direct naar inhoud van Artikel 23 Algemene wijzigingsregels
Plan: Klarenbeek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.3100-VS00

Artikel 23 Algemene wijzigingsregels

23.1 Voorwaarden wijziging

Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit artikel, mag alleen plaatsvinden voor zover de in het gebied voorkomende karakteristieke bebouwing en het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig worden aangetast.

23.2 Wijzigingen
  • a. Burgemeester en wethouders zijn ingevolge art. 3.6 lid 1 onder a Wro bevoegd het plan te wijzigen:
    • 1. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven, niet meer dan 15 m bedraagt;
    • 2. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het afwijken noodzakelijk is ten aanzien van de voorgeschreven bouwhoogte van gebouwen, bouwhoogte van andere bouwwerken grondoppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot bouwperceelgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages.

  • b. Burgemeester en wethouders zijn ingevolge art. 3.6 lid 1 onder a Wro bevoegd het plan geheel of gedeeltelijk te wijzigen wat betreft de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' ten behoeve van de functie wonen, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het totale aantal woningen ter plaatse mag niet meer bedragen dan 1;
    • 2. de afstand van de woning bedraagt minimaal 10 m tot de bestaande woonbebouwing;
    • 3. het hoofdgebouw wordt gebouwd in het verlengde van de aangegeven voorgevelbouwgrens van de zijdelings gelegen bouwpercelen;
    • 4. de maximale goothoogte niet meer dan 3,5 m bedraagt;
    • 5. de maximale bouwhoogte niet meer dan 9 m bedraagt;
    • 6. de diepte van het hoofdgebouw bedraagt niet meer dan 15 m;
    • 7. het bepaalde in artikel 21 lid 21.1 is van toepassing;
    • 8. wordt voldaan aan de maximaal aanvaardbare geluidsbelasting;
    • 9. wordt voldaan aan de relevante wet- en regelgeving in elk geval op het gebied van bodem, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, archeologie, alsmede flora en fauna.