direct naar inhoud van Bijlage 5 Onderzoek Flora en fauna
Plan: De Schaker Twello
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.171010-VS00

Bijlage 5 Onderzoek Flora en fauna

In deze bijlage is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk en provincie.

Huidige situatie

Het plangebied ligt op de overgang van de dorpskern van Twello en de open IJsselvallei. Het plangebied bestaat uit drie deelplangebieden en bestaan uit intensief beheerd grasland met aan de rand greppels met enkele bomen en struiken als: paardenkastanje, eik (opslag), gewone braam en haagbeuk.

Beoogde ontwikkelingen

Op de deelplanlocaties zal woningbouw worden gerealiseerd. Voor de planontwikkeling zullen de onderstaande werkzaamheden uitgevoerd worden:

  • kappen van bomen en struiken;
  • grondwerkzaamheden;
  • bouwwerkzaamheden;
  • aanleg nieuwe groeninrichting.

Toetsingskader

Beleid

Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS)

De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt in de PEHS.

Normstelling

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw door maatregelen te worden voorkomen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de volgende interpretatie van artikel 11:

De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.

  • 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  • 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  • 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  • 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.

  • 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Natuurbeschermingswet 1998

Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  • a. door de minister van LNV aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • b. door de minister van LNV aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  • c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van LNV). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

De deelplanlocaties vormen geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura-2000, maar zijn op ruim 1 km afstand van het Natura 2000-gebied 'Uiterwaarden IJssel' gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171010-VS00_0010.png"

Figuur B3.1 Ligging deelplangebieden (zwarte cirkels) ten opzichtte van de beschermde natuurgebieden

Uiterwaarden IJssel

De uiterwaarden IJssel omvatten het merendeel van de buitendijkse delen van het rivierengebieden van de IJssel; de hoofdstroom zelf is niet in het richtlijngebied meebegrensd. Een beperkt deel hiervan is aangemeld onder de Habitatrichtlijn. Een aantal vrijwel onvergraven en reliëfrijke uiterwaarden zoals Cortenoever, Rammelwaard, Ravenswaard en Scherenwelle, vormt hier een kleinschalig oud cultuurlandschap met daarin stroomdalgraslanden, kievitsbloemhooilanden en glanshaverhooilanden. Andere reliëfrijke delen en gebieden die aansluiten op de zandgronden zijn van belang vanwege hardhoutooibos. De IJsselmonding is van belang voor rivierfonteinkruid. De uiterwaarden IJssel is een belangrijk broedgebied voor soorten van natte, ruige graslanden (porseleinhoen, kwartelkoning) en drijvende waterplantenvegetaties (zwarte stern). En is daarnaast van enig belang voor soorten van bosrijke watergebieden met voldoende vis (aalscholver, ijsvogel). Ook is het gebied belangrijk als rust- en foerageergebied voor aalscholver, kleine zwaan, wilde zwaan, kolgans, smient, slobeend, tafeleend, nonnetje, grote zaagbek, meerkoet, kievit, grutto en reuzenstern en van belang voor fuut, kleine zilverreiger, lepelaar, grauwe gans, krakeend, wintertaling, wilde eend, pijlstaart, kuifeend, visarend, slechtvalk, scholekster en tureluur. Voor de wilde zwaan, kolgans, kievit en de grutto is het één van de belangrijkste gebieden in Nederland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171010-VS00_0011.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171010-VS00_0012.png"

De deelplanlocaties maken ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur, maar zijn beide wel op ruim 140 m afstand gelegen van de ecologische verbindingszone 'de Fliert'. De Fliert is binnen de Ecologische Hoofdstructuur opgenomen als ecologische verbindingszone (EVZ). Doelsoort van deze EVZ zijn de kamsalamander en knoflookpad. De EVZ loopt in zuidelijke richting door tot onder de A1 en sluit aan op de Nijenbeker Klei langs de IJssel. In noordelijke richting loopt de EVZ om Twello in westelijke richting en buigt vervolgens af naar de Groote Wetering en Groote Leijgraaf ten zuiden van de A1. De EVZ is hiermee geprojecteerd langs de doorgaande watergangen in halfopen bosrijk landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171010-VS00_0013.png"

Figuur B3.2 Ligging deelplangebieden (zwarte cirkels) ten opzichtte van de Ecologische Hoofdstructuur

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van een veldbezoek (RBOI, 2009), algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997, www.ravon.nl, FLORON, 2002 en www.waarnemingen.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven. Via het Natuurloket (www.natuurloket.nl) kan een indicatie worden verkregen van de beschikbaarheid van soortengegevens bij verschillende Particuliere Gegevensbeherende Organisaties (PGO's). Tevens zijn de volgende rapportages: Bureau Waardenburg bv, november 2002 (rapport nr. 02-153), Limes Divergens Adviesbureau voor Natuur en Landschap, Vindplaatsen van de Kamsalamander tussen de Veluwe en de IJssel, december 1996 en Limes Divergens Adviesbureau voor Natuur en Landschap, De knoflookpad in het IJsseldal, november 1995 meegenomen, gezien de relevante verspreidingsgegevens binnen de relevante kilometerhokken. In 2010 is door Foreest Groen Consult veldonderzoek naar vogels, kamsalamander en knoflookpad uitgevoerd. De resultaten zijn hieronder verwerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171010-VS00_0014.png"

Planten

Volgens het Natuurloket zijn vaatplanten goed onderzocht binnen de betreffende kilometerhokken waarvan de planlocatie deel uitmaakt. Uit het veldbezoek (RBOI, 2009) blijkt dat de waarde van de intensief beheerde graslanden voor planten naar verwachting beperkt is. Er worden hier geen beschermde soorten verwacht.

Vogels

Het Natuurloket geeft aan dat broedvogels goed onderzocht zijn binnen de betreffende kilometerhokken. Naar aanleiding van het veldbezoek (RBOI, 2009), gezien de voorkomende biotopen en het intensieve beheer zijn alleen in de bomen en struiken vogelsoorten als grasmus, roodborst, grote lijster, groenling en zwarte kraai te verwachten. Vaste rust- of verblijfplaatsen van vogels zijn tijdens het veldonderzoek in 2010 in het plangebied niet aangetroffen. De waargenomen huismussen en zwaluwen maken gebruik van de bebouwing aan de randen van het plangebied. Het plangebied zelf wordt gebruikt door eigenlijk alle soorten van open weiden. In het broedseizoen zijn broedende weidevogels aan te treffen.

Zoogdieren

Volgens het Natuurloket zijn zoogdieren slecht onderzocht binnen de betreffende kilometerhokken.

Er zijn drie licht en vier zwaar beschermde soorten aangetroffen binnen de betreffende kilometerhokken. Concrete inventarisatiegegevens van zoogdieren zijn niet beschikbaar. Naar aanleiding van het veldbezoek (RBOI, 2009) zijn naar verwachting alleen algemene soorten als egel, mol, konijn, haas, veldmuis, huisspitsmuis, wezel en bosmuis aanwezig op de deelplanlocaties.

Er zijn geen geschikte bomen of (gebouwen) aanwezig waar vleermuizen vaste verblijfplaatsen, primaire vliegroutes of primair foerageergebied zouden kunnen hebben, binnen het plangebied. Mogelijk maken vleermuizen wel incidenteel gebruik van de gewone braam en paardenkastanje als onderdeel van hun foerageergebied (het gaat hier niet om primair foerageergebied), alhoewel de kans klein lijkt gezien de openheid van het terrein. Vaste rust- verblijfs- of voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes of primaire foerageergebieden van vleermuizen worden hier niet verwacht.

Amfibieën

Het Natuurloket geeft aan dat amfibieën matig onderzocht zijn binnen de betreffende kilometerhokken. Er zijn twee licht en een zwaar beschermde soort aangetroffen (waarvan een Habitatrichtlijnsoort en een Rode Lijstsoort). Naar verwachting gaat het hier om de zwaar beschermde kamsalamander en/of de knoflookpad. Volgens de verspreidingsgegevens uit de Quick scan ecologie Fliertdal A1-Rijksstraatweg van Stichting Landschapsbeheer Gelderland (2009), is een waarschijnlijk zeer kleine kwetsbare populatie kamsalamanders op de locatie Hackfort Veenhuis aanwezig. Bij een inventarisatie (Stichting Landschapsbeheer Gelderland, 2006) is hier bij een vijver een kamsalamander aangetroffen. Tevens zijn tegen het deelplangebied Achter 't Holthuis de knoflookpad en de kamsalamander aangetroffen (Bureau Waardenburg bv, 2002). De knoflookpad werd in 1995 (Adviesbureau Natuurbalans en Limes Divergens) aangetroffen nabij de deelplanlocaties aan de Voordersteeg.

Naar aanleiding van het veldbezoek (RBOI, 2009) worden verder de volgende algemene amfibieën als bruine kikker en middelste groene kikker binnen beide deelplanlocaties verwacht. Mogelijk maken genoemde soorten gebruik van het plangebied als schuilgelegenheid.

Uit het veldonderzoek van 2010 blijkt dat plangebied zelf geen onderdeel uitmaakt van het leefgebied van de kamsalamander. Een geschikt voortplantingsbiotoop ontbreekt. Sloten vallen of vroegtijdig droog en zijn niet voorzien van een rijke onderwatervegetatie. De sloten worden bovendien gebruikt als 'afvalputje' voor bermengras/riet. Hierdoor zal de waterkwaliteit tijdelijk sterk dalen. Het gebied bezit vrijwel geen bossages, heggen of andere ruigten die voor de salamanders kunnen dienen als zomer- of winterverblijf. Incidenteel kan een kamsalamander als passant gebruik maken van het gebied. Van een vaste rust- of verblijfplaats van deze soort is geen sprake.

Ook voor de knoflookpad geldt dat het plangebied geen leefgebied vormt voor deze soort. Hiervoor ontbreken geschikte voortplantingswateren. Sloten vallen voortijdig droog en zijn niet voorzien van een onderwatervegetatie. Bovendien bevatten de sloten vis. Door het laten liggen van het bermenmaaisel in de sloten zal ook de waterkwaliteit tijdelijk sterk afnemen. Daarnaast zijn er onvoldoende of kwalitatief slecht gestructureerde, zandige plaatsen aanwezig waarin deze pad zich overdag kan ingraven. Incidenteel kan een knoflook als passant tijdelijk gebruik maken van het gebied. Van een vaste rust- of verblijfplaats van deze soort is geen sprake.

Overige soorten

Volgens het Natuurloket zijn overige soorten slecht of niet onderzocht binnen de betreffende kilometerhokken. Het plangebied is ongeschikt als biotoop voor beschermde reptielen en insecten (vlinders, sprinkhanen en libellen). Genoemde beschermde soortengroepen stellen hoge eisen aan hun leefgebied; de deelplanlocaties voldoen hier niet aan.

In tabel B3.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel B3.1 Beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171010-VS00_0015.png"

Toetsing

Gebiedsbescherming

De deelplanlocaties vormen geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000, maar zijn op ruim 1 km afstand van het Natura 2000-gebied 'Uiterwaarden IJssel' gelegen. Wel kan een aangewezen (habitat)soort als de kamsalamander gebruikmaken van de deelplangebieden, zie verder onder soortenbescherming.

De deelplanlocaties maken ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur, maar zijn beide wel op ruim 140 m afstand gelegen van de ecologische verbindingszone 'de Fliert'.

Gezien het intensieve beheer van het huidige plangebied en de realisatie van het toekomstige gebied met de nieuwe groeninrichting die begeleidend zal zijn van andere belangrijke groengebieden naar de EVZ 'de Fliert', is de verwachting dat er geen negatieve effecten uitgaan van het plangebied naar de ecologische verbindingszone en het Natura 2000-gebied 'de IJssel'. Met de realisatie van de nieuwe groeninrichting is juist de verwachting dat dit een positiever effect zal hebben op de uitwisseling van amfibieën (waaronder de kamsalamander en knoflookpad), zoogdieren en insecten.

Soortenbescherming

Door middel van het bestemmingsplan worden ontwikkelingen mogelijk gemaakt, waarbij sprake kan zijn van aantasting van te beschermen natuurwaarden.

  • Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1-soorten van de Ffw waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt.
  • De aantasting en verstoring van broedende vogels dient te worden voorkomen. Dit kan door in ieder geval de werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten. Voorafgaand aan de start van de werkzaamheden dient altijd gecontroleerd te worden of er geen broedende vogels in de directe omgeving van het plangebied aanwezig zijn.
  • Vaste rust- of verblijfplaatsen van vogels zijn niet aanwezig in het plangebied. Voor een klein deel van deelgebied 2 is dit nog niet onderzocht. Dit dient voor de aanvang van de werkzaamheden onderzocht te zijn. Indien vogels van categorie 1 t/m 4 aangetroffen worden, zullen maatregelen genomen moeten worden om overtreding van de Ffw te voorkomen.
  • Vaste rust- verblijfs- of voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes of primaire foerageergebieden van vleermuizen worden gezien het ontbreken van bebouwing en geschikte bomen niet verwacht in het plangebied.
  • Vaste rust- of verblijfplaatsen van kamsalamander en knoflookpad zijn niet aanwezig in het plangebied. Voor een klein deel van deelgebied 2 is dit nog niet onderzocht. Dit dient voor de aanvang van de werkzaamheden onderzocht te zijn. Indien één of beide soorten worden aangetroffen, zullen maatregelen genomen moeten worden om overtreding van de Ffw te voorkomen. Naar verwachting draagt de nieuwe groeninrichting van het plangebied bij aan een vergroting van het leefgebied van deze soorten en daarmee aan de gunstige staat van instandhouding. De Ffw zal de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg staan.