direct naar inhoud van Regels
Plan: Zaltbommel, Beersteeg
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0297.ZBMBP20130017-VS01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Zaltbommel, Beersteeg met identificatienummer NL.IMRO.0297.ZBMBP20130017-VS01 van de gemeente Zaltbommel;

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis gebonden bedrijf:

het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke – geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen – bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend;

1.4 aan huis verbonden beroep:

het in een woning met bijbehorende bouwwerken beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, zulks met behoud van de woonfunctie van de betreffende woning.

1.5 aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aanduidingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak waarop een aanduiding betrekking heeft;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of overige bouwwerken;

1.9 bebouwingsgrens:

de op de kaart, blijkens de daarop voorkomende verklaring, als zodanig aangegeven lijn, die door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze regels zijn toegestaan;

1.10 bebouwingspercentage:

het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.11 bestaand:
  • bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, alsmede bouwwerken die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen worden gebouwd krachtens een daartoe verleende bouwvergunning.
  • bij gebruik: aanwezig op het moment van het van kracht worden van dit plan.
1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.15 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en overige bouwwerken zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.23 bouwwijze

de wijze van bouwen van een hoofdgebouw, te weten vrijstaand, halfvrijstaand, aaneengebouwd of appartementengebouw waarbij:

  • onder "vrijstaand" wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning niet begrensd is door scheidsmuren van andere hoofdgebouwen;
  • onder "twee-aaneen" wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning naar één zijde door een scheidsmuur van een naastgelegen hoofdgebouw is begrensd;
  • onder "aaneengebouwd" wordt verstaan dat het hoofdgebouw deel uitmaakt van een blok van meer dan twee hoofdgebouwen, die naar twee zijden door scheidsmuren van naastgelegen hoofdgebouwen zijn begrensd, met uitzondering van de hoofdgebouwen die de aldus gevormde rij beëindigen;
1.24 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 geurgevoelig object:

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;

1.26 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.27 horecabedrijf:

de horecabedrijven zijn in drie categorieën te onderscheiden:

  • categorie 1: vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt en waarvan de exploitatie een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt: café, bars, dancings, discotheken, nachtclubs en coffeeshops;
  • categorie 2: vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak logies en/of maaltijden worden aangeboden en waarvan de exploitatie doorgaans geen aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt: restaurants, hotels, pensions;
  • categorie 3: vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, waar mogelijk kleinere etenswaren worden verstrekt, zoals broodjeszaken, cafetaria's, ijssalons, eethuisjes, lunchrooms, automatiek, internetcafés;
1.28 maaiveld:

de gemiddelde hoogte van het terrein ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het bestemmingsplan;

1.29 maatvoeringsvlak:

het geometrisch bepaald vlak, dat goot- en bouwhoogtes en woningtypes scheidt;

1.30 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.31 overkapping

bouwwerken geen gebouwen zijnde, met maximaal 1 gesloten wand;

1.32 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.33 perceelsgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.34 voorgevel:

de naar architectuur, indeling en/of uitstraling meest gezichtsbepalende gevel(s) van een hoofdgebouw, (doorgaans) gekeerd naar de weg of het openbaar gebied;

1.35 voorgevellijn:

de lijn, die gelijk loopt aan de voorgevel(s) van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan;

1.36 woning:

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

1.37 Wro:

de Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde ten tijden van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de perceelgrens:

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2 de afstand tussen gebouwen:

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

2.8 ondergeschikte bouwdelen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, liftkokers, trappenhuizen, galerijen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

2.9 peil:
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. beplantingen;
  • b. wegen, voet- en fietspaden;
  • c. parkeervoorzieningen
  • d. sport- en spelvoorzieningen;
  • e. beeldende kunstwerken;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan overige bouwwerken die ten dienste staan van
deze bestemming.

3.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. De hoogte van overige bouwwerken ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • b. De hoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m.

Artikel 4 Maatschappelijk - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen ten behoeve van medische, sociale, culturele of religieuze activiteiten, voorzieningen ten dienste van onderwijs, sport- en gymnastieklokalen, alsmede overheidsdiensten met een overwegend openbaar karakter. Eén en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals ondersteunende horeca, tuinen, erven, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, paden e.d.;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' voor een nutsvoorziening;
  • c. water en de daarbij behorende voorzieningen;
  • d. parkeren;
  • e. groenvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en overige bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming.

4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. het bouwvlak mag helemaal worden bebouwd;
  • c. de bouwhoogte mag niet hoger zijn dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is aangegeven;
  • d. bouwen onder peil is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.
4.2.3 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 4 m bedragen, met uitzondering van luifels en lichtmasten waarvan de hoogte respectievelijk ten hoogste 6 en 8 m mag bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Voorwaardelijke verplichting

Ten behoeve van onder artikel 4.1 genoemde doeleinden mogen nieuwe gebouwen slechts worden gerealiseerd en/of gronden in gebruik worden genomen indien een positief advies door de waterbeheerder(s) is afgegeven en de hieruit voortvloeiende noodzakelijke watercompensatie is gerealiseerd.

Artikel 5 Maatschappelijk - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen ten behoeve van medische, sociale, culturele of religieuze activiteiten, voorzieningen ten dienste van onderwijs, sport- en gymnastieklokalen, alsmede overheidsdiensten met een overwegend openbaar karakter. Eén en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals ondersteunende horeca, tuinen, erven, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, paden e.d.;
  • b. voorzieningen ten behoeve van streekpromotie en/of fietsverhuur';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' voor parkeren (inclusief camperopstelplaats);
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3' voor horeca categorie 3;
  • e. groenvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en overige bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming.

5.2.2 Gebouwen

Gebouwen dienen aan het volgende te voldoen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. bouwen onder peil is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
5.2.3 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 4 m bedragen, met uitzondering van luifels en lichtmasten waarvan de hoogte respectievelijk ten hoogste 6 en 8 m mag bedragen.

Artikel 6 Verkeer - Parkeerterrein

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Parkeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. parkeervoorzieningen (inclusief opstelplaats voor campers), met de daarbij behorende voorzieningen, zoals ontsluitingswegen en in- en uitritten;
  • b. wegen, fiets- en voetpaden;
  • c. groenvoorzieningen, bermen en watergangen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. sport- en spelvoorzieningen;
  • f. verblijfsvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. beeldende kunstwerken;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. fietsenstallingen en straatmeubilair.

één en ander met bijbehorende voorzieningen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van deze bestemming geldt dat geen gebouwen mogen worden gebouwd.

6.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt niet meer dan 12 m;
  • c. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken bedraagt maximaal 3 m.

Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, voet- en fietspaden;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. sport- en spelvoorzieningen;
  • e. verblijfsvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. beeldende kunstwerken;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

één en ander met bijbehorende voorzieningen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van deze bestemming geldt dat geen gebouwen mogen worden gebouwd.

7.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt niet meer dan 12 m;
  • c. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken bedraagt maximaal 3 m.

Artikel 8 Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • b. taluds en natuurvriendelijke oevers;
  • c. voorzieningen, zoals kunstwerken en andere waterstaatwerken, ten behoeve van de waterafvoer en waterberging;

met bijbehorende overige bouwwerken waaronder bruggen, dammen en/of duikers.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van deze bestemming geldt dat geen gebouwen mogen worden gebouwd.

8.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken bedraagt maximaal 4 m.

Artikel 9 Woongebied

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woondoeleinden in de vorm van vrijstaande, twee-aaneen en aaneengebouwde woningen;
  • b. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep met een maximum van 30 m2 per woning, mits de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd;
  • c. tuinen, erven en verhardingen;
  • d. verkeersdoeleinden (o.a. wegen, paden, pleinen);
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. sport- en speelvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen en bijbehorende bouwwerken zoals bruggen;
  • j. beeldende kunstwerken.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen
  • a. op of in deze gronden mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken, overkappingen en overige bouwwerken worden gebouwd;
  • b. het maximaal aantal woningen bedraagt 29;
  • c. minimaal 12 woningen dienen aaneengebouwd te worden gerealiseerd.
9.2.2 Hoofdgebouwen

Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen hoofdgebouwen ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' dienen te worden opgericht;
  • b. hoofdgebouwen met de voorgevel naar de naar de weg gekeerde perceelsgrens danwel in de richting van de aanduiding 'gevellijn' dienen te worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd uitgesloten' uitsluitend vrijstaande en/of twee-aaneengebouwde woningen mogen worden gebouwd;
  • d. de afstand tussen de voorgevel van een hoofdgebouw en de voorste perceelsgrens minimaal 3 meter dient te bedragen;
  • e. de bouwdiepte van een aaneengebouwde woning maximaal 10 meter mag bedragen;
  • f. de bouwdiepte van een tweeaaneengebouwde woning maximaal 12 meter mag bedragen;
  • g. de bouwdiepte van een vrijstaande woning maximaal 15 meter mag bedragen;
  • h. vrijstaande woningen aan twee zijden minimaal 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens dienen te worden opgericht;
  • i. twee-aaneen gebouwde woningen aan één zijde minimaal 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens dienen te worden opgericht;
  • j. aaneengebouwde woningen aan twee zijden in de zijdelingse perceelgrens mogen worden opgericht;
  • k. de maximum goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangeduid.
9.2.3 Bijbehorende bouwwerken
  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd op tenminste 3 meter achter de voorgevellijn van de betreffende woning;
  • b. de goothoogte en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3 meter en 6 meter, doch in ieder geval niet meer dan de goothoogte en bouwhoogte van de betreffende woning;
  • c. het totale bebouwde oppervlak (hoofd- en bijgebouwen) per bouwperceel mag niet meer dan 60% bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a, mogen aan het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen (uitbouw), zoals ingangspartijen en erkers, voor het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning worden gebouwd, tot een gezamenlijke oppervlakte, bij eenzelfde woning, van 6 m2 en tot een diepte van 1,5 meter uit de voorgevel, onverminderd het bepaalde onder c;
  • e. de bouwhoogte van overkappingen mag maximaal 3 meter bedragen.
9.2.4 Overige bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen ten behoeve van verkeersvoorzieningen mag maximaal 8 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 6 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 5 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en pergola's mag maximaal 3 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen gelegen op de gronden 3 meter achter de voorgevellijn mag maximaal 2 meter bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige erf- en perceelafscheidingen mag maximaal 1 meter bedragen;
  • g. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken mag maximaal 2 meter bedragen.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 9.2.2 onder c teneinde een afstand van minimaal 1 meter tussen de voorgevel van een hoofdgebouw en de voorste perceelsgrens toe te staan, indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing in de omgeving en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit.
9.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  • a. voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft voor (zelfstandige) bewoning;
  • b. van ruimten binnen een woning en/of bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  • c. van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • d. als opslag- of bergplaats van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwwerpen of materialen;
  • e. van de woning of delen van de woning als een kamerverhuurbedrijf.
9.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om af te wijken van het bepaalde in lid 9.5 onder b, voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf in de woning en/of de bijbehorende bouwwerken, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie dient als overwegende functie gehandhaafd te blijven;
  • b. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en mag geen onevenredige afbreuk doen aan het karakter van de omgeving;
  • c. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer en/of leiden tot onevenredige parkeerdruk;
  • d. (detail)handel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  • e. de te gebruiken oppervlakte ten behoeve van het aan huis verbonden bedrijf mag maximaal 30 m 2 bedragen.
9.7 Specifieke gebruiksregels

Parkeren

  • a. Per woning dienen minimaal 2 parkeerplaatsen te worden gerealiseerd en in stand gehouden;
  • b. Voor de woningtypen 'vrijstaand' en 'twee-aaneen' geldt dat de parkeerplaatsen zoals bedoeld onder a. op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd en in stand gehouden, waarbij geldt dat bijbehorende bouwwerken (zijnde garages) niet worden meegeteld als zijnde parkeerplaats en de parkeerplaatsen naast elkaar gesitueerd moeten worden.

Artikel 10 Leiding - Brandstof

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van brandstof met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

10.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 10.1 genoemde bestemming uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding- … zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. het permanent opslaan van goederen.
10.4.2 Uitzonderingen op de omgevingsvergunning

Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van het plan;
  • b. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
10.4.3 Voorwaarden voor de omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder

Artikel 11 Leiding - Riool

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor een rioolwatertransportleiding.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 11.1 genoemde bestemming uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal 3 m.
11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan in afwijking van lid 11.2 beslissen - middels een omgevingsvergunning - met inachtneming van het volgende:

  • a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de leiding en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Riool zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen, het bebossen van gronden en het indrijven van voorwerpen in de grond;
  • c. het aanleggen en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanleggen van rioleringen, overstorten, leidingen of kabels (anders dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven);
  • e. het opslaan van zaken (waaronder begrepen afvalstoffen).
11.4.2 Uitzonderingen op de omgevingsvergunning

Het verbod van lid 11.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ontheffing is verleend, zoals in lid 11.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
11.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 11.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 12 Waterstaat - waterkering

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - waterkering' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere aldaar

voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor:

  • a. het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken.
12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 12.1 genoemde bestemming uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd.
12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan in afwijking van lid 12.2 onder c beslissen - middels een omgevingsvergunning - met inachtneming van het volgende:

  • a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  • b. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

Artikel 13 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding van een watergang.

13.2 Bouwregels

Ter plaatse van de bestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie', mag in afwijking van de bouwregeling voor de andere voorkomende bestemming(en) niet worden gebouwd.

13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in lid 13.2 voor een bouwwerken welke toegelaten is krachtens de andere voorkomende bestemming(en), mits het belang van de watergang hierdoor niet wordt geschaad.

13.3.2 Advies

Alvorens vergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van het waterschap, aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de vergunning, ter bescherming van genoemd belang.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene bouwregels

15.1 Ondergronds bouwen

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

15.2 Bestaande maten en afstanden
15.2.1 Maximale maatvoering

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

15.2.2 Minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, bouwhoogten, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

15.2.3 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 15.2.1 en 15.2.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

15.3 Parkeernormen

Bij het oprichten van gebouwen of het veranderen in gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren als het eventueel laden en lossen op eigen terrein te kunnen afwikkelen. Op eigen terrein dient voorzien te zijn in voldoende parkeeraccommodatie, inclusief parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers, conform de parkeernormen van de gemeente Zaltbommel.

Artikel 16 Algemene gebruiksregels

16.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor de opslag van (aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
  • e. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan bij of krachtens deze regels.
16.2 Geen strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval niet het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen gerekend.

Artikel 17 Algemene aanduidingsregels

17.1 Milieuzone - geurzone
17.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - geurzone' zijn de gronden tevens bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de aanwezigheid van het geurhinderveroorzakend object.

17.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen, zijn geen nieuwe geurgevoelige objecten toegestaan.

17.2 Vrijwaringszone-dijk-1
17.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone-dijk-1' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering;

17.2.2 Bouwregels

Ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'Vrijwaringszone-dijk-1' mag niet worden gebouwd;

17.2.3 Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van lid 17.2.2 met inachtneming van de volgende regels:

  • 1. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  • 2. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
17.3 Vrijwaringszone-dijk-2
17.3.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone-dijk-2' zijn de gronden naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd als buitenbeschermingszone van de primaire waterkering.

Artikel 18 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen teneinde een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen toe te staan dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  • d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van overige bouwwerken en toestaan dat de hoogte van overige bouwwerken wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  • e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van overige bouwwerken en toestaan dat de hoogte van overige bouwwerken ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan .. meter;

mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden;

van de aangrenzende gronden.

Artikel 19 Algemene wijzigingsregels

19.1 Overschrijding bestemmingsplangrenzen

Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten einde een overschrijding van bestemmingsgrenzen toe te staan, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 5 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

19.2 Verwijzing wettelijke regelingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 20 Overgangsrecht

20.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
20.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van lid 20.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 20.1 met maximaal 10%.

20.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 20.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

20.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

20.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 20.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

20.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 20.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

20.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 20.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 21 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Zaltbommel, Beersteeg.