Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: BAT-terrein
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0299.BP01BATTERREIN-VA01

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Woongebied -2’ aangewezen gronden zijn, bestemd voor:
  1. grondgebonden en niet-grondgebonden woningen met de daartoe nodige gebouwen en bijbehorende bouwwerken, groen- en verkeersvoorzieningen, nutsvoorzieningen alsmede geluidafschermende voorzieningen en voorzieningen voor regenwaterretentie;
  2. woningen voor minder traditionele woonvormen (woonzorg) waarbij het aantal woningen maximaal 25% van het totaal aantal woningen mag beslaan;
  3. het uitoefenen van een beroep aan huis, met dien verstande dat de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep binnen een woning, in voorkomend geval, niet meer mag bedragen dan 30% van de totale bruto vloeroppervlakte van de betreffende woning en in ieder geval niet meer dan 75m².
 

11.2 Bouwregels

11.2.1 algemeen

Gebouwen moeten voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. gebouwen ten behoeve van de in artikel 11 lid 1 sub a en artikel 11 lid 1 sub b bedoelde doeleinden mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak;
  2. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 45.
 

11.2.2 hoofdgebouwen ten behoeve van bewoning

Hoofdgebouw ten behoeve van bewoning moet voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. de maximale bouwhoogte / goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte / goothoogte (m)' is aangegeven.
 

11.2.3 bijbehorende bouwwerken bij een woning

Bijbehorende bouwwerken bij een woning moeten voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. bijbehorende bouwwerken mogen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn worden gesitueerd;
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,25 m;
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
  4. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken voor zover gelegen op het zijerf van de naar de weg gekeerde zijgevel van een woning mag niet meer bedragen dan 3,25 m;
  5. de gezamenlijke oppervlakte van vergunningplichtige bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
    1. 60 m² bij percelen met een oppervlakte tot 1.000 m²;
    2. 100 m² bij percelen met een oppervlakte groter dan 1.000 m².
 

11.2.4 bouwwerken, geen gebouwen zijnde bij een woning

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde bij een woning moeten voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan 2 m;
  2. de bouwhoogte van overige erf- of terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn en op ten minste 1 m van de weg of het openbaar groen mag niet meer bedragen dan 3 m behoudens vlaggenmasten waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m.
 

11.2.5 bouwwerken, niet behorende bij een woning

Bouwwerken niet behorende bij een woning moeten voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, behoudens van palen, masten en verkeerstekens, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 12 m;
  2. nutsvoorzieningen zoals pompgemalen, verdeel-, regel- of transformatorruimten, telefooncentrales, en abri's, tot een bouwhoogte van 3 m en een oppervlakte van 30 m².
 

11.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de regels van dit bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen:
  1. het gebruik van de gronden voor bewoning, als bedoeld in artikel 11 lid 1 sub a , voor 1 januari 2020;
  2. het gebruik van gronden voor bewoning, als bedoeld in artikel 11 lid 1 sub a , indien niet is voorzien in een geluidwerende voorziening die er voor zorg draagt dat de woningen voldoen aan de geldende wettelijke geluidnormen ten aanzien van de zuidelijk van het plangebied gelegen spoorweg.
 

11.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door op de in artikel 11 lid 1 sub b  bedoelde gronden een gewijzigd percentage minder traditionele woonvormen toe te staan waarbij in elk geval aangetoond moet worden:
  1. dat het stedenbouwkundig beeld van het masterplan wordt gerespecteerd;
  2. dat de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  3. dat het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  4. dat het verhaal van de gemeentelijke (plan)kosten zeker is gesteld.