Plan: | De Schaker Twello |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0285.171010-VS00 |
Toetsingskader
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient bij de beoordeling van ruimtelijke plannen rekening te worden gehouden met de bodemkwaliteit. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Bij functiewijziging dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging, dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.
Onderzoek
Het plangebied bestaat uit drie deelgebieden (conform verbeelding), te noemen:
In Holthuis-Oost en Fliertbuurt is op nagenoeg het gehele gebied verkennend bodemonderzoek verricht4. Voor Oost 2 geldt eveneens dat voor het grootste deel een verkennend bodemonderzoek5 of historisch bodemonderzoek6 is uitgevoerd. In Bijlage 3is een figuur opgenomen waarop de onderzochte terreindelen zijn aangegeven. Enkele delen van het plangebied zijn niet opgenomen in de verkennende bodemonderzoeken. Dit betreft het zuidelijke deel van Fliertbuurt, het noordwestelijke deel van Oost 2 en een kavel aan het Schakerpad (Oost 2). Voor deze percelen geldt dat voorafgaand aan de vergunningenfase een verkennend bodemonderzoek wordt uitgevoerd. Op deze terreinen is in het verleden sprake geweest van gelijksoortige activiteiten als op de terreinen die al wel zijn onderzocht (agrarisch gebruik). Op basis van de resultaten van de verkennende bodemonderzoeken worden daarom geen ernstige verontreinigingen verwacht. Voor een verkennend bodemonderzoek dat is uitgevoerd voor 2008 geldt dat de rapportage niet direct geschikt is voor een omgevingsvergunningaanvraag. Mogelijk is in de vergunningenfase een aanvullend onderzoek of een actualisatie nodig. Voor de betreffende percelen geldt dat voor de vergunningen voor het bouwen actuele verkennende bodemonderzoeken moeten worden uitgevoerd. De rapportages bieden echter wel voldoende informatie voor de onderbouwing van het bestemmingsplan. Verder geldt dat in de vergunningenfase moet worden beoordeeld of een verkennend asbestonderzoek moet worden uitgevoerd.
Conclusie