Plan: | BUITENGEBIED 2010 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0302.BP01045-vg04 |
Algemeen
Alvorens in te gaan op de specifieke bestemmingen zijn hierna enkele algemene uitgangspunten binnen de bestemmingen nader uitgelegd.
Bestaand
In de regels wordt veelvuldig verwezen naar de bestaande situatie.
Voor bouwwerken en gebruik is dat de situatie op het moment van inwerkingtreding van dit plan. Onder bestaande oppervlakte wordt tevens de ten tijde van het inwerkingtreden van het plan reeds vergunde, maar nog niet gerealiseerde oppervlakte begrepen.
De bestaande situatie herleidt de gemeente in de eerste plaats uit de gedane inventarisatie. Er is een inventarisatie verricht, waarbij op perceelsniveau is gekeken naar het type bebouwing, de omvang van de bebouwing en de gebruiksvormen. Bovendien beschikt de gemeente over recente luchtfoto's vanwaar op schaal de bouwwerken, de percelen en de landschapselementen kunnen worden herleid. Daarnaast hanteert de gemeente het vergunningenarchief, waarin alle perceelsgewijze vergunningen zijn opgeslagen. Vanuit die gegevens kunnen bijvoorbeeld de afmetingen van bouwwerken worden bepaald. Ook de WOZ legt jaarlijks de perceelsgegevens vast. Tot slot is er nog het archief van de milieugegevens. Deze optelsom aan gegevens biedt een volledige en rechtszekere garantie om op een juiste wijze invulling te geven aan het begrip 'bestaand'.
Bestaand heeft daarbij alleen betrekking op wat nu afwijkt en wordt vervangen en niet voor alle bebouwing op het perceel.
10% afwijking
Bij hoge uitzondering kan door middel van een afwijking worden toegestaan dat van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% afgeweken wordt. Het gaat dan om incidentele gevallen, waarbij het om bouwtechnische redenen en/of redenen van doelmatigheid noodzakelijk wordt geacht en aantoonbaar is, dat in geringe mate van de gegeven maten moet worden afgeweken.
Woonhuizen/ recreatiewoningen/ bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken
Het onderscheid tussen de woonhuizen, als zijnde de hoofdgebouwen binnen de woonbestemmingen, recreatiewoningen en de bedrijfswoningen enerzijds en de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken anderzijds, is uitsluitend gebaseerd op ruimtelijke aspecten, zoals de afmetingen, de situering en de bouwkundige ondergeschiktheid. De diverse begripsbepalingen zijn vanuit de ruimtelijke interpretatie opgezet en dienen ook als zodanig te worden gelezen. Bij het bepalen van het onderscheid wordt expliciet niet gekeken naar de functie van de ruimtes.
De oppervlakte van het woonhuis, de recreatiewoning of de bedrijfswoning is de oppervlakte zonder alle bijbehorende en daarmee ondergeschikt aan en bij het gebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken, waaronder ondergeschikte uitbreidingen van woonruimtes, serres, en dergelijke.
Voorgevel
De voorgevel is bij het hanteren van de regels het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een woonhuis of een bedrijfswoning, waarbij erkers en uitbouwen aan de voorzijde niet meetellen. Het is dus vaak in dat opzicht de authentieke voorgevel. Een woning heeft maar één voorgevel.
Agrarisch
Algemeen
Het gaat hier om de gebieden die goed zijn ingericht voor de landbouw. Dit zijn gebieden waar weinig (bijzondere) landschappelijke en natuurlijke waarden voorkomen en die goed zijn verkaveld en ingericht voor de landbouw. Over het algemeen zijn de grote(re) landbouwbedrijven in deze gebieden gevestigd en komt er relatief weinig (woon)bebouwing voor. De gronden zijn vaak grootschalig verkaveld en kunnen efficiënt worden ingericht voor de landbouw. Binnen deze gebiedsbestemming zijn de agrarische belangen in principe leidend. In deze gebieden is het mogelijk om de bestemmingsvlakken voor agrarische bedrijven te verruimen of voorzieningen buiten het bestemmingsvlak (wel in directe aansluiting op het bestemmingsvlak) te realiseren.
Landschappelijke en cultuurhistorische waarden
In een aantal van de agrarische gebieden komen karakteristieke landschappelijke en cultuurhistorische waarden voor. Het gaat dan bijvoorbeeld om een aantal open poldergebieden, oude cultuurgronden of reliëf. Deze waarden zijn door middel van dubbelbestemmingen op de verbeelding aangegeven. Aan deze dubbelbestemmingen is een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden gekoppeld. Het omgevingsvergunningenstelsel bij deze gebiedswaarden is gericht op het specifiek beschermen van die betreffende waarden in de agrarische gebieden. Paragraaf 6.3.3 gaat verder in op deze dubbelbestemmingen.
Daarnaast komen in het gebied veel waardevolle houtwallen voor. Deze houtwallen zijn voorzien van de bestemming 'Natuur - Landschap'. Met een omgevingsvergunning kunnen houtwallen worden gekapt, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke structuur en de natuurbestemming behouden blijft.
"Bij recht" toegestaan
In de doeleindenomschrijving van de bestemming is het toegestane gebruik benoemd. Het gaat hier dan om de uitoefening van het agrarisch bedrijf (houden van vee, verbouwen van gewassen) en het plaatsen van voorzieningen ('bouwwerken – geen gebouw zijnde') ten behoeve van het agrarisch gebruik (weidepalen, hekken e.d.) en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding (slootjes, stuwtjes e.d.), het recreatief medegebruik (wegwijzers, bankjes e.d.) en de bestaande infrastructurele voorzieningen. Rond watergangen is aan weerszijden van de watergang een natuurvriendelijke inrichting van de oevers toegestaan. Kleinere bos- en natuurgebiedjes (kleiner dan twee hectare) zijn meebestemd, dit voorkomt dat de verbeelding erg gedetailleerd wordt en maakt het mogelijk om kleinere natuur- en landschapselementen aan te leggen.
Kuilvoerplaten, sleufsilo's en voorzieningen voor de opslag van mest zijn niet toegestaan buiten het bestemmingsvlak voor agrarische bedrijven. Naast de toegestane gebruiksmogelijkheden zijn ook een aantal zaken impliciet en expliciet uitgesloten. Zo zijn bijvoorbeeld alleen de bestaande infrastructurele voorzieningen medebestemd en is aangegeven dat geen al dan niet bedrijfsmatige boom- en sierkwekerij en fruitteelt is toegestaan (wel na afwijking). Teeltondersteunende voorzieningen (folietunnels) zijn binnen de bestemming "Agrarisch" toegestaan. Teeltondersteunende kassen zijn alleen mogelijk binnen het bestemmingsvlak. De kassen en voorzieningen zijn niet in alle gebieden toegestaan, zoals gebieden met reliëf, de open gebieden en de oude cultuurgronden, omdat in deze gebieden de boom- en sierkwekerij en bijbehorende voorzieningen zoals tunnelkassen het landschap en reliëf te veel aantasten.
Afwijkingen
Het gebruik van gronden ten behoeve van de boom- en sierkwekerij of fruit- of houtteelt is pas toegestaan wanneer een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan is gegeven. Omdat deze teeltvormen een grote impact hebben op de omgeving door onder andere een verdichting van het landschap, het afgraven en/of egaliseren van gronden en de aanleg van bijbehorende containervelden, tunnelkassen en dergelijke is er voor gekozen om deze teelten pas via een afwijking toe te staan. De omgevingsvergunning wordt niet verleend in gebieden met de in de afwijking nader genoemde dubbelbestemmingen.
Daarnaast is onder meer een afwijkingsregeling opgenomen voor mantelzorg, bed & breakfast, bepaalde nevenactiviteiten en inpandige opslag van statische goederen. Onder dit laatste worden goederen verstaan die naar hun aard geen regelmatige verplaatsing behoeven, bijvoorbeeld hout. De omgevingsvergunningen worden slechts verleend indien wordt voldaan aan de in de regels opgenomen voorwaarden.
Verder is een afwijkingsregeling opgenomen die het mogelijk maakt om veldschuren op te richten. De regeling maakt het mogelijk om buiten de bestemmingsvlakken in het agrarisch gebied veldschuren voor vee op te richten. De veldschuur moet noodzakelijk en doelmatig zijn voor het dierenwelzijn. In de voorwaarden bij de afwijkingsbevoegdheid zijn eisen gesteld aan onder meer de plaats, omvang en inpassing van de veldschuur.
Ook is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen die het mogelijk maakt om afrasteringen te verhogen tot maximaal 2 meter om zo wildschade te voorkomen.
Binnen de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" is het daarnaast mogelijk om middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan en een uitbreiding van een intensieve veehouderij toe te staan. Daarbij wordt opgemerkt dat ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' uitsluitend mag worden gebouwd indien dit een gunstig effect heeft op dierenwelzijn en milieueisen. Onder milieueisen wordt in dit verband onder meer verstaan de Stikstofverordening zoals vastgesteld door de provincie Gelderland.
Wijzigingsmogelijkheden
In persoonlijk overleg met de agrariërs zijn de bestemmingsvlakken vastgesteld. De bestemmingsvlakken zijn dus afgestemd op de huidige wensen van de agrariërs. Omdat het mogelijk is dat in de toekomst door bijvoorbeeld een veranderende eigendomsverhouding of nieuwe bouwplannen de situatie ontstaat dat de vorm van het bestemmingsvlak veranderd moet worden is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die dit mogelijk maakt. Voorwaarden zijn dat de grootte van het bestemmingsvlak niet verandert, en de gronden direct aansluiten op het al toegekende bestemmingsvlak en dat het deel van het bestemmingsvlak dat 'vervalt' de aangrenzende gebiedsbestemming krijgt. Bouwen buiten het bestemmingsvlak is niet toegestaan.
Agrarische bestemmingen
Bestemmingsvlak
Er is gekozen voor drie verschillende agrarische bestemmingen: de veehouderijen en akkerbouwbedrijven, de kwekerijbedrijven en de paardenhouderijen. Dit onderscheid kent een ruimtelijke invalshoek. Kwekerijbedrijven hebben vanwege het kweken van opgaande beplanting invloed op het landschap. Vandaar dat deze bedrijven uit de agrarische bestemming zijn gelicht om de relatie met het landschap in het plan te kunnen vastleggen. Voor paardenhouderijen geldt vanuit het gebruik en de jurisprudentie dat niet alle paardenhouderijen ook agrarische bedrijven zijn. Vandaar dat voor de gebruiksgerichte paardenhouderijen een andere bestemming is opgenomen.
Daarnaast wordt in de regels gesproken over volwaardige en reële bedrijven. Een volwaardig bedrijf is een bedrijf waarin één of meerdere personen volwaardig werkzaam zijn. Een reëel bedrijf is een agrarisch bedrijf dat nu of op redelijke termijn voldoende werk en inkomen kan opleveren voor één (gedeeltelijke) arbeidskracht die in duurzaam (neven)beroep aan het bedrijf verbonden is.
De grootte en de vorm van de agrarisch bestemmingsvlakken zijn in overleggen met de individuele ondernemers besproken. Tijdens deze overleggen zijn de bestemmingsvlakken ingetekend op de luchtfoto. Op deze manier is getracht zo veel mogelijk tegemoet te komen aan de individuele wensen van de agrariërs. Er is dan ook geen standaardmaat voor de bestemmingsvlakken toegepast. Bij het toekennen van de bestemmingsvlakken is gekeken naar 'natuurlijke' grenzen, zoals een sloot, houtwal of afstand tot aangrenzende bebouwing en naar de afzonderlijke situatie per bedrijf.
Binnen de bestemming “Agrarisch - Kwekerij” en “Agrarisch – Paardenhouderij” zijn bouwvlakken opgenomen. Omdat deze bedrijven vaak een groter oppervlak gebruiken dan een veehouderij is het bestemmingsvlak groter ingetekend. Een (groot) deel van het bestemmingsvlak wordt gebruikt voor andere- bouwwerken zoals paardenbakken, longeerruimtes en tunnelkassen. Deze voorzieningen vallen buiten het bouwvlak maar wel binnen het bestemmingsvlak omdat ze wel onderdeel uitmaken van het bedrijf. Het bestemmingsvlak bevat dus het bouwvlak waar binnen de bebouwing is gesitueerd en de gronden met voorzieningen.
Binnen de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" zijn geen bouwvlakken opgenomen. De bestemmingsvlakken zijn in dat geval beperkt tot de gronden waarop bebouwing mogelijk en gewenst is. Binnen het hele bestemmingsvlak is bebouwing derhalve mogelijk. Het bestemmingsvlak voor de agrarische bedrijven valt in wezen samen met het bouwvlak. Het opnemen van een bouwvlak binnen deze bestemming is dan ook niet nodig.
Intensieve veehouderij
Voor intensieve veehouderijen geldt dat deze alleen zijn toegestaan voor zover ze al aanwezig zijn en op de adressenlijst in de regels voorkomen.
Via een wijziging van het bestemmingsplan zijn uitbreidingen van de intensieve veehouderijen mogelijk. In de verwevingsgebieden mag een bestemmingsvlak maximaal 1 hectare groot worden. Als moet worden voldaan aan dierenwelzijnseisen (grotere stallen voor een gelijkblijvend aantal dieren) mag het bestemmingsvlak maximaal 1,5 hectare groot worden. In de extensiveringsgebieden mag een bestemmingsvlak maximaal 1 hectare groot worden en de uitbreiding kan alleen worden aangewend voor het voldoen aan de dierenwelzijnseisen (grotere stallen voor een gelijkblijvend aantal dieren). Daarnaast geldt voor alle bedrijven dat moet worden voldaan aan de natuureisen. Daaronder wordt thans verstaan de ‘Verordening Stikstof en Natura 2000 Gelderland’ van de provincie Gelderland. Onder natuureisen moet ook worden begrepen de regeling die de stikstofverordening in de toekomst wellicht vervangt.
Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de aanduiding 'intensieve veehouderij' te verwijderen als een bedrijf stopt.
Specifieke niet-grondgebonden agrarische bedrijven
Een paar specifieke niet-grondgebonden agrarische bedrijven (paddenstoelenkwekerij, palingkwekerij en chincillafokkerij) die genoemd zijn in de regels, zijn toegestaan.
Nevenactiviteiten
De nevenactviteiten die al bestaand bij agrarische bedrijven zijn aangeduid. Nieuwe nevenactiviteiten zijn via een afwijking mogelijk. Hier zijn voorwaarden aan verbonden die in hoofdstuk 5 Planuitgangspunten aan de orde zijn geweest.
Kleinschalig kampeerterrein
De bestaande kleinschalige kampeerterrein zijn aangeduid en kunnen bij recht uitbreiden tot maximaal 25 plaatsen. Nieuwe kampeerterreinen tot maximaal 25 plaatsen zijn via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt.
Bedrijfswoning/tweede bedrijfswoning
Per bedrijf is een bedrijfswoning toegestaan met een oppervlakte van maximaal 120 m2. Als het meer of minder mag zijn dan is dit op de verbeelding aangeduid.
Overige wijzigingsbevoegdheden
De bestemming "Agrarisch-Bedrijf" kan gewijzigd worden in "Agrarische - Kwekerij" of "Agrarisch - Paardenhouderij".
Tevens is er een wijzigingsbevoegdheid om de functie te wijzigen in wonen. Hieraan gekoppeld is een ruimte-voor-ruimte regeling. Bij sloop van een minimale oppervlakte van bedrijfsbebouwing mag één dan wel twee woonhuizen worden teruggebouwd. Hiermee wordt gestimuleerd om bedrijfsbebouwing te slopen en de verstening van het buitengebied te verminderen. Bij functiewijziging naar wonen moet het initiatief landschappelijk worden ingepast en ingericht. Het toetsingskader hierbij is de "Notitie Ruimtelijke kwaliteit, Functieverandering agrarische bebouwing naar wonen in de gemeente Nunspeet". Deze is opgenomen in bijlage 2 van deze toelichting. De notitie geeft de uitgangspunten en randvoorwaarden aan voor het ruimtelijk ontwerp van landschap, erf en bebouwing en laat zien hoe met functieverandering de ruimtelijke kwaliteit en het landschap ter plekke versterkt kunnen worden.
Wijziging naar andere functies zoals sociale, culturele, is tevens mogelijk. De nieuwe functie mag echter alleen binnen de bestaande bebouwing worden uitgeoefend.
Het oppervlaktewater zoals meren, plassen, waterbergingen en watergangen zijn bestemd als "Water - Open" en de waardevolle beken zijn apart bestemd als "Water - Waardevolle beken". De landschappelijke en ecologische waarde van het water wordt steeds belangrijker. Door de belangrijkste vormen van oppervlaktewater te bestemmen blijven deze behouden.
Onder deze bestemming vallen de niet-agrarische bedrijven. Het gaat om bestaande legale bedrijven. In beginsel zijn de bedrijven bestemd overeenkomstig de aard van het aanwezige bedrijf. De bestemming biedt de bedrijven enige uitbreidingsmogelijkheden. Dit verschilt per gebied.
Binnen de bestemming zijn de bedrijfssoorten toegestaan die zijn genoemd in bijlage 2 van de regels onder de categorieën 1 en 2 van de VNG-Bedrijvenlijst. Dat zijn lichte vormen van bedrijvigheid die algemeen passend en aanvaardbaar worden geacht voor de vestiging in het buitengebied.
De bestaande zwaardere bedrijven zijn opgenomen in de adressenlijst in de regels.
Door de aard en ruimtelijke invloed van enkele bedrijven is de bestemming 'Bedrijf' voor deze situaties verbijzonderd. Het betreft:
De in het plangebied aanwezige detailhandel valt binnen deze bestemming. In de regels zijn de adressen opgenomen waar deze bestemming van toepassing is. Bedrijfswoningen zijn binnen de bestemming 'Detailhandel' toegestaan. Het bestemmingsplan biedt geen ruimte voor nieuwe detailhandelsbedrijven. Uitbreiding van bestaande bedrijven is onder voorwaarden mogelijk via de wijzigingsbevoegdheid in de bestemming "Agrarisch" .
De in het buitengebied aanwezige hotels, restaurants, cafés en pensions vallen onder de bestemming 'Horeca'. De bedrijven zijn in de regels in een adressenlijst opgenomen. Uitwisseling van horecafuncties is niet mogelijk. Het bestemmingsplan biedt geen ruimte voor nieuwe horecabedrijven.
De bestemming 'Maatschappelijk' heeft betrekking op de maatschappelijke voorzieningen in het buitengebied. Doordat er sprake is van verschil in ruimtelijke kenmerken en effecten, is de bestemming specifiek toegespitst op de betreffende situaties. De verschillende functies zijn niet uitwisselbaar. Via een afwijking is enige uitbreiding mogelijk.
De bestemming recreatie is van toepassing op de dagrecreatie en niet op de verblijfsrecreatie met uitzondering van de verspreid liggende recreatiewoningen. De recreatieterreinen zijn opgenomen in het bestemmingsplan Recreatieterreinen.
Er is onderscheid gemaakt in de volgende specifieke bestemmingen:
De bestemming 'Sport' ligt op de sportlocaties in het plangebied. Door de verschillende ruimtelijke invloeden en aard van de activiteiten, zijn de functies specifiek bestemd. De omvang van de bebouwing is vastgelegd in de regels en er is geen omzetting naar andere sportfuncties mogelijk. Via afwijking is enige uitbreiding mogelijk.
Daarnaast is nog specifiek bestemd:
Onder de bestemming 'Verkeer' zijn de bestaande openbare wegen in het buitengebied gebracht. Het zijn wegen waar de ontsluitende functie van het gebied voorop staat. B
Voorts is het aantal rijstroken vastgelegd via het strijdig gebruik zodat er niet zonder bestemmingswijzigingen een verandering in het profiel kan worden aangebracht. Dit is noodzakelijk om te voorkomen dat door een verandering aan de weg de geluidsbelasting op gevels van geluidsgevoelige functies kan veranderen.
Naast de wegen in het plangebied is de bestemming 'Verkeer' specifiek toegespitst op het spoort met de bestemming:
De bestemming 'Wonen' heeft betrekking op de bestaande woonhuizen met hun bijbehorende bouwwerken. Bijbehorende tuinen, erven en terreinen zijn ook onder deze bestemming gebracht. In bepaalde gevallen is het daarbij wenselijk dat op een deel van het bestemmingsvlak geen gebouwen kunnen worden gebouwd, bijvoorbeeld ter plaatse van een (sier)tuin. In die gevallen is de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten-bebouwing' opgenomen.
Binnen de bebouwingsbepalingen voor deze bestemming is onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen enerzijds en bijbehorende bouwwerken anderzijds. Het hoofdgebouw, dat is het woonhuis, is het belangrijkste bouwwerk op het perceel, niet alleen qua bestemming maar ook qua bouwmassa. Bij een 'normaal' woonhuis is dat eenvoudig te bepalen. Er zijn echter ook specifieke bouwtypes, veelal voormalige agrarische boerderijpanden, waarbij het bouwtype zich kenmerkt te bestaan uit verschillende delen. Het geheel is dan aan te merken als hoofdgebouw. Het hoofdgebouw wordt in dat geval niet opgedeeld in een hoofdgebouw met aanbouwen of iets dergelijks. Als namelijk een onderdeel van het hoofdgebouw zou worden afgehaald, is er geen sprake meer van het specifieke bouwtype.
Het woonhuis mag een maximale oppervlakte hebben van 120 m². Daarnaast worden bijbehorende bouwwerken gezien als gebouwen die functioneel gebonden zijn aan het hoofdgebouw, zoals een uitbreiding van de woonkamer, een serre, garage, berging, en dergelijke. Een bijbehorend bouwwerk kan in die zin zowel vrijstaand als aangebouwd worden gerealiseerd. De ondergeschiktheid manifesteert zich uitsluitend in ruimtelijke zin, bijvoorbeeld door een lagere nokhoogte, een terugrooiing, en dergelijke. De bereikbaarheid of de scheiding van andere ruimtes is voor deze ruimtelijke benadering niet van belang. Een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet worden bewoond. Onder een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt ook een bouwwerk bedoeld dat met een enkele sluis aan het woonhuis is verbonden. Een dergelijk bouwwerk manifesteert zich in ruimtelijk opzicht als vrijstaand en wordt om die reden ook als zodanig aangemerkt.
De woonfunctie mag bij recht gecombineerd worden met een aan-huis-verbonden beroep als de oppervlakte niet groter is dan 40% van de gezamenlijke oppervlakte van het woonhuis en bijbehorende bouwwerken en niet meer bedraagt dan 50 m2. Dit is geregeld in het strijdig gebruik.
Om de specifieke landschappelijke waarden te beschermen zijn een aantal dubbelbestemmingen opgenomen. Bij het toetsen van bijvoorbeeld een aanvraag om afwijking of wijziging van het bestemmingsplan wordt ook naar deze waarden gekeken.
De zandrug 'Rug van Wessinge' ligt ten noorden van de gordel van bouwlanden waar Nunspeet op ligt. De rug komt bij Oosteinde de gemeente Nunspeet binnen en verloopt slingerend langs de Molenbeek naar Hooge Bijssel. Vanuit het laagland is te zien dat bij Bijssel een verhoging begint. Over de rug loopt een oude weg met oude boerderijen.
In bijlage 6 bij de toelichting zijn hoofdstuk 3 onder 3.2.3. de kenmerken en waardevolle elementen beschreven. Daarbij is ook aangegeven waar rekening mee moet worden gehouden bij ruimtelijke ingrepen.
In het omgevingsvergunningenstelsel zijn een aantal werken en werkzaamheden pas mogelijk nadat een omgevingsvergunning is verleend. Bij de afweging van deze vergunningen zal telkens rekening worden gehouden met hetgeen in paragraaf 3.2.3. is omschreven.
De naam 'kolonie' had in de 19de eeuw betrekking op armoedige behuizingen en hutten die op jonge ontginningen en op de heide neergezet waren.
In de 19de eeuw probeerde de overheid delen grond planmatig te ontginnen, zodat armere mensen een plek hadden waar zij een bestaan konden opbouwen. Dit had onder andere te maken met een snelle bevolkingsgroei in de eerste helft van de 19de eeuw. In veel gevallen ging het om de wat armere grond die overgebleven was na eeuwenlang landgebruik tot 1800. Op oude kaarten is te zien dat het gebied zompig was. Dit verklaart niet alleen de naam 'Veenweg', maar geeft ook aan waarom dit land nog niet in gebruik was genomen.
Bij Elspeet liggen de Grote en Kleine Kolonie. Het gaat hier om twee nederzettingen voor armere bewoners op de heide, in dit geval de Elspeter velden. De gemeente gaf de heide in erfpacht uit aan boeren in 1846.
In bijlage 6 bij de toelichting zijn hoofdstuk 3 onder 3.4.4. de kenmerken en waardevolle elementen beschreven. Daarbij is ook aangegeven waar rekening mee moet worden gehouden bij ruimtelijke ingrepen.
In het omgevingsvergunningenstelsel zijn een aantal werken en werkzaamheden pas mogelijk nadat een omgevingsvergunning is verleend. Bij de afweging van deze vergunningen zal telkens rekening worden gehouden met hetgeen in paragraaf 3.4.4. is omschreven.
In de gemeente komt een groot aantal landgoederen voor. De omvang van de landgoederen varieert van een villa op een groot bosperceel tot landgoederen met een omvang van enkele honderden hectares die op een bedrijfsmatige wijze worden geëxploiteerd, bijvoorbeeld door bosbouw. De landgoederen die zijn geregistreerd onder de Natuurschoonwet (Nsw) hebben in dit bestemmingsplan een dubbelbestemming gekregen, met het doel een samenhangend beheer mogelijk te maken. In de dubbelbestemming is geregeld dat een omgevingsvergunning kan worden verleend voor het plaatsen van extra bijgebouwen wanneer dit noodzakelijk is voor het onderhoud van het landgoed. De maximale toegestane oppervlakte voor deze bijgebouwen bedraagt 200 m2 en de gebouwen moeten aan een weg, op een logische plek op het landgoed, worden gerealiseerd. Met andere woorden het moet duidelijk zijn dat ze onderdeel uitmaken van het landgoed.
Tevens is de mogelijkheid opgenomen om door middel van een wijziging van het bestemmingsplan de toegekende bestemmingen onderling te wijzigen. Het kan bijvoorbeeld gaan om het uitwisselen van functies op onbebouwde gronden (agrarisch gebied wordt bijvoorbeeld bos) of van de bebouwde percelen. Het landgoed moet wel blijven voldoen aan de rangschikking volgens het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928.
De gordel van oude bouwlanden is te vinden op de overgang van hoog naar laag. Hier bevonden zich de akkers. Zij werden opgehoogd met mest, heideplaggen en heidestrooisel. De overgang was een praktische plek voor het aanleggen van akkerland. Aan de zuidzijde kon men het bos en de heide bereiken en aan de noordzijde lagen wegen richting het grasland en de kust. Het bouwland was economisch gezien, de belangrijkste grond. Hier verdienden de meeste inwoners hun inkomen.
Binnen de gordel zijn kleine verschillen waar te nemen in de kavelstructuren. Er waren grote open enken, waar meerdere eigenaren gebruik van maakte, maar er waren ook strookvormige en blokvormige kampen die bij een erf hoorde. Als kavelscheiding werden houtwallen aangelegd. En ter bescherming van de gewassen tegen wild, werd een wildwal aangelegd aan de bosrand. Aan de randen van de bouwlanden stonden de boerderijen.
In bijlage 6 bij de toelichting zijn hoofdstuk 3 onder 3.3.2. de kenmerken en waardevolle elementen beschreven. Daarbij is ook aangegeven waar rekening mee moet worden gehouden bij ruimtelijke ingrepen.
In het omgevingsvergunningenstelsel zijn een aantal werken en werkzaamheden pas mogelijk nadat een omgevingsvergunning is verleend. Bij de afweging van deze vergunningen zal telkens rekening worden gehouden met hetgeen in paragraaf 3.3.2. is omschreven.
Midden in het zandgebied liggen de agrarische enclaves Elspeet en Vierhouten. Vermoedelijk zijn beide dorpen ontstaan uit de prehistorische bewoning langs oude beekdalen. Toen mensen akkers gingen aanleggen, trokken zij naar gebieden die wat hoger lagen. Zowel Elspeet als Vierhouten liggen op de flank van stuwwallen. Hier zijn bouwlanden tegen elkaar aangelegd en later uitgebreid. De inwoners gebruikten het oude bos voor het winnen van hakhout. De heide was te gebruiken als weidegrond voor de schapen. De drie landschapstypen liggen bij beide enclaves zichtbaar in het landschap. De bouwlanden zijn echter niet overal meer in gebruik als akker. De bouwlanden worden gebruikt als weide of ze zijn bebouwd geraakt.
Aan de randen van de enclaves Vierhouten en Elspeet stonden schaapskooien. In verband hiermee zijn nog tracés te herkennen van oude veedriften. Deze lopen van de nederzettingen naar de open heidevelden. Een voorbeeld is de Schapendrift in het noordwesten van Elspeet.
Zowel Vierhouten als Elspeet breidden in de 19de eeuw uit. In Elspeet is dit goed te zien op oude kaarten. Aan de west- en zuidwestzijde zijn de Grote en Kleine kolonie ontgonnen. Dit gebied komt ter sprake bij de jonge heideontginningen. Overigens hebben jonge ontginningen niet alleen betrekking op landbouwgrond, maar ook op productiebos. Het jonge productiebos komt in de categorie 'jong bos' aan de orde.
In bijlage 6 bij de toelichting zijn hoofdstuk 3 onder 3.4.3. de kenmerken en waardevolle elementen beschreven. Daarbij is ook aangegeven waar rekening mee moet worden gehouden bij ruimtelijke ingrepen.
In het omgevingsvergunningenstelsel zijn een aantal werken en werkzaamheden pas mogelijk nadat een omgevingsvergunning is verleend. Bij de afweging van deze vergunningen zal telkens rekening worden gehouden met hetgeen in paragraaf 3.4.3. is omschreven.
Tussen het lage kustland en de oude bouwlanden ligt een zone waarin hoevestroken voorkomen. Dit type landschap wordt ook wel 'slagenlandschap' genoemd. In dit gebied komen cultuurhistorische 'Herengoederen' voor. Dit waren boerderijen die door belangrijke lieden verpacht werden aan boeren. De Bovenweg die door dit gebied loopt is cultuurhistorisch interessant. De weg was de as waarlangs de oude ontginningen plaatsvonden.
Een andere opvallende lijn in dit landschap is de Zuiderzeestraatweg. Deze weg volgt voor een groot deel wegen die daar voor de aanleg van de 19de eeuwse straatweg al lagen. De verbinding zorgde er samen met de aanleg van de spoorweg voor dat Nunspeet in de 19de en 20ste eeuw beter bereikbaar werd. Nunspeet werd vanaf die tijd interessant voor zorginstellingen. Dit kwam niet alleen door de betere bereikbaarheid, maar ook vanwege de toen heersende gedachte dat bos- en zeelucht zuiverend werkte. Het gebied had vanwege de zee en de heide ook een aantrekkingskracht op toeristen. Langs de Zuiderzeestraatweg staat een groot aantal 19de en begin 20ste eeuwse boerderijen. De oude hoevestroken liggen met name ten noorden van deze hoofdverbinding. Zowel de Bovenweg als de Zuiderzeestraatweg zijn in dit gebied van belang geweest voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nunspeet.
In bijlage 6 bij de toelichting zijn hoofdstuk 3 onder 3.3.1. de kenmerken en waardevolle elementen beschreven. Daarbij is ook aangegeven waar rekening mee moet worden gehouden bij ruimtelijke ingrepen.
In het omgevingsvergunningenstelsel zijn een aantal werken en werkzaamheden pas mogelijk nadat een omgevingsvergunning is verleend. Bij de afweging van deze vergunningen zal telkens rekening worden gehouden met hetgeen in paragraaf 3.3.1. is omschreven.
Met laagland wordt het gebied aangeduid tussen strandwallen en het overgangsgebied met bouwlanden. Dit vlakke en weidse gebied stond eeuwenlang onder invloed van de Zuiderzee. Het ligt relatief laag en de ondergrond bevat veen, zand en klei/ zavel. Veen is niet in die getale aanwezig geweest dat het voor turfwinning werd afgestoken. Het meeste veen is door ontwatering verdroogd en verdwenen. Door dit laagland, stromen kronkelige beken die van de hogere zandgronden naar de voormalige Zuiderzee stromen. Sloten hebben de afwatering op kleiner niveau verbeterd.
Het laagland is langdurig in gebruik als grasland. Tot 1830 woonden er vrijwel geen mensen, waarschijnlijk vanwege de drassigheid. In het zuidwesten komt planmatige blokverkaveling voor. Meer naar het noordwesten komt onregelmatige blokverkaveling voor, die kenmerkend is voor oude zeelandschappen.
Kenmerkend voor dit gebied zijn de oude wegen die van de hogere zandgronden en bouwlanden in het oosten naar de voormalige Zuiderzee verlopen. Deze wegen verbonden de lage weidegebieden met de bewoning langs de bouwlanden. Ze worden ook wel aangeduid met hooiwegen of 'stegen'. Voorbeelden zijn de Beekweg, Bredeweg, Killenbeekweg, Vreeweg en Varelseweg. Behalve 'hooiweg', functioneerde de wegen ook als ontginningsas. Bebouwing in het laagland is te vinden aan deze wegen.
Een ander kenmerk is de openheid. Er was een periode waarin houtsingels langs de perceelsgrenzen, het gebied een halfopen aanblik gaf. Resten van deze houtwallen zijn nog te vinden in het laagland. Cultuurhistorisch gezien zijn houtsingels voornamelijk een verschijnsel uit de 18de, 19de en 20ste eeuw. In de tijden daarvoor was het land waarschijnlijk open en/ of begroeid met broekbos. Hakhoutbossen zijn nog aanwezig in het gebied, bijvoorbeeld aan de zuidwestzijde.
Opvallend is de hoge Rug van Wessinge. Deze zandrug slingert van oost naar west door het laagland, ten noorden van Nunspeet.
In bijlage 6 bij de toelichting zijn hoofdstuk 3 onder 3.2.2. de kenmerken en waardevolle elementen beschreven. Daarbij is ook aangegeven waar rekening mee moet worden gehouden bij ruimtelijke ingrepen.
In het omgevingsvergunningenstelsel zijn een aantal werken en werkzaamheden pas mogelijk nadat een omgevingsvergunning is verleend. Bij de afweging van deze vergunningen zal telkens rekening worden gehouden met hetgeen in paragraaf 3.2.2. is omschreven.
Deze dubbelbestemming heeft betrekking op hoofdgastransportleidingen. De regeling voorziet in de aanwezigheid van deze functie en in de bescherming ervan door middel van een veiligheidszone op de verbeelding. Binnen de op de verbeelding aangegeven strook mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de leidingen. Voor werkzaamheden die schadelijk kunnen zijn voor de leidingen, is een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen.
Deze dubbelbestemming heeft betrekking op de bovengrondse hoogspanningsleidingen. De regeling voorziet in de aanwezigheid van deze functie en in de bescherming ervan door middel van een veiligheidszone op de verbeelding. Binnen de op de verbeelding aangegeven strook mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de leidingen. Voor werkzaamheden die schadelijk kunnen zijn voor de leidingen, is een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen.
Deze dubbelbestemming heeft betrekking op de watertransportleidingen. De regeling voorziet in de aanwezigheid van deze functie en in de bescherming ervan door middel van een veiligheidszone op de verbeelding. Binnen de op de verbeelding aangegeven strook mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd. Voor werkzaamheden die schadelijk kunnen zijn voor de leidingen, is een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen.
Waarde - Archeologie 1
De gebieden die in de archeologische waardenkaart zijn aangeduid als archeologische monumenten vallen onder de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1. Voor bodemingrepen op archeologische monumenten is altijd toestemming van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed nodig om te mogen bouwen. Ook op de bufferzones die op en rondom de archeologische monumenten liggen mag niet worden gebouwd.
Waarde - Archeologie 2
De gebieden die in de archeologische waardenkaart zijn aangeduid als gebieden met een hoge verwachtingswaarde vallen onder de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2. In deze gebieden is archeologisch onderzoek nodig als er een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 120 m², waarbij grondroerende werkzaamheden dieper dan 0,50 m onder het maaiveld plaatsvinden. Uit dit onderzoek zal moeten blijken op welke wijze meegewerkt kan worden aan een ingreep. Het kan zijn dat er geen waarden worden aangetroffen, in welk geval de ingreep zonder verdere voorwaarden kan worden uitgevoerd. Het kan ook zijn dat er wel archeologische resten worden gevonden, in welk geval één of meer voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen. Voor werken en werkzaamheden, anders dan bouwen, groter dan 2500m² is een vergunning vereist. Een omgevingsvergunning is niet vereist voor werken en werkzaamheden onder bestaande gebouwen of in een zone van 5 meter rondom bestaande gebouwen.
Waarde - Archeologie 3
De gebieden die in de archeologische waardenkaart zijn aangeduid als gebieden met een middelmatige archeologische verwachtingswaarde vallen onder de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3. Binnen deze gebieden mogen bouwwerken worden gebouwd met een maximale oppervlakte van 500m2 . In deze gebieden is archeologisch onderzoek nodig als er een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m², waarbij grondroerende werkzaamheden dieper dan 0,50 m onder het maaiveld plaatsvinden. Uit dit onderzoek zal moeten blijken op welke wijze meegewerkt kan worden aan een ingreep. Het kan zijn dat er geen waarden worden aangetroffen, in welk geval de ingreep zonder verdere voorwaarden kan worden uitgevoerd. Het kan ook zijn dat er wel archeologische resten worden gevonden, in welk geval één of meer voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen. Voor werken en werkzaamheden, anders dan bouwen, groter dan 2500m² is een vergunning vereist. Een omgevingsvergunning is niet vereist voor werken en werkzaamheden onder bestaande gebouwen of in een zone van 5 meter rondom bestaande gebouwen.
De gronden die vallen binnen de geluidzone van het motorsportterrein, hebben de aanduiding geluidzone gekregen. Binnen deze gronden mag alleen geluidsgevoelige bebouwing worden gerealiseerd of uitgebreid als de geluidsbelasting niet boven de voorkeursgrenswaarde uitkomt.
De natte landnatuurgebieden zijn aangeduid als 'Milieuzone - beschermingszone'. Voor bepaalde werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunning nodig om te bepalen of er geen afbreuk wordt gedaan aan de natuurwaarden.
De risicocontouren van de LPG stations zijn aangeduid op de verbeelding. Binnen deze zones kunnen geen (beperkt) kwetsbare objecten zoals woningen, worden gerealiseerd.
Om de windvang rondom een molen te garanderen mogen er binnen bepaalde afstanden van de molen geen bouwwerken met bepaalde hoogtes worden gerealiseerd. Deze gronden zijn aangeduid.