Plan: | Dijkverlegging Voorsterklei |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0285.20140-VS00 |
In de Monumentenwet is aangegeven dat bij het opstellen van een bestemmingsplan moet worden beschreven op welke wijze met, in het plangebied aanwezige, archeologische en cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Om die reden zijn een inventariserend archeologisch en cultuurhistorisch bureau- en veldonderzoek uitgevoerd.
Het onderzoek is opgenomen in de bijlage Archeologie dat separaat bij dit bestemmingsplan is gevoegd. Onderstaand zijn de conclusies van dit onderzoek opgenomen.
In 2009 heeft Vestigia in opdracht van DHV b.v. Rivieren en Kusten een archeologisch /cultuurhistorisch bureauonderzoek uitgevoerd3 . Dit onderzoek bestond uit een archeologische, historisch-geografische en een fysisch-geografische component. Het doel van dit onderzoek was vast te stellen of er in de studiegebieden sprake is van cultuurhistorische resten die door de (graaf)werkzaamheden verstoord dreigen te worden en, zo ja, wat de waarde daarvan is in termen van beleving, fysieke en inhoudelijke kwaliteit. Uit het bureauonderzoek blijkt dat zich historisch-geografische, historisch-bouwkundige en archeologische waarden in het plangebied bevinden.
In de delen van het plangebied waar de Pleistocene ondergrond (mogelijk) intact is en waar deze hogere plaatsen in het landschap vormt, geldt voor Voorsterklei een hoge verwachting op het aantreffen van archeologische waarden uit de Prehistorie en Romeinse Tijd. Deze zones liggen veelal parallel aan voormalige IJsselgeulen. Er kunnen (resten van) nederzettingsterreinen, grafvelden en/of gebruiksvoorwerpen uit de Prehistorie verwacht worden. Vondstmeldingen betreffen archeologische waarden van Mesolithicum tot vroege IJzertijd. Buiten het plangebied Voorsterklei is een terrein van hoge archeologische waarde aangewezen. Het betreft een nederzetting uit de Romeinse Tijd.
Voor de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd kunnen sporen verwacht worden van de ontginningen die plaatsvonden in het gebied. Daarnaast kunnen sporen van voormalige huisplaatsen en nijverheid aangetroffen worden. In de omgeving van de huidige bebouwing zijn sporen van eerdere bebouwing te verwachten. Net buiten het plangebied Voorsterklei bevindt zich het archeologisch monument kasteel Sinderen met een vermoedelijke datering vanaf de 13de eeuw. Jongere bebouwing betreft het huis 'Heetcole' (1758) en de Wellenberg (1785), die ooit fungeerde als militaire fortificatie. Ook zijn er in de Voorsterklei sporen van nijverheid te verwachten. Zo zijn er steenovens bekend en er is er een melding bekend van middeleeuwse werktuigen en pijlpunten. Door het hele plangebied kunnen resten worden verwacht van rivierinfrastructuur en van schepen, tot een diepte van enkele meters onder het huidige maaiveld. Onder of nabij bestaande tracés van dijken en wegen kunnen oudere dijken en wegen verwacht worden vanaf de Middeleeuwen of Nieuwe Tijd.
In Voorsterklei stonden in totaal 438 boringen ingepland, waarvan er 350 zijn uitgevoerd. Meerdere boringen zijn komen te vervallen, omdat de locaties op een aardgasleiding (3), bebouwing (12), open water (15), wegen (8) of dijken (5) vielen. Ook is een deel vervallen omdat boringen die gepland stonden op een geultracé overlapten met boringen die ingepland stonden in een 40 x 50 m grid voor grotere, te ontgronden gebieden; door samenvoeging van deze overlappende boorlocaties zijn 45 boorlocaties komen te vervallen.
De Voorsterklei kent een relatief jong rivierenlandschap, waarin diverse elementen van meanderende rivieren nog goed terug te zien zijn in het huidige landschap. Met name in de periode voor de bedijking, was het gebied een zeer dynamisch rivierlandschap met een actief meanderende rivier die zich door het landschap verplaatste, daarbij oude landschappen opruimend en nieuwe landschappen creërend. De boringen in de Voorsterklei volgen voor een aanzienlijk deel nog in het landschap aanwezige kronkelwaardruggen/oeverwallen en kronkelwaardgeulen, welke op pleistoceen zand en beddingzand van onbedijkte rivieren liggen. Mogelijk zijn de kronkelwaardgeulen initiële IJsselgeulen4. Met name de kronkelwaardruggen en oeverwallen vormen duidelijk hogere delen in het landschap en werden daarom aanvankelijk als kansrijke locaties voor het aantreffen van resten uit de Prehistorie en Romeinse Tijd gezien. Deze kronkelwaardruggen en oeverwallen zijn echter vermoedelijk door de Middeleeuwe IJssel afgezet en vormen daarmee dus geen kansrijke locaties voor de aanwezigheid van archeologie uit de Romeinse Tijd en de Prehistorie. Wel bieden de geulen nog mogelijkheden voor de aanwezigheid van schepen en rivierinfrastructuur, hoewel hier tijdens het booronderzoek geen aanwijzingen voor zijn gevonden.
Daarnaast heeft voor een aanzienlijk deel grootschalige erosie van het Pleistocene oppervlak plaatsgevonden. Dit dwarsprofiel over het noordelijk deel van de Voorsterklei laat zien dat de huidige IJssel (samen met enkele oudere initiële IJsselgeulen) diep is ingesneden in het Pleistocene oppervlak. Daarnaast komen de Holocene afzettingen dus op de Pleistocene afzettingen voor. Uit het booronderzoek is gebleken dat het Pleistocene oppervlak dat niet diep door IJssel-geulen is versneden, vermoedelijk wel aan erosie heeft blootgestaan. Dit omdat daar geen restanten van een (intacte) bodem zijn aangetroffen, terwijl deze logischerwijs wel op een intact Pleistoceen oppervlak verwacht zouden mogen worden. Er is immers ruim voldoende tijd geweest (vanaf het begin van het Holoceen totdat de IJssel sedimenten begon af te zetten) voor de ontwikkeling van een bodem. Het ontbreken van deze bodem - en daarmee een voor langere tijd stabiel oppervlak dat geschikt is geweest voor bewoning - is een belangrijke aanwijzing voor erosie van het Pleistocene oppervlak.
Figuur: Overzicht archeologische (verwachtings)waarden en boorpunten
Voor Voorsterklei gold op basis van het bureauonderzoek een hoge verwachting op het aantreffen van archeologische waarden uit de Prehistorie en Romeinse Tijd voor de hoger gelegen delen in het landschap waar de Pleistocene ondergrond mogelijk nog intact was. Uit het booronderzoek is echter gebleken dat het gebied gekenmerkt kan worden als een relatief jong rivierenlandschap. Met name in de periode voor de bedijking, was het gebied een zeer dynamisch rivierlandschap met een actief meanderende rivier die zich door het landschap verplaatste, daarbij oude landschappen opruimend en nieuwe landschappen creërend. In het plangebied liggen een aantal kronkelwaardruggen en oeverwallen, welke op Pleistoceen zand en beddingzand van onbedijkte rivieren liggen. Met name de kronkelwaardruggen en oeverwallen vormen duidelijk hogere delen in het landschap en werden daarom aanvankelijk als kansrijke locaties voor het aantreffen van resten uit de Prehistorie en Romeinse Tijd gezien. Deze kronkelwaardruggen en oeverwallen zijn echter vermoedelijk door de Middeleeuwse IJssel afgezet en vormen daarmee dus geen kansrijke locaties voor de aanwezigheid van archeologie uit de Romeinse Tijd en de Prehistorie. Wel bieden de geulen nog mogelijkheden voor de aanwezigheid van schepen en rivierinfrastructuur, hoewel hier tijdens het booronderzoek geen aanwijzingen voor zijn gevonden.
Voor de rest van het plangebied geldt dat een grootschalige erosie van het Pleistocene oppervlak heeft plaatsgevonden. De huidige IJssel (samen met enkele oudere initiële IJsselgeulen) is diep ingesneden in het Pleistocene oppervlak. Uit het booronderzoek is gebleken dat het Pleistocene oppervlak dat niet diep door IJssel-geulen is versneden, vermoedelijk wel aan erosie heeft blootgestaan. De archeologische verwachting in dit gebied is daarom laag.
Er geldt enkel een hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd ter plaatse van en rondom de huidige bebouwing in het plangebied.
Daarnaast liggen er cultuurhistorische elementen in het gebied zoals de historische kade en sluis op landgoed Beekzicht.5
Voor Voorsterklei wordt geadviseerd om de historische kade nader te onderzoeken. Voor aanvang van de ingrepen dienen een aantal proefsleuven haaks op de kade te worden geplaatst. Ook de sluis dient nader te worden onderzocht, deze zal worden aangeboden aan de monumentencomissie van de gemeente Voorst. Deze sluis zal derhalve niet in situ worden behouden, maar mogelijk wel ex situ (opgraving). De overige dijken in de Voorsterklei zijn in de jaren '60 opgeworpen en behoeven geen nader archeologisch onderzoek.
Op een aantal locaties waarvoor een middelhoge archeologische verwachting geldt worden bomen gerooid en/of aangeplant. Voor deze locaties wordt archeologische begeleiding tijdens de uitvoer geadviseerd. Tevens wordt midden door de Sinderensche klei een weg aangelegd die enkele meters door een zone met een middelhoge verwachting snijdt. Ook hier wordt archeologisch onderzoek tijdens de uitvoer geadviseerd.
De gronden ter plaatse van de overige locaties die vallen binnen de scope van dit project worden vrijgesteld te van verder archeologisch onderzoek.
In 2012 is er een aanvullend archeologisch onderzoek uitgevoerd in verband met de verplaatsing van het agrarisch bedrijf aan de Voorsterklei 13. Het aanvullend onderzoek is toegevoegd aan het archeologierapport in de bijlage bij dit bestemmingsplan. De nieuwe locatie, ten noorden van de huidige locatie heeft een middelhoge archeologische verwachtingswaarde waardoor het gebied onderzoeksplichtig is. Het onderzoek bestond uit een verkennend booronderzoek. Tijdens het veldonderzoek zijn geen archeologisch indicatoren aangetroffen. Op basis van het veldonderzoek wordt er van uitgegaan dat het onderzoeksgebied tot aan de bedijking in een gebied lag waar de rivier erg actief was. In dergelijke gebieden zijn de bewoningsomstandigheden niet gunstig. Archeologische resten worden daarom niet meer verwacht. Om die reden wordt geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen en vormt het aspect archeologie voor de verplaatsing van het agrarisch bedrijf geen belemmering.