direct naar inhoud van Regels
Plan: De Born Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0289.0087Bornoost-VSG2

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.2 aan huis gebonden beroep

het uitoefenen van een vrij beroep waaronder wordt verstaan: een aan de persoon gebonden medisch (arts, tandarts e.d.), paramedisch (fysiotherapie, pedicure e.d.), administratief (adviesbureau, accountant e.d.) en daarmee gelijk te stellen beroep, niet zijnde een bedrijfsmatige activiteit;

1.3 aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteit

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, zoals siersmid, opticien, kap- en schoonheidssalon, uitzend- en reclamebureaus, met uitzondering van prostitutiebedrijf, seksinrichting en/of escortbedrijf;

1.4 archeologische waarden

waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk in de bodem bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde;

1.5 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.6 bebouwingspercentage

een op de verbeelding van het plan aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten minste moet of ten hoogste mag worden bebouwd;

1.7 bed & breakfast

een aan de woning ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van een mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, voor een kortdurend verblijf (waaronder ook zakelijk toerisme). Onder een bed & breakfast voorziening wordt niet verstaan een overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;

1.8 bestaand
  • bij bebouwing: bebouwing die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan legaal bestaat of wordt gebouwd, dan wel die nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning waarvan de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend;
  • bij gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals dat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat;
1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen;

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.13 bijgebouw

een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zich daarvan door zijn constructie of geringere afmetingen visueel onderscheidt;

1.14 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk;

1.15 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.18 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.19 bruto vloeroppervlak

het totale gebouwde vloeroppervlak van de ruimte die wordt gebruikt voor de in het plan aangegeven doeleinden, inclusief opslag- en administratieruimten, dienstruimten en dergelijke, niet zijnde onder het gebouw gebouwde parkeervoorzieningen;

1.20 cultuurhistorische waarde

de waarde die wordt toegekend aan een aantal aspecten of elementen die in of vanuit het gebied direct waarneembaar zijn en die inzicht geven of kunnen geven in de wijze waarop het gebied zich in het verleden heeft ontwikkeld onder invloed van het voortdurend veranderende gebruik dat de samenlevingen er van hebben gemaakt;

1.21 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, verkoop door een horecabedrijf wordt hieronder niet begrepen;

1.22 ecologische verbindingszone

een verbinding tussen natuurgebieden (met nieuwe of herstelde natuur). Ecologische verbindingszones worden aangelegd om het migreren van dieren en planten tussen natuurgebieden mogelijk te maken (uitwisseling van genen);

1.23 erf

al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.24 escortbedrijf

de natuurlijke persoon of groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op en andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

1.25 extensief recreatief medegebruik

die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, picknicken, kanoën, survivaltochten en natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie;

1.26 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 geurgevoelig object

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;

1.28 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.29 horeca

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt, met dien verstande dat zware horeca is uitgesloten;

1.30 kamer

een wooneenheid in een woning of ander gebouw bedoeld voor kamergewijze verhuur met een oppervlakte van tenminste 10 m2 conform de definitie van het Bouwbesluit. Dit is onafhankelijk van een gemeenschappelijke woonkamer;

1.31 kamerverhuur

het bedrijfsmatig verhuren of het aanbieden van kamers voor bewoning. Hieronder wordt niet verstaan de verhuur door particulieren van maximaal twee kamers in de door hen zelf bewoonde woning;

1.32 kennisecosysteem
  • 1. Agro & Food sector: het geheel van verschillende bedrijven en/of instellingen die direct of indirect betrokken zijn bij (of gelieerd zijn aan) de voedselproductie en onderzoek en/of bedrijven en instellingen met disciplines of technologieën die ter ondersteuning komen van en die direct of indirect (of gelieerd aan) toepassingen ontwikkelen en diensten leveren voor betere, duurzamere, gezonde en veilige voedselproductie;
  • 2. Life Sciences: het geheel van verschillende bedrijven en/of instellingen met disciplines of technologieën die ter ondersteuning komen van en die direct of indirect (of gelieerd aan) actief zijn op het gebied van:
      • voedsel en voedsel productie (food and food production);
      • leefomgeving en klimaat (living environment and climate);
      • gezondheid (inclusief geneesmiddelen en voedingsmiddelen), leefstijl en levensonderhoud (health, lifestyle and livelihood);
1.33 kennisintensieve bedrijven

bedrijven, instellingen en instituten die uitsluitend of in hoofdzaak hoogwaardig onderzoek verrichten en/of technologisch hoogwaardige producten, productiewijzen en/of processen ontwikkelen, onderzoeken, vervaardigen, testen, evalueren of anderszins bewerken of verwerken;

1.34 nevenactiviteit

activiteiten die in ruimtelijke en bedrijfseconomische zin een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale bedrijfsactiviteiten op een agrarisch bouwvlak;

1.35 nutsvoorziening

een voorziening, uitsluitend of in hoofdzaak gericht op:

  • de levering van elektriciteit, gas, water en warmte;
  • de verzorging van telecommunicatie;
  • de afvoer en verwerking van afvalstoffen;
1.36 omgevingsvergunning

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.37 ondergeschikte detailhandel

niet-zelfstandige detailhandel, die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is, welke uitsluitend toegankelijk is via de hoofdfunctie en waarvan de openingstijden zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdfunctie;

1.38 ondersteunende horeca

een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is, maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren (kantine);

1.39 onderwijs

voorzieningen ten behoeve van hoger onderwijs dan wel hieraan gerelateerde voorzieningen, waaronder:

  • 1. praktijk- en lesruimten;
  • 2. laboratoria;
  • 3. congresfaciliteiten;
  • 4. niet-zelfstandige kantoren;
  • 5. dienstverlening;
1.40 onderzoek

voorzieningen ten behoeve wetenschappelijk onderzoek dan wel hieraan gerelateerde voorzieningen, waaronder:

  • 1. laboratoria;
  • 2. congresfaciliteiten;
  • 3. niet-zelfstandige kantoren;
  • 4. dienstverlening;
1.41 onzelfstandige woonruimte

woonruimte die geen eigen toegang heeft en die niet door een huishouden, een student of Phd'er kan worden bewoond, zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen (keuken, douche en/of toilet) buiten die woonruimte;

1.42 overkapping

een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;

1.43 paardenbak

een onoverdekte voorziening, uitsluitend bestaande uit een afrastering en/of omheining, bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden;

1.44 peil

voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.45 pilot plant

een productie-installatie die qua schaalgrootte tussen een laboratoriumopstelling en een commercieel producerende fabriek in staat;

1.46 phd'er

een promovendus aan een universiteit;

1.47 plan

het bestemmingsplan 'De Born Oost' met identificatienummer NL.IMRO.0289.0087Bornoost-VSG2 van de gemeente Wageningen;

1.48 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.49 referentiesituatie

feitelijk en planologisch legaal gebruik ten tijde van de vaststelling van het plan;

1.50 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.51 staat van bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.52 synergiebedrijvigheid

bedrijven of instellingen die op zichzelf niet behoren tot het kennisecosysteem, maar die goederen of diensten leveren aan onder meer bedrijven of instellingen in het kennisecosysteem;

1.53 versterkte muziek

muziek die elektronisch is versterkt;

1.54 waterhuishoudkundige doeleinden

doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van beheer en onderhoud van een watergang e.d;

1.55 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.56 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.57 zelfstandige detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.58 zelfstandige horeca

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt, met dien verstande dat zware horeca is uitgesloten;

1.59 zelfstandige woonruimte

woonruimte die al dan niet een eigen toegang heeft en die door een student of Phd'er kan worden bewoond, zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen (keuken, douche en/of toilet) buiten die woonruimte;

1.60 zware horeca

horecabedrijven, die gelet op de aard en omgeving ervan zowel vanuit functionele als uit milieu-overwegingen in min of meer ernstige mate storend kunnen werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze horecabedrijven, waaronder in ieder geval worden gerekend een coffeeshop, dancing, discotheek/discobar, nachtclub en partycentrum;

Artikel 2 Van toepassingverklaring

In aanvulling op deze regels, blijven onverminderd artikel 4 van de regels en bijbehorende verbeelding van bestemmingsplan 'Geluidruimteverdeling Wageningen Campus e.o.' (NL.IMRO.0289.0039geluidcampus-VSG1, vastgesteld op 27 oktober 2014) van kracht.

Artikel 3 Wijze van meten

3.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van schoorstenen, antennes en lichtmasten;

3.2 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

3.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

3.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

3.5 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het bouwkundige peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

3.6 ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen als:

  • plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en uitbouwen met een oppervlakte van 2 m2 of kleiner;
  • overstekende daken;
  • luifels als geïntegreerd onderdeel van een uitbouw;

buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m ten opzichte van de bouwgrens of bestemmingsgrens bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Stadsrandgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Stadsrandgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het grondgebonden bedrijfsmatig en hobbymatig agrarisch grondgebruik;
  • b. het recreatief en sportief gebruik, met dien verstande dat verblijfsrecreatie niet is toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw-1' en 'bijgebouw-2' een bijgebouw ten behoeve van het gebruik van de naastgelegen woonbestemming;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'studentenhuisvesting' een bijgebouw met twee (zelfstandige) kamers voor kamerbewoning door maximaal 1 student of 1 Phd'er per kamer;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast' een bed & breakfast;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'langzaam verkeer' zijn uitsluitend fietspaden en groenvoorzieningen toegestaan;

alsmede voor doeleinden ten aanzien van:

  • g. de instandhouding van de historische ontginningsstructuur;
  • h. behoud en versterking van natuurkwaliteit;
  • i. waterhuishoudkundige doeleinden;

een en ander met bijhorende voorzieningen, waaronder verhardingen, erfverhardingen en sloten, met bijhorende bouwwerken en voorzieningen waaronder de opwekking van duurzame energie en overeenkomstig het bepaalde onder 4.1.1.

4.1.1 Nadere detaillering van de bestemming
a Landschapswaarden

Gestreefd wordt naar behoud en herstel van de landschapswaarden:

  • 1. het extensieve recreatieve medegebruik;
  • 2. de instandhouding van de historische ontginningsstructuur;
  • 3. behoud en versterking van natuurkwaliteit;
  • 4. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • 5. aardkundige waarden bestaande uit reliëf en een specifieke bodemopbouw;
  • 6. openheid.
b Extensief recreatief medegebruik

Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, bewegwijzering e.d.

c Bed & breakfast

Ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast' is een bed & breakfast toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de toeristisch-recreatieve functie ondergeschikt is aan de hoofdfunctie;
  • b. het aantal kamers niet meer dan twee bedraagt;
  • c. nachtverblijf mag worden verschaft aan maximaal 5 personen;
  • d. de toeristisch-recreatieve overnachtingsmogelijkheid niet als zelfstandige wooneenheid mag functioneren, waartoe realisatie van een aparte kookgelegenheid niet is toegestaan.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

4.2.2 Gebouwen

Op deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw-1' een gebouw waarvan de goothoogte en nokhoogte niet meer dan 4 respectievelijk 7 m en de oppervlakte maximaal 90 m2 mag bedragen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw-2' een gebouw waarvan de goothoogte en nokhoogte niet meer dan 4 respectievelijk 6 m en de oppervlakte maximaal 70 m2 mag bedragen.
4.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend in de vorm van erf- en terreinafscheidingen en met een bouwhoogte van maximaal 1,5 m;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'langzaam verkeer' zijn lichtmasten toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 0,5 m;
  • c. paardenbakken zijn niet toegestaan;
  • d. teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Parkeernorm

Bij nieuwbouw, uitbreiding en/of functieverandering van een gebouw dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen zoals opgenomen in het beleidsdocument 'Nota parkeernormen Wageningen 2015' dat is vastgesteld op 10 november 2015, of diens wettelijke opvolger. Hierbij wordt de norm berekend over het nieuw te bouwen of te wijzigen gedeelte.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de in het schema onder 4.4.4 opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.

4.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 4.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanleg- of omgevingsvergunning is verleend;
  • b. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. die betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
4.4.3 Toetsing aanwezige waarden

De in 4.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 4.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 4.4.4 de toetsingscriteria weergegeven.

4.4.4 Schema omgevingsvergunningen
Omgevingsvergunning
werken/werkzaamheden  
Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning  
het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen   - het is noodzakelijk in verband met een doelmatig gebruik van de gronden;
-er vindt geen wezenlijke aantasting plaats van:
* de bodemopbouw;
* de historische verkavelingsstructuur;
* de natuurkwaliteit;
* de waterhuishouding;  
het opheffen van zandpaden   - het is noodzakelijk in verband met een doelmatig gebruik van de gronden;
- er vindt geen wezenlijke aantasting plaats van:
* de historische wegen-/ padenstructuur;
* de historische verkavelingsstructuur;
* de recreatieve routestructuur;  
het verlagen, afgraven, ophogen, egaliseren van de bodem   - het is noodzakelijk in verband met een doelmatig gebruik van de gronden;
- er vindt geen wezenlijke aantasting plaats van:
* de bodemopbouw;
* het reliëf;
* de historische verkavelingsstructuur;
* de natuurkwaliteit;  
het dempen, graven of vergraven van sloten   - het is noodzakelijk in verband met een doelmatig gebruik van de gronden;
- er vindt geen wezenlijke aantasting plaats van:
* de historische verkavelingsstructuur;
* de natuurkwaliteit;  
het bebossen of beplanten van gronden met houtige gewassen, met uitzondering van:
- erven;
 
- het is noodzakelijk in verband met een doelmatig gebruik van de gronden;
- er vindt geen wezenlijke aantasting plaats van:
* de historische verkavelingsstructuur;
* de openheid.  

Artikel 5 Gemengd

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - kennisintensieve bedrijvigheid' kennisintensieve bedrijven en instellingen voor zover genoemd in de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, uitsluitend voor zover het betreft bedrijfsactiviteiten behorende tot het kennisecosysteem, met bijhorende voorzieningen zoals technische installaties, proefopstellingen en pilot plants, waarbij de bijbehorende milieucategorie niet hoger is dan:
    • 1. categorie 2.0 ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van gemengd - categorie 2.0";
    • 2. categorie 3.1 ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van gemengd - categorie 3.1";
    • 3. categorie 3.2 ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van gemengd - categorie 3.2"
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs' is tevens onderwijs toegestaan;
  • c. tot maximaal 25% van het toegestane bruto vloeroppervlak in geval van een bedrijfsverzamelgebouw voor synergiebedrijvigheid, met bijbehorende voorzieningen, zoals bijvoorbeeld technische installaties en proefopstellingen
  • d. ondergeschikte detailhandel tot maximaal 20% van het bruto bebouwd oppervlak per vestiging;
  • e. ondersteunende horeca;
  • f. opslag en uitstalling, met dien verstande dat de opslag en uitstalling van goederen vanaf de openbare weg aan het zicht onttrokken dient te zijn;
  • g. ter plaatse van de functieaanduiding 'nutsvoorziening' tevens een 20kV/10kV-schakel- en transformatorstation met de daarbij behorende voorzieningen;
  • h. ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeerterrein' is uitsluitend de mogelijkheid voor de realisatie van (gebouwde) parkeervoorzieningen met een omvang van maximaal 800 parkeerplaatsen;
  • i. ter plaatse van de functieaanduiding 'studentenhuisvesting' is wonen ten behoeve van studenten en Phd'ers toegestaan, waarbij geldt dat het aantal wooneenheden niet meer dan 250 eenheden bedraagt;

met daaraan ondergeschikt:

  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. ontsluitingswegen, fietspaden en wandelpaden met bijhorende voorzieningen, zoals verhardingen en groenvoorzieningen;
  • l. parkeervoorzieningen, voor zover deze vanuit de openbare ruimte uit het zicht onttrokken worden, conform de vereisten uit het beeldkwaliteitsplan uit Bijlage 3;
  • m. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. voor alle bouwvlakken die met elkaar zijn verbonden ter plaatse van de figuur 'relatie' geldt, dat het totale gezamenlijke bruto vloeroppervlakte maximaal 80.000 m2 mag bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' bedraagt de bouwhoogte maximaal de aangegeven bouwhoogte;
  • d. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 1', geldt dat de lengte van de gevelvlakken van de bebouwing binnen 5 m van de bouwaanduiding niet minder bedraagt dan 60% en niet meer bedraagt dan 80% van de lengte van de betreffende bouwaanduiding, waarbij geldt dat de eerste en laatste 5 m van de bouwaanduiding bebouwd zijn;
  • e. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 2', geldt dat de lengte van de gevelvlakken van de bebouwing binnen 5 m van de bouwaanduiding niet meer bedraagt dan 25% van de lengte van de betreffende bouwaanduiding;
  • f. ter plaatse van de functieaanduiding 'studentenhuisvesting' geldt dat:
    • 1. ten minste tweederde van het aantal woonheden onzelfstandige woonruimten en maximaal eenderde zelfstandige woonruimten betreft;
    • 2. bij onzelfstandige woonruimten de oppervlakte aan niet-gemeenschappelijke verblijfsruimte conform het Bouwbesluit 2012 minimaal 10,00 m2 dient te bedragen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' geldt dat uitsluitend een (gebouwde) parkeervoorziening gebouwd mag worden met een omvang van maximaal 800 parkeerplaatsen, waarbij geldt dat er niet meer parkeerplaatsen mogen worden gerealiseerd dan het benodigde aantal parkeerplaatsen (conform de gemeentelijke parkeernorm) op grond van dit plan waarvoor reeds een omgevingsvergunning op basis van dit plan is aangevraagd, dan wel verleend;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder g van dit lid, geldt dat het aantal parkeerplaatsen die op eigen terrein worden gerealiseerd in mindering worden gebracht op het maximum aantal van 800 parkeerplaatsen, met dien verstande dat een maximum van 1 parkeerplaats per 100 m2 bvo in mindering wordt gebracht;
  • i. de entrees van (hoofd)gebouwen zijn niet gericht naar de Mansholtlaan;
  • j. gebouwen dienen te voldoen aan de regels van het beeldkwaliteitsplan, zoals opgenomen in Bijlage 3 van deze regels.
5.2.2 Nutsvoorzieningen

In afwijking van lid 5.2.1 sub a mogen nutsvoorzieningen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits de goothoogte niet hoger is dan 3 m en het oppervlak niet meer bedraagt dan 50 m2.

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 10 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van kunstwerken en lichtmasten mag maximaal 6 m bedragen, met dien verstande dat voor lichtmasten (nabij de bestemming 'Groen') geldt, dat de lichtuitstraling tot maximaal 2 m binnen de functieaanduidingen 'specifieke vorm van groen - landschappelijke waarde' en 'specifieke vorm van groen - landschappelijke waarde 2' in de bestemming 'Groen' mag reiken;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 m mag bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de nutsvoorziening maximaal 15 m bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' mag de maximum toegestane bouwhoogte worden overschreden ten behoeve van lichtmasten met een hoogte van maximaal 4 meter ten opzichte van de bovenkant van de verdiepingsvloer, met dien verstande dat lichtuitstraling op 2 m buiten de gevel niet is toegestaan;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 4 m bedragen;
  • g. bouwwerken dienen te voldoen aan de regels van het beeldkwaliteitsplan, zoals opgenomen in Bijlage 3 van deze regels.
5.2.4 Dakterrassen

Het aanleggen van een dakterras is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de maximale bouwhoogte niet wordt overschreden voor het realiseren van voorzieningen (waaronder in ieder geval begrepen: balustrades, overkappingen, pergola's) ten behoeve van een dakterras;
  • b. de naar de omliggende woningen gekeerde zijde wordt voorzien van een (gevel)constructie, dan wel een gebouwdeel, om de inkijk en geluidhinder ten opzichte van deze omliggende woningen af te schermen, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte niet wordt overschreden;
  • c. de afstand tot zijdelingse dakranden van het platte dak minimaal 2 m bedraagt;
  • d. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 5 meter bedraagt;
  • e. in afwijking van het bepaalde in dit lid zijn dakterrassen niet toegestaan ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - dakterassen' en tevens ter plaatse van de functieaanduiding 'studentenhuisvesting'.
5.2.5 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1 sub f onder 1 voor het toestaan van een lager aandeel onzelfstandige woonruimte, mits:
    • 1. de uitvoerbaarheid van deze afwijking wordt aangetoond waaronder in ieder geval wordt begrepen de behoefte, de verkeerssituatie en het parkeren;
    • 2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
  • b. het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder h en toestaan dat gebouwen niet voldoen aan de regels van het beeldkwaliteitsplan, mits gemotiveerd wordt dat sprake is van een aanvaardbare ruimtelijke kwaliteit en de afwijking positief wordt beoordeeld door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit.
  • c. het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 onder i en toestaan dat ook de andere in artikel 5.1 genoemde functies toe te staan, mits:
    • 1. gemotiveerd wordt dat geen sprake is van een noodzaak tot studentenhuisvesting op deze plek;
    • 2. sprake is van gewijzigde, maatschappelijke omstandigheden die studentenhuisvesting op deze plek onwenselijk maken;
    • 3. dat afstemming heeft plaatsgevonden met de regio ten aanzien van de voorgenomen wijziging.
  • d. het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder b en toestaan dat het gezamenlijk bruto vloeroppervlak groter is dan 80.000 m2, mits:
    • 1. de uitbreiding dient ten behoeve van de realisatie van een schakelstation binnen de aanduiding 'nutsvoorziening' op het moment dat het maximum van 80.000 m2 reeds is bereikt;
  • e. het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder c en toestaan dat ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' een maximum bouwhoogte van 9 m is toegestaan, mits:
    • 1. deze hogere bouwhoogte noodzakelijk is voor het realiseren van een dakconstructie ter voorkoming van licht-, geluid- of andere hinder, dan wel voor het plaatsen van zonnepanelen, én;
    • 2. wordt voldaan aan het gestelde ten aanzien van het parkeerterrein en lichthinder in het Beeldkwaliteitsplan, zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, afmetingen en technische uitvoering van lichtmasten en lichtbronnen, zulks ter voorkoming van onevenredige lichthinder voor omwonenden en aantasting van nabijgelegen natuurwaarden.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gebouwen voor bewoning, voor zover het gronden betreft zonder functieaanduiding 'studentenhuisvesting';
  • b. het gebruik van gronden en/of bebouwing ten behoeve van prostitutiedoeleinden en/of een seksinrichting en/of een escortbedrijf;
  • c. het gebruik van gronden en/of bebouwing ten behoeve van detailhandel en (zware) horeca, anders dan is toegestaan op grond van lid 5.1;
  • d. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • e. het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, waarbij niet wordt voldaan aan de eisen zoals opgenomen in het beeldkwaliteitsplan uit Bijlage 3;
  • f. het gebruik van gronden en/of bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' anders dan voor parkeren en parkeervoorzieningen;

5.4.2 Parkeernorm
  • a. bij nieuwbouw, uitbreiding en/of functieverandering van een gebouw dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, waarbij uitgegaan wordt van:
    • 1. minimaal 1 parkeerplaats per 100 m2 bvo voor kennisintensieve bedrijven en instellingen;
    • 2. het geldende parkeerbeleid voor overige functies.
  • b. indien de onder a bedoelde, benodigde parkeergelegenheden slechts gedeeltelijk of niet op eigen terrein (kunnen) worden aangelegd, dan dienen deze ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' te worden gerealiseerd, duurzaam in stand te worden gehouden en te worden afgenomen, met dien verstande dat daar per gebouw maximaal 1 parkeerplaats per 100 m2 bvo gerealiseerd mag worden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn maximaal 800 parkeerplaatsen toegestaan.
5.4.3 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

Het gebruik op grond van deze bestemming is alleen toegestaan, voor zover is voorzien in de landschappelijke inpassing conform de uitgangspunten in het Raadsbesluit onderdeel C 'Groenstructuur' uit Bijlage 1 van de regels.

5.4.4 Voorwaardelijke verplichting lichtuitstraling

Het gebruik van in lid 5.1 mogelijk gemaakte functies is uitsluitend toegestaan voor zover, al dan niet na het treffen van maatregelen, de cumulatieve lichtinstraling ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'lichtgevoelige functie' ten hoogste 100 miliLux strooilicht bedraagt.

5.4.5 Voorwaardelijke verplichting geluid

Het bouwen van zelfstandige en onzelfstandige (studenten)woonruimten, waarvan de cumulatieve geluidsbelasting op de gevel hoger is dan 53 dB, is uitsluitend toegestaan indien met een akoestisch onderzoek is aangetoond dat de binnenwaarde van de geluidgevoelige ruimten niet meer bedraagt dan 28 dB. Bij de bepaling van de cumulatieve geluidbelasting wordt geen aftrek ex artikel 110g van de Wet geluidhinder toegepast.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Afwijken
  • a. met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1, en kan een kennisintensief bedrijf van een hogere dan de aldaar toegestane categorie, worden toegestaan, voor zover de bedrijfsactiviteiten gelet op de milieubelasting en ruimtelijke uitstraling naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de aldaar toegestane bedrijfsactiviteiten.
  • b. met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.1 en kan een kennisintensief bedrijf, dat niet wordt genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten worden toegestaan, voor zover de bedrijfsactiviteiten gelet op de milieubelasting en ruimtelijke uitstraling naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de aldaar toegestane milieucategorie.
  • c. bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van bedrijfsactiviteiten van kennisintensieve bedrijven, als bedoeld in lid 5.5.1 onder a en b, worden de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling betrokken:
    • 1. geluid;
    • 2. geurproductie;
    • 3. stofuitworp;
    • 4. gevaar.
  • d. bij het toepassen van de afwijking als bedoeld in lid 5.5.1 onder a en b geldt dat lid 5.4.4 onverminderd van toepassing blijft.
5.5.2 Parkeren

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder 5.4.2 onder a indien wordt voorzien in een parkeervoorziening die gelet op de parkeerbelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig is als bedoeld in 5.4.2 onder a, daarbij rekening houdend met de reeds bestaande stedelijke ontwikkeling ter plaatse en de mogelijkheid van dubbelgebruik, waarbij het bepaalde onder 5.4.2 onder c onverminderd van toepassing blijft.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. het behoud en/of de ontwikkeling van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen - ecologische verbinding 1';
  • c. ter plaatse van de functieaanduiding 'ontsluiting' wegen, straten en paden, alsmede maximaal 1 ondergrondse voorziening ten behoeve van langzaam verkeer, inclusief bijbehorende hellingbanen en/of kunstwerken;
  • d. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke waarde', de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke waarde - 2' en de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke waarde - 3' zijn gronden bestemd voor het aanbrengen en in stand houden van een groenstrook overeenkomstig het beeldkwaliteitsplan dat als bijlage bij deze regels zijn toegevoegd;
  • e. ter plaatse van de functieaanduiding 'tuin' tuinen behorende bij de aangrenzende woningen, met dien verstande dat gronden die zijn aangeduid als 'tuin' niet dienen te worden beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van Bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'langzaam verkeer' zijn uitsluitend fietspaden en groenvoorzieningen toegestaan;
  • g. bermen en beplanting;
  • h. natuur;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. half verharde en onverharde ontsluitingsvoorzieningen, uitsluitend ten behoeve van langzaam verkeer en calamiteitenverkeer, waaronder maximaal drie calamiteitenontsluitingen voor hulpdiensten;
  • k. water, waterberging, waterlopen en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • l. nutsvoorzieningen;

met daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden:

  • a. mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen ter plaatse van de functieaanduiding 'tuin' bijgebouwen worden gebouwd, waarbij geldt:
    • 1. het aantal bijgebouwen per woning bedraagt maximaal 1;
    • 2. de goot- en bouwhoogte van aan- & uitbouwen en bijgebouwen mag respectievelijk niet meer dan 3 en 5 meter bedragen;
    • 3. het maximale oppervlak aan bijgebouwen mag per perceel maximaal 25% van de zone 'tuin' bedragen.
6.2.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 10 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van kunstwerken en lichtmasten mag maximaal 6 m bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke waarde', met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'langzaam verkeer', lichtmasten en ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke waarde 2', niet zijn toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1,5 m bedragen, met dien verstande dat deze de doorgang voor kleine zoogdieren niet belemmeren;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' mag maximaal 1 ondergrondse voorziening worden gebouwd, uitsluitend ten behoeve van langzaam verkeer, inclusief bijbehorende hellingbanen en/of kunstwerken.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. opslag of het laten opslaan van bagger en grondspecie;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken als opslag-, stort- of bergplaats van aan het gebruik onttrokken machines, voer- en vaartuigen, (bouw)materialen, afval, puin, grind;
  • c. het gebruik van gronden en/of bebouwing ten behoeve van prostitutie en/of een seksinrichting en/of een escortbedrijf.
  • d. het gebruik van gronden ten behoeve van verblijven, recreëren en spelen ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke waarde - 2';
  • e. het gezamenlijk oppervlak van gebouwen, bouwwerken en (oppervlakte) verhardingen binnen de functieaanduiding 'tuin', mag maximaal 25% per perceel bedragen.
6.4 Voorwaardelijke verplichting lichtuitstraling

Het gebruik van in lid 6.1 mogelijk gemaakte functies is uitsluitend toegestaan voor zover, al dan niet na het treffen van maatregelen, de cumulatieve lichtinstraling ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'lichtgevoelige functie' ten hoogste 100 miliLux strooilicht bedraagt.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden;
  • b. voet- en (brom)fietspaden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'langzaam verkeer' zijn uitsluitend fietspaden en groenvoorzieningen toegestaan;


met de daarbij behorende:

  • h. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

7.2.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 10 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van kunstwerken, lichtmasten en bouwwerken ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag maximaal 6 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 m bedragen.
7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. opslag of het laten opslaan van bagger en grondspecie;
  • b. het gebruik van gronden als opslag-, stort- of bergplaats van aan het gebruik onttrokken machines, voer- en vaartuigen;
  • c. het gebruik van gronden en/of bebouwing ten behoeve van prostitutie en/of een seksinrichting en/of een escortbedrijf;
  • d. het gebruik van gronden ten behoeve van zelfstandige horeca en/of zelfstandige detailhandel.
7.4 Voorwaardelijke verplichting lichtuitstraling

Het gebruik van in lid 7.1 mogelijk gemaakte functies is uitsluitend toegestaan voor zover, al dan niet na het treffen van maatregelen, de cumulatieve lichtinstraling ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'lichtgevoelige functie' ten hoogste 100 miliLux strooilicht bedraagt.

Artikel 8 Wonen - 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden woningen, al dan niet in combinatie met een aan huis gebonden bedrijf of beroep, waarbij op maximaal 30% van het bruto vloeroppervlak van hoofdgebouwen aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan zijn tot een maximum per woning van:
    • 1. 45 m2 bij bouwpercelen tot 750 m2;
    • 2. 60 m2 bij bouwpercelen van 750 m2 tot 1.500 m2;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen en erven.

8.1.1 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
a Specifieke vorm van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteit

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Wonen-kas' is tevens een aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteit toegestaan in de vorm van een cateringbedrijf inclusief kleinschalige bijeenkomsten en kookworkshops, met dien verstande dat:

  • 1. het aantal personen dat deelneemt niet meer dan 20 bedraagt;
  • 2. de activiteiten tussen 8.30 en 22.00 uur plaatsvinden;
  • 3. het aantal bijeenkomsten en/of workshops niet meer bedraagt dan drie per week;
  • 4. het ten gehore brengen van versterkte muziek niet is toegestaan.
     
b Aantal woningen en bouwwijze

Per aanduiding 'bouwvlak' is maximaal één vrijstaande woning toegestaan.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals woningen met bijgebouwen en bijhorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een hoofdgebouw is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de goothoogte bedraagt niet meer dan 6 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' de goothoogte niet meer mag bedragen dan met deze aanduiding is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan met deze aanduiding is aangegeven;
  • d. de dakhelling bedraagt maximaal 50º.
8.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', alsmede ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag de bebouwde oppervlakte niet meer bedragen dan:
    • 1. 75 m2, mits het bebouwingspercentage van het gehele bouwperceel, inclusief de oppervlakte van de woning, maximaal 40% bedraagt;
    • 2. indien de bestaande oppervlakte groter is dan de bovengenoemde oppervlakte, geldt de bestaande oppervlakte als maximum;
  • c. de goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag respectievelijk niet meer dan 3 en 5 m bedragen.
8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel ten hoogste 1 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en/of opstallen voor:

  • a. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • b. prostitutiedoeleinden, seksinrichtingen en escortbedrijven.
8.3.2 Parkeernorm

Bij nieuwbouw, uitbreiding en/of functieverandering van een gebouw dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen zoals opgenomen in het beleidsdocument 'Nota parkeernormen Wageningen 2015' dat is vastgesteld op 10 november 2015, of diens wettelijke opvolger. Hierbij wordt de norm berekend over het nieuw te bouwen of te wijzigen gedeelte.

Artikel 9 Leiding - Gas

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, aanvullend op de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse hogedruk gastransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

9.2 Voorrangsbepaling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

9.3 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geldt dat op of in de in lid 9.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding(en) mogen worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.

9.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

9.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding;
  • b. het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object wordt toegelaten.
9.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.6.1 Verbod

Het is verboden op of in de in lid 9.1 gronden met de bestemming Leiding - Gas zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

9.6.2 Uitzonderingen

Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. die het normale beheer en onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken;
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

9.6.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien:

  • a. de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden.

9.6.4 Advies leidingbeheerder

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in 9.6.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 10 Waarde - Archeologie 4

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere (hoofd)bestemmingen mogen binnen deze bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

10.2.2 Bouwen ten behoeve van de hoofdbestemming

Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen, zijn op de in artikel 10.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
  • b. een bouwwerk of grondbewerkingen t.b.v. bouwwerken met een oppervlakte tot ten hoogste 250 m2;
  • c. mits het bouwwerk zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden van het bevoegd gezag op de in artikel 10.1 bedoelde gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
10.4.2 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van artikel 10.4.1 sub a geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek met bijbehorend rapport of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:

  • a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. het doen van opgravingen;
  • c. begeleiding van de werkzaamheden door een archeologisch deskundige.

De resultaten van deze maatregelen of van het onderzoek dienen uiterlijk binnen twee jaar na afloop van het veldwerk te worden overlegd.

10.4.3 Uitzonderingen

Het verbod, als bedoeld in artikel 10.4.1, is niet van toepassing indien:

  • a. de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogste 250 m2;
  • b. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning danwel bouwvergunning, aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
  • d. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
10.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  • a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Anti - dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

12.1 Stikstofemissie
  • a. binnen het plangebied mogen gronden en bouwwerken alleen zodanig worden gebruikt, dat er geen sprake is van een toename van stikstofemissie ten opzichte van de referentiesituatie;
  • b. het bepaalde onder sub a. is niet van toepassing op wegverkeer gerelateerd aan het gebruik van de gronden en bouwwerken in het plangebied.
12.2 Voorwaardelijke verplichting - voldoende milieugebruiksruimte

De ingebruikname van de gronden binnen het plangebied is uitsluitend toegestaan indien:

  • a. de gebruiker, c.q. vergunninghouder van de inrichting op de locatie Langesteeg 21 te Bennekom een melding heeft ingediend die ziet op het veranderen, dan wel beëindigen, van de werking van deze inrichting door vermindering van het aantal te houden dieren, dat overeenkomt met 170 kg NH3/jaar, ten opzichte van de vergunde dieraantallen en huisvestingssystemen zoals die volgen uit de melding op grond van het Besluit landbouw milieubeheer d.d. 17 januari 2007 (opgenomen als Bijlage 4 bij de planregels) en de milieuvergunning van 27 februari 1996 (opgenomen als Bijlage 5 bij de planregels);
  • b. de melding als bedoeld onder a door het bevoegd gezag is gepubliceerd;
  • c. uit de melding als bedoeld onder a en de publicatie als bedoeld onder b blijkt dat de gedeeltelijke bedrijfsbeëindiging strekt ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied;
  • d. de onder a. overeengekomen vermindering van het gehouden vee in het bedrijf Langesteeg 21 te Bennekom feitelijk is beëindigd en duurzaam beëindigd blijft.

12.3 Uitzondering voorwaardelijke verplichting - voldoende milieugebruiksruimte

Het bepaalde in lid 12.2 is niet van toepassing op gronden gelegen binnen de bestemming 'Groen', voor zover het gronden betreft zonder de aanduiding 'ontsluiting'.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning ontheffing verlenen van:

  • a. de bestemmingsregels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien de feitelijke situatie op het terrein en/of de technische uitvoerbaarheid daartoe aanleiding geeft, dit tot een maximum van 1 meter en voor zover de grens van een bestemmingsvlak niet wordt overschreden;
  • b. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten en ooievaarsnesten wordt vergroot tot maximaal 40 m en verkeersregelinstallaties tot maximaal 12 m.

 

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de belangen van eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
15.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
15.1.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde in 15.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 15.1.1 met maximaal 10%.

15.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 15.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik
15.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

15.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 15.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

15.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 15.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

15.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in 15.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'De Born Oost'.