Plan: | Buitengebied |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0285.20100-VS00 |
Voortzetting huidige bedrijfs-, horeca- en detailhandelsactiviteiten
In het plangebied komt een groot aantal niet-agrarische bedrijven voor. Onderscheiden worden bedrijven, horeca en detailhandel.
De meeste bedrijven in het plangebied behoren tot de categorieën 2 en 3 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (zie bijlage 6). In het plangebied komen enkele horecabedrijven voor vallende in de Staat van horeca-activiteiten (zie bijlage 7) en enkele detailhandelsbedrijven, waaronder tuincentra.
Voor het beleid inzake de voortzetting van de bestaande bedrijfs-, horeca- en detailhandelsactiviteiten zijn de volgende overwegingen van belang.
De niet-agrarische bedrijven die in het vigerende bestemmingsplan positief zijn bestemd en de niet-agrarische bedrijven die al gedurende langere tijd in het plangebied zijn gevestigd en die de huidige bestemming zijn ontgroeid, worden positief bestemd.
Een specifieke vorm van niet agrarische bedrijven zijn de agrarische hulpbedrijven. Deze bedrijven nemen een bijzondere positie in het buitengebied in en zijn van grote betekenis mede gezien de schaalvergroting in de agrarische sector. De in het vigerende bestemmingsplan als agrarisch hulpbedrijf aangemerkte en als zodanig bestemde bedrijven worden nu bestemd als Bedrijf. Indien en voor zover er geen sprake is van een aanzienlijke agrarische productietak. Waar dat wel aan de orde is, is gekozen voor de bestemming Agrarisch met de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf'.
Met het oog op het belang van agrarische hulpbedrijven is in het ruimtelijk beleid rekening gehouden met dit belang en aan de agrarische hulpbedrijven passende ontwikkelingsmogelijkheden geboden. Bij agrarische hulpbedrijven is via afwijking de nevenfunctie biomassavergisting toegestaan. Hiervoor geldt een maximumoppervlak van bebouwing dat in gebruik genomen mag worden van 1.000 m². Hierbij geldt eveneens de voorwaarde voor landschappelijke inpasbaarheid.
Ten slotte worden bedrijfsmatige activiteiten die in het vigerende bestemmingsplan onder de bestemming Woondoeleinden waren geregeld en waarbij de oppervlakte die hiervoor in gebruik meer bedraagt dan 100 m², in dit bestemmingsplan aangemerkt als bedrijf en als zodanig bestemd.
Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn alle bedrijven geïnventariseerd en ingeschaald in de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Bedrijven uit categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten worden voorzien van een algemene bedrijfsbestemming. Bedrijven uit categorie 3 en hoger worden voorzien van een maatbestemming. Op deze wijze worden bedrijven niet in hun bedrijfsvoering beperkt en wordt bij opheffing of bedrijfsverplaatsing voorkomen dat er een hogere milieubelasting kan optreden dan in de huidige situatie mogelijk is.
Voor bedrijven gericht op de stalling van caravans en boten is de volgende regeling van toepassing:
Hiermee zijn de bestaande/bekende locaties geregeld met een bestemming Bedrijf met nadere aanduiding (cs) of als nevenfunctie bij een agrarisch bedrijf. In de bestemming Bedrijf is opgenomen dat de aanduiding caravanstalling (cs) niet gewijzigd kan worden in een andere bedrijfsactiviteit. Hier is uitsluitend de stalling van caravans en boten toegestaan.
Ook de horecabedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald in de categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten. Horecabedrijven uit categorie 1 en 1a van de Staat van Horeca-activiteiten worden voorzien van een algemene horecabestemming. Horecabedrijven uit categorie 2 of hoger worden voorzien van een maatbestemming.
Detailhandel in het buitengebied is niet gewenst en alleen bestaande detailhandelsbedrijven worden in dit bestemmingsplan positief bestemd. Voor de detailhandel wordt een onderscheid gemaakt in tuincentra en overige detailhandel in de vorm van winkels.
Binnen de bestemming Bedrijf is ondergeschikte detailhandel wel toegestaan.
Bij een positieve bestemming van bedrijfs-, horeca- en detailhandelsactiviteiten is bezien in hoeverre uitbreiding van de bebouwing kan worden toegestaan. Op basis van vaste jurisprudentie kan niet zonder meer worden volstaan met het vastleggen van de bestaande bebouwing. Met het oog op het toekomstperspectief, dient te worden getoetst in hoeverre enige uitbreidingsmogelijkheden kunnen worden geboden. In dit bestemmingsplan wordt voorzien in een generieke regeling afgestemd op het provinciale beleid. Voor de uitbreiding van niet-agrarische bedrijven geldt in principe een maximum van 20% van het bebouwd oppervlak, met dien verstande dat het totale bebouwde oppervlak na uitbreiding conform de Ruimtelijke Verordening Gelderland niet meer dan 375 m² mag bedragen. Omdat veel bedrijven reeds over meer dan 375 m² aan bedrijfsbebouwing beschikken, is per niet-agrarisch bedrijf geïnventariseerd welke uitbreidingsruimte op basis van de vigerende regeling nog beschikbaar is. In bijlage 3 behorende bij de regels is het maximumbebouwingsoppervlak per niet-agrarisch bedrijf vastgelegd.
Het gemeentelijk beleid is erop gericht nieuwe bedrijfswoningen bij niet-agrarische bedrijven niet toe te staan. Alleen in specifieke gevallen kan besloten worden maatwerk te leveren, waartoe een afzonderlijke procedure zal moeten worden doorlopen.
Vrijkomende locaties
Het is mogelijk dat een aantal bedrijven binnen de planperiode zal worden beëindigd en dat de betreffende locatie niet geschikt is voor nieuwe bedrijfs-, horeca- of detailhandelsactiviteiten. Net als bij de beëindiging van agrarische bedrijven, wordt de vervolgfunctie Wonen via planwijziging toegestaan.
Gebruiksgerichte paardenhouderij
In de praktijk wordt onderscheid gemaakt tussen productiegerichte paardenhouderij en gebruiksgerichte paardenhouderij. In paragraaf 5.1 is opgenomen dat de productiegerichte paardenhouderij gelijk gesteld kan worden met een agrarisch bedrijf. Omdat de gebruiksgerichte paardenhouderij functioneel afwijkt van de productiegerichte paardenhouderij, valt deze vorm niet onder de agrarische bedrijfsvoering. Gebruiksgerichte paardenhouderijen zijn bedrijfsmatige paardenhouderijen waarbij het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone. Hieronder vallen pensionstallen, maneges en het africhten van paarden van derden.
Bestaande pensionstallen en africhtingsbedrijven met een oppervlakte aan bebouwing van meer dan 1.000 m² worden gerekend tot bedrijfsmatige activiteiten en voorzien van de bestemming Bedrijf. Maneges worden, conform de Handleiding Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen, voorzien van de bestemming Sport.
De vestiging op een bestaande agrarische bedrijfslocatie van nieuwe gebruiksgerichte paardenhouderijen wordt beoordeeld in het kader van een afzonderlijke procedure. Daarbij worden in ieder geval de volgende criteria betrokken: