14.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het verkleinen of opheffen van de milieuzones zoals die op de verbeelding zijn opgenomen met de aanduiding ‘milieuzone’, indien de voor de milieuzones relevante bedrijfsactiviteiten zijn beperkt, verplaatst en/of beëindigd.
14.2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening te wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op het verkleinen of opheffen van het bestemmingsvlak met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’ indien:
- uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden.