onder andere afwijkingen);
  • d. Overgangs- en slotregels.
5.2.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

  • a. Artikel 1: Begrippen
    In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen, voor een eenduidige interpretatie van deze begrippen.
  • b. Artikel 2: Wijze van meten
    Dit artikel geeft onder meer bepalingen hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
5.2.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven.

Deze bestemmingen zijn in de regels onderverdeeld in onder andere:

  • a. bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan;
  • b. bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage etc.);
  • c. afwijken van de gebruiks- en bouwregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bestemmingen en bouwregels;
  • d. verboden gebruik: welke vormen van gebruik zijn uitgesloten.

In paragraaf 5.3 worden de verschillende bestemmingen toegelicht en wordt ook per bestemming aangegeven waarom voor deze bestemming is gekozen.

5.2.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

  • a. Artikel 9: Anti-dubbeltelregel
    Deze regel bepaalt dat er niet twee keer voor eenzelfde locatie een bouwplan kan worden ingediend.
  • b. Artikel 10: Algemene bouwregels
    In dit artikel zijn algemeen geldende bouwregels opgenomen. Onder meer is beschreven wat onder ondergeschikte bouwdelen en ondergrondse gebouwen wordt verstaan. Ook is aangegeven hoe met bestaande maten wordt omgegaan.
  • c. Artikel 11: Algemene gebruiksregels
    In dit artikel is expliciet benoemd dat permanente bewoning niet is toegestaan. Daarnaast is ander strijdig gebruik opgenomen, zoals dat ook in het vigerende bestemmingsplan Recreatieterreinen 2010 is opgenomen. Ook is hier geregeld dat kortstondige, incidentele evenementen zijn toegestaan.
  • d. Artikel 12: Algemene aanduidingsregels

In het eerste lid zijn regels opgenomen ter bescherming van de Natte Landnatuur uit de Omgevingsverordening Gelderland. Voor diverse werken en werkzaamheden geldt een aanlegvergunningplicht. Zo is bijvoorbeeld voor het vergraven en egaliseren van gronden dieper dan 0,7 m en groter dan 200 m² een vergunning nodig. Daarbinnen kan de fundering voor een recreatieobject zonder aanlegvergunning worden ingepast. Ook werken die ingrijpen in de waterhuishouding zijn vergunningplichtig. Het tweede lid heeft betrekking op de bescherming van het Gelders Natuurnetwerk.

  • e. Artikel 13: Algemene afwijkingsregels
    In dit artikel worden de voorwaarden beschreven waaronder kan worden afgeweken van een bestemmingsregel. Deze afwijkingen kunnen worden toegepast op alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De afwijkingen die uitsluitend gelden voor een bepaalde bestemming zijn in het betreffende artikel van die bestemming opgenomen.
  • f. Artikel 14: Overige regels
    De eerste bepaling betreft werking wettelijke regelingen. In de regels van een bestemmingsplan wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, een begrip en/of een functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van het plan. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder Wro-procedure een wijziging van het bestemmingsplan met zich mee kunnen brengen. De tweede bepaling betreft de parkeerregel. In artikel 14.2.5 staat de verwijzing naar de Parkeernota van de gemeente Nunspeet (2014). Op basis van deze nota wordt de parkeereis bepaald. Hierbij wordt ook gebruik gemaakt van een dynamische verwijzing, die volgens jurisprudentie mogelijk is. Voor de gronden met de bestemming Recreatie - Gemengd terrein geldt echter een uitzondering omdat hier aparte afspraken gelden ten aanzien van het parkeren.

5.2.4 Overgangs- en slotbepalingen

In hoofdstuk 4 staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.

5.3 Verantwoording van de bestemmingsregels

5.3.1 Bestemming Groen

Deze bestemming beschermt de groensingel/houtwal die voor een groene ruimtelijke inpassing van het terrein in de omgeving zorg draagt Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - inrit' is een inrit toegestaan. Tevens zijn twee voorwaardelijke verplichtingen opgenomen. Deze hebben betrekking op de verplichting om:

  • de groensingel/houtwal in eigendom te behouden van de exploitant van het recreatiepark;
  • de groensingel / houtwal (ook indien reeds in bezit van derden) te onderhouden en in stand te houden overeenkomstig de bepalingen van het bestemmingsplan en het Groenbeheerplan door de exploitant van het recreatiepark (of haar rechtsopvolgers);

Indien niet aan de twee voorwaardelijke verplichtingen wordt voldaan, is exploitatie van recratiewoningen of chalets op de aanpalende kavels verboden.

5.3.2 Bestemming Natuur - Landschap

Deze bestemming is opgenomen voor enkele gronden ten zuiden en westen van de Munnekesteeg. In het bestemmingsplan Buitengebied 2019 geldt hiervoor een agrarische bestemming. Dit bestemmingsplan regelt de wijziging van de bestemming Agrarisch naar Natuur - Landschap. Als gevolg daarvan stopt de bemesting van deze percelen. Als gevolg daarvan daalt de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden zodat interne saldering mogelijk is met de toename van stikstofdepositie als gevolg van de aanleg en het gebruik van het recreatiepark (zie ook paragraaf 4.5).

  • Algemeen

De hoofdfunctie van deze gebieden is natuur, met de daarmee samenhangende landschappelijke waarden. Er is daarbij geen onderscheid gemaakt in typen natuurgebieden, zoals natte of droge natuurgebieden, bos of heide. Dit biedt flexibiliteit voor de natuurbeheerder en voorkomt een verbeelding (verbeelding) met snippers met verschillende bestemmingen. De terreinen zijn beschermd door een specifieke bestemming "Natuur - Landschap". Hoofduitgangspunt voor deze gebieden is het behouden en verder ontwikkelen van de natuur. In deze gebieden wordt de rust en stilte gewaarborgd en wordt versnippering en verstoring tegengegaan. In de overige gebiedsbestemmingen zijn de kleine, verspreid voorkomende natuur- en bosgebieden medebestemd.

  • Toegestane bouwwerken en voorzieningen

In de bestemming zijn alleen (andere) bouwwerken ten behoeve van de bestemming toegestaan. Het gaat dan om voorzieningen ten behoeve van het beheer en onderhoud van het natuurgebied of voor het recreatieve medegebruik of de waterhuishouding. Bestaande infrastructurele voorzieningen zijn meebestemd. Voor nieuwe voorzieningen, zoals fietspaden, is een omgevingsvergunning met bijbehorende toetsen vereist.

Via een afwijking waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, is het mogelijk om wandel- en fietspaden aan te leggen. Dit is alleen mogelijk als dit mogelijk is binnen de gegeven natuurlijke waarden, dus minder verstoring en doorsnijding. Hiervoor is een omgevingsvergunning vereist.

  • Omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden

Via het omgevingsvergunningenstelsel is het mogelijk om bepaalde werken en werkzaamheden uit te voeren als hierbij de natuur- en landschapswaarden niet worden geschaad. Normaal onderhoud van het natuurgebied, of onderhoud en beheer in het kader van een vastgesteld beheersplan valt niet onder het omgevingsvergunningenstelsel.

5.3.3 Bestemming Recreatie - Dagrecreatie

Deze bestemming is toegekend aan enkele kleine strookjes langs het Veluwemeer. Deze bestemming is opgenomen om aansluiting te zoeken bij de plangrens van het bestemmingsplan Buitengebied 2019. Op de gronden is extensieve dagrecreatie toegestaan en mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

5.3.4 Bestemming Recreatie - Gemengd terrein

Verblijfsrecreatie, centrale voorzieningen en maatschappelijke voorzieningen

Het grootste deel van het plangebied is voorzien van de bestemming 'Recreatie - Gemengd terrein'. Binnen de bestemming is bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie mogelijk en zijn centrale voorzieningen en bedrijfswoningen mogelijk. In artikel 1 is gedefinieerd wat onder centrale voorzieningen wordt verstaan. Het betreft onder meer het zwembad, speel- en sportvoorzieningen, de receptie, kantoorruimte en dergelijke. Ondergeschikt aan deze functies is ook dagrecreatie en horeca mogelijk. Conform de vigerende planologische mogelijkheden zijn 4 bedrijfswoningen toegestaan.

Daarnaast zijn 180 standplaatsen voor mobiele kampeermiddelen toegestaan, waaronder ten minste 50 toeristische standplaatsen.

Permanente bewoning uitgesloten

Permanente bewoning van objecten wordt voorkomen doordat alleen bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie is toegestaan. In artikel 1 is gedefinieerd dat verblijfsrecreatie recreatief nachtverblijf betreft waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben. Ook in artikel 8.1 is ander gebruik dan recreatief gebruik nadrukkelijk uitgesloten. In artikel 4.4.1. is permanente bewoning ten slotte als strijdig gebruik benoemd.

Maximale aantallen bebouwing

De volgende maximale aantallen bebouwing zijn toegestaan:

  • a. 165 recreatiewoningen (30 reeds vergund), waarvan ten hoogste 20 grotere woningen, zodat zij geschikt zijn voor mindervaliden; (de groepsaccommodaties zijn niet in het aantal van 165 inbegrepen)
  • b. 380 chalets/stacaravans. Door middel van de begripskeuze is duidelijk gemaakt dat dit een brede invulling kan krijgen. In artikel 1 is gedefinieerd dat dit kampeermiddelen betreft die hooguit een niet gebouwde fundering hebben en binnen 24 uur demontabel zijn;
  • c. 17 groepsaccommodaties, waaronder twee reeds aanwezige groepsaccommodaties. Een groepsaccommodatie is een gebouw waarin groepen recreatief verblijven.

In een tabel in de regels is overzichtelijk gemaakt welke oppervlaktematen en hoogtematen voor de verschillende typen verblijfsrecreatieve eenheden gelden. Daarnaast geldt steeds dat het grondoppervlak van de verblijfsrecreatieve eenheden ten hoogste 25% van de kavel mag omvatten, zodat het recreatiepark een open karakter behoudt. Daarnaast mag bovenop het bebouwde oppervlakte maximaal 25% van de bouwkavel worden verhard, zodat het park een groene uitstraling behoudt. Vanuit brandveiligheid geldt dat er in principe een minimale onderlinge afstand moet worden aangehouden.

Conversietabel

Het is toegestaan om de hierboven genoemde aantallen onderling uit te wisselen, zodat op wijzigingen in de markt kan worden ingespeeld. In artikel 4.2.1 is hiertoe een conversietabel opgenomen. Indien bijvoorbeeld 16 in plaats van 17 groepsaccommodaties worden gerealiseerd, is het mogelijk om 2 extra recreatiewoningen te bouwen. Er dienen echter altijd minimaal 12 groepsaccommodaties (waarvan 2 bestaande) te worden behouden, conform de vooraf aan de ondernemer kenbaar gemaakte voorwaarden waaronder de gemeente medewerking aan dit plan verleent. Daarnaast is het ook mogelijk om de toegestane aantallen te benutten voor chalets/stacaravans of standplaatsen voor mobiele kampeermiddelen.

Bij het opstellen van de conversietabel is uitgegaan van de volgende uitgangspunten.

  • Een wijziging in het programma leidt niet tot meer bebouwingsomvang (m² of m³). Hiermee wordt geborgd dat geen grotere 'verstening' plaatsvindt dan dat de gemeente aanvaardbaar acht.
  • Een wijziging in het programma leidt niet tot meer verkeer. Hiermee wordt geborgd dat de (milieu)effecten van de ontwikkeling niet toenemen als gevolg van een wijziging in het programma.

In de conversietabel leidt dat er bijvoorbeeld toe dat 1 groepsaccommodatie mag worden omgezet in 2 recreatiewoningen, maar dat andersom voor het omzetten naar een groepsaccommodatie 3 recreatiewoningen moeten worden ingewisseld. Redenen: een groepsaccommodatie genereert 3x zo veel verkeer als een recreatiewoning, een groepsaccommodatie heeft 2x zoveel m² en m³ als een recreatiewoning.

Om dezelfde redenen is het niet mogelijk chalets/stacaravans of standplaatsen voor mobiele kampeermiddelen om te wisselen voor recreatiewoningen, omdat anders het maximum aantal van 150 recreatiewoningen (inclusief groepsaccommodaties), dat de gemeente als maximale ontwikkeling verantwoord acht, zou worden overschreden. Het betreft hier 150 nieuwe recreatiewoningen (inclusief groepsaccommodaties), boven het reeds op basis van het bestemmingsplan "Recreatieterreinen 2010" vergunde aantal van 30 recreatiewoningen.

Het in de regels opgenomen maximale programma wordt geleidelijk aan gerealiseerd. Bij aanvang van de herontwikkeling zijn nog vooral standplaatsen voor mobiele kampeermiddelen aanwezig. Geleidelijk aan worden deze standplaatsen ingewisseld voor chalets en recreatiewoningen. Via de conversietabel is geregeld dat de standplaatsen voor mobiele kampeermiddelen vooralsnog mogelijk blijven zolang het hierboven genoemde en in de regels vastgelegde maximale programma niet gerealiseerd is.

De conversietabel is echter vooral opgenomen om op de ontwikkelingen in de markt te kunnen inspelen. De snelheid waarmee de herontwikkeling van het park plaatsvindt, is immers geheel afhankelijk van de draagkracht van de markt. Indien gaandeweg de marktbehoefte wijzigt en er bijvoorbeeld meer behoefte is aan chalets/stacaravans dan aan recreatiewoningen, maakt de conversietabel het mogelijk om chalets/stacaravans in plaats van recreatiewoningen te ontwikkelen. 'Inwisselen' van recreatiewoningen voor chalets zal alleen plaatsvinden als meer dan 380 chalets worden geplaatst. Indien het aantal chalets op termijn weer terugzakt tot onder de 380, ontstaat er ruimte om (alsnog) de 'ingewisselde' recreatiewoningen te realiseren.

De conversietabel is bedoeld om op elk moment de stand van zaken te kunnen opmaken, waarbij de maximale aantallen bebouwing – in de basis – in totaal niet meer mag bedragen dan 165 recreatiewoningen, 380 chalets en 17 groepsaccommodaties.

Toepassen van de conversietabel kan niet leiden tot een verslechtering van de ruimtelijke kwaliteit. Die is namelijk te allen tijde gewaarborgd door de in artikel 4.2.1 onder a vastgelegde voorwaarden dat maximaal 25% van de bouwkavel mag worden bebouwd en in aanvulling op het bebouwde oppervlakte maximaal 25% van de bouwkavel mag worden verhard. Een andere reden voor de conversietabel is dat op deze wijze de maximum verkeersgeneratie en recreatiedruk van het park te allen tijde gelijk blijft. De in de conversietabel opgenomen verhoudingen zijn hierop namelijk afgestemd. Dit is van belang vanuit de onderbouwing van de aanvaardbaarheid van de met de ontwikkeling samenhangende effecten op de omgeving. Op elk willekeurig moment kan in het kader van handhaving het maximale programma dat dit bestemmingsplan toestaat worden getoetst, door uit te gaan van de maximum aantallen in artikel 4.2.1 onder a en toepassing van de conversietabel, waar wordt afgeweken van deze aantallen.

In het plan is een algemene afwijkingsregel (artikel 9) opgenomen waarmee onder voorwaarden maten, percentages e.d. kunnen worden vergroot, met uitzondering van oppervlakte- en inhoudsmaten.

Bestaande chalets op kleine percelen

Om te voorkomen dat bestaande verblijfsrecreatieve eenheden worden wegbestemd, omdat deze niet aan de maatvoeringsvereisten kunnen voldoen (denk aan de voorwaarde dat slechts 25% van het perceel mag worden bebouwd), is in de regels expliciet bepaald dat voor bestaande bebouwde percelen het bestaande bebouwingspercentage als maximum geldt. Zie de regeling in artikel 6.2.

Overige gebouwen

Op het park zijn naast het gebouwencomplex en de losse verblijfsrecreatieve eenheden ook gebouwen toegestaan voor functies als het zwembad, sportactiviteiten, een receptie, etc. Het totale oppervlak van deze gebouwen op het terrein mag maximaal 5% van het terrein beslaan. Hierbij is aangesloten bij het bestemmingsplan Recreatieterreinen 2010. De goot-/bouwhoogte per gebouw is maximaal 4/9 m. In het plan is een afwijkingsregel opgenomen waarmee onder voorwaarden het oppervlak van deze overige gebouwen kan worden vergroot.

Bedrijfswoningen

Op de plankaart is aangeven waar de 4 aanwezige bedrijfswoningen staan.

De aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 1'

De aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 1' geldt voor het multifunctionele terrein dat afgezonderd van de rest van het recreatiepark ligt. Omdat dit terrein minder intensief wordt gebruikt, is hiervoor een aparte aanduiding opgenomen.

De aanduiding 'specifieke vorm van groen - laanbeplanting'

De aanduiding 'specifieke vorm van groen - laanbeplanting' garandeert de instandhouding van laanbeplanting op het park. De laanbeplanting versterkt de landschappelijke inpassing vanaf het water en garandeert een groene uitstraling van het park. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - laanbeplanting' mag in principe alleen buiten de kroonprojectie van langs de laan volgroeide aanwezige / geplande bomen worden gebouwd. Bomen mogen binnen de aanduiding worden verplaatst als dat nodig is voor de verkaveling, maar de laanbeplanting dient wel over de volle lengte in stand te blijven, hooguit onderbroken door een perceeltoegang, paden of wegen.

Aanduiding 'milieuzone - natte landnatuur'

De gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - natte landnatuur' zijn mede bestemd voor de bescherming van vochtgebonden natuurlijke waarden.

Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Afscherming van erven en/of afscherming in het kader van privacy vindt in principe zoveel mogelijk plaats door middel van beplanting, om een natuurlijke uitstraling te garanderen. In incidentele gevallen zijn gebouwde erfafscheidingen dan wel afscheidingen ten behoeve van privacy wenselijk (bijvoorbeeld om een hond dan wel kinderen binnen de erfgrens te houden). Dergelijke scheidingen mogen niet hoger zijn dan 1,2 m en dienen groen te worden ingepast.

Aanlegvergunningstelsel

Voor het kappen/rooien van bomen is een (kap)vergunning nodig indien zij een grotere doorsnede hebben dan 25 cm, gemeten op 1,3 m boven maaiveld. Voor het verwijderen van houtopstanden, houtwallen, singels, bomenrijken, boomgroepen en bos is eveneens een vergunning nodig.

Een uitzondering op deze vergunningplicht is van toepassing voor:

  • a. werken of werkzaamheden van geringe omvang zijn, dan wel normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden betreffen;
  • b. werken of werkzaamheden die worden uitgevoerd krachtens een vastgesteld beheerplan;
  • c. werken of werkzaamheden die worden uitgevoerd binnen de aanduiding 'speciifieke vorm van groen - laanbeplanting' en buiten de kroonprojecties van langs de laan volgroeide aanwezige/ geplande bomen.
5.3.5 Bestemming Water

Deze bestemming beschermd het oppervlaktewater dat vanwege een natuurlijke beleving op het park zorg draagt.

5.3.6 Dubbelbestemming Waarde - Randmeerkust

Met laagland wordt het gebied aangeduid tussen strandwallen en het overgangsgebied met bouwlanden. Dit vlakke en weidse gebied stond eeuwenlang onder invloed van de Zuiderzee. Het ligt relatief laag en de ondergrond bevat veen, zand en klei/ zavel. Veen is niet in die getale aanwezig geweest dat het voor turfwinning werd afgestoken. Het meeste veen is door ontwatering verdroogd en verdwenen. Door dit laagland, stromen kronkelige beken die van de hogere zandgronden naar de voormalige Zuiderzee stromen. Sloten hebben de afwatering op kleiner niveau verbeterd.

Het laagland is langdurig in gebruik als grasland. Tot 1830 woonden er vrijwel geen mensen, waarschijnlijk vanwege de drassigheid. In het zuidwesten komt planmatige blokverkaveling voor. Meer naar het noordwesten komt onregelmatige blokverkaveling voor, die kenmerkend is voor oude zeelandschappen.

Kenmerkend voor dit gebied zijn de oude wegen die van de hogere zandgronden en bouwlanden in het oosten naar de voormalige Zuiderzee verlopen. Deze wegen verbonden de lage weidegebieden met de bewoning langs de bouwlanden. Ze worden ook wel aangeduid met hooiwegen of 'stegen'. Voorbeelden zijn de Beekweg, Bredeweg, Killenbeekweg, Vreeweg en Varelseweg. Behalve 'hooiweg', functioneerde de wegen ook als ontginningsas. Bebouwing in het laagland is te vinden aan deze wegen.

Een ander kenmerk is de openheid. Er was een periode waarin houtsingels langs de perceelsgrenzen, het gebied een halfopen aanblik gaf. Resten van deze houtwallen zijn nog te vinden in het laagland. Cultuurhistorisch gezien zijn houtsingels voornamelijk een verschijnsel uit de 18de, 19de en 20ste eeuw. In de tijden daarvoor was het land waarschijnlijk open en/ of begroeid met broekbos. Hakhoutbossen zijn nog aanwezig in het gebied, bijvoorbeeld aan de zuidwestzijde.

In bijlage 14 bij de toelichting zijn in hoofdstuk 3 onder 3.2.2. de kenmerken en waardevolle elementen beschreven. Daarbij is ook aangegeven waar rekening mee moet worden gehouden bij ruimtelijke ingrepen.

In het omgevingsvergunningenstelsel zijn een aantal werken en werkzaamheden pas mogelijk nadat een omgevingsvergunning is verleend. Bij de afweging van deze vergunningen zal telkens rekening worden gehouden met hetgeen in paragraaf 3.2.2. is omschreven.

5.4 De verbeelding

Als basis voor de plangrens is uitgegaan van de plangrens van het bestemmingsplan Recreatieterreinen 2010. Hieraan is het multifunctionele terrein toegevoegd. Daarnaast hebben enkele correcties plaatsgevonden aan de hand van de feitelijke situatie. Ook is de groenbestemming op een deel van het terrein verruimd en is de aanduiding 'specifieke vorm van groen - laanbeplanting' toegevoegd. Verder is de bestemming water opgenomen ter bescherming van het aanwezige oppervlaktewater. Tot slot zijn enkele agrarische percelen toegevoegd die ten oosten en zuiden van de Munnekensteeg liggen. Deze worden omgezet in een natuurfunctie.

Hoofdstuk 6 Exploitatie

6.1 Financiële uitvoerbaarheid

Voor de herontwikkeling van het recreatiepark zal de gemeente met de initiatiefnemer een privaatrechtelijke overeenkomst afsluiten waarin de (financiële) afspraken over het project zijn vastgelegd, inclusief kostenverhaal. Deze overeenkomst wordt aangemerkt als anterieure overeenkomst (artikel 6.24 Wro).

In de overeenkomst zijn onder meer de volgende aspecten geregeld:

  • de ontwikkeling wordt gerealiseerd en bekostigd door de initiatiefnemer;
  • de initiatiefnemer draagt de kosten voor de procedurele aspecten, zoals plankosten, onderzoeken en procedures (inclusief de door de gemeente te maken kosten);
  • een planschadeovereenkomst maakt ook deel uit van deze overeenkomst.

Voor de gemeente zijn aan de uitvoering van het plan geen financiële risico's verbonden omdat de initiatiefnemer alle kosten voor zijn rekening neemt.

De gemeente heeft daarnaast vastgesteld dat de initiatiefnemer beschikt over specifieke kennis, ervaring, capaciteit en financiële middelen die noodzakelijk zijn voor de beoogde ontwikkeling.

Uit het bovenstaande blijkt dat de economische uitvoerbaarheid van het recreatiepark Droompark Bad Hoophuizen gewaarborgd is.

6.2 Wettelijke verplichting voor het opstellen van een exploitatieplan

Artikel 6.12 lid 2 van de Wro bepaalt dat de gemeenteraad, als er sprake is van één of meerdere aangewezen bouwplannen, verplicht is een exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van grondexploitatie niet anderszins is verzekerd;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c 4°, respectievelijk 5° Wro noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, respectievelijk b, c of d Wro noodzakelijk is.

Met Droomparken wordt een anterieure overeenkomst over de grondexploitatie gesloten. De kosten die de gemeente maakt bij het mogelijk maken van de ontwikkeling bestaan uit plankosten. Via de anterieure overeenkomst wordt ervoor gezorgd dat deze kosten door de ontwikkelaar worden gedragen. In een anterieure overeenkomst wordt het verhaal van deze kosten geregeld. Het bepalen van een tijdvak is niet noodzakelijk; het stellen van eisen en regels of een uitwerking van regels, is evenmin noodzakelijk.

Het verhaal van kosten voor de ontwikkeling van het recreatiepark zal middels een anterieure overeenkomst worden verzekerd. Het is om die reden niet noodzakelijk een exploitatieplan vast te stellen.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Overleg met belanghebbenden

Het proces van totstandkoming van dit ruimtelijke plan is als volgt opgezet. Allereerst is een Masterplan opgesteld waarin de planvorming uiteen is gezet en toegelicht. Op basis daarvan heeft inhoudelijke afstemming met de gemeente plaatsgevonden. In een cyclisch proces zijn onderdelen van het Masterplan nader uitgewerkt en gespecificeerd. Ook heeft overleg met de natuurorganisaties plaatsgevonden over de mogelijkheden om de natuur op het park te versterken. Uiteindelijk zijn de relevante zaken voor het ruimtelijk plan samengevat in het hoofdstuk 'Vertaling naar het ruimtelijk plan'. Naar aanleiding van dit proces is ook een Beeldkwaliteitsplan opgesteld.

Het Masterplan is als Bijlage 1 aan deze bestemmingsplantoelichting toegevoegd. Het Beeldkwaliteitsplan is als Bijlage 2 toegevoegd.

Het Masterplan is na afronding van het proces met de gemeente besproken met de volgende belanghebbenden:

  • de Gelderse Milieufederatie en Milieudefensie;
  • Weidevogelbescherming Randmeerkust / agrarische natuurvereniging Randmeerkust;
  • Vogelbeschermingswacht Noord Veluwe en Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, afdeling Noordwest-Veluwe;
  • IVN Noordwest-Veluwe;
  • Natuurmonumenten;
  • Imkervereniging Nunspeet;
  • Stichting Natuurschoon Nunspeet (inmiddels opgeheven);
  • omwonenden van het recreatiepark;
  • de huidige (jaar)gasten van Droompark Bad Hoophuizen.

7.2 Overleg ex artikel 3.1.1. Bro

In het kader van het overleg als bedoeld ingevolge artikel 3.1.1 van het Bro heeft overleg plaatsgevonden met verschillende overlegpartners. De resultaten uit dit overleg zijn verwerkt in de toelichting van het bestemmingsplan.

7.3 Besluit gemeenteraad over de mer-beoordeling

Afhankelijk van de omvang en de impact op het milieu van een project is het nodig een mer-beoordelingsnotitie op te stellen. Op basis hiervan wordt bepaald of het al dan niet nodig is om een volledige projectmer-procedure te doorlopen. Een projectmer-procedure is alleen noodzakelijk indien als gevolg van het project sprake is van 'belangrijke nadelige gevolgen' voor het milieu.

Omdat het bestemmingsplan een ontwikkeling van meer dan 10 ha in gevoelig gebied betreft (Nationaal landschap Veluwe), is in een mer-beoordelingsnotitie onderzoek gedaan naar mogelijke milieueffecten. De conclusie uit dit onderzoek is dat een projectmer-procedure of een planmer-procedure niet noodzakelijk is.

De gemeenteraad van Nunspeet is het bevoegd gezag en dient op basis van de informatie in de mer-beoordelingsnotitie te besluiten om al dan niet een volledige projectmer-procedure te doorlopen. Dit besluit heeft de gemeenteraad genomen voordat het ontwerp-bestemmingsplan ter inzage is gelegd en voor de vaststelling van het bestemmingsplan. De gemeenteraad heeft op 28 juni 2018 besloten geen volledige mer-procedure te doorlopen (zie bijlage 4 en 5).

7.4 Reacties op het ontwerpbestemmingsplan

In het kader van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan “Varelseweg 211 Hulshorst” zijn er drie brieven met zienswijzen ontvangen. Deze zijn samengevat en door de gemeente beantwoord in een nota van beantwoording zienswijzen. Deze nota is opgenomen als bijlage bij de Toelichting van dit bestemmingsplan.