13.1
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels ontheffing kan worden verleend, zijn burgemeester en wethouders bevoegd ontheffing te verlenen van de desbetreffende regels van het plan voor:
- het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van inhoudsbepalingen, bouwperceelsgrensafstanden, bebouwde oppervlakten en overige maatvoering tot een maximum van 10%;
- geringe afwijkingen, welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in situering niet meer dan 2,50 m of 10% bedraagt.
13.2
De in lid 13.1 genoemde ontheffingen mogen slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.