direct naar inhoud van 5.3 Passende Beoordeling (Toetsing Natuurbeschermingswet)
Plan: Dijkverlegging Voorsterklei
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.20140-VS00

5.3 Passende Beoordeling (Toetsing Natuurbeschermingswet)

5.3.1 Algemeen

Onderdeel van het projectontwerp voor de dijkverlegging bij Voorsterklei is het opstellen van de Passende Beoordeling Natuurbeschermingswet voor het in te richten gebied. Een Passende Beoordeling dient uitgevoerd te worden omdat significant negatieve effecten niet op voorhand uitgesloten kunnen worden, omdat de werkzaamheden gedeeltelijk in Natura 2000-gebied Uiterwaarden IJssel plaatsvinden.

Bij de Passende Beoordeling wordt gedetailleerd in kaart gebracht welke effecten als gevolg van het project kunnen optreden op de natuurwaarden in het gebied en welke verzachtende (mitigerende) maatregelen de initiatiefnemer van plan is te nemen. Bestaande situaties maken geen onderdeel uit van het project. Hierbij wordt rekening gehouden met de instandhoudingsdoelstellingen en cumulatieve effecten, indien er sprake is van een (negatief) effect. De significantie van de gevolgen moet met name worden beoordeeld in het licht van de specifieke milieukenmerken en omstandigheden van het gebied. Omkeerbare en tijdelijke effecten kunnen ook significant zijn.

Indien uit de Passende Beoordeling, de zekerheid verkregen is dat de activiteit de natuurlijke kenmerken van een gebied niet aantast (er zijn dus toch geen significante effecten) kan het Bevoegd Gezag vergunning verlenen. Als er wel significante effecten op zullen treden, mag alleen een vergunning worden verleend als alternatieve oplossingen voor het project ontbreken én wanneer sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang. Bovendien moet voorafgaande aan het toestaan van een afwijking zeker zijn dat alle schade gecompenseerd wordt (de zogenaamde ADC-toets: Alternatieven, Dwingende redenen van groot openbaar belang en Compenserende maatregelen). Redenen van economische aard kunnen ook gelden als dwingende reden van groot openbaar belang. Als prioritaire soorten of habitats deel uitmaken van de instandhoudingsdoelen mogen redenen van economische aard alleen gebruikt worden na toetsing door de Europese Commissie.

In de Passende beoordeling, die als bijlage bij dit bestemmingsplan is opgenomen, wordt ingegaan op de huidige situatie van de gebieden waarbij nadrukkelijk aandacht wordt gegeven aan Natura 2000 waarden tevens komen het wettelijk kader en de instandhoudingsdoelstellingen aan bod. In deze paragraaf wordt volstaan met een overzicht van de relevante maatregelen in Voorsterklei en een beoordeling van de effecten op de instandhoudingsdoelstellingen. Omdat de maatregelen grotendeels buiten Natura 2000-gebied zijn gepland wordt per maatregel aangegeven of er invloed kan zijn op Natura 2000-gebied. Hierbij is rekening gehouden met externe werking.

5.3.2 Maatregelen

In onderstaande tabellen zijn de maatregelen in Voorsterklei verder uitgewerkt en is aangegeven of er mogelijk invloed is op het Natura 2000-gebied. De onderdelen die géén invloed hebben op het Natura 2000-gebied worden verder niet meegenomen in de toetsing. Bestaande situaties die niet veranderen door het plan worden niet meegenomen in de passende beoordeling. Veel onderdelen van het plan worden uitgevoerd buiten de begrenzing van het Natura 2000-gebied Uiterwaarden IJssel en hebben geen uitstralend effect in het Natura 2000-gebied, bijvoorbeeld de sloop van gebouwen of wegen. Deze onderdelen hebben dus geen invloed op het Natura 2000-gebied. De uitvoering van de maatregelen kan wel effecten met zich meebrengen, daarom zijn in de tabel ook uitvoeringsonderdelen opgenomen, zoals het vervoer van materiaal en de aanleg van losplaatsen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20140-VS00_0035.jpg"

Figuur: Overzicht van de maatregelen in het plangebied de Voorsterklei (de nummers in de kolom 'element/scope' verwijzen naar de nummering zoals opgenomen in de Objectenkaart Voorsterklei en Objectenboom Cortenoever en Voorsterklei die als bijlagen bij dit bestemmingsplan zijn opgenomen)

5.3.3 Stikstofdepositie in Cortenoever en Voorsterklei

Algemeen
Binnen het plan vinden activiteiten plaats die invloed kunnen hebben op de stikstofdepositie in en rondom het plangebied. Het betreft de aanleg van nieuwe tracés voor gebiedsontsluitingswegen en het verdwijnen en verplaatsen van agrarische bedrijven met levende have. Omdat een te veel aan stikstof schadelijk is voor de biodiversiteit in natuurgebieden, is getoetst of de hiervoor genoemde activiteiten leiden tot een toename van stikstofdepositie.

Aanleg nieuwe tracés gebiedsontsluitingswegen
In Cortenoever en Voorsterklei worden enkele bestaande gebiedsontsluitingswegen verlegd of opgeheven. Hiervoor komen nieuwe wegen in de plaats. In Cortenoever wordt de zuidelijke gebiedsontsluitingsweg naar de RWZI verplaatst naar een bestaand pad op de instroomopening. Deze verplaatsing geeft mogelijke veranderingen van stikstofdepositie in het Natura 2000-gebied. De frequentie van voertuigen gaat omlaag doordat in Cortenoever 10 woningen, een schuur bij een agrarisch bedrijf, 5 agrarische bedrijven met 6 bedrijfswoningen en een weg- en waterbouwbedrijf met een woning verdwijnen. Hierdoor vindt een forse daling van de stikstofdepositie plaats, ondanks het feit dat de gebiedsontsluitingsweg dichterbij het Natura 2000-gebied komt te liggen.

Verdwijnen en verplaatsen van agrarische bedrijven
De volgende verandering van agrarische bedrijvigheid in het plangebied is van belang voor de verandering van stikstofdepositie door de stalemissies:

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20140-VS00_0036.png"

Tabel: Overzicht van agrarische bedrijven in de eindsituatie in de deelgebieden Cortenoever en Voorsterklei

Van bovengenoemde locaties in Cortenoever en Voorsterklei is van vier locaties met agrarische bedrijvigheid de agrarische bestemming komen te vervallen en één locatie is in het nieuwe bestemmingsplan voorzien van een woonbestemming met hobbymatig houden van vee. Twee locaties behouden hun vigerende agrarische bestemming met het houden/fokken van levende have en de overige drie locaties zijn verplaatst bij realisatie van het plan, waarvan twee binnen het plangebied verschuiven en één naar buiten het plangebied. Ten slotte wordt één locatie qua agrarische functie in het bestemmingsplan beperkt, waarbij het houden c.q. fokken van levende have wordt uitgesloten.

Toetsing
Bij de toetsing is voor de agrarische bedrijven als referentiesituatie de huidige, actuele depositie van alle actuele bronnen in het bestemmingsplangebied gebruikt. Daarbij is de huidige situatie gebaseerd op de daadwerkelijke emissies en niet op wat op basis van vigerende vergunningen mogelijk zou zijn. De toekomstige situatie is bepaald door uit te gaan van hetgeen maximaal mogelijk wordt gemaakt in het bestemmingsplan, oftewel de maximale invulling van de agrarische bouwblokken.

Uit de vergelijking tussen de referentiesituatie en de toekomstige situatie blijkt dat de maximale planologische ruimte in de bestemmingsplannen voor zowel Cortenoever als Voorsterklei niet leidt tot een toename van stikstofdepositie. Dit betekent dat er geen significante negatieve gevolgen/aantasting van natuurlijke kenmerken zijn te verwachten.

Conclusie
Het aspect stikstof geen belemmering vormt voor de uitvoering van het bestemmingsplan. Door de gemiddelde afname aan stikstofdepositie per habitattype, draagt de nieuwe planologische situatie zelfs bij aan een verbetering van de onderzochte leefgebieden en soorten.

5.3.4 Overzicht effectbeoordeling

De maatregelen in de Voorsterklei worden grotendeels buiten het Natura 2000-gebied Uiterwaarden IJssel uitgevoerd. Op de grens van het Natura 2000-gebied wordt de dijk verlaagd en wordt een uitvliet (watergang) gegraven. Hierdoor zijn de effecten van de maatregelen in deze gebieden beperkt en te mitigeren. Door een juiste fasering en werkwijze worden effecten door externe werking voorkomen. Voor de juiste fasering en werkwijzen wordt verwezen naar het Uitvoeringsplan en de Objectenboom uit de Passende beoordeling zoals die is opgenomen als bijlage bij dit bestemmingsplan. Daarnaast kan door het verdwijnen van agrarische bedrijven uit de gebieden de stikstofdepositie in de uiterwaarden van de IJssel lager worden ten gunste van de habitattypen: Meren met fonteinkruiden en krabbenscheer, glanshaverhooilanden, stroomdalgraslanden en vochtige alluviale bossen.

Significante negatieve effecten kunnen worden uitgesloten en daarmee is een ADC-toetsing niet aan de orde. Ook treden significante effecten door cumulatie niet op.

De maatregelen in de Voorsterklei hebben geen negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20140-VS00_0037.jpg"

Figuur: Samenvatting van de effectbeoordeling in de Voorsterklei

Naast de effecten benoemd in bovenstaande tabel kan de afname van de agrarische bedrijven in de Voorsterklei een positief effect hebben op habitattypen gelegen in de uitwaarden.

5.3.5 Randvoorwaarden

Er is een aantal randvoorwaarden aan de uitvoering opgenomen. Deze zijn opgenomen in het Programma van Eisen/Objectenboom uit de Passende Beoordeling zoals opgenomen bij dit bestemmingsplan:

  • Op dit moment komt glanshaverhooiland voor op plaatsen waar de dijk verlaagd wordt (in- en uitstroomopening Voorsterklei). Effecten kunnen geminimaliseerd worden door de zoden met glanshaverhooiland te verplaatsen naar locaties op de oude bandijk of de in- en uitstroomopening waar nu geen potenties van of glanshaverhooiland liggen. Zoden met het habitattype glanshaverhooilanden worden dan tijdens de uitvoeringswerkzaamheden op depot gezet of gelijk verpoot naar de nieuwe locaties. De exacte locaties worden tijdens de uitvoering aangewezen door een ervaren ecoloog;
  • Beheer van de in- en uitstroomopening aanpassen op glanshaverhooilanden. Voor het versterken van dit habitattype worden de locaties met potenties op de oude intacte bandijk ook op deze wijze beheerd (2x per jaar maaien en afvoeren);
  • Randvoorwaarden bij de uitvoering;
    - De transplantatie wordt zoveel als nodig uitgevoerd met toezicht van een ter zake deskundige (bijvoorbeeld een ecoloog);
    - De afwerking vindt plaats in het groeiseizoen (mei-september) en geschikte weersomstandigheden (niet te droog);
    - De getransplanteerde zoden worden na terugzetting beregend met zeer voedselarm water (geen slootwater);
    - De zoden worden in het groeiseizoen niet langer dan 4 weken in een tijdelijk depot gezet, buiten het groeiseizoen maximaal 4 maanden;
    - De te transplanteren zodenlaag is maximaal 0,25 cm onder maaiveld;
    - De overige delen van de dijk waaraan is gewerkt zonder glanshaverhooiland worden ingezaaid met een gebiedseigen zaadmengsel.
  • Het ongeschikt maken van de werklocaties (losplaatsen , werkstrook onderaan in- en uitstroomopening) buitendijks van Voorsterklei voor broedvogels gebeurd door tussen begin maart en begin september de vegetatie kort te maaien. De maaibeurten vinden in het voorjaar (voor 1 mei), voorzomer (half juni) en zomer (half juli) plaats. Op deze wijze zijn de graslanden ongeschikt als broedbiotoop;
  • Het huidige gebruik op de bestaande bandijken bij Voorsterklei wordt niet veranderd in dit project.
5.3.6 Conclusie

Met de huidige kennis en uitvoering van de hierboven genoemde mitigerende maatregelen en in achtneming van de aandachtspunten is er geen sprake van een significante verstoring of verslechtering (criteria Passende Beoordeling) en is sprake van aanvaardbare verslechtering (criterium Verslechteringstoets). Hierdoor kan een vergunning in het kader van een Natuurbeschermingswet afgegeven worden.

De effecten van het plan zijn met de huidige kennis beperkt en zeker niet significant. Hierdoor hoeft er geen zogenaamde ADC-toets uitgevoerd te worden (Alternatieven, Dwingende reden van groot openbaar belang en Compensatie).